Wilders vindt Tweede Kamer nepparlement. Waarom stapt hij er niet uit?

GW

Afgelopen week verklaarde PVV-leider Geert Wilders tijdens de Algemene Beschouwingen bij een interventie van D66-leider Alexander Pechtold dat de Tweede Kamer een nepparlement is. Dit naar aanleiding van een debat over het vluchtelingenprobleem en de vermeende islamisering van Nederland. Vraag is waarom Wilders en zijn fractieleden deel willen uitmaken van wat hij als een nepparlement ziet. Want als de Tweede Kamer werkelijk een nepparlement is, dan is Wilders een nepfractievoorzitter en de PVV een nepfractie met nepleden.

De uitspraak over het nepparlement was niet uitgeschreven in Wilders’ bijdrage, maar ontstond dus in een woordenwisseling met Pechtold. Wilders lijkt een en ander te verwarren. Hoewel goed aannemelijk kan worden gemaakt dat de kabinetten Rutte een rampzalig, anti-cyclisch economisch beleid hebben gevoerd, het huidige kabinet over allerlei beleidsterreinen intern verdeeld is tussen VVD en PvdA en geen slagvaardigheid en ambitie uitstraalt wil dat nog niet zeggen dat slecht beleid gelijkgesteld kan worden aan een nepparlement.

Nep heeft de betekenissen bedrog, imitatie, misleiding, namaak, schijn, vals, rommel, onecht. Het kan om andere redenen best dat de macht van Nederland niet in de Tweede Kamer ligt. Maar in de bestuurskamers van de multinationals, de Europese Unie of de Amerikaanse ambassade in Den Haag. Goed voorstelbaar is dat de echte beslissingen daar worden genomen en niet in de Tweede Kamer die enkel mag dienen als voorkant.

Waarom wil de PVV dat zegt de misleiding te doorzien dan nog langer deel uitmaken van wat het ziet als een schertsvertoning? Waarom zoekt Wilders niet de buitenparlementaire actie als hij het parlement volgens eigen zeggen heeft ontmaskerd als bedrog? Door het parlement een nepparlement te noemen, maar gewoon in die poppenkast te blijven functioneren tast Wilders vooral zijn eigen geloofwaardigheid aan. Als hij een vent is die meent wat hij zegt, dan resteert hem na zijn gevolgtrekking dat de Tweede Kamer een nepparlement is een laatste stap: het uit het parlement stappen van hem en zijn fractie. Door gewoon te blijven zitten laadt Wilders de verdenking op zich te handelen in nepargumenten en nepemoties. Eenvoudigweg een neppoliticus te zijn.

Foto: Schermafbeelding van vraag ‘Bent u het eens met Wilders dat dit parlement een ‚Nepparlement is’ met antwoorden volgens politieke voorkeur uit de Stemming van 20 september 2015 door Peil.nl.

Ongelijk van Halbe Zijlstra’s cultuurbeleid opnieuw aangetoond

geven

Halbe Zijlstra (VVD) wist hoe het zat toen hij staatssecretaris van cultuur (2010 -2012) was. Zo pretendeerde hij. Bezuinigen op kunst door de overheid kon omdat particulieren en bedrijven in het financiële gat zouden springen. Dat was ‘Een nieuwe visie op cultuurbeleid’ zoals hij dat in een kamerbriefMeer dan kwaliteit, een nieuwe visie op cultuurbeleid‘ van 10 juni 2011 presenteerde. Er is niets van Zijlstra’s plannen uitgekomen, want de markt had weinig behoefte om in het gat te stappen dat de overheid bewust liet ontstaan. Er werd al in 2010 door vele kanten voor gewaarschuwd dat hij het bij het verkeerde eind had. Het was niet meer dan blufpoker en nattevingerwerk zonder onderzoek waar de VVD’er zich op baseerde. Op weg naar de volgende functie zonder verantwoording af te hoeven leggen voor zijn miscalculaties. Met rampzalige gevolgen.

Vandaag wordt de onjuistheid van Zijlstra’s beleid opnieuw bevestigd. Daan van Lent citeert voor NRC uit het morgen te verschijnen tweejaarlijkse rapport ‘Geven in Nederland’ van het Centrum voor Filantropische Studies aan de VU: ‘Giften aan cultuur zijn sinds 2011 verder teruggelopen. (..) De daling is opmerkelijk, omdat de overheid in 2011 besloot fors te bezuinigen op cultuur en een beleid inzette dat instellingen juist meer geld zouden moeten aantrekken uit de particuliere sector. (..) De daling komt vooral door sterk dalende sponsorgelden. De onderzoekers geven daarvoor geen verklaring. Maar uit jaarverslagen van culturele instellingen bleek vorig jaar al dat musea, orkesten, toneel- en dansgezelschappen bij bedrijven merken dat deze sinds de recessie de hand op de knip houden en bovendien geen zin hebben om in het gat te springen dat de overheden hebben laten liggen liggen.’ Nogmaals, het was voorspeld dat het zo zou gaan.

