Cultuurpolitiek en culturele politiek moeten niet vermengd worden

Gordon Parks, Department Store, Mobile, Alabama, 1956, printed 2021. Inkjet print, 116 x 116 cm approx. Purchased 2021. National Gallery of Canada, Ottawa. © The Gordon Parks Foundation Photo: NGC.

Groeien cultuurpolitiek en culturele politiek naar elkaar toe? Is dat gewenst of ongewenst? Dat eerste is de politiek ten aanzien van de cultuur, inclusief de kunst. Dus voorwaardenscheppend voor de kunst. Dat tweede is ‘een arena waar sociale, economische en politieke waarden en betekenissen worden gecreëerd en betwist‘. Dus voorwaardenscheppend voor de samenleving.

Wat voor gevolg heeft de minachting van vele Nederlandse politici in publieke uitspraken over kunst? Met op z’n best apathie ofwel het benul dat kunst niet van belang is. Dat is dus cultuurpolitiek die van invloed is op de culturele politiek.

Wat betekent het beschadigen van de kunst (of: de instellingen) door politici en bestuurders? Van een kunst die zichzelf slecht kan verdedigen, geen verdedigers op relevante politieke posities heeft en daarom even weerloos is als een door kinderen gebouwd zandkasteel op het strand dat onherroepelijk door de opkomende vloed wordt overspoeld. 

Dat overspoelen van de kunst zien we nu gebeuren. Door commercie, door politiek met rendementsdenken, door activisten met inclusie-denken, door media die bovenal geïnteresseerd zijn in oppervlakkigheden en kunsthandel, en door apathie van het brede publiek dat met de Museumkaart in de hand zich door schilderijenzalen laat leiden. 

Kunst heeft in Nederland geen politieke positie, geen aanzien bij het brede publiek behalve als aardigheidje voor amusement en gezelligheid, en daardoor weinig zelfvertrouwen meer. Veel mensen die werkzaam zijn in de kunstsector worden onderbetaald en kunnen er geen bestaan mee opbouwen. Een opeenvolging van oorzaken heeft tot de aanval op de kunst geleid.

Vraag is hoe cultuurpolitiek de voorwaarden kan scheppen om kunst weer in zijn waarde te helpen herstellen en hoe culturele politiek kunst niet oneigenlijk kan gebruiken om te scoren. De bewustwording dat cultuurpolitiek en culturele politiek niet hetzelfde zijn en dat kunst per definitie niet onderhorig kan zijn aan politiek-maatschappelijke doelen is het begin van de bewustwording die nodig is om kunst weer van belang te laten zijn.

Wellicht moet als eerste stap tot herwaardering van de kunst de financiering ervan in Nederland uit de exclusieve handen van de bestuurders van de cultuurpolitiek gehaald worden. Zoals de cultuurminister, de cultuurwethouder of de cultuurambtenaar. In elk geval zolang ze niet kunnen garanderen dat culturele politiek dominant is over cultuurpolitiek.

Advertentie

Open brief van De Craen en Kraaijeveld aan Stedelijk Museum Breda over inzet vrijwilligers

Publiciste en artistiek directeur van Hotel Maria Kapel in Hoorn Irene de Craen verzet zich tegen het rendementsdenken en de managementscultuur in de culturele sector. In haar analyses pleit ze er steevast voor om kunstprofessionals weer zeggenschap over de kunstsector te geven. Met andere woorden, handen terug aan het beeld. Ze keerde zich in september 2015 in een open brief tegen het voortijdige ontslag van directeur Lorenzo Benedetti van kunstcentrum De Appel in Amsterdam. Met de sleutelzin: ‘Is er nog plek voor artistieke visie, of is dit geheel secundair geworden aan de kwaliteiten van een manager?’ Zie hier mijn commentaren op de kwestie De Appel. Nu schrijft zij als bestuurslid van Platform BK samen met directeur  een open brief aan het Stedelijk Museum Breda (SMB). Over de inzet van vrijwilligers.

