Om het in zichzelf gesloten wereldbeeld van Trump, Wilders en Baudet te begrijpen kan het helpen om terug te kijken naar Pierre Poujade

Pierre Poujade was een Franse populist en antisemiet die in de jaren 1950 vele mensen op de been bracht. Hij mobiliseerde de kleine man door te ageren tegen belastingen en de macht van de staat. De term ‘Poujadisme’ is eraan ontleend en valt te definiëren als ‘kleinburgerlijk’. Poujade valt te vergelijken met andere politici die zich tot spreekbuis van de kleine man maakten. Dat is een gevarieerd gezelschap dat gaat van Abraham Kuyper, Anton Mussert, Boer Koekoek, Mogens Glistrup, Grover Norquist tot Geert Wilders die claimt namens ‘het volk’ te spreken. De tragiek is dat deze conservatieve politici op enig moment radicaliseren en de geest niet meer terug in de fles krijgen. Poujade besefte dat en nam later afstand van Jean-Marie Le Pen die binnen Poujades beweging carrière had gemaakt.

De Franse schrijver Roland Barthes karakteriseert in het stuk ‘Enige opmerkingen van Poujade’ in zijn bundel Mythologieën (1957) het Poujadisme als een beweging die in zichzelf gesloten is: ‘Wat de kleinburger de meeste eerbied inboezemt is de immanentie: hij houdt van ieder verschijnsel dat in zichzelf besloten is door naar zichzelf te verwijzen, dat wil zeggen alles wat letterlijk betaald is. De taal is in zijn wendingen en tot in de zinsconstructie belast met het verbreiden van de moraal van lik-op-stuk. (..) Zo blijkt opnieuw uit de taal van Poujade wat de hele kleinburgerlijke mythologie impliceert: de weigering van het anders zijn, het ontkennen van verschillen, het geluk van het identiek zijn, de verheerlijking van de gelijkvormigheid.’ Wie het rechts-populisme van Baudet, Wilders of Trump wil begrijpen kan er baat bij hebben door naar de wortels ervan te gaan. Het beroep op kleinburgerlijkheid en het gezond verstand van deze populisten definiëren ze als een waarheid als een koe en blaten ze elkaar in de geschiedenis na. Niks nieuws onder de zon.

Splendid isolation op een eiland: Verenigd Koninkrijk krijgt gevolgen van Brexit hard voor de kiezen

Het is geen nieuws, maar het kan niet voldoende herhaald worden. Er is iets mis met het zelfbeeld van de Britten, en dan vooral de Engelsen. Het is aannemelijk om te veronderstellen dat dit gebrek aan zelfkennis tot de Brexit heeft geleid. De Engelsen kennen hun plaats niet. Neem nou een artikel van Dan Snow in The Guardian dat onder meer over de Britten zegt: ‘We leven op een kleine archipel vlak voor de noordwestkust van Europa’ of ‘Er is geen eindtoestand in onze betrekkingen met Europa’. De suggestie dat die archipel geen deel van Europa is wordt bevestigd in de kop: ‘Brexit is not an end to Britain’s liaison with Europe. It’s just a new beginning’. Dat is een vreemde kop, want Groot-Brittannië is deel van Europa. Dus hoezo ‘contact met Europa’ als Groot-Brittannië zelf een onderdeel van Europa is? Als er gesproken werd over de EU of het continent was het begrijpelijk, maar nu is het onbegrijpelijk.

Of moeten we voor een verklaring voor een Europees volk dat zegt niet-Europees te zijn ons heil zoeken in verklaringen die ons geen steek verder helpen, maar in zichzelf ronddraaiend verwijzen naar de excentriciteit en de bizarre manier van denken van de Engelsen? Ook het idee van het imperium biedt geen voldoende verklaring, want Portugezen, Spanjaarden en Nederlanders waren ook ooit een wereldmacht, maar hebben vrede met hun verdwenen machtspositie. Ze beseffen dat hun landen deel van Europa zijn. Britten zijn met 67 miljoen inwoners in inwonertal het vijfde in Europa gelegen land, na de Russische Federatie, Duitsland, Turkije en Frankrijk, dus de grootte of omvang maakt evenmin het verschil. Andere eilandstaten als IJsland, Ierland of Malta (of het Britse Schotland) voelen zich Europees en geven niet het idee niet tot Europa te (willen) behoren.

