Burgers moeten afbraak publieke omroep halt toeroepen. Frans Kleins schoten in eigen voet bieden kansen voor nieuw omroepbestel

Frans Klein, 7 mei 2021 in Nieuwsuur. © NPO

In de recente uitspraken van directeur video van de NPO Frans Klein valt op dat hij het nooit echt over de inhoud heeft en hij alles beredeneert vanuit de kijkcijfers en het marktaandeel. Hij is verantwoordelijk voor de programmering van NPO 1, 2 en 3, NPO Start, ZAPP en Zappelin. 

Klein redeneert vanuit marketing. Hij bevestigt telkens het idee dat programma’s niet een hoger doel dienen, maar instrumenteel zijn voor een ander doel. Namelijk het behalen van marktaandeel of het aantrekken van specifieke doelgroepen. Zoals de middengroep van 20 tot 49 jaar.

In dit denken gaat het mis. Klein bevestigt het failliet van de omroeppolitiek dat gericht is op kijkcijfers en niet op inhoud. Dat valt hem niet persoonlijk aan te rekenen omdat hij een functionaris is die bestaand beleid uitvoert. Het beleid dat hij invult is echter krakkemikkig en slecht doordacht.

Waarom het in Nederland zo mis gaat met de omroeppolitiek omschreef ik in 2016 in het commentaarHoofd Klara wordt netmanager VRT. Waarom kan zoiets niet in Nederland?’ dat ik hieronder herhaal omdat het raakt aan de kern van het probleem van de Nederlandse omroeppolitiek en nog even actueel is als vijf jaar geleden. Namelijk het ontbreken van de focus op inhoud en de koudwatervrees om kwaliteit te maken die eeen deel van het publiek afstoot. Ik zoomde in op kunst, maar dat geldt precies zo voor zware informatie. Niet te verwarren met het lichte soort waarmee de NPO kosmetisch opinieprogramma’s tot journalistiek omkat, maar serieuze journalistiek zoals onderzoeksjournalistiek, gedegen historische documentaires en diepgravende interviews met opinieleiders die de tijd krijgen om te reflecteren op samenleving, politiek en wetenschap:

Zomaar een bericht in het Vlaamse nieuws. Deze keer niet over islamitische terreur en bomaanslagen in Brussel, maar over cultuur. Chantal Pattyn is netmanager van het Vlaamse Klara en wordt hoofd cultuur van de Vlaamse publieke omroep VRT.  Na de inkrimping en het bewust om zeep helpen om interne omroeppolitieke redenen in 2006 van de Nederlandse Concertzender en de infantilisering van Radio 4 is Klara nog de enige nationale culturele zender van niveau in het Nederlandse taalgebied die het beluisteren waard is.
Het cliché is waar, Vlamingen vinden cultuur belangrijk. Dat heeft met hun emancipatiestrijd te maken en het besef dat taal en kunst ertoe doen. En de overeenstemming over partijen heen dat het de nationale identiteit versterkt. In Nederland doen VVD en PVV die eveneens zeggen nationale identiteit belangrijk te vinden het omgekeerde: ze breken bewust de publieke omroep en de kunsten af. Maar ook in Vlaanderen moeten kunst en cultuur voor de poorten van de hel worden weggesleept. Ook daar moet telkens weer de liefde voor kunst op de politiek bevochten worden. Niets komt vanzelf. De loyaliteit van de bestuurders in de cultuursector lijkt het verschil te maken. De Vlaamse cultuurminister Sven Gatz (‘kunst dient nergens toe’) haalde in 2014 met terugwerkende kracht dezelfde shockdoctrine van cultuurbezuinigingen als Halbe Zijlstra uit de liberale kast.
Kunst is kunst, maar ook een wapen waarmee de strijd tegen terreur die van buiten komt en onverschilligheid die van binnen komt gewonnen kan worden. Het is de strijd om de harten en geesten van de eigen bevolking die telt en een positieve impuls kan geven. Media kunnen daarin een opbouwende rol spelen. Niet omdat het educatief is of doelgroepen emancipeert, maar omdat het kunst als voorbeeld voorhoudt. Juist dat patroon is in Nederland uitzondering geworden. Onder het uitroepen van ‘zie ons eens aan kunst doen’ wordt kunst naar aparte reservaten verbannen of slachtoffer van popup en populariteitsdenken. Wat Nederland mist is die positieve, vanzelfsprekende grondhouding tegenover kunst en cultuur die in een samenleving tamelijk breed gedragen wordt. In elk geval in omroepkringen die een kunsthistoricus tot netmanager benoemen. Klasse. 