Ze stellen ‘dat de inzet van het toenemende aantal vrijwilligers dat in de culturele sector en in het bijzonder in de musea werkt’ zorgen baart. Daartoe verwijzen ze naar drie vacatures voor vrijwilligers van het SMB. Uit een voetnoot bij de open brief blijkt dat de vacatures door het museum tussentijds zijn aangepast. Maar nog steeds betwisten de briefschrijvers dat het SMB een beleid voert dat leidt tot een duurzame arbeidsmarkt. Ofwel, volgens De Craen en Kraaijeveld overvraagt het SMB de vrijwilligers, biedt te weinig tegenprestatie (onder meer ‘een leuke attentie op de verjaardag’) en werft het niet voor additioneel, maar voor vervangend werk: ‘Wat ook opmerkelijk is, is dat de werkzaamheden die de vrijwilligers moeten gaan uitvoeren structurele activiteiten zijn met een eigen creatieve bijdrage en veel eigen verantwoordelijkheid’. Het SMB werkt er met haar personeelsbeleid dus actief aan mee betaalde krachten te verdringen door de inzet van vrijwilligers.

De briefschrijvers hebben er enig begrip voor dat het SMB handelt vanuit een te krap budget, maar zijn toch van mening dat het museum zich verkeerd opstelt: ‘Waarschijnlijk zijn deze vrijwilligersfuncties een manier om aan alle eisen van een publiek instituut te voldoen binnen het budget dat het Stedelijk Museum Breda beschikbaar is gesteld uit publieke en private middelen. Platform BK heeft hier begrip voor, maar verlangt een andere houding van culturele instellingen.’ Ze eindigen hun brief positief door de directie en het bestuur van het SMB voor te houden hoe het wel correct zou kunnen handelen: ‘Het aandeel zzp-ers, 0-uren contracten en verkeerde inzet van vrijwilligers in de culturele sector zijn verontrustend. Deze arbeidscondities zijn onderdeel van het maatschappelijke probleem van een economie van onzekerheid, burn-out en verborgen armoede. Culturele instellingen, zoals het Stedelijk Museum Breda, zouden hun maatschappelijke voortrekkersrol moeten waarmaken in zowel de culturele programmering als het personeelsbeleid.

Er zijn in Nederland veel musea die financieel op het randje van het mogelijke opereren. Met vacatures voor vrijwilligers die structureel zijn. Dat is ongewenst en ongelukkig. Het pleidooi van De Craen tegen de inzet van vrijwilligers door het SMB valt rechtstreeks terug te voeren op haar pleidooi tegen het managementsdenken en de rendementscultuur in de kunstsector. Het accent moet weer bij de kunstprofessionals gelegd worden. Daartoe horen ook afgestudeerden die nu als vrijwilliger tot tweederangsmedewerkers worden gemaakt.

In Breda twijfelde het college de afgelopen jaren over de richting van de plaatselijke gemeentelijke musea, waardoor buitenstaanders het initiatief konden nemen. En er met de centen vandoor gingen. Uit een bericht van Breda Vandaag van 16 december 2014: ‘Het interim-management kostte in die periode 324.576,49 euro. Aan marketing werd in 5 jaar voor 349.104,25 euro aan extern management gespendeerd.’ Zoals ik in een commentaar concludeerde: ‘Een eindeloos proces van praten, overleggen, benoemen, initiatieven delen en ‘helder denken’ dat Breda zo op externe kosten voor personeel, en onderzoek en advies jaagt.’ De Craen en Kraaijveld trekken aan het eind van dit stroperige proces terecht de conclusie dat nu de vrijwilligers het kind van de rekening zijn. Het geld is op omdat het naar externe adviseurs, interim managers en bijklussende top-ambtenaren is gegaan. Het failliet van de managementcultuur in de museumsector is zelden beter aangetoond dan in Breda. Deze achtergrond geeft de open brief van Irene de Craen en Joram Kraaijeveld extra gewicht.

Foto 1: Schermafbeelding van deel ‘Open brief aan Stedelijk Museum Breda’ van Irene de Craen en Joram Kraaijeveld op Platform BK, 11 juli 2017.

Foto 2: Schermafbeelding van vacatures Stedelijk Museum Breda, stand 16 juli 2017.

