Merx: ‘Kunst moet schuren’. Ok, maar hoe zit het met de macht?

Een mooi, maar ook wat onaf verhaal van de Utrechtse Theaterwetenschapper Sigrid Merx. Dat een eigen genre in zichzelf is: het afstandelijk, academisch aanstippen zonder echte betrokkenheid die de nek uitsteekt.

Merx vindt dat kunst moet schuren. Theatermaker Dries Verhoeven noemt ze als voorbeeld hoe kunst in de openbare ruimte zinvol kan zijn. Ze heeft het theoretische gelijk aan haar kant,  maar krijgt dat niet van de macht. Van politiek, bedrijfsleven of banken. De verdeling van macht is het probleem dat Merx laat liggen.

Haar Universiteit Utrecht kan geen vuist maken en is afhankelijk van geldstromen van politiek en bedrijfsleven. Hoe dat te doorbreken? Dries Verhoeven wordt ondanks zichzelf getolereerd. Zie hier postings over hem.

Advertentie

Petitie: Moet Michiel de Ruyter achter tralies worden gezet?

onderbel

Een petitie die wordt ingediend door David Koster namens de ‘Onderbelichte kant van Nederland’ roept op om het standbeeld van Michiel de Ruyter in Vlissingen uit protest achter tralies te zetten. Reden daarvoor is dat de zeeheld De Ruyter ‘de Nederlandse slavenhandel en slavernij bevorderd zou hebben’. De Onderbelichte kant gaat nog verder: ‘Michiel de Ruyter is medeplichtig aan misdaden tegen de menselijkheid!’ Da’s een flinke beschuldiging die om een goede onderbouwing vraagt. Maar die geeft David Koster niet. Hier staat wat op het spel, want voor we het weten wordt de Nederlandse identiteit bij het oud vuil gezet. Naar aanleiding van de film ‘Michiel de Ruyter’ ontstond begin 2015 protest en een debat tussen historici over de betrokkenheid van De Ruyter bij de slavenhandel. Alex van Stipriaan meent van wel, en Ronald Prud’homme van Reine van niet.

Zoals Bram Vermeulen in zijn lezing over Zuid-Afrika onlangs uitlegde dreigen daar de monumenten die het kolonialisme symboliseren ontmanteld te worden. Het gaat over een herziening van de geschiedenis die sommigen hoognodig vinden om minderheden een gepaste plek te geven. In Nederland uit zich dat vooral in aanpassen en hervormen. Zoals de Sinterklaas-discussie leert. Het verleden kan weliswaar anders beschreven worden, maar wat gebeurd is kan nooit meer ongedaan gemaakt worden. Het is sympathiek en begrijpelijk dat David Koster in een debat dat nog niet tot een voor iedereen aanvaardbare conclusie is gekomen over de vraag of De Ruyter meer deed dan meedraaien in een systeem waarin hij deel van uitmaakte zoekt naar een middenweg. De Ruyter mag blijven -en heeft immers grote verdiensten als admiraal die niet worden betwist- maar wordt achter tralies gezet. Daar kan ook ik als Zeeuw wel mee leven als het zover komt. Tekenen hier.

Foto: Petitie ‘Zet Michiel de Ruyter achter de tralies’.

Bram Vermeulen over Zuid-Afrika. Vol krassen en Julius Malema

Correspondent in Zuid-Afrika voor NRC, VPRO en NOS Bram Vermeulen gaf op 26 mei 2015 voor het Studium Generale van de TU Delft zijn visie op het land waar hij gestationeerd is. Want studeren is ook verder kijken en je een mening vormen. Een meeslepend betoog over Europa, buitenlanderhaat, vluchtelingenstromen, monumenten van het kolonialisme, anti-autoritair denken en krassen die Afrikaanse landen zelf oplopen.

Vermeulen legt feitelijk uit hoe de Soedanese president Omar al-Bashir die op bezoek was voor een top van de Afrikaanse Unie in Johannesburg ondanks een aanhoudingsverzoek van het Internationaal Strafhof Den Haag vandaag het land kon verlaten. Ondanks het Hooggerechtshof in Pretoria dat er nog over moest oordelen. De Zuid-Afrikaanse regering wordt gedomineerd door het ANC en lapt verplichtingen aan haar laars. Een kras. 

JM

Foto: Tweet van Julius Malema, 14 juni 2015.

Hervorming museumsector gevraagd

Hoe komen entreeprijzen van musea tot stand? Met wat moet je het vergelijken? Is een museum een volledig culturele bestemming of een samengaan van evenement en cultuur? Valt het te vergelijken met een bioscoopkaartje, de toegang van een voetbalwedstrijd, een bibliotheekpas, de entree voor de Efteling of een gratis Studium Generale lezing bij de Universiteit? Is een rendez-vous van twee uur met Van Doesburg hetzelfde als twee uur oogcontact met Kirsten Dunst?

