Eenzijdige mening over diversiteit in de kunst van Aspha Bijnaar roept weerstand op

Schermafbeelding van deel blogpostl’art pour l’art: koloniale visie?‘ van Ted van Lieshout op zijn blog, 28 mei 2023.

Beeldend kunstenaar en schrijver Ted van Lieshout besteedt in zijn blogpostl’art pour l’art: koloniale visie?‘ van 28 mei 2023 aandacht aan uitspraken van Aspha Bijnaar. Zij is directeur van de Stichting Musea Bekennen Kleur dat een maatschappelijk platform is om ‘institutioneel racisme en alle andere vormen van discriminatie‘ binnen erfgoedinstellingen aan de kaak te stellen.

Van Lieshout maakt gehakt van Bijnaars denkbeelden. Hij reageert op een uitspraak van Bijnaar in VPRO-Gids 21 van 2023 in het artikel ‘De kunst van diversiteit‘ dat gaat over de uitzending op 30 mei 2023 op NPO2 van Sarah Vos’ documentaire ‘White Balls on Walls‘. Die trouwens met eenderde is ingekort. Aspha Bijnaar, en journalist en tentoonstellingsmaker Hans den Hartog Jager geven erin hun mening over het Stedelijk Museum en de diversiteit in de museumsector.

Den Hartog Jager stelt zich redelijk genuanceerd op. In een opinie-artikel in NRC van 15 februari 2023 reageerde hij op een artikel van Jan Christiaan Braun van zo’n twee weken daarvoor en deed ongenuanceerde uitspraken over Braun en kunstenaar Jan Dibbets die ‘hun macht niet uit handen willen geven‘. Nu laat hij een ander geluid horen.

De polemiek ging over de omgang met diversiteit en inclusie bij het Stedelijk Museum waar Sarah Vos’ documentaire voeding aan gaf. Zeker naast Bijnaars uitspraken toont Den Hartog Jager zich een wonder van nuance en begrip. Hij zegt: ‘Maar ik vind niet dat musea moeten ingrijpen en initiatieven voor een betere wereld op de agenda moeten zetten. Kunst moet juist ontregelen en vragen stellen‘. Daar denkt Bijnaar anders over. Zij ziet kunst als onderdeel van een maatschappelijk proces in het streven naar een betere wereld.

Schermafbeelding van deel artikel ‘De kunst van diversiteit‘ in de VPRO-Gids 21, 27 mei tot en met 2 juni 2023 (voor abonnees).

Bijnaar onthult haar blik op kunst als ze zegt dat kunst moet verbinden. Dat is een merkwaardig standpunt. Zij verwart kunst met cultuur. Cultuur verbindt, maar kunst niet. Maar ook cultuur ‘moet‘ niet verbinden, maar verbindt per definitie. Als Bijnaar met kunst musea bedoelt die wel een culturele rol hebben, dan moet ze dat zeggen. Maar dat zegt ze niet. Bijnaar zorgt voor onduidelijkheid in haar gebrek aan nuance en haar ondermaatse omschrijving van en opvatting over begrippen in de kunst.

Moeten‘ van wie trouwens? Verplicht Bijnaar kunstenaars om te verbinden? Wat is dan nog de zelfbeschikking van kunstenaars als Bijnaar ze inlijft in haar politieke programma? Bijnaar maakt van kunstenaars karikaturen, ofwel vehikels van maatschappelijke verandering zoals ze die graag ziet. Wat zij aanzwengelt is geen debat meer over diversiteit, maar over de functie van kunst.

In zijn blogpost gaat Van Lieshout in op dat standpunt van Bijnaar als hij zegt: ‘In het interview is iemand aan het woord die aangeeft niet in mensen te denken, maar in systemen. Ik vraag me af of zo iemand zich kan thuisvoelen in de kunsten, want kunst is bij uitstek de uitingsvorm van individuele mensen, die over het algemeen zich op creatieve wijze bloot geven, kwetsbaar zijn en proberen om kunst te maken omwille van de schoonheid of de betekenis ervan.‘ 

Het lijkt er sterk op dat Bijnaar niet begrijpt wat de functie van kunst en de rol van de kunstenaar is. Die laatsten zijn volgens haar niet zozeer vrijbuiters, maar politiek correcte ambtenaren in dienst van haar ‘vooruitgang’. Met zo’n ondergeschikte rol zullen weinig kunstenaars gelukkig zijn. Wat niet wil zeggen dat ze niet streven naar een gelijke wereld, maar als Bijnaar haar marsroute verplicht oplegt aan kunstenaars, dan lijkt dat averechts te werken.