Verkoop ateliers Rotterdam: Heeft D66 een cultureel geheugen?

so

D66! Dit zijn de momenten om nog eens terug te denken aan de schwung van Van Mierlo. Aan Jan Terlouw. Aan Els Borst. Aan het belang dat ooit werd gehecht aan cultuur, onderwijs, et cetera. Waar is dat in hemelsnaam gebleven?’ Aldus de Rotterdamse beeldende kunstenaar en activist tegen wil en dank met liefde voor het Wereldmuseum Olphaert den Otter op zijn FB-pagina. Aanleiding voor deze vraag is het bestaande beleid van het Rotterdamse college (nu: Leefbaar Rotterdam, CDA, D66) om Stadsontwikkeling opdracht te geven om rendement te maken op het vastgoed. Ravage-webzine zet het uiteen in een bericht.

De kwestie spitst zich toe op atelierpanden in de Rotterdamse wijk Delfshaven die volgens het Rotterdamse college plaats moeten maken voor zogenaamde kluswoningen in een voormalig schoolgebouw in de Osseweistraat. Voor 50 duizend euro kunnen belangstellenden een casco kopen dat ze dienen op te knappen. Het gaat dus uitdrukkelijke niet om leegstaande of verwaarloosde panden. De kunstenaars die in de ateliers werken lieten het er niet bij zitten en begonnen een petitie samen met kunstenaars in een ander gebouw, de Schonebergerweg. Daarop kwamen de fracties van PvdA, de SP en de Partij voor de Dieren op 12 januari 2016 met een motie waarin ze vroegen om te bekijken of de kunstenaars de panden konden verwerven. Later ondertekende ook GroenLinks de motie. De motie werd in de raadsvergadering van 28 januari 2016 niet aangenomen. Alle oppositiepartijen inclusief VVD, NIDA en SGP/CU stemden voor de motie.

Culturele kopstukken, zoals directeuren van culturele instellingen stuurden de raad een burgerbrief waarin ze verzochten ‘de kunstenaars niet te laten zakken’. Ze zeiden de kunstenaars ‘voor de stad van groot belang te vinden‘ omdat ze ‘mede aan de basis van een bloeiend cultureel klimaat staan‘. Kunstenaars (of: culturele ondernemers) kunnen een meerwaarde zijn voor de stad en het vestigingsklimaat verbeteren. Ook directeur Sjarel Ex van museum Boijmans stuurde een brief aan wethouder Ronald Schneider (Leefbaar Rotterdam) met de oproep om het besluit te heroverwegen om ateliers te verkopen: ‘Voor de stad is het van belang dat er voor kunstenaars een gunstig klimaat is om zich in de stad te vestigen (..) Het zou een aderlating zijn voor het Rotterdamse kunstklimaat als deze ateliers (..) verdwijnen uit het centrum van de stad’.

D66 kan het verschil maken, zoals de HavenloodsNoord in een bericht stelt waar het een van de kunstenaars Nelis Oosterwijk van de Schonebergerstraat citeert: ‘Coalitiepartner D66 heeft aangegeven toch nog over het bestemmingsplan te willen nadenken voor er in september dit jaar over wordt gesproken. Op dit moment hebben de gebouwen namelijk nog geen woonbestemming. Dus we hebben onze hoop gevestigd op deze kleine kier (..)’ Dit geldt dan niet de vier panden in de Osseweistraat waarvan het huurcontract is opgezegd, maar wel andere ateliers in Rotterdam die dreigen vermarkt te worden door Stadsontwikkeling. De houding van wethouder Schneider die onder verwijzing van vastgoedbeleid dat al sinds 2009 bestaat zich beroept op het volgen van de correcte procedure laat weinig ruimte voor beleidsbijstelling. Het is aan D66 met een cultureel geheugen dat het gelijk hebben van het college gewijzigd kan worden in beleid dat de stad dient.

Foto: Schermafbeelding van deel pagina ‘Stadsontwikkeling‘ van de gemeente Rotterdam, 30 januari 2016.