De intentie van Dan Snow is goed. Hij is een internationalist en geen isolationist die zich wil afzonderen. Maar ook hij is het slachtoffer van een zelfbeeld dat uiteindelijk Groot-Brittannië positioneert tegenover Europa. Zelfs in zijn omarming van Europa neemt hij afstand van Europa. Dat kan tot niks goeds leiden. Overigens werkt het ook de andere kant op, want die vreemde snuiters op die Britse eilanden werden soms met tegenzin door Fransen en Duitsers geaccepteerd, zodat ze rechtvaardiging konden ontlenen aan die weerzin door zich mentaal apart te zetten. Maar wie zich afsluit creëert tegelijk een gevangenis voor zichzelf.

Britten kozen met een kleine meerderheid van zo’n 52% voor een Brexit. De uittreding uit de EU. Er zijn duizenden opmerkingen over te maken. Over economie, Britse politiek, media, populisme, globalisme, immigratie, Schotland, de EU en het zelfbeeld van de Britten. Er zit een neiging onder die de Britten heeft gestuurd.

Roland Barthes maakt enige opmerkingen over Pierre Poujade in een stuk over deze Franse populist in zijn Mythologieën. Poujade is de voorloper van types als Mogens Glistrup, Nigel Farage of Geert Wilders. Jean-Marine Le Pen begon in 1956 zijn politieke carrière als poujadist. Het stuk gaat over de kleinburgerlijke werkelijkheid die de wereld bezweert en terugbrengt tot ‘een bekrompen maar volledige orde zonder uitvluchten’. Een wereld die volledig naar zichzelf verwijst. Exact wat er in de pleitbezorgers van een Brexit gevaren is. Naast hun eigenbelang om de Brexit aan te grijpen om zichzelf te profileren en de eigen economische belangen te beschermen. Dit verklaart waarom de voorstanders om in de EU te blijven niet konden inbreken in dit beeld omdat het einddoel, middel en werkwijze tegelijk was: het Verenigd Koninkrijk dat naar zichzelf verwijst.

Het ‘gezonde verstand’ van de ‘kleine man’ waarnaar Poujade bij herhaling verwees neutraliseert elke uitleg die anders zegt. De analogie tussen Frankrijk 1956 en het Verenigd Koninkrijk 2016-20 is verbluffend. De waarschuwingen voor een teruglopende Britse economie, Schotland dat het Verenigd Koninkrijk opblaast of afnemende politiek Britse invloed zagen buitenstaanders als realistische opties die de Britse positie zouden verzwakken. Ze werden niet tegengesproken door de Leave-campagne, maar kwamen gewoon niet binnen.

Barthes: ‘Het gezonde verstand is als het ware de waakhond van de kleinburgerlijke vergelijkingen: het sluit alle dialectische uitwegen af, verwoordt een wereld die homogeen is, waarin men thuis is, veilig voor de verwarringen en de uitvluchten van de ‘droom’ (dat wil zeggen een niet op rekenen gebaseerde zienswijze)’.

De Britten kunnen nu met en onder elkaar hun droom gaan najagen. Van een in zichzelf gesloten wereld met een gesloten wereldbeeld. In hun splendid isolation weten ze dat hun Europese en hun transatlantische partners (pro-Ierse president Joe Biden) geschoffeerd hebben en geen stapje extra zullen zetten om de Engelsen te helpen. Zij die anders zijn worden niet zozeer bestreden, maar door de zittende macht ontkend te bestaan. Britten kunnen nu met elkaar de verschillen ontkennen in de gelukzaligheid onder elkaar te verkeren. De Leave-campagne heeft de buitenwereld ziek verklaard met nationalisme en het opzetten van de kleine man tegen een elite die paradoxaal tegelijk de motor van de uittreding was. Dat is een publiek geheim op het eiland. Van deze versie van Britsheid die neigt naar eng populisme dat alleen nog naar zichzelf verwijst heeft de EU afstand genomen. De Engelsen zijn daar extra behulpzaam bij door zich extra apart te zetten en net te doen alsof het nog de 19de eeuw is. In hun gespeelde gekkigheid die ze zelf geweldig vinden. Als enigen.

Foto: Still uit film ‘Went the Day Well? (1942)’ met Leslie Banks.

Mannelijke blik verbreedt en versmalt zich tot multiculturele museumblik. Is de nieuwe preutsheid het nieuwe progressief?

Filmtheoreticus Laura Mulvey introduceerde in een essay uit 1975 in het Britse Screen 16/3 het begrip de mannelijke blik in de film. The male gaze. Hiermee doelde ze niet alleen op de blik van de mannelijke toeschouwer op de vrouwen die in het filmverhaal in beeld worden gebracht als ‘to-be-looked-at’, maar ook op de blik binnen de film van de man op de vrouw. Onder invloed van het feminisme en met verwijzing naar denkers als Roland Barthes, Louis Althusser en Michel Foucault vond in die jaren 1970 een grote recycling plaats van ideeën uit het Franse cultuurgoed die via tijdschriften als Screen de Angelsaksische (universitaire) wereld bereikten. Zo waaide de sfeer van de Parijse opstand van 1968 ietwat vertraagd toch nog over water richting Verenigd Koninkrijk, Canada en de VS. De rest is geschiedschrijving.