In 2018 kondigde Frans Klein al aan om te willen bezuinigen op journalistieke programma’s. In zijn NPO’s Newspeak noemde hij dat ‘vernieuwen‘. Hij zei toen in een interview met NRC’s Wilfred Takken dat journalistieke programma’s een steeds kleiner publiek bereiken en daarom een andere vorm moesten krijgen. Dit gaf toen ook al aan dat Klein niet redeneert vanuit de programma’s, de inhoud of een hoger doel als democratie of spreiding van kennis, maar vanuit de marketing. In het commentaarNPO-directeur Klein komt met ongeloofwaardige ‘vernieuwingen’, na kritiek op hem te korten op journalistieke programma’s‘ uit 2018 schreef ik:

De argumentatie van Frans Klein dat de kijker van Tegenlicht al ‘zeer goed bediend wordt door de publieke omroep’ zodat er gekort kan worden op Tegenlicht is onjuist. Tegenlicht en ook Andere Tijden zijn unieke programma’s die niet vervangen kunnen worden door andere programma’s.
Daarnaast maakt Klein nog een andere denkfout. Jongeren, maar ook ouderen kijken niet meer vanzelfsprekend lineair naar televisie. Uiteraard weet Klein dat. Waarom hij dan toch tot de gedachtensprong komt dat hij televisie voor jongeren wil maken is de vraag. Het lijkt onzinnig om krampachtig televisie voor jongeren te willen maken. Daar trappen jongeren niet in. Het gaat erom goede programma’s te maken die zowel ouderen als jongeren kunnen bedienen.
Het Nederlandse omroepbestel is gefragmenteerd en lijkt in die versplintering te weinig soortelijk gewicht te hebben. De noodzaak tot hervorming wordt versneld door extra bezuinigingen. Frans Klein is het symbool van een ouderwets zuilensysteem met levensbeschouwelijke omroepen dat zichzelf heeft overleefd. Hij is geen deel van de oplossing, maar van het probleem.
Klein helpt kwalitatief journalistieke programma’s om zeep, beschermt de omroepen, doet aan wensdenken en beseft onvoldoende dat de traditie van broadcasting niet meer gerevitaliseerd kan worden in de vorm die hij ons voorspiegelt. Dat tijdperk ligt achter ons. Ook in Hilversum. De winst van zijn interventie is dat hij zich ermee zo onmogelijk maakt in potsierlijkheid en wereldvreemdheid dat hij er onbewust een punt voor de tegenpartij mee maakt.
Namelijk voor degenen die de omroepen willen omvormen en afslanken tot productiehuizen en een nationale omroep willen optuigen. Klein bewijst met zijn manier van denken het Nederlandse publiek een grote dienst. Zijn schot in eigen voet biedt volop kansen voor de toekomst met een levensvatbaar omroepbestel zonder de omroepen zoals we die nu (nog) kennen. Dan is het definitief geen 1925 meer in Hilversum.

Er is een gezegde dat aan Joseph de Maistre wordt toegeschreven dat zegt: ‘Elk land heeft de regering die het verdient’. Een variant daarop is ‘elk volk krijgt de leiders die het verdient’ dat naar allerlei sectoren kan worden uitgebreid. Dat is een fatalistisch standpunt dat suggereert dat macht een land overkomt. Vertaald naar de publieke omroep luidt dat: ’Nederland krijgt de directeuren van de NPO die het verdient’.

Maar dat is onzin. Het Nederlandse volk hoeft het marktdenken van de publieke omroep dat wordt gepersonifieerd door omroepbobo Frans Klein die macht naar zich heeft toegetrokken niet voor zoete koek aan te nemen. Want zijn argumentatie is zwak en eenzijdig. Gezien de kritiek op Kleins plannen in 2018 en nu weer in 2021 vinden veel Nederlanders de plannen van de NPO die hij presenteert slecht en ongepast. Klein is een zetbaas die beleid uitvoert waar veel betrokken burgers het niet mee eens zijn. Welnu, laten ze niet Klein daarop aanvallen, maar degenen die er de oorzaak van zijn dat Klein dit dient uit te voeren. Te weten de politieke partijen.