De Appel: Advies commissie Swaab in tegenspraak met advies Raad voor Cultuur

app

Verbazingwekkend aan het rapport ‘Bevindingen en advies commissie Swaab inzake De Appel arts centre’ van 3 december 2015 is niet dat het haaks staat op de standpunten van de door het bestuur in een gerechtelijke procedure ontslagen directeur Lorenzo Benedetti of medestanders (tutors en kunstenaars), maar dat het haaks staat op de door het ministerie van OCW gevolgde evaluatie van De Appel in het advies van de Raad voor Cultuur Slagen in Cultuur; culturele basisinfrastructuur 2013-2016‘ van mei 2012. Dat leverde De Appel 500.000 euro subsidie op. Omdat de adviezen elkaar vooral over de zakelijke leiding en het ondernemerschap tegenspreken kunnen niet zowel het advies van de commissie Swaab als dat van de Raad voor Cultuur gelijk hebben. Eén ervan heeft de zaken verkeerd voorgesteld, en alles duidt erop dat dat de Raad voor Cultuur is.

De commissie Swaab met voorzitter Els Swaab, Axel Rüger en Hester Alberdingk Thijm had als opdracht: ‘Het verrichten van een onafhankelijk onderzoek naar het beleid en de handelwijze van het bestuur van De Appel in relatie tot de arbeidsovereenkomst met de heer Benedetti en de ontbinding van deze overeenkomst. Het onderzoek gaat niet over de artistieke prestaties van De Appel.’ De commissie heeft met iedereen gesproken behalve met Benedetti die een gesprek weigerde omdat hij twijfelde aan ‘de onpartijdigheid van de commissie en dan met name over de positie van mevrouw Swaab.’ De gemeente Amsterdam zei wel vertrouwen te hebben in ‘de onpartijdigheid van de commissie en het advies.

Conclusie is dat ‘de heer Benedetti al vanaf eind 2014 op de hoogte was van de klachten ten aanzien van zijn functioneren en dat hij zich sindsdien kon realiseren dat verbetering noodzakelijk was’. Maar ook het bestuur van De Appel heeft steken laten vallen in een cultuur waarin de ‘open Appelmanier’ zakelijke afspraken in de weg stond: ‘Niet geformaliseerd, niet duidelijk gesteld met een ultiem gevolg, ontslag als mogelijke uitkomst.’ Uiteindelijk kende deze kwestie met goedwillende betrokkenen alleen maar verliezers: algemeen directeur, personeel, bestuur en tutoren. De oorzaak voor het disfunctioneren van Benedetti was terug te brengen tot ‘het ontbreken van een formele organisatiestructuur en de open bedrijfscultuur van de Appel.’

Het is het ontbreken van zakelijkheid en organisatie dat de Raad voor Cultuur niet als negatieve, maar als positieve eigenschap van De Appel wenste te beschouwen. Hoewel dat onder een andere algemene directeur Ann Demeester was, maakte dat de mate van organisatie en zakelijkheid niet anders: ‘De Appel geniet ruime internationale bekendheid, niet alleen door de lange staat van dienst, maar vooral door de niet aflatende stroom van inspirerende ideeën die in nauwe samenwerking met partners in binnen- en buitenland verder worden ontwikkeld.’ Wie beide adviezen naast elkaar legt kan niet anders dan concluderen dat de Raad voor Cultuur van Venus komt en de commissie Swaab van Mars. Ze evalueren dezelfde presentatie-instelling, maar hebben een volkomen verschillend perspectief en toetsingskader. Goede bedoelingen, wensdenken en creatieve ambitie tegenover zakelijkheid, bestuurlijkheid en organisatorische degelijkheid. Het kan verkeren.

Foto: Schermafbeelding van deel advies van de Raad voor Cultuur Slagen in Cultuur; culturele basisinfrastructuur 2013-2016’ (p. 342), mei 2012.

Pleidooi voor sterke EU die hervormt. Tegen alle verwachtingen in

2688758478_ded0d22a2b

De EU moet zichzelf hernemen. Maar dat is uiteraard makkelijker gezegd dan gedaan. Door de globalisering, en oorlogen en crises in Aziatische landen als Syrië, Irak, Afghanistan en Pakistan raken mensen op de vlucht. Migranten uit economisch zwakke landen (zowel Balkan als Afrika) sluiten zich bij de stroom aan die niet meer beheersbaar en controleerbaar is. Om onverklaarbare redenen zoeken vele islamistische migranten hun toevlucht tot het overwegend christelijke Europa, terwijl in hun eigen landen christenen worden onderdrukt. De EU weet zich geen raad, heeft het niet aan zien komen en heeft nagelaten zich erop voor te bereiden.