De mannelijke blik is niet onschuldig, maar dat wil nou ook weer niet zeggen dat die blik schuldig is. Hoe dan ook is de blik tijdgebonden. Wat ooit kon, kan nu in veel gevallen niet meer. Het wordt als vrouwonvriendelijk of seksistisch beschouwd. Bovenstaande foto uit 1960 van de Franse fotograaf Marc Riboud toont twee vrouwen die beschut tegen de noordenwind op een Nederlands strand van de zon genieten. De titel is: ‘A l’abri du vent du nord sur la plage, Hollande’. Zo’n foto kan 60 jaar later in 2020 nog gemaakt worden. Het verschil lijkt dat de mannelijke fotograaf uit 2020 beseft wat een fotograaf uit 1960 niet wist, namelijk dat hij met zo’n foto een grens overgaat. Maar eigenlijk nog meer, dat de ‘mojo’, de magische charme ontbreekt. Het heeft in 2020 geen meerwaarde meer voor een fotograaf om deze foto te maken. De betovering is weg.

De mannelijk blik is een gepolitiseerd onderwerp. Dat bleek niet alleen in de jaren 1970 in de filmtheorie door de opkomst van het feminisme en feministische filmtheoretici als Mulvey, Annette Kuhn of Judith Mayne, maar dat blijkt nog steeds. Sinds enige jaren is het door de opkomst van de MeToo-beweging weer geactualiseerd. Het is een complex onderwerp vol gevoeligheden en kans op ontsporingen. Zeker als er teruggekeken wordt op het verleden met de ogen van nu. Het gaat om macht. In een cultuur waar het beeld dominant is en oude beelden circuleren die de hedendaagse cultuur dragen dwingt het beeld macht af. Of niet als een beeld wordt opgevat als het tegenovergestelde, namelijk de afbeelding van iemand in een afhankelijke en mindere positie.

Afgelopen zondag was er het interview van directeur Emilie Gordenker van het Van Gogh Museum in het televisieprogramma Buitenhof waarin ze naar aanleiding van de aankoop van een naakt van Edgar Degas pleitte voor het toelaten van allerlei ‘blikken’ in het museum. Ik noemde haar opmerkingen in een commentaar ongelukkig: ‘Je krijgt meerdere blikken op zo’n kunstwerk door de reacties van meerdere mensen met meerdere achtergronden, zegt ze in andere bewoordingen. Ze meent dat we daar allemaal beter van worden. Dat betwijfel ik en volgens mij gaat ze daar de fout in. Een reactionaire, betuttelende, moralistische blik valt moeilijk als positief te zien. Want waar laat dat de voorbeeldfunctie van een museum? Zo laat het museum zich onnodig vermaatschappelijken en in de verdediging drukken. Uiteraard moeten musea rekening houden met de achtergrond van de bezoekers, maar zonder te wijken voor radicale activisten en fatsoensrakkers die hun perspectief van identiteit ofwel moraal aan het museum willen opleggen’.

NRC wijdt aan Gordenkers opmerkingen een twistgesprek over de vraag of musea zich aan moeten passen aan gevoeligheden van het publiek. Léon Hanssen vindt van wel en zegt in gesprek met museumdirecteur Andreas Blühm die de bezoeker zelf wil laten oordelen het volgende: ‘Wie het standpunt van een ander voor zedig uitmaakt, claimt dat hij vrijgevochten is. Maar ik laat me niet op de mouw spelden dat ik een zedenmeester ben! En mocht ik het woord als een geuzenterm aanvaarden, dan alleen omdat ik geloof dat dit zogenaamd ‘zedige’ of ‘preutse’ juist het nieuwe progressieve is. En trouwens: ik pleit allerminst voor het uitbannen van naakt of Degas, ik pleit voor een grotere diversiteit aan perspectieven en debat.’ Wat bedoelt Hanssen met de opmerking dat dit zogenaamd zedige of preutse het nieuwe progressieve is? Meent hij dat ironisch of serieus?