De marges zijn smal, maar de Nederlandse publieke omroep moet geen aansluiting zoeken bij de markt omdat dit een doodlopende weg is die teruggaat naar de 20ste eeuw en de laatste restjes kwaliteit inlevert, zodat er bij de volgende aankondiging van Klein of zijn opvolgers in 2024, 2027 of 2030 niks van kwaliteit meer is om in te leveren. Daarnaast is Nederland als markt te klein om in internationaal verband een vuist te maken.

Klein en degenen die hem zijn standpunten influisteren moeten nu teruggefloten worden in hun idee van meer van hetzelfde en minder van kwaliteit. Hun afbraak van de publieke omroep is ongewenst en strijdig met het grondidee van een publieke omroep. Dat is niet het populisme en het marktdenken dat Klein probeert te verkopen, maar algemeen nut zoals de watervoorziening of het elektriciteitsbedrijf. Dat kan uit principe niet vermarkt worden.

Kunstplatform WARP in Sint-Niklaas is voorbeeldig antwoord op inmenging, vijandigheid, onbenulligheid, afleiding en hobbyisme

In het Belgische Sint-Niklaas (tussen Gent en Antwerpen) opende gisteren in het Contemporary Art Platform WARP de tentoonstelling ‘verknipt. Initiatiefnemer en drijvende kracht is de gastvrije Stef van Bellingen, maar het initiatief wordt gedragen door velen in de stad. Voldoende geld ontbreekt weliswaar, maar enthousiasme, professionalisme en politiek-maatschappelijke relevantie maken WARP tot een baken in de culturele woestijn.

Ook in België zijn er immers liberale politici als de Vlaamse cultuurminister Sven Gatz die evenals de Nederlandse minister Eric Wiebes (‘kunst is een hobby’) niet begrijpen wat de functie van kunst is en het nut van culturele instellingen niet willen erkennen. Is kunst niet het grootste onderscheid tussen mens en dier en maakt dat de mens uniek? Voor liberale politici van het populistische soort zijn nuances niet weggelegd. Op hun beurt laten andere partijen zich door het simplisme van de liberalen onder druk zetten. Liberalen gaan er prat op te weten dat kunst nergens toe doet en profileren zich ermee tegenover hun achterban die niet leest, niet kijkt, niet luistert, maar consumeert en gevoed wordt. Robrecht Vanderbeeken omschreef dat in 2014 zo: ‘Gatz gaf al te kennen dat hij er een zeer liberale visie op kunst op nahoudt: ‘Kunst dient nergens toe.’’

Initiatieven van onderop als WARP zijn het beste tegengif tegen dat liberale denken. Net als in de voormalige landen in Midden-Europa die onder invloed van de Sovjet-Unie stonden wordt kunst gedwongen om een parallelle structuur te ontwikkelen. Dat is een zegen (autonomie) en vloek (schaarse middelen) tegelijk. Dat betekent niet een frontale aanval op dat vijandige denken jegens de kunst omdat die polemiek een valkuil is die energie vreet en nutteloos is in een vijandig klimaat, maar het bieden van een zijdelings alternatief zonder dat als zodanig te benoemen. Voorwaarde voor succes is wel dat een kritische grens van ondersteuning overschreden wordt en bevolking en (plaatselijke) overheid zo’n culturele instelling hun plek gunnen. Juist daarom is een drijvende kracht als Stef van Bellingen belangrijk om dat te realiseren en vooral te bestendigen.