De ernst van de vluchtelingencrisis is niet zozeer het aantal migranten, maar de onduidelijkheid over de eindigheid ervan – het open einde karakter – en de ongelijke verdeling van de last. Het zijn niet het goed verdienende internationale bedrijfsleven en de gegoede burgerij die de rekening betalen, maar wel de EU-lidstaten en de burgers die concurrentie van vluchtelingen moeten vrezen op arbeids- en huizenmarkt.

Op allerlei niveau’s sluiten anderen zich aan bij de huidige vluchtelingencrisis. De Russische Federatie brengt door bombardementen in Syrië een nieuwe stroom vluchtelingen op gang richting EU. Omdat het Kremlin elke gelegenheid te baat neemt om de EU te verzwakken kan niet uitgesloten worden dat de bombardementen bewust beleid zijn om de vluchtelingenstroom richting EU op gang te houden. Zodat de EU overspoeld wordt en de burgers van de EU-lidstaten zich tegen de eigen leiders keren. Rechts-extremistische partijen en populistische bewegingen als het GeenPeil-referendum over het associatieverdrag met Oekraïne wakkeren de onzekerheid verder aan en worden zo bewust of onbewust onderdeel van de Russische strategie inzake de EU.

Ook in Nederland hebben politieke partijen die de afgelopen 10 jaar deelnamen aan regeringen, te weten VVD, PvdA, CDA, PVV en ChristenUnie zich niet voorbereid op de stroom vluchtelingen. Asielzoekerscentra werden zelfs gesloten. Het rendementsdenken van het politieke establishment heeft niet alleen economisch contra-cyclisch en desastreus uitgepakt. Door economisering van de politiek is het politieke debat verwaarloosd.

De ultieme vraag is hoe burgers in Nederland en in de EU weer vertrouwen kunnen krijgen in de aanpak van hun politieke leiders bij het sterk maken van de EU. Van verdere afbraak van de politiek als een hygiënische maatregel om van de grond af aan de boel opnieuw op te bouwen valt geen heil te verwachten. Daartoe is de EU te complex en de agressie van buiten Europa te groot. De EU moet zich snel hernemen. Door een Deltaplan dat eigen kracht benadrukt en elke inmenging van buitenaf bestrijdt die tot doel heeft de EU te verzwakken. De EU moet ophouden bang te zijn en leren krachtig voor zichzelf op te komen. En geen beschamende knieval meer maken voor autoritaire landen als Turkije of Rusland omdat dat de geloofwaardigheid van de burgers in de EU eerder verder verzwakt dan versterkt. De EU moet snel hervormen en de eigen sterke kern hervinden.

Foto: Bioscoop Europa in Lissabon, Portugal. Waarschijnlijk 1968-1970.

Hoe breed wordt onderzoek naar De Appel door commissie Swaab?

app

Een bericht in De Volkskrant: De Amsterdamse wethouder Kajsa Ollongren (Cultuur) laat een onafhankelijk onderzoek instellen naar het beleid van het bestuur van Kunstcentrum De Appel. De aanleiding is de ontstane ophef na het ontslag van directeur Lorenzo Benedetti. Els Swaab, oud-voorzitter van de Raad voor Cultuur, gaat de onderzoekscommissie leiden.’ Het bestuur zegt in een reactie het onderzoek op prijs te stellen.