Als het zogenaamd zedige of preutse de nieuwe vooruitstrevendheid is, dan valt erover het ergste te vrezen. Het politiek correcte denken van Hanssen haalt de preutsheid van de orthodoxe religie rechts in. Hij laat zich kennen als cultureel conservatief dat hij van de weeromstuit het nieuwe progressieve noemt. De verwarring die hij creëert is ongelukkig. Opmerkelijk in het twistgesprek is dat Blühm Hanssen hier niet frontaal op aanvalt. De visie van twee witte mannen op de mannelijke en vrouwelijke museumblik geeft aan hoe het onderwerp van de mannelijke blik zich in 45 jaar heeft verbreed en nieuwe gevoeligheden en taboes oppakt.

Foto 1: Marc Riboud, ‘A l’abri du vent du nord sur la plage, Hollande’ (‘Beschut tegen de noordenwind op het strand, Holland’), 1960. Collectie: Musée d’Art moderne de Paris.

Foto 2: Schermafbeelding van deel artikelMusea moeten zich wel/niet aanpassen aan gevoeligheden van het publiek’ in NRC, 14 februari 2020. Een twistgesprek onder leiding van

Bij het zestigjarig bestaan van een sportprogramma: ‘Studio sport’ is eigenlijk een waardeloos fenomeen

Oud-sportjournalist van De Volkskrant Ben de Graaf spreekt zich uit in een stukje met de titel ‘Uitzinnig geschreeuw‘ in de VPRO Gids over het 60-jarig bestaan van Studio sport. Die titel representeert volgens De Graaf de stijl van dit sportprogramma. Het suggereert dat het raakt aan hysterie en onbeheerstheid. Hij was er tussen 1960 en 2002 bij betrokken als commentator voor voetbal, atletiek en biljarten. De Graaf stoort zich vooral aan het ‘eindeloze geouwehoer over voetbal‘ De Graaf: ‘Sport is eigenlijk een waardeloos fenomeen’.

Dat laatste zegt hij lachend. Hij beseft dat hij ermee ook zichzelf aanspreekt als oud-sportjournalist. Er zit wat Studio sport betreft een kern van waarheid in. De commentatoren en verslaggevers van Studio sport maken met hun eindeloze geouwehoer sport tot een waardeloos fenomeen. Je zou bijna zeggen, ze weten niet beter en ze kunnen niet beter. Sport wordt bij Studio sport gereduceerd tot commercie, competitie, cliché, amusement, tijdvulling en drukdoenerij. Bovenstaande video geeft aan wat het kenmerk van Studio sport is: vorm boven inhoud, oppervlakkigheid en soundbites boven analyse, mannetjesmakerij boven de sporten zelf.

Neem het wielrennen. De diepte die Roland Barthes in zijn beschouwing over de Tour in Mythologieën, Dino Buzzati over de Giro van 1949 in De ronde van Italië of Tim Krabbé in zijn autobiografie De Renner weten te bereiken heeft Studio sport in de eindeloze reportages over Tour, Giro en Vuelta bij lange na niet weten te benaderen. Terwijl die grote wielerrondes toch het heldendicht, de sociologische verklaring of de tragiek in zich dragen. Maar niet voor Studio sport. En zelfs in het pure verslaggeving over de basale feiten mist het programma de boot, zodat de echte liefhebbers uitwijken naar de verslaggeving op de Vlaamse televisie.

Sport raakt aan vele aspecten van het leven. Het is als het leven zelf. Het overstijgt verschillen en weet soms te verbinden. Maar niet altijd, soms vergroot het ook verschillen. Denk aan de WK-finale voetbal in 1974 tussen West-Duitsland en Nederland die kwam op een moment dat de verschillen tussen beide landen groot waren en aangescherpt konden werden. De emotionele kamerdebatten over de Drie van Breda waren kort daarvoor geweest, in 1972. Sport was niet de oorzaak voor de aanscherping, maar wel de aanleiding. Sportjournalistiek moet verslag doen en niet verhullen, in slaap sussen en sport isoleren van de maatschappelijke en politieke context. Dan is sportjournalistiek misleiding die sport inderdaad tot een waardeloos fenomeen maakt.

De finesses en intenties om sport breed op te vatten en diepte te geven gaan jammerlijk voorbij aan Studio sport. Mogelijk heeft Ben de Graaf zich als oud-medewerker van het programma ingehouden. Had hij willen zeggen; ‘Studio sport is eigenlijk een waardeloos fenomeen’, maar wilde hij toch geen ruzie met zijn oud-collega’s en maakte hij er toen maar van ’Sport is eigenlijk een waardeloos fenomeen’? Dat klinkt logisch.