De tentoonstelling ‘Verknipt’ gaat uit van het van 1940 toto 1945 door de Duitse Wehrmacht uitgegeven tijdschrift ‘Signal’ waarin onder meer de Parijse foto’s van André Zucca verschenen die eraan meehielpen om oorlog en bezetting als normaal voor te stellen. Het verscheen in heel Europa in 26 talen. Pure propaganda. In de tentoonstelling spiegelen kunstenaars zich eraan en kaatsen de beelden en gedachten terug door zich uit te spreken over de eigen tijd. In een openingstoespraak legde parlementair journalist en voormalig buurman van Van Bellingen Ivan De Vadder een direct verband tussen die propaganda van 75 jaar geleden en Trumps nepnieuws. Volgens De Vadder zijn de overeenkomsten tussen het een en het ander groot en bedrijft Trump ronduit propaganda. Een groot verschil is echter de versplintering van de communicatie (één zender, één ontvanger) door sociale media die nu leidt tot ‘echokamers’ (veel zenders, veel ontvangers). De media hebben het nakijken en worden door Trump als vijand voorgesteld, waarmee hij probeert te bereiken dat ze niet meer vanzelfsprekend de rol van poortwachter van de democratie kunnen vervullen. Met als doel dat onthullingen die in de media worden gepubliceerd ‘geneutraliseerd’ worden omdat het publiek de media niet meer gelooft.

WARP is een culturele oase in een politiek klimaat dat vijandig staat tegenover kunst, wetenschap, media en autonoom denken. Het knappe is de paradox van het asynchrone antwoord: antwoorden op de politiek zonder zich te laten leiden door de vragen die de politiek stelt en onterecht claimt als essentieel. De politieke agenda laat immers veel ongenoemd, zoals eigendomsverhoudingen of de grip van bedrijfsleven en financiële instellingen op de politiek. Nog knapper is dat WARP zich daarbij genereus openstelt voor de eigen omgeving.

WARP is niet alleen een tentoonstellings- of evenementenmachine. Dat het een bredere ambitie heeft dan instellingen in de traditionele museumsector komt tot uiting in het initiatief van de ‘artist villages’ dat jonge kunstenaars via gesprekken in contact brengt met professionals met als doel ‘feedback’ en ‘prikkelende input’. Op 10, 11 en 12 augustus 2018 bood directeur Lex van Lith van werkplaats Beeldenstorm/Daglicht in Eindhoven onderdak aan een editie van de ‘artist village’. Dat is de vernieuwing en blik naar de toekomst die de culturele sector bestendig maakt tegen inmenging, vijandigheid, onbenulligheid, afleiding en hobbyisme.

Foto 1: Boris Pramatarov, ‘The Portraits of Another ’Truth’’ op ‘EXPO VERKNIPT | 26 AUGUSTUS – 7 OKTOBER’ van WARP. Eigen foto. 

Foto 2: Léon Degrelle op de cover van Signal, 1944.

Foto 3: Impressie van Artist Village van WARP bij Beeldenstorm/Daglicht in Eindhoven, 10-12 augustus 2018. Eigen foto. 

Hoofd Klara wordt netmanager VRT. Waarom kan zoiets niet in Nederland?

cp

Zomaar een bericht in het Vlaamse nieuws. Deze keer niet over islamitische terreur en bomaanslagen in Brussel, maar over cultuur. Chantal Pattyn is netmanager van het Vlaamse Klara en wordt hoofd cultuur van de Vlaamse publieke omroep VRT.  Na de inkrimping en het bewust om zeep helpen om interne omroeppolitieke redenen in 2006 van de Nederlandse Concertzender en de infantilisering van Radio 4 is Klara nog de enige nationale culturele zender van niveau in het Nederlandse taalgebied die het beluisteren waard is.

Het cliché is waar, Vlamingen vinden cultuur belangrijk. Dat heeft met hun emancipatiestrijd te maken en het besef dat taal en kunst ertoe doen. En de overeenstemming over partijen heen dat het de nationale identiteit versterkt. In Nederland doen VVD en PVV die eveneens zeggen nationale identiteit belangrijk te vinden het omgekeerde: ze breken bewust de publieke omroep en de kunsten af. Maar ook in Vlaanderen moeten kunst en cultuur voor de poorten van de hel worden weggesleept. Ook daar moet telkens weer de liefde voor kunst op de politiek bevochten worden. Niets komt vanzelf. De loyaliteit van de bestuurders in de cultuursector lijkt het verschil te maken. De Vlaamse cultuurminister Sven Gatz (‘kunst dient nergens toe’) haalde in 2014 met terugwerkende kracht dezelfde shockdoctrine van cultuurbezuinigingen als Halbe Zijlstra uit de liberale kast.