Er is meer dan Bijnaars zwart-wit denken tussen l’art pour l’art en promotie van kolonialisme. We kunnen het Aspha Bijnaar niet kwalijk nemen dat ze niet weet waarover ze praat. Ze is sociologe en geen kunstenaar of kunsthistoricus. Maar ze manifesteert zich wel in het debat over musea en kunst.

Bijnaar zet in met grof denken om maatschappelijke veranderingen teweeg te brengen. Politiek kan dat tot op zekere hoogte werken. Bijnaar leert ons dat het debat over identiteit net als religie een makkelijk en lui instrument kan zijn. Haar beweringen zijn grenzeloos en altijd waar omdat ze nergens zijn te checken. Bijnaar kan straffeloos van alles beweren. En wat nog erger is, ermee zet ze musea onder druk die onzeker zijn en zich ongemakkelijk voelen in het debat over diversiteit. Zonder dat die musea nog zelf na kunnen denken over wat ze zelf willen.

Bijnaar verwijst in de VPRO-Gids ook naar de Code Diversiteit & Inclusie (2019) in de culturele sector. Ze zegt daarover: ‘Gelukkig hebben musea zich te houden aan de Code Diversiteit en Inclusie.’ Dat is zo, maar die Code is breder dan etniciteit of huidskleur. Bijnaar trekt de Code naar zich toe en maakt er een karikatuur van door te suggereren dat de Code alleen over etniciteit en huidskleur gaat. Dat is niet zo. De Code gaat ook over gender, beperking, seksuele oriëntatie, religie, sociaaleconomische status, opleidingsniveau en leeftijd. Bijnaar vernauwt het debat over diversiteit en brengt met haar lobbyen de uitvoering ervan in gevaar. Bijnaar is een storende factor in een evenwichtige uitvoering van de Code.

Schermafbeelding van deel paragraaf ‘Diversiteit’ in de Code Diversiteit & Inclusie in de culturele sector (2019).

Met haar politiek activisme vervuilt Bijnaar het debat over kunst. Hopelijk roept het zwart-wit denken van Bijnaar op enig moment een serieus antwoord op. Daar is het tijd voor. Haar lobbyen mag dan haar manier van emancipatie zijn en ook de niche voor haar carrière, maar maatschappelijke achterstelling moet breder opgevat worden dan wat Bijnaar ervan maakt. Haar lobbyen is legitiem, maar ook niet meer dan dat. Wat ze zegt moet niet verward worden met het streven naar diversiteit voor allen en het wegwerken van alle verschillen van achterstelling.

Wat nodig is dat het debat over diversiteit in kunst en musea op een hoger peil wordt gebracht. Ook de polemiek van Braun-Den Hartog Jager en anderen over het Stedelijk Museum is te smal en zit te eenzijdig vast op de zwart-wit tegenstelling.

De route voor de toekomst? Afscheid van zwart-wit denken richting nuancerende grijstinten. Hoe saai en kleurloos die op het eerste gezicht ook ogen en politiek verre van sexy lijken, maar dat is de weg. Het activisme van Bijnaar is input voor het debat over diversiteit, maar het is eenzijdig. Bijnaar wil kunst ondergeschikt maken aan haar politieke streven. Dan houdt kunst op kunst te zijn.

Debat over Stedelijk moet breder en niet blijven hangen in geïsoleerde aspecten

Schermafbeelding van deel opinie-artikel ‘Het is juist dapper dat het Stedelijk Museum eindelijk kunstenaars van kleur een platform wil bieden‘ van Robbert Roos in NRC, 8 maart 2023.

Robbert Roos heeft een ingezonden stuk in NRC geplaatst over de kwestie Stedelijk Museum. Hij meent dat het dapper is van het Stedelijk Museum dat het eindelijk kunstenaars van kleur een platform wil bieden.