In zijn oordeel over hedendaagse kunst schittert Thierry Baudet in drukte, verwarring, misverstanden, onbegrip en denkfouten

Politicus Thierry Baudet geeft in zijn uitingen over hedendaagse kunst aan er weinig van te begrijpen. Of hij weet zijn kunde goed te verbergen. Het is zo simpel, hedendaagse kunst na Édouard Manet reflecteert in al haar verschijningsvormen op de diversiteit en fragmentatie van de wereld. Inclusief op zichzelf.

Hedendaagse kunst is het omgekeerde van wat Baudet het onjuist toeschrijft. Hij verwart de thema’s die de hedendaagse kunst omvat met het uitgangspunt ervan. Hij geeft de uitgangspunten van hedendaagse kunst verkeerd weer.

Hedendaagse kunst kan vervreemding verbeelden zoals Bertolt Brecht dat vanaf 1920 in het theater deed. Hedendaagse kunst kan politieke standpunten verbeelden zoals 17de-eeuwse schilderkunst (De bedreigde Zwaan van Jan Asselijn) of klassieke kunst (De Lysistrata van Aristophanes) dat ook deden. Hedendaagse kunst kan de samenleving een spiegel voorhouden waardoor het eigene ter discussie wordt gesteld en minder vanzelfsprekend wordt.

Hedendaagse kunst kan de structuur van de werkelijkheid ontrafelen door te proberen achter de façade ervan te kijken. Zoals Roland Barthes dat in 1970 in zijn semantische analyse van een verhaal van Honoré de Balzac S/Z deed. Dat zijn geen uitgangspunten, maar toepassingen van hedendaagse kunst.

Baudet geeft door in zijn rijtje vervreemding (in de traditie) van Brecht naast ‘oikofobie’ (thuisgevoel) van de Britse conservatieve cultuurfilosoof Roger Scruton te zetten aan de cultureel-historische en dramaturgische achtergrond van de Brechtiaanse Verfremdung niet te begrijpen. Die is naar andere kunstvormen inclusief de hedendaagse beeldende kunst ‘overgesprongen’.

Vervreemding is niet bedoeld of wordt als dramaturgisch middel ingezet om mensen van hun omgeving te vervreemden, maar beoogt juist het omgekeerde. Namelijk het vergroten van de bewustwording door mensen aan de hand van het creatieve maakproces (het tonen van de montage) zich van hun achtergrond en (achtergestelde) positie bewust te maken. Door ze letterlijk achter de werkelijkheid te laten kijken. Wakker schudden van burgers is hetzelfde wat Baudet zegt te doen. Hij verwart het Vervreemdings-effect als artistiek middel met het gevolg ervan. In een eerder commentaar  ‘Thierry Baudet eigent zich ongenuanceerd oordeel over hedendaagse kunst toe’ wees ik hier al eens op.

Kan Baudet vanwege zijn onbegrip nog geëxcuseerd worden voor het omwisselen van de uitgangspunten en toepassingen van hedendaagse kunst, dat geldt niet als hij stelt dat een uitgangspunt ervan ‘zelfhaat’ is.

Dat is geen uitgangspunt, laat staan toepassing van hedendaagse kunst, maar een begrip uit de psychologie dat ‘een vorm van totale afwijzing is die de eigen persoon betreft’. Vertaald naar de hedendaagse kunst zou dat betekenen dat het via een toepassing zichzelf totaal afwijst.

Maar dat is in strijd met de logica omdat het van tweeën een is. Ofwel, als hedendaagse kunst zichzelf afwijst dan kan het die afwijzing niet tegelijkertijd als toepassing inzetten. Want dan wijst het zichzelf per definitie niet totaal af, maar bevestigt het zichzelf juist.

Hoe moeten we Baudets woorden duiden? Directe aanleiding ervoor is overigens dat hij onder voorzitterschap van Alexander Pechtold (D66) lid van de kunstcommissie van de Tweede Kamer is. Deze speciale commissie doet voorstellen over aankoop van nieuwe kunstwerken en de inrichting van het kamergebouw.

Baudet maakt van hedendaagse kunst een strijdpunt in de hoop zijn achterban ermee te vergroten. Daar is niks mis mee als dat zorgvuldig en met inachtneming van de feiten gebeurt.

Maar Baudet brengt het debat over hedendaagse kunst niet op een hoger peil, maar maakt er een karikatuur van. Door er een ratjetoe van te maken en alles te willen passen in zijn politieke wereldbeeld zoals dat door onder meer Roger Scruton is gevormd zet Baudet het debat over hedendaagse kunst op slot. Die kunst die reflecteert op de diversiteit en fragmentatie van de samenleving.

Het lijkt er sterk op dat Baudet om politieke redenen de diversiteit en fragmentatie afwijst en zich gevolglijk keert tegen de boodschapper die hij zo rabiaat als brenger ven het slechte nieuws afschildert.