Kunst is kunst, maar ook een wapen waarmee de strijd tegen terreur die van buiten komt en onverschilligheid die van binnen komt gewonnen kan worden. Het is de strijd om de harten en geesten van de eigen bevolking die telt en een positieve impuls kan geven. Media kunnen daarin een opbouwende rol spelen. Niet omdat het educatief is of doelgroepen emancipeert, maar omdat het kunst als voorbeeld voorhoudt. Juist dat patroon is in Nederland uitzondering geworden. Onder het uitroepen van ‘zie ons eens aan kunst doen’ wordt kunst naar aparte reservaten verbannen of slachtoffer van popup en populariteitsdenken. Wat Nederland mist is die positieve, vanzelfsprekende grondhouding tegenover kunst en cultuur die in een samenleving tamelijk breed gedragen wordt. In elk geval in omroepkringen die een kunsthistoricus tot netmanager benoemen. Klasse. 

Foto: Schermafbeelding van bericht ‘Chantal Pattyn wordt manager Cultuur VRT’ in TVvisie, 21 maart 2016.

Vlaanderen krijgt repressief liberaal cultuurbeleid wat VVD Nederland gaf. Met dezelfde shockdoctrine

rob

Robrecht Vanderbeeken zet in de Vlaamse De Morgen een betoog op tegen het neoliberalisme dat hij in navolging van kunstsocioloog Pascal Gielen ‘repressief liberalisme’ noemt ‘om duidelijk te maken hoe de ideologie van het marktdenken zelf de realisatie tegenwerkt van de waarden die ze belooft, zoals vrijheid en democratie.’ In Nederland wordt dat gesymboliseerd door de volgens oud-rechter Wicher Wedzinga in een YouTube-columntotaal incompetente’ minister van Veiligheid en Justitie Ivo Opstelten: (20’12’’) ‘een man die werkelijk van toeten noch blazen weet maar die ook gewoon raaskalt’. Opstelten spreekt graag over vrijheid.

Vanderbeeken heeft het over de Vlaamse cultuurpolitiek die nu het neoliberaal beleid te wachten staat dat Nederland zonder dat een politieke of maatschappelijke discussie werd toegestaan onder staatssecretaris voor Cultuur Halbe Zijlstra in 2011 voor de kiezen kreeg, in de vorm van de shockdoctrine: ‘De shock van de besparingen dient als middel om de sector te herorganiseren. Zo worden instituten richting alternatieve financiering geduwd, waardoor een vermarktingsmodel uitgerold kan worden.’ en: [De Vlaamse Cultuurminister] Gatz gaf al te kennen dat hij er een zeer liberale visie op kunst op nahoudt: ‘Kunst dient nergens toe.’ Tenzij natuurlijk om de economie te doen draaien en het Vlaamse imago te promoten.

Vanwege verdeel en heers worden net als in Nederland topinstellingen gespaard. Kunstenaars waarop kan worden bezuinigd zijn het slachtoffer. Vanderbeeken meent dat Gatz steunpunten ombouwt tot ‘His Master’s Voice’: ‘Dat zal zich als een ‘stem’, in naam van de sector, met de minister als buikspreker, prima lenen voor een systeembevestigende schijndialoog tussen overheid en ‘het veld’.’  En: ‘Gielen wijst op een noodlottige cultuurpolitieke tendens die de afgelopen jaren duidelijk naar de voorgrond kwam in landen als Nederland of Engeland: met de keuze voor een marktconform beleid onder het mom van een ‘professionalisering’ voltrekt zich in elke openbare sector een kostengroei en toenemende inefficiëntie. Dat ligt aan de uitbouw van een technocratisch meet- en controleapparaat met allerhande nieuwe soorten managers.’

Onheilspellende geluiden voor de Vlaamse kunsten die door de neoliberale politiek wordt getemd zoals in Nederland in 2011 de VVD deed. Met totale incompetentie van bewindslieden die van toeten noch blazen wisten, maar het vooral leuk vinden om hun politieke programma aan anderen op te leggen. Hopelijk zijn de Vlamingen slim genoeg om een betere verdediging te organiseren dan de Nederlandse kunstenwereld deed die zich uit elkaar liet spelen en inbond. De politiek is immers geen eigendom van politici, maar van burgers.

Foto: Robert Devriendt: ‘LE NOUVEAU RITUEL, 2008. Sequence of 6 paintings. Oil on canvas. Private collection. Courtesy Galerie Baronian-Francey. Photo: Philip Serbruyns.