Het is dus allemaal nog veel erger dan wat Zomergast Johan Simons in 2013 zei: ‘Onze vorige staatssecretaris van Cultuur Halbe Zijlstra die zei dat hij blij was dat hij geen verstand had van kunst, want dan kon hij heel makkelijk snijden. Ik weet niet of er überhaupt bezuinigd moet worden, daar zijn ook andere stemmen, maar de manier waarop die man omgegaan is met ons kunstenaars neem ik hem zeer kwalijk en zal ik hem ook altijd kwalijk nemen. Het gaat niet aan dat iemand die staatssecretaris van Cultuur is dat durft te zeggen, terwijl een staatssecretaris van Cultuur het hoort op te nemen voor cultuur. Ook al krijg je als opdracht om te bezuinigingen dan moet je dat serieus uitleggen. (..) Je kunt toch niet zeggen als je een ministerie onder je hebt blij te zijn niet zoveel verstand van kunst te hebben om makkelijker te kunnen snijden. (..) Ik vind het respectloos beleid. We hebben te maken met een regering die redelijk respectloos met de kunst omgaat.’

De VVD is de oorzaak voor de recente kaalslag op cultuur en heeft dat in de afgelopen jaren voorbereid en vormgegeven. Eerst binnen de VVD-fractie bij monde van cultuurwoordvoerder Han ten Broeke, in 2010 door VVD-informateur Ivo Opstelten in het regeerakkoord en in de uitvoering door staatssecretaris Halbe Zijlstra. Een toelichting bij het rapport ‘Manifestaties van de vrijheid des geestes’ van de Teldersstichting claimde de eigen verdienste: Omdat cultuur en sport voor de gemiddelde burger vrijetijdsactiviteiten zijn, vormen van vermaak, rijst de vraag hoe de gewijzigde taakopvatting van de overheid op de terreinen van cultuur en sport zich verhoudt tot de liberale staatsopvatting. Voor de VVD is cultuur een vorm van vermaak. Dan is blijkbaar alles geoorloofd om de burgers wat op de mouw te spelden en slecht doordacht beleid voor te zetten.

Schlaraffenland
Foto 1: Schermafbeelding van hoofdstuk ‘1.5 Geven aan cultuur’ uit kamerbrief ‘Meer dan kwaliteit: een nieuwe visie op cultuurbeleid’ van Halbe Zijlstra (2011).

Foto 2: Pieter Bruegel de Oude, ‘Luilekkerland’ (1567). Collectie: Alte Pinakothek, München.

Kruse en Finkielkraut zien kunst als fundament van Europa. Waarom breken PVV en VVD geen lans voor Europese cultuur?

Rijksmuseum Amsterdam

In Nederland is er nog steeds niemand in de politiek die het hartstochtelijk opneemt voor kunst. Nederlanders is door vooral vertegenwoordigers van de conservatieve VVD een beeld geschetst dat kunst het verdient bij het oud vuil gezet te worden. Dat kwam in 2011 hard aan. Ook omdat het onverwachts gebeurde en onnodig was. Kritiek kwam vooral van mensen die werkzaam waren in de kunstsector en door sluitingen hun baan verloren, maar ook van maatschappelijk betrokkenen die een breed belang van kunst zagen. En dan waren het nog niet eens de bovenmatige bezuinigingen die het meest stoorden. Van vaak 30% bij culturele instellingen waarvan gezegd werd dat ze nodig waren om door de teruglopende inkomsten het budget in evenwicht te brengen. De neerbuigendheid van een volledige politieke klasse tegenover de kunsten deed meer pijn. Omdat het duidde op onbenul van de beunhazen in de politiek die het belang van cultuur niet meer waardeerden.

Hoe het anders kan tonen twee voorbeelden vanaf de rechterflank aan. De conservatieve Franse filosoof Alain Finkielkraut van wie gezegd wordt dat-ie aanleunt tegen het gedachtengoed van het Front National neemt het in een NRC-interview met Peter Vermaas op voor de Europese cultuur: ‘Tegenwoordig geeft Europa de cultuur echter op aan iets anders, aan de moderne techniek, aan de consumptie. Ik hou te veel van Europa, de Europese beschaving, de diversiteit, het landschap, om haar in de steek gelaten te zien worden door de EU’.