Foto: Tweet van Thierry Baudet, 10 mei 2018.

De extra drempel van presentatie-instelling BAK

bak

Het in Utrecht aan de Lange Nieuwstraat gevestigde BAK (‘Basis voor Actuele Kunst’) heeft een plaats in de basisinfrastructuur als presentatie-instelling. In het advies ‘Culturele basisinfrastructuur 2017 – 2020’ van mei 2016 adviseert de Raad voor Cultuur de instelling een subsidie-bijdrage van 500.000 euro toe te kennen. BAK richt zich in het lopende programma  (‘onderzoeksroute’) ‘Future Vocabularies’ op drie ‘hoofddomeinen’: de vluchtelingenproblematiek, de ecologische crisis en de technologische omgeving. De Raad waardeert de kwaliteit van de instelling die het als volgt omschrijft: ‘BAK legt een sterke focus op politiek-maatschappelijk geëngageerde presentaties en verbindt hieraan consequent zijn educatieprogramma, doelgroepenbeleid en ondernemerschap. Sterke elementen in het plan, die passen bij de positie van BAK als presentatie-instelling, zijn ook de nadruk op discours, experiment, onderzoek en internationale samenwerkingsverbanden.’

De nadruk op discours en onderzoek is de reden dat kunstliefhebbers afhaken. Ze zijn de accentuering en theoretisering niet gewend. Kritiek hierbij is niet dat BAK theoretisch, experimenteel of politiek is, maar dat het in de communicatie onnodig ondoorzichtig is. En zich afsluit voor de gemiddelde kunstconsument. Het woord dat de kritiek samenvat is ‘hermetisch’, waarbij de notie ‘gesloten’ bedoeld wordt. BAK zou van zichzelf een karikatuur maken door extra drempels op te werpen. Verzuchting is dat dat hoogmoedig is en averechts werkt in een niet eensgezinde sector die van de politiek steeds minder mentale en financiële steun krijgt.

Maar wie de achtergronden van de theoretische benadering die aansluit bij het Frans structuralisme kent waar BAK zich op baseert kan beseffen dat BAK ongetwijfeld denkt dat het niet anders kan. Gaf de Franse neo-Freudiaanse psychoanalyticus Jacques Lacan op de kritiek dat zijn werk zo slecht te doorgronden was niet ooit als antwoord dat hij het bewust zo onbegrijpelijk opschreef opdat de lezers moeite moeten doen om het te begrijpen? Enkel en alleen in het proces van begrijpen zouden ze echt de stof kunnen doorgronden en tot zich nemen. Daarom de noodzaak van de extra drempel. Dat etiket van moeilijkdoenerij kleeft ook aan BAK.

Ik breek een lans voor BAK. Niet alleen voor de onderzoeksprogramma’s die leidden tot de bijeenkomsten die nergens anders te zien zijn zoals in 2014 Jonas Staal en Moussa Ag Assarid met een ambassade als onderdeel van een onderzoeksproject waar politiek, kunst, experiment en onderzoek organisch samenkomen, maar ook talloze ‘gewone’ tentoonstellingen die tot nadenken aanzetten. Zo’n vreemde eend die zich niet overlevert aan marketing en behaagzucht van het publiek hoort in de culturele basisinfrastructuur van een volwassen democratie thuis. De eigenzinnigheid van BAK houdt niet de kunstconsument, maar de kunstsector scherp.

Ook bijzonder is de tijdscapsule die BAK biedt. Het is telkens weer een plezier en het bevestigt het gevoel van nostalgie om de aankondigingen te lezen die de lezer 40 jaar terug in de tijd zetten. Neem de toelichting bij het programmaTo Seminar 10.03.–21.05.2017’ met onnavolgbare zinnen die de klok op 1975 vastprikken. Niet toevallig wordt de voorman van het structuralisme Roland Barthes in dit programma van stal gehaald en opgepoetst. Neem een zinsnede als: ‘een tentoonstelling die zich in een reeks performatieve en discursieve openbare bijeenkomsten door de tijd heen ontwikkelt’ of ‘Met kunstenaars, theoretici en andere cultuurbeoefenaars verbindt To Seminar de drie conceptuele ruimtes die elkaar kruisen wanneer seminaring plaatsvindt – instituut/overdracht/tekst – en wordt er geprobeerd deze op een evenwichtige wijze te verenigen zodat de omstandigheden van de hedendaagse tijd opnieuw gedacht en gevormd kunnen worden.’