Roos verwijt deelnemers aan de discussie, zoals Jan Christiaan Braun, Hans den Hartog Jager en Anna Tilroe dat ze met dedain over elkaar praten. Daarmee pretendeert hij boven de discussie te staan. Deze personen zullen overigens verbaasd zijn om elkaar hier samen te vinden. 

Roos’ suggestie is dat hij aan het gekissebis ontstijgt, een evenwichtiger standpunt inneemt en zich onthoudt van persoonlijke aanvallen. Maakt hij dat waar?

Hoe aardig klinkt Roos’ opmerking over Tilroe dat zij Marcel Pinas ‘achteloos’ wegzet als slechts een vriendje van Charl Landvreugd? Is dat dedain jegens Tilroe? Roos expliciteert trouwens wat Tilroe niet zegt. Dus wie maakt hier de aanval op personen zichtbaar?

Roos heeft het over de kleurenblindheid van musea. Het onderwerp van representatie waar heel Nederland over lijkt te praten. Dat wat in eeuwen in de samenleving scheefgegroeid is wordt nu gecorrigeerd. De vraag is niet of de noodzaak daartoe bestaat, maar hoe dat moet gebeuren. Dat is een geleidelijk proces, dan nog maar kortelings begonnen is. Dat heeft tijd nodig, maar de richting ervan is duidelijk: betere representatie.

Tegen een andere representatie keren Tilroe en Christiaan Braun zich niet. Integendeel, Hans den Hartog Jager geeft dat over de laatste in zijn stuk toe. Dus wie denkt Roos aan te spreken?

Roos bestrijdt een stropop. Dus een manier van redeneren die een karikatuur maakt van de standpunten van degenen wiens argumenten hij zegt te weerleggen. Wat Roos doet is vrij worstelen in de ruimte. Of schaduwboksen. In dit geval met Christiaan Braun en Tilroe. Roos lijkt zich tot hen te richten, maar antwoordt nauwelijks op hun argumenten.

Roos geeft een uitweiding over de Wakaman Groep alsof hij voor een groep schoolkinderen staat. Roos mist de kern van de lopende discussie en stelt die verkeerd voor. 

Kern is niet uitsluitend de kleurenblindheid, de ondermaatse representatie in musea en de reparatie daarvan, maar de grip van de directie van het Stedelijk op het eigen beleid en de politieke sturing van het Amsterdamse gemeentebestuur daarop. Die inmenging van de gemeente Amsterdam betreft het inhoudelijke beleid van het museum door voorwaarden over inclusie en diversiteit aan de subsidie te stellen. Wolfs is door Amsterdam een groot deel van zijn lef ontnomen.

De consensus is dat dat ongewenst is en een museumdirectie vrijheid van handelen moet hebben. Want de inmenging van de gemeente Amsterdam geeft Wolfs en zijn team te weinig vrijheid en dwingt ze tot handelen waarvan het de vraag is of het in lijn met het DNA van het Stedelijk is. Hier zou een uitweiding passen over Willem Sandberg, Edy de Wilde en Wim Beeren die handelden vanuit hun autonomie. Roos negeert dat aspect van politieke beïnvloeding van het Stedelijk.

Roos krijgt het in zijn opinie trouwens voor elkaar om dat kluster van representatie, inclusie en diversiteit te smal voor te stellen. Hij versimpelt dat tot de zwart-wit as alsof dat verschil alleen ter discussie staat. Daar is Roos niet uniek in. Het signaleren van een te smalle opvatting van inclusie is de bijvangst van de discussie over het Stedelijk.

Die smalle opvatting is een misvatting en een versimpeling. Het is de blinde vlek van musea, omdat er naast kleur verschillen bestaan over gender, beperking, seksuele oriëntatie, religie, sociaaleconomische status, opleidingsniveau en leeftijd. Die verschillen staan op dit moment nauwelijks ter discussie als het om betere representatie in musea gaat. Het debat over een betere representatie in musea is gepolitiseerd en afhankelijk van actuele trends. Dat is in meerdere opzichten ongewenst zwart-wit denken.