Duidelijk is dat de museumsector niet tot eenduidigheid komt in de prijsstelling. Waar een toeslag van € 2,50 voor de Nachten van Van Gogh redelijk lijkt, komt € 6,00 toeslag voor Van Doesburg in de Leidse Lakenhal buitensporig over. Minder kwaliteit, minder naam, minder museum, maar toch een tweemaal zo hoge toeslag? Alsof een kaartje voor een voetbalwedstrijd in het stadion van VVV of RKC tweemaal zo duur is als Ajax in de Arena.

Hoewel op plaatselijk niveau voor pashouders of doelgroepen regelingen bestaan voor gratis toegang ontbreekt er in Nederland een overkoepelende regeling. Zo weten Fransen op woensdag gratis hun musea te vinden en heeft de Franse president Sarkozy de toegang tot de staatsmusea voor jeugdigen onder de 25 jaar gratis gemaakt. Ook andere groepen als werklozen en mensen die op de bijstand aangewezen zijn hebben gratis toegang. Sociaal beleid stroomt de musea binnen.

Terwijl inkomsten uit de verkoop van toegangsbiljetten doorgaans ondergeschikt zijn, lijken allerlei initiatieven om de drempel voor minvermogenden te slechten in Nederland niet te slagen. Wellicht omdat niemand de rekening wenst te betalen. Deze uitblijvende initiatieven geeft de museumsector geen sociaal en slim gezicht van een organisatie die politieke resultaten boekt.

Een projectgroep van de Museumvereniging concludeert in 2007 dat de Museumkaart een mooi product is voor de musea. De conclusie is dat zelfs zonder sponsor de financiële basis van de Stichting Museumkaart gezond is.

Bij de prijsstelling speelt dat het belang van de Museumkaart voor het Van Gogh Museum op de bedrijfsvoering relatief kleiner is dan bij een provinciaal museum als De Lakenhal, Centraal Museum of Groninger Museum. Door het hoge percentage buitenlandse bezoekers zonder Museumkaart kan het van Gogh Museum de toeslag op de Museumkaart laag houden. Neem de proef op de som en bezoek het Van Gogh Museum op een drukke zomerse dag. De rij voor de binnenlandse kassa voor Museum- en ook ICOM-kaarthouders bedraagt dan een fractie van de buitenlandse rij.

De ongelijkheid in toeslagen werkt verwarrend voor bezoekers. Waarbij het ontbreken van niet-strikt museale instellingen als de Rotterdamse Kunsthal bij het gebruik van de Museumkaart een nieuwe verwarring oplevert voor degenen die niet precies begrijpen wat een museum is. Maar da’s een ander onderwerp.

Oorzaak lijkt dat sommige steden hun gemeentelijke musea in achtereenvolgende bezuinigingsrondes flink hebben afgeknepen. Het ergste moet nog komen. Wat de linkse politiek de PVV terecht verwijt, namelijk rancuneus en kinderachtig gedrag jegens de cultuur kan de PVV terecht terugspiegelen. Middelgrote gemeenten als Amersfoort en Gouda slachtofferen hun musea. Da’s hun eigen prioriteit.

Soms zijn voormalige gemeentemusea op afstand gezet en geprivatiseerd onder de afspraak van een meerjarig contract en subsidie. Waarbij collectie en gebouw in handen van de gemeente blijven als drukmiddel. Of ze zijn nog in naam een gemeentemuseum waarvan de directeur direct rapporteert aan de wethouder van Cultuur.

Maar in beide gevallen zijn museumbudgetten afgelopen jaren verminderd of op zijn best bevroren. Dit terwijl allerlei kosten in de culturele sector bovengemiddeld zijn gestegen.

Daarbij komt dat gemeenten met hun vastgoedbezit avonturen aangegaan zijn en dat willen vermarkten. Waar vroeger kostbare en in het centrum gelegen museumgebouwen pro forma op een balans stonden worden ze nu op een semi-zakelijke markt van het gemeentelijk vastgoedbedrijf ingeboekt. Paradox is dat gemeenten graag een volwaardig en prestigieus museumgebouw willen financieren, maar zich steeds minder vast willen leggen voor de exploitatie met een open eind. Vaak een loze exercitie die ermee eindigt dat verhoogde huurpenningen worden kwijtgescholden. Maar het budget schiet wel de lucht in.

Wat rest is een idee van kapitalisering en een mentale druk op het museum om inschikkelijk te zijn om erger te voorkomen. Met een zwaard van Damocles boven de balans. Het museum is in de val gelopen door te veel te groeien in stenen en mensen en is verregaand inflexibel geworden. Het kan niet meer reageren.