Bij BAK is een betekenis nooit af en altijd in ontwikkeling. Wat velen als zwakte zien ziet BAK zelf als sterkte. Als die betekenis wordt ingebed in een onderzoeksprogramma naar betekenis, dan wordt het nog lastiger om vast te pinnen waar het over gaat. Om dat proces te beschrijven zijn woorden nodig die een open betekenis bieden. Bij BAK wordt bevraagd, ontwikkeld, verkend, verbonden, omlijst, toegewerkt, geactiveerd, aangereikt en overdacht. Binnen de logica van BAK kan het niet anders, want vastpinnen is het einde van het onderzoek. Onderzoek is nooit af. Betekenissen blijven glijden. Alleen, waarom daartoe in de taal geleund wordt tegen en geleend bij een stroming die in Frankrijk en iets daarna in de jaren ’70 aan Angelsaksische universiteiten haar hoogtepunt had is merkwaardig. Het is een anomaliteit van een hedendaagse postacademische, presentatie-instelling dat het met 40 jaar oud gereedschap probeert uit te leggen waar het op dit moment mee bezig is.

Foto: Schermafbeelding van deel programma-aankondigingTo Seminar 10.03.–21.05.2017’ van BAK.

Kunst tussen de actualiteit door. Of actualiteit tussen de kunst door. Met Heleen Waterbolk

Werk van Heleen Waterbolk. Zij maakt tekens, zo zegt ze zelf. Geen gewone beelden. Met een deel uit de mix van Jon Lloyd: Asleep on the night bus. Tekens en geluid roepen door bezwering bezinning op. Of zo kan het werken. Ambient. Het omringt ons. Het brengt ons in de stemming. Het opent het één en sluit het ander af.

Tussen alle analyses over de actualiteit door. Of komt de actualiteit tussen de kunst door? Het is maar hoe je het bekijkt. Of gewend bent te bekijken. Deze keer is dat van ‘de andere kant’ die voor anderen weer de normale kant is. Veel is een kwestie van perspectief. Zo komen we onbewust toch weer uit bij de actualiteit.

Brexit als kleinburgerlijke mythe. Politieke en economische onzekerheid in ruil voor de belofte van culturele zekerheid

83e1730c98e5a1ca750809cf9fd8ec21

Britten kiezen met een kleine meerderheid van zo’n 52% voor een Brexit. Er zijn duizenden opmerkingen over te maken. Over economie, Britse politiek, media, populisme, globalisme, immigratie, Schotland, de EU en het zelfbeeld van de Britten. Kiezersonderzoeken moeten uitwijzen wat de redenen precies waren voor een Brexit. In de campagne had de Conservatieve premier David Cameron geen antwoord op de gevolgen van de immigratie. Maar of het daar om ging is de vraag. Er zit nog een neiging onder die de Britten heeft gestuurd.

Roland Barthes maakt enige opmerkingen over Pierre Poujade in een stuk over deze Franse populist in zijn Mythologieën. Poujade is de voorloper van types als Mogens Glistrup, Nigel Farage of Geert Wilders. Jean-Marine Le Pen begon in 1956 zijn politieke carrière als poujadist. Het stuk gaat over de kleinburgerlijke werkelijkheid die de wereld bezweert en terugbrengt tot ‘een bekrompen maar volledige orde zonder uitvluchten’. Een wereld die volledig naar zichzelf verwijst. Exact wat er in de pleitbezorgers van een Brexit gevaren is. Dit verklaart waarom de voorstanders om in de EU te blijven niet konden inbreken in dit beeld omdat het einddoel, middel en werkwijze tegelijk was: het Verenigd Koninkrijk dat naar zichzelf verwijst.

Het ‘gezonde verstand’ van de ‘kleine man’ waarnaar Poujade bij herhaling verwees neutraliseert elke uitleg die anders zegt. De analogie tussen Frankrijk 1956 en het Verenigd Koninkrijk 2016 is verbluffend. De waarschuwingen voor een teruglopende Britse economie, Schotland dat het Verenigd Koninkrijk opblaast of afnemende politiek Britse invloed zagen buitenstaanders als realistische opties die de Britse positie zouden verzwakken. Ze werden niet tegengesproken door de Leave-campagne, maar kwamen gewoon niet binnen.

Barthes: ‘Het gezonde verstand is als het ware de waakhond van de kleinburgerlijke vergelijkingen: het sluit alle dialectische uitwegen af, verwoordt een wereld die homogeen is, waarin men thuis is, veilig voor de verwarringen en de uitvluchten van de ‘droom’ (dat wil zeggen een niet op rekenen gebaseerde zienswijze)’.

