Pomp oud gemaal dat kunstwerk was wordt kunstwerk (1981)

Paul van Galen,’Exterieur POMP OUD GEMAAL, THANS KUNSTWERK (1981), GEDENKPLAAT ZIJKANT‘, 1981. Collectie: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

Een foto uit 1981 van de pomp van een oude gemaal in Zevenaar zegt dat het ‘thans‘ een kunstwerk is. Zo gaat dat blijkbaar. Als men iets een kunstwerk noemt, dan is het een kunstwerk.

Het opvallende is dat dit gemaal al een kunstwerk was in de zin van een bouwkundige civiele constructie. Waar verwijst dat ‘thans’ dan naar?

Wordt hier beweerd dat een bouwkundig kunstwerk is veranderd in een artistiek kunstwerk of wordt dat in het midden gelaten? Moeten we vermoeden dat de wijziging van een bouwkundig in een artistiek bouwwerk een verbetering is? De beschrijving van de foto roept vooral vragen op.

EKWC: Is er iets misgegaan bij de ontwikkeling van het KVL-terrein in Oisterwijk?

ekwc2

Het EKWC (Europees Keramisch Werk Centrum) is begin 2015 verhuisd van Den Bosch naar Oisterwijk. Daar zit het nu in het oudste gebouw van de Leerfabriek KVL, een industrieel erfgoed van 11 hectare groot: ‘De bestaande (rijks)monumentale gebouwen, met een vloeroppervlak van circa 26.000m2, dateren van het begin van de 20e eeuw en vormen een waardevol monumentaal ensemble (..). De individuele en ruimtelijke kwaliteiten van de monumenten worden zorgvuldig gerespecteerd.’ Aldus de opzet van een gemeentelijk Stedenbouwkundig Plan. Niet de gemeente Oisterwijk, maar de provincie Noord-Brabant is de eigenaar van de gebouwen. Herbestemming is waar het om gaat zo stelt de provincie in een persbericht: ‘Brabant telt zo’n honderd kloosters, fabrieken, kazernes en kastelen waar mensen leefden, werkten, vreugde en verdriet beleefden. De complexen samen met de verhalen, bepalen de geschiedenis van Brabant. Om díe historie te bewaren wil de provincie een aantal van deze gebouwen nieuw leven inblazen en bewaren voor de toekomst.’

Zo’n terrein met industriële gebouwen moet door investeringen ontwikkeld worden door een projectteam. Aan de hand van een masterplan. Herbestemming is een lastige opdracht omdat alle betrokkenen tevreden moeten worden gesteld. Voor de inwoners van Oisterwijk is het een iconisch terrein dat nog steeds belangrijk is voor de identiteitSamenwerking is het woord dat terugkomt in persberichten. Zoals altijd is de vraag is wat er van die goede voornemens terecht is gekomen. Zijn de ‘individuele en ruimtelijke kwaliteiten van de monumenten (..) zorgvuldig gerespecteerd’ of is de praktijk weerbarstiger dan de theorie van de goede bedoelingen en de plannen die op het snijvlak van haalbaarheid, werving van gebruikers, promotie en publiciteit ontstonden?

Een berichtje in de lokale Nieuwsklok signaleert dat er onenigheid is ontstaan tussen het EKWC en de provincie over het gebruik van het gebouw. Het gaat om twee fotoprints op twee glazen toegangsdeuren ‘die de ingang van het EKWC markeren’. Ze zijn volgens ‘de kleine lettertjes’ van het huurcontract verboden en namens Noord-Brabant heeft de provinciale ambtenaar Kim Knijff ‘bestuurlijke maatregelen’ genomen om ze te laten verwijderen. Het is opvallend dat dit zo hoog oploopt over iets wat op het eerste oog een futiliteit lijkt. Op 30 september 2016 wordt het EKWC in het bijzijn van lokale politici officieel geopend.

Er is in het bericht een andere zinsnede die opvallender is en niet te rijmen valt met wat doorgaans de praktijk is bij de herbestemming van dit soort oude gebouwen. Meestal is het de gebruiker die pleit voor ingrepen om het gebouw zoveel mogelijk aan te passen en naar de eigen hand te zetten. Gewoonweg vanwege het gemak of kosten van het gebruik. De overheid of een adviserende rijksdienst als de Rijksdienst Cultureel Erfgoed (RCE) willen ingrepen meestal beperken. Zeker als het zoals in dit geval om een rijksmonument gaat.

De RCE geeft het gebouw in het monumentenregister de volgende waardering: ‘Het object is van algemeen belang omdat het als oudste (en nog in gebruik zijnde) onderdeel binnen het hele fabriekscomplex een grote cultuurhistorische waarde bezit. Het is van belang als vroege manifestatie van een sociaal-economische ontwikkeling, de opkomende leerindustrie tijdens de Eerste Wereldoorlog. Verder is het object van industrieel-archeologisch belang als een bijzondere uitdrukking van een technische en typologische ontwikkeling. Het gebouw geeft een goede indruk van de functionele opzet van een kleine, compacte leerfabriek uit het begin van de twintigste eeuw. Het object bezit ook een architectuurhistorische waarde op grond van de toegepaste constructietechniek en de gehanteerde stijlvorm. Verder zijn de ensemblewaarden van belang. Het object is onderdeel van een groter geheel dat van nationaal belang is.’