Steeds meer ontbreekt sociaal-democratische wethouders met een hart die een idee van permanente educatie in hun politieke agenda hebben staan. Het ideaal van verheffing van het volk kreeg vroeger gestalte in een royale bijdrage aan het gemeentemuseum. Dat idee ontbreekt nu waar sociaal-democratische wethouders nog meer dan liberale bestuurders gestuurd worden door hun visie van het marktdenken.

Structureel heeft Nederland teveel musea en tentoonstellingen. Hoewel er naar mijn idee maar acht musea zijn die op dit moment regelmatig kwaliteit leveren in hun tentoonstellingen (De Pont, Boijmans, Van Gogh Museum, Haags Gemeentemuseum, Mauritshuis, Van Abbe, Rijksmuseum en op het nippertje, het Stedelijk Museum) staat het land overvol met musea en zuigen vele middelmatige en middelgrote musea een deel van de budgetten weg.

Sommige topmusea beconcurreren elkaar of zelfs zichzelf door een ADHD-achtige programmering. De befaamde tentoonstellingsmachine die op hol geslagen is en niet meer te temmen valt ten koste van verdieping van de inhoud, de uitvoering en het ontbreken van nazorg voor een tentoonstelling. Want aan de horizon doemt een nieuwe naam op die door de afdelingen publiciteit en marketing moet worden gelanceerd. Of de naam van de conservator of de museumdirecteur moet helpen vestigen. Maar geen enkel museum kan op straffe van weggezakte aandacht afhaken.

Nederlandse musea draaien internationaal niet meer mee zoals vroeger en hebben in het bruikleenverkeer weinig in te brengen. Modes bepalen de agenda. Enkele jaren terug was de landententoonstelling populair. Wat volgt? Een tentoonstelling uit eigen collectie met een paar bijzondere bruiklenen, ingegeven door eigen schaarse middelen? Beter lijken terughoudendheid, reflectie en een betere onderlinge afstemming tussen musea zodat de kwaliteit opgekrikt kan worden en bezoekers weer op adem kunnen komen.

Projectsubsidies moeten het budget incidenteel en structureel ophogen. Da’s een onmogelijke opgave. Want het beroep op de Mondriaan Stichting, een vermogensfonds als het VSB Fonds -met een gehavend budget door de crisis-, het Prins Bernhard Cultuurfonds, een lokaal fonds als het K.F. Hein Fonds of een bedrijfssponsor -waarbij de banken deels weggevallen zijn door de crisis- is te groot geworden. Over het maecenaat is hetzelfde te zeggen. Ook dat brengt niet de volledige oplossing.

De BankGiroloterij ondersteunt Nederlandse musea structureel, dat wil zeggen langer dan drie jaar. Zo krijgen middelgrote musea als het Utrechtse Centraal Museum, het Nijmeegse Valkhof of het Haarlemse Frans Hals Museum een jaarlijkse bijdrage van € 200.000. Musea die geen sluitende begroting hebben vissen achter het net. Wat de kloof tussen de haves en de have-nots in museumland vergroot.

Een voorzichtige conclusie is dat de museale sector via de sectorale Museumvereniging niet de indruk weet te wekken de deelbelangen van de afzonderlijke deelnemers te kunnen overbruggen. Lastig in een veld waar concurrenten moeten samenwerken. Dat verschil uit zich eerder in de sexy programmering dan in overleg over aankopen, registratie of behoud. Afzonderlijke musea gaat het financieel slecht en ze hangen aan een lijntje. De relatie met de subsidieverstrekkende gemeente is er doorgaans een van afhankelijkheid.

Musea moeten zich herpositioneren en een stapje terugdoen om toekomstig onheil af te wenden. Het zou helpen -al is het intern binnen de museale sector of in een miniconvent- als er een onderscheid kwam tussen musea met een internationale, nationale of regionale uitstraling. Waarbij mogelijkheden gekwantificeerd worden aan de hand van kwantitatieve criteria zodat musea uit zelfbescherming niet overambitieus kunnen worden. Een kwart van de musea kan opgedoekt worden, waarbij in de keuze niet de regionalisering die het CDA voorstaat, maar de kwaliteit de doorslag moet geven.

Dan kunnen zelfs afnemende budgetten beter hun weg vinden en wordt de bezoeker beter dan nu gediend met een evenwichtige en kwalitatieve landelijke agenda. En wie weet lagere toeslagen. Passende titel voor een nota hierover zou kunnen luiden De Nederlandse museumsector: Van Wildgroei naar Win-Win. Dat laatste begrip is echter te verschrikkelijk voor woorden. De oplossing is namelijk niet meer management en consultants met hun turbo-taal, maar juist minder van dat alles. Terug naar de werkvloer van de echte professionals. Da’s de oplossing. Wie maakt dat duidelijk aan de museumsector?

Foto: Missiemuseum Steyl, Limburg