De Britten kunnen nu met en onder elkaar hun droom gaan najagen. Van een in zichzelf gesloten wereld met een gesloten wereldbeeld. Niet dat het gerealiseerd zal worden, daartoe is het Remain-kamp ook te groot, maar het is wel de nieuwe horizon die het land wacht. Zij die anders zijn worden niet zozeer bestreden, maar ontkend te bestaan. Britten kunnen nu met elkaar verschillen ontkennen in de gelukzaligheid onder elkaar te verkeren en gelijkvormig te zijn. De Leave-campagne heeft de buitenwereld ziek verklaard met nationalisme en het opzetten van de kleine man tegen een intellectuele en economische elite. Van deze versie van Britsheid die neigt naar eng populisme dat alleen nog naar zichzelf verwijst moet de EU snel en hard afstand nemen. 

Foto: In isolatie.

Kunstenaarsinitiatief van Studio Omstand in Arnhem: Pulse

Nutsbedrijven die behoren tot het industrieel erfgoed zijn door de ligging aan de rand van het centrum, de grote volumes en de zakelijke architectuur doorgaans geknipt voor de presentatie van beeldende kunst. Vaak tijdelijk. Zoals afgelopen zomer bleek uit de tentoonstelling Global Imaginations in De Meelfabriek in Leiden. Het terrein maakt in een nieuwe bestemming plaats voor een hotel, een verzamelgebouw en appartementen.

In Arnhem bestaat Studio Omstand, het is ‘een artist-based projectbureau dat de relatie tussen hedendaagse beeldende kunst & het publieke domein onderzoekt.’ Bij fijnproevers bekend van de Geheime Bunker. Het is het lot van theoretiserende en curaterende kunstenaars om te ‘onderzoeken’, te ‘verkennen’ en te ‘spiegelen’ dat het een lieve lust is. Ze willen ontdekken wat ‘de identiteit van de plek is’. Om in navolging van Roland Barthes de mythe van de plek in een prefab-analyse te ontmaskeren en te neutraliseren tot een vrijplaats waar de burgerij op z’n minst op afstand wordt gehouden. Voor zolang het duurt. Omstand betrekt een voormalig gebouw van de PGEM in het Nieuw Kade Kwartier. Nu met het kunst- en cultuurprogramma Pulse 1 met onder meer werk van Jaap Kroneman, Mirjam Kuitenbrouwer en Lieven Hendriks. Wordt maandelijks vervolgd.

nom

Foto: Schermafbeelding van deel van ‘Het nomadisch stadspark komt in beweging…..’ van Studio Omstand.

Kunst die niet aanscherpt is overbodig. En wordt marketing

com1

Wie googelt op ‘stichting com’ vindt bovenstaande verwijzing: ‘Componisten van Overbodige Muziek’. Bij doorklikken komt men op onderstaande pagina met het kopje ‘Componisten van Oorspronkelijke Muziek’.  Is hier sprake van een onderlinge tegenstelling of niet? Kunnen componisten van oorspronkelijke muziek ook componisten van overbodige muziek zijn, en omgekeerd? Het antwoord valt niet op voorhand te geven.

In de cultuursector is vaak onduidelijk of er sprake is van een gebrek aan overeenstemming die ontstaat door slordigheid of lui denken of aan gelaagdheid die er bewust in is gestopt. Als de God in de bijbel die als functie heeft alle onzin te legitimeren en te verbinden tot waarheid. Ambiguïteit dus, de 2-componentenlijm die zwart en wit, dun en dik, arm en rijk, overbodig en oorspronkelijk verbindt zonder dat er licht tussen zit.

Aldus ontstaat een gebrek aan scherpte. Want als zowel het een als het ander kan, hoe urgent is het dan nog? ‘Alles kan‘ is de vijand van aangescherpte kunst die puntigheid op het scherp van de snede inwisselt voor breedte. De behoefte om zoveel mogelijk te willen vangen onder een noemer die opgeblazen wordt tot een voertuig voor van alles en nog wat leidt tot culturele obesitas. Opblazen met uiteenlopende bedoelingen, intenties en gerichtheid op allerlei doelgroepen ontneemt kunst de eigenschap om verrassend veelzeggend te zijn. Zodat de kijker of toeschouwer de lege plek in het gras of de uitgestippelde, maar niet geopenbaarde weg om te bewandelen mist. Wat er te nadrukkelijk ingeweven is leidt tot een schreeuwerig patroon dat een en al structuur wordt en ophoudt kunst te zijn die aanscherpt om terloops ontdekt te worden. Overtekend. 

com2

Foto 1: Schermafbeelding van resultaat zoekterm ‘stichting com’ op Google, 6 september 2015.

Foto 2: Schermafbeelding van ‘stichting.com/COM/Start‘, 6 september 2015.