Bij deze herbestemming zijn de rollen omgekeerd. Het EKWC pleit voor authenticiteit en de provincie Noord-Brabant voor aanpassingen die haaks staan op de architectuurhistorische waarde van het gebouw: ‘Het EKWC is altijd tegen de ingrepen geweest die het oudste gebouw van KVL zijn aangedaan. Op aangeven van de provinciale en gemeentelijke ambtenaren is het gebouw van het EKWC onherstelbaar aangepast. Een deel van de galerijen is gesloopt, er zijn roestige profielen in de vloer gelegd waardoor de kostbare vloeren niet meer superglad zijn en het prachtige ritme van de gevels zijn ruw doorbroken door te grote gaten te maken in de west-en oostgevel.’ In deze nieuw gemaakte gaten mogen nu volgens de provincie Noord-Brabant geen fotoprints op toegangsdeuren geplakt worden. Een en ander roept de vraag op of er bij de ontwikkeling van het KVL-terrein iets faliekant mis is gegaan. Want hoe komt het dat een gebruiker ingrepen in het gebouw wil beperken en de eigenaar ingrepen oplegt die in strijd zijn met de cultuurhistorische waarde van het gebouw?

Naschrift: Wat een en ander nog merkwaardiger maakt is dat op verzoek van de provincie Noord-Brabant het EKWC de procedure voor een aanvraag tot rijksmonument bij de RCE voor het gebouw waar het in resideert in 2015 heeft moeten stopzetten. De provincie is eigenaar en kan daarover beslissen. De reden waarom de provincie de procedure liet stopzetten is onbekend. Op foto’s die Marlies Bouten in 2010 van het gebouw maakte waarin nu het EKWC is gevestigd wordt het als rijksmonument 519945 aangeduid. Zie hier en hier.

Foto: Schermafbeelding van berichtVerbod foto’s ingang EKWC’ in de Nieuwsklok Oisterwijk, 11 augustus 2016.

Tekort voor het Utrechtse Museum DOMunder. Bestuurlijke versterking gevraagd

2014 DOMunder, fotograaf Oliver Schuh (bijgesneden2)

In Utrecht is er Initiatief Domplein dat initiatieven op en rond het Domplein ontwikkelt. Het laatste initiatief is het op 2 juni 2014 geopende ondergrondse historische museum dat opgravingen toont. Met een Engelstalige naam heet het Museum DOMunder. De slogan is: ‘Beleef ondergronds de verhalen van 2000 jaar Domplein, Utrecht en Nederland.’ Voorzitter en initiatiefnemer is de voormalige wethouder (1994-2001) Ruimtelijke Ordening voor GroenLinks Annemiek Rijckenbergh. Nu gevestigd als ‘zelfstandig adviseur’ bij ‘Rijckenberg advies stedelijke ontwikkeling D&D’. Op haar LinkedIn-profiel wordt het Initiatief Domplein niet genoemd.

Afgelopen week kwam naar buiten dat Museum DOMunder kampt met financiële problemen. Volgens een bericht in DUIC zou het gaan om een tekort van 1,2 miljoen euro op de investering en 400.000 euro op de exploitatie. In 2015 waren er 42.000 bezoekers, een ticket voor volwassenen kost 11 euro. De bouwkosten zouden hoger zijn uitgevallen dan gepland vanwege archeologische opgravingen. Maar er klinkt kritiek dat de post ‘onvoorzien’ bewust te laag is ingeschat onder het historisch belangrijke en complexe Domplein om het project te kunnen realiseren. Het gaat weliswaar om een particulier initiatief, maar door de persoonlijke en zakelijke vermenging met de gemeente is het op te vatten als een gemengd privaat-publiek initiatief.

Een persbericht zegt: ‘Het bestuur van Initiatief Domplein heeft het plan om op het moment dat er een definitieve oplossing in zicht is, een interim-bestuur aan te stellen tot het einde van dit jaar. Het huidige bestuur blijft verantwoordelijk voor de goedkeuring van de jaarrekeningen over de afgelopen jaren. Eind van dit jaar zal er een nieuw bestuur worden geformeerd.’ Dit kondigt intenties en geen feiten aan. Onduidelijk is of dit inhoudt dat alleen het bestuur van Museum DOMunder aan het eind van het jaar aftreedt of ook het bestuur van Initiatief Domplein dat immers uit dezelfde personen bestaat. Als dat laatste niet het geval is, dan is het aangekondigde aftreden niet meer dan een bliksemafleider. Van de andere kant dienen deze initiatieven zich wel bestuurlijk goed te verantwoorden in het gesprek met betrokken partijen, zoals de gemeente Utrecht.

Het tekort is bescheiden voor de gemeente Utrecht die goed bij kas zit. Het heeft meevallers van tientallen miljoenen euro, aldus een bericht van RTV Utrecht. Wethouder Kees Geldof (VVD) heeft gezegd op de hoogte te zijn van de tekorten en ‘in gesprek te zijn om te kijken naar een oplossing’. Geldof gaat in gesprek met het interim-bestuur waarvan het dus de vraag is of Rijckenberg, Guus Verduijn en Frans van den Hoek er nog deel van uitmaken. Utrecht kampt ook met een tekort bij muziekpaleis TivoliVredenburg zoals bleek uit het rapport Gehrels. Utrecht dat zich zo graag profileert als toeristisch alternatief voor Amsterdam dient op de koop toe te nemen dat Museum DOMunder en TivoliVredenburg tekorten opgelopen hebben die gewoon bijgepast moeten worden. Wel verdient het aanbeveling om de bestuurlijke kwaliteit van dit soort organisaties te versterken. En het toezicht erop. Ze kennen te makkelijk overschrijdingen die vervolgens verborgen worden gehouden.

Foto: Toegang tot Museum DOMunder op het Domplein, Utrecht.