De Code Diversiteit & Inclusie in de culturele sector hamert erop dat verschillen gerepareerd moeten worden. Een te smalle kijk op kleur alleen gaat ten koste van andere achterstandsgroepen die ondervertegenwoordigd zijn. En blijven. Dat moet integraal gecorrigeerd worden. Dat kan niet eenzijdig vanuit een specifiek criterium.

Het is zeker zo zoals Roos zegt dat het moedig was van Rein Wolfs om een camera toe te laten. Of dat slim was zal de toekomst leren. Niet altijd werkt openbaarheid positief. Denk aan Oeke Hoogendijk en haar verhelderende documentaires over het Rijksmuseum. Maar ongevaarlijk is openbaarheid evenmin, zoals De Keuken van Kok van Niek Koppen bewijst die de PvdA niet hielp. Daarna gaan de luiken vaak krampachtig dicht.

De Nederlandse museumsector moet op allerlei manieren breder gaan denken. Dat betreft de reparatie van alle verschillen die in de Code Diversiteit & Inclusie in de culturele sector worden genoemd. Dat betreft ook de autonomie van musea die afhankelijk zijn geworden van politiek, commercie of eigen bedrijfsvoering. Ook dat moet gerepareerd worden. In de kwestie Stedelijk Museum komen deze twee aspecten samen. Om tot een oplossing te komen moeten ze niet geïsoleerd, maar in samenhang bekeken worden.

Het is goed dat er aan de hand van de kwestie Stedelijk Museum zoveel deelnemers aan het debat zijn met hun eigen invalshoek. Hoewel het wel de usual suspects zijn. Ook dat kan breder. Het woelt wat los aan achterstanden, kansen, ideeën en openstaande rekeningen. Meningen spreken elkaar tegen, overlappen elkaar of zitten volledig op dezelfde lijn. Het is goed dat ze naast elkaar bestaan. Nu de reparatie van het Stedelijk Museum nog.

Met persoonlijk aanval op Jan Dibbets en Jan Christiaan Braun leidt Hans den Hartog Jager af van kritiek op Stedelijk Museum

Schermafbeelding van deel opinie-artikelHet Stedelijk Museum worstelt met zijn emancipatiestrijd, en iedereen vindt er wat van‘ van Hans den Hartog Jager in NRC, 15 februari 2023.

In een moeilijk leesbaar opinie-artikel in NRC van 15 februari 2023 dat af en toe tegen zichzelf inpraat, reageert kunstjournalist, auteur en tentoonstellingsmaker Hans den Hartog Jager op de kwestie Stedelijk – Jan Christiaan Braun. In het commentaarStedelijk bakt ze bruin volgens Braun‘ van 31 januari 2023 reageerde ik ook op deze kwestie en op Christiaan Brauns opinie-artikel in NRC dat op zijn beurt weer werd gevoed door de documentaireWhite Balls on Walls‘ van Sarah Vos.

Het valt niet mee om de taal van Den Hartog Jager te begrijpen. Neem de volgende zin: ‘En Dibbets en zijn generatie hebben, hoe je het ook wendt of keert, veel betekend voor de bevrijding van de beeldende kunst – weg met die hardnekkige gehechtheid aan het (verhandelbaar) object, leve de kunst waarin alles kan worden gemaakt, ondergraven, zijn.’ Wat staat hier?

Maar ook de redeneertrant is verwarrend. Den Hartog Jager verwijt kunstenaar Jan Dibbets en Jan Christiaan Braun dat ze in de kunst- en museumsector de (oude) macht vormen en daar geen afstand van doen. Maar welke machtspositie ze innemen maakt hij niet duidelijk.

Dat Den Hartog Jager alleen Dibbets en Christiaan Braun kiest om zijn pijlen op te richten oogt selectief. Deze framing biedt hem de mogelijkheid om een karikatuur van beide heren te maken en te doen alsof de kritiek op het Stedelijk alleen komt van ‘witte mannelijke machthebbers’ op leeftijd die hun tijd niet meer goed verstaan.