Hiermee wordt het van rendementsdenken en managementscultuur betichte bestuur van De Appel met voorzitter Alexandra van Huffelen (directeur Gemeentelijk Vervoerbedrijf Amsterdam), penningmeester Wouter Han (directeur Lazard Benelux), Suzanne Oxenaar (creatief directeur Lloyd Hotel & Culturele Ambassade), Benno Tempel (directeur Haags Gemeentemuseum) en Hermine Voûte (partner Loyens & Loeff advocaten) onder curatele geplaatst. Van allerlei kanten, zoals Nederlandse galeriehouders, kunstenaars en tutoren van De Appel kwam afgelopen maand kritiek op het ontslag van Benedetti door het bestuur. Het ontslag werd gewoonweg niet begrepen. Feit dat het bestuur niet met steekhoudende argumenten kwam die verder gingen dan de kritiek ‘dat Benedetti onvoldoende leiderschap toonde’ maakte het er nog onbegrijpelijker op.

Met dit onderzoek is de kous niet af. Het rendementsdenken en de managementscultuur heeft het bestuur niet zelf verzonnen, maar is het opgelegd door de landelijke politiek. Drukbezette directeuren in het bestuur van De Appel zijn niet meer dan zetbazen die opdrachten toepassen van elders uitgezette lijnen. Interessanter zou het daarom zijn om in een onderzoek helder te krijgen waarom de directeur van een presentatie-instelling als De Appel normen krijgt opgelegd die strijdig zijn met het opereren van de cultuursector.

Als Els Swaab en haar commissie hun werk serieus nemen dan richten ze zich niet op het bestuur van De Appel, maar op de landelijke politiek die in de beide kabinetten Rutte sinds 2010 weinig heeft nagelaten om minachting en gebrek aan loyaliteit jegens de kunsten ten toon te spreiden. Omdat Els Swaab nog een appeltje te schillen heeft met VVD-fractievoorzitter Halbe Zijlstra voor wie ze zich in 2011 genoodzaakt zag het veld te ruimen als voorzitter van de Raad voor Cultuur kan het een spannend onderzoek worden dat breder wordt dan velen nu vermoeden. De aanwijzing van Swaab door Rutte’s voormalige rechterhand maakt het mogelijk.

Foto: Schermafbeelding van ‘Reactie bestuur op onderzoek gemeente Amsterdam’ op site van Kunstcentrum De Appel.

Het is het rendementsdenken, stupid. Irene De Craen over ontslag Lorenzo Benedetti

app

Aldus Irene De Craen in een analyse op Platform BK over het door velen als onterecht ervaren voortijdige ontslag van directeur Lorenzo Benedetti van kunstcentrum De Appel in Amsterdam. Het bestuur bestaat uit voorzitter Alexandra van Huffelen (directeur Gemeentelijk Vervoerbedrijf Amsterdam), penningmeester Wouter Han (directeur Lazard Benelux), Suzanne Oxenaar (creatief directeur Lloyd Hotel & Culturele Ambassade), Benno Tempel (directeur Haags Gemeentemuseum) en Hermine Voûte (partner Loyens & Loeff advocaten).

De Craen pleit ervoor om het tij te keren en de kunstprofessionals weer baas van de kunstsector te maken. Weg van het rendementsdenken in cijfertjes met een bestuur vol managers dat zich terloops vanuit de eigen drukke baan als zetbaas identificeert met deze door de landelijke politiek opgelegde managementscultuur. Als in Nederland iemand met het profiel en de kwaliteiten van Benedetti geen directeur meer kan zijn van een presentatie-instelling als De Appel, dan is er niet zozeer iets mis met Benedetti maar met de culturele sector. Het cijferfetisjisme van het rendementsdenken heeft de cultuursector overwoekerd als een dodelijke ziekte.

De remedie? Het managementsdenken dat de culturele instellingen door de landelijke politiek opgelegd wordt met de schijnzekerheid van cijfertjes,  bedrijfsplannen, sterkte-zwakteanalyses en verkoopargumenten moet een halt worden toegeroepen. Zo kan het niet langer. Niet omdat rendement geen overweging bij de bepaling van het beleid zou mogen zijn, maar omdat het de cultuursector corrumpeert en in de kern rot maakt.