Als Den Hartog Jager had gestreefd naar eerlijkheid, dan had hij beschreven dat de kritiek op het Stedelijk breder is. Dan was hij weliswaar zijn framing kwijt geweest om het te reduceren tot kritiek van Dibbets en Christiaan Braun, maar had hij aan geloofwaardigheid gewonnen. Op 4 februari 2023 zei in NRC chef Opinie Peter Vermaas dat de kritiek op het Stedelijk zoals Jan Christiaan Braun die had geformuleerd breed gedeeld wordt:

Inbox van de reactie in NRC, 4 februari 2023.

Den Hartog Jager wordt beledigend als hij Dibbets en Christiaan Braun belachelijk maakt door te zeggen dat ze onder meer de ‘vele en snelle veranderingen in de maatschappij‘ niet meer kunnen volgen. Den Hartog Jager denkt zich in te dekken door te zeggen: ‘maak hen ook niet belachelijk‘. Dat is schijnheilig. Het is Den Hartog Jager die een aanval op de persoon inzet en beweert dat hij dat niet doet. Hij geeft zelfs toe dat hij door stereotypering doet wat hij Dibbets en Christiaan Braun verwijt. Door dat toe te geven verandert dat nog niks aan de persoonlijke aanval zelf.

Den Hartog Jager verliest het oog op de bal door Dibbets en Christiaan Braun op hun persoon aan te vallen. De discrepantie in zijn opinie-artikel is dat hij een pleidooi houdt om in dit debat het oog op de bal te houden, maar daar zelf van afwijkt.

Een machtspositie buiten de marge hebben Dibbets en Christiaan Braun niet en valt hooguit op te vatten vanuit een vaag begrip van Gramsciaanse culturele hegemonie. Overigens heeft Rein Wolfs als witte mannelijke machthebber die machtspositie wel.

De machtspositie van de volgens Den Hartog Jager ‘witte mannelijke machthebbers‘ lijkt vooral in zijn fantasie te bestaan. Dat slaat de bodem weg onder zijn opinie-artikel. Want hij baseert zijn hele betoog op de vermeende machtspositie van beide heren (die dus niet bestaat) en hun vermeende weigering om ‘hun macht uit handen te geven‘.

Daarbij komt dat Den Hartog Jager een voorschot neemt op de toekomst door een ontwikkeling in de kunst- en museumsector die nog niet is uitgekristalliseerd nu al groot te noemen. In zijn stuk spaart hij de grote woorden niet: ‘kantelpunt in de geschiedenis‘, ‘machtswisseling’ en ‘tijdsgeestwisseling’. Hij overschat zijn eigen tijd. De context is evenmin bescheiden: ‘Wereldkunst #35‘. Valt dorpspolitiek aan het Amsterdamse Museumplein volgens Den Hartog Jager onder Wereldkunst?

Den Hartog Jager haalt twee aspecten door elkaar. Namelijk de ‘gewone’ opvolging van generaties plus bijbehorende functies of posities die van alle tijden is en altijd gepaard gaat met machtswisseling. En een ander perspectief op de kunstgeschiedenis én de maatschappij plus minderheidsgroepen dat wordt gevoed door een politiek debat dat zich vertaalt in een meer divers personeels-, aankoop-, en tentoonstellingsbeleid van musea. 

Herinneren we ons nog het opinie-artikel uit 2006 in NRC van Knol, Jacobs en Huijts die pleitten voor een anti-elitair museum en allen in de jaren daarna bij middelgrote kunstmusea directeur werden? Dat is het mechanisme van het bevechten van de vorige generatie en het positioneren van zichzelf.

Het is onduidelijk wat Den Hartog Jager in dit stuk drijft. Is het zijn ongenoegen over de kritiek op het Stedelijk van Dibbets en Christiaan Braun? Of speelt er wat anders zoals museumpolitiek of brutaal gezegd zijn eigen greep naar de culturele macht als gezaghebbende stem?

De kern van de kritiek van Christiaan Brauns stuk is de grote vinger in de pap van de gemeente Amsterdam bij het Stedelijk. Op de kritiek over de dominante rol van de gemeente Amsterdam bij het Stedelijk en het functioneren van de directie gaat Den Hartog Jager niet in. De directie zou zich volgens Christiaan Braun laten sturen door de gemeente en in het beleid niet autonoom handelen. Kunst zou ondergeschikt worden gemaakt aan politieke doelen.