Daarnaast is het de vraag hoe doelmatig de papieren werkelijkheid van dit rendementsdenken is en wat de samenleving ermee opschiet. Dient de managementscultuur de politiek of de kunst? De door de politiek breed gesteunde plannen om 80 miljoen of meer euro rijksgeld te bestemmen voor twee schilderijen van Rembrandt geeft aan dat het een kwestie van gunnen is. Als de politiek het echt wil dan beslist het met een pennenstreek dat het de culturele sector financieel lucht geeft en niet langer tot achter de komma iets probeert op te leggen dat het zelf zo graag wil zijn. Want kunst die een duplicaat van politiek denken is houdt op kunst te zijn.

Foto: Schermafbeelding van deel artikel ‘WW#14 Appels en peren’ van Irene De Craen voor Platform BK.

Een schijnoplossing van GroenLinks: grenzen aan politieke kunst

VVD2

‘Politieke kunst wil de wereld niet alleen verbeelden; zij wil de wereld veranderen. Politieke kunst is daarom de natuurlijke bondgenoot van progressieve politiek. Politieke kunst wil nuttig zijn.’ aldus Erica Meijer in een redactioneel bij een themanummer van De Helling over politieke kunst. Hier te bestellen voor  € 9,50. Zij is hoofdredacteur van dit door GroenLinks uitgegeven tijdschrift. Voor Joop licht zij in een opinieartikel aan de hand van enkele voorbeelden (Zentrum für Politische Schönheit in Berlijn, Jonas Staal) toe wat ze bedoelt.

Beide stukken zijn in lijn met de politieke opstelling van Groen Links zoals in 2011 geformuleerd door toenmalig kamerlid Mariko Peters in reactie op de bezuinigingen op de cultuursubsidies door toenmalig staatssecretaris Halbe Zijlstra (VVD): ‘Dit voelt als een valse dolk in de rug van de cultuursector. Straks vullen alleen nog buitenlandse kunstenaars de Nederlandse podia en musea. Het kabinet houdt topinstellingen uit de wind, maar wat kunnen die zonder broedplaatsen?’ Afgelopen week publiceerde Rektoverso de resultaten van een online enquête onder 311 Vlaamse en Nederlandse kunstenaars waaruit onder meer blijkt dat 64% niet kan leven van het kunstenaarschap. Meer dan 50% heeft een jaarinkomen dat onder de 10.000 euro ligt.

Het is lovenswaardig dat GroenLinks een lans voor kunst breekt. Net als de SP dat bij monde van Jasper van Dijk vaak doet. Maar deze partijen hebben de cultuurbezuinigingen van de Rijksoverheid niet alleen niet kunnen voorkomen, maar hebben er sinds 2011 evenmin een halszaak van proberen te maken zich in een positie te manoeuvreren waarin ze teruggedraaid konden worden. Peters’ en Meijers woorden zijn eerder op te vatten als praten voor de bühne en het binden van de eigen achterban, dan als politiek speerpunt. Hoewel ze zeker programmatisch aansluiten bij de wereldvisie van GroenLinks en meer zijn dan politieke marketing.

Kunst kan per definitie geen natuurlijke bondgenoot van politiek zijn. Laat staan van progressieve politiek. Waarbij dat laatste in de opvatting van oud partijleider van GroenLinks Femke Halsema ‘internationalistisch, toekomstgericht, veranderingsgezind, anti-bureaucratisch en democratisch’ is. Kunst kan deels, toevallig en tijdelijk gelijk opgaan met een bepaalde politieke stroming, maar daar op straffe van verlies van eigenheid en bewegingsvrijheid nooit een natuurlijke bondgenoot van zijn. Kunstenaars die een alliantie sluiten met de politiek worden ingesloten en houden op kunstenaars te zijn die kunst maken die per definitie ongebonden is.

De woorden van Erica Meijer hebben hun waarde omdat ze kunst proberen te bevrijden uit de gevangenis van het rendementsdenken en de marktwerking, en het idee van topkunst als life style voor een maatschappelijke elite. Maar een nieuwe gevangenis die kunstenaars tot instrument maakt van de zogenaamde progressieve politiek is een slecht idee. Politieke partijen moeten werken aan het verbeteren van de voorwaarden waaronder kunstenaars kunnen functioneren. Daar houdt hun verantwoordelijkheid en aanspraak op de kunsten op.

Foto: Nelle Boer, VVD: dictators in eigen regio opvangen. Cartoon, 2014.