Dat staat los van de vraag in hoeverre het door de gemeente opgelegde beleid ‘woke‘ is. Aan dit aspect besteedt Den Hartog Jager in zijn stuk veel aandacht. De titel die stelt dat het om een ‘emancipatiestrijd‘ van het Stedelijk zou gaan zet in op het verkeerde abstractieniveau. Alsof de functie van directeur van een kunstmuseum een stageplek is om te emanciperen. Als dat zo is, dan is dat toch het probleem?

De kritiek op Wolfs en het management van het Stedelijk Museum is omvattender dan Den Hartog Jager het voorstelt. Namelijk dat ze niet in staat zijn om een autonome positie in te nemen. Los van de waan van de dag.

Het is merkwaardig om in NRC een opinie-artikel te lezen dat zo rammelt en zo onbehouwen van toon is. Dat is blijkbaar het voorrecht van de columnist. Hans den Hartog Jager slaat wild om zich heen en pleit voor een opzet die hij in het artikel weerspreekt.

Al met al lijkt hij met dit opinie-artikel vooral zichzelf af te rossen. Een aanval op de persoon kan beantwoord worden met een aanval op de persoon, maar brengt het debat niet verder. Hoe een auteur ook het gekrakeel ontkent door er middenin te gaan staan en het als wapen te gebruiken.

Stedelijk bakt ze bruin volgens Braun



De documentaire ‘White Balls on Walls‘ over Rein Wolfs, het Stedelijk Museum en het debat over inclusie van regisseur Sarah Vos ging twee maanden geleden in première op het IDFA.

Maar nu pas komt de film centraal te staan in de publiciteit. Mede door de frontale aanval van Jan Christiaan Braun in een opinie-artikel in NRC op 29 januari 2023. 

Braun constateert vergaande inhoudelijke invloed van de gemeente Amsterdam op het beleid en typeert Wolfs als een directeur die zich te makkelijk laat sturen. Aan de leiband van het gemeentebestuur loopt, geen ruggengraat toont en zelfs een moraalridder zou zijn.

Dat klinkt niet positief. Het is dan ook de vraag wat de documentaire en het publieke debat die het oproept betekenen voor de positie van Wolfs en onze blik op het Stedelijk Museum.

De kern van Brauns kritiek is dat het in het Stedelijk Museum niet gaat om de kunst, maar om een politiek correcte opstelling. In die lijn is in de trailer de reactie van Remy Jungerman die zegt niet als excuus-zetstuk te willen meedraaien in een tentoonstelling van het Stedelijk. De keerzijde is dat velen graag meedraaien omdat er andere normen en keuzes gelden.

Men moet weten dat Braun al zeker sinds 2005 in een vete-stand staat met het Stedelijk. Brauns kritiek is niet steeds hetzelfde. Eerder keerde hij zich tegen de macht van de Raad van Toezicht en de kunsthandel die een poot tussen de deur probeerde te steken. Zie een commentaar uit 2013 en een commentaar uit 2014 over de relatie van Braun met het Stedelijk.

Door de voorgeschiedenis is Brauns kritiek op de macht van de gemeente Amsterdam en een vermeend amechtige directie van het Stedelijk die daar te weinig tegenwicht aan geeft nog niet ongegrond. 

Braun schiet met nieuwe munitie op een Stedelijk dat onder museumbezoekers sinds het directoraat van twee buitenlandse vrouwelijke directeuren weinig krediet heeft opgebouwd. Zelfs stortte onder Ruf het museum moreel bijna het ravijn in. Rufs handelen leidde zelfs tot een heuse media-oorlog tussen NRC en Het Parool. Niet toevallig staat Brauns kritiek nu in NRC.

Braun raakt vanuit zijn ergernis over het Stedelijk de kern van de kritiek op kunstmusea die zich vanwege subsidies onderhorig opstellen aan de politiek. De schoorsteen moet roken, maar ten koste van eigen geloofwaardigheid en integriteit? Hoe dan ook lijkt Wolfs in het schootsveld van een polemiek beland. Dat gaat niet meer ongemerkt voorbij.