De Duitse CDU-parlementariër Rüdiger Kruse breekt in een interview dezelfde lans voor de Europese cultuur. Hij meent dat Europa met ‘cijfers en tekens’ niet te verklaren valt: ‘Het Europese verhaal is cultuur. Met de cultuur als kernelement van Europese zelfdefinitie ontstaat een keten van legitimatie die veel verder teruggaat dan de monetaire unie of hun wortels, of het generatie na generatie uitgewoonde Duits-Franse conflict.’ Kruse meent dat als men de cultuur weer centraal stelt dat de kunstmatigheid die de EU aankleeft de pas afsnijdt: ’Dat we cultuur-Europeanen zijn is makkelijk te begrijpen. Het vereist gewoon een andere perceptie en waardering van cultuur: kunst niet als bouw van de samenleving, maar als fundament.

Er valt heel wat af te dingen op de standpunten van Finkielkraut en Kruse. De Europese cultuur zetten ze niet in om de cultuur, maar instrumenteel als ‘identiteitsvormend’ element dat van alles buiten de deur dient te houden: consumentisme, kosmopolitisme, multiculturalisme of nog erger: Europese eenheidssoep die naar niks smaakt en niemand dient. Waartoe dat uiteindelijk moet dienen is de vraag. Leidt dat tot een opvatting van kunst en cultuur die over grenzen gaat of juist grenzen moet vormen? Maar ze doen in elk geval serieus een poging om verder te denken over het belang van cultuur in relatie tot de EU. Waarom dit geluid in de conservatieve PVV en VVD niet klinkt is het raadsel van de Nederlandse politiek. Juist partijen als de PVV en VVD die nationalisme, identiteit en grenzen belangrijk vinden en zich eurosceptisch uiten zouden deze standpunten kunnen onderbouwen door een lans te breken voor een herwaardering van de Europese cultuur. Maar ze zijn intellectueel niet in beweging te brengen. Lui denken en makkelijk snijden op kunst is het gevolg.

Foto: Rijksmuseum. Amsterdam, 2013.

Johan Simons ziet bij regering geen respect voor kunst. Zijlstra!

zg

Theaterregisseur Johan Simons was gisteren Zomergast. Veel over taal, acteren, kunst en cultuurbeleid. Door en door Nederlands kijkt-ie toch naar Nederland met een frisse blik. Hij werkte eerder in Gent en is voor vijf jaar aangesteld als intendant bij de Münchner Kammerspiele. Hij ‘moet’ nog twee jaar en studeert nu Dantons Tod van Georg Büchner in. Met Pierre Bokma die heerlijk ‘lelijk’ mag spelen om tot de kern te komen. Straks.

Johan Simons is een grote geest met het hart op de juiste plek. Hij weet zonder het ingewikkeld te maken de essentie te pakken, en schakelt moeiteloos van hoog naar laag. Interviewer Wilfried de Jong bood Simons volop ruimte voor dat laatste, maar kon Simons in dat eerste niet volgen en zat daar Simons in de weg. Zoals bij de openingsverklaring van Simons aan de hand van zijn keuze voor een fragment van Coetzee en Kayzer en de onmogelijkheid van het interview. De Jong pikte dat totaal niet op en maakte het in zijn ongeduld plat.

Interessant en bevlogen werd het toen Simons over het Nederlands kunstklimaat en het regeringsbeleid kwam te spreken. Zie Uitzending Gemist na 2 u, 36′, 24”. Het is de wereld van het niet meer serieus nemen van kunst. Net als in Italië is een deel van de kunst ook in Nederland door de vorige regering verdacht gemaakt:

Onze vorige staatssecretaris van Cultuur Halbe Zijlstra die zei dat hij blij was dat hij geen verstand had van kunst, want dan kon hij heel makkelijk snijden. Ik weet niet of er überhaupt bezuinigd moet worden, daar zijn ook andere stemmen, maar de manier waarop die man omgegaan is met ons kunstenaars neem ik hem zeer kwalijk en zal ik hem ook altijd kwalijk nemen. Het gaat niet aan dat iemand die staatssecretaris van Cultuur is dat durft te zeggen, terwijl een staatssecretaris van Cultuur het hoort op te nemen voor cultuur. Ook al krijg je als opdracht om te bezuinigingen dan moet je dat serieus uitleggen. Dus ik voel me als Nederlands kunstenaar echt geraakt. (..) Je kunt toch niet zeggen als je een ministerie onder je hebt blij te zijn niet zoveel verstand van kunst te hebben om makkelijker te kunnen snijden. (..) Ik vind het respectloos beleid. We hebben te maken met een regering die redelijk respectloos met de kunst omgaat.‘ De VVD is de kwade genius.

Schermafbeelding van Zomergasten 2013 met Johan Simons, 18 augustus 2013.

Nederlands niet kapot te krijgen. Ondanks toetsing eindexamen

PetitieNL

De Telegraaf-rubriek ‘Wat u zegt‘ had gisteren de stelling ‘Het Nederlands gaat kapot‘. Zo’n 91 procent van de reacties stemde er mee in. Dit naar aanleiding van alle kritiek op de eindexamens Nederlands. Zo riepen 18 hoogleraren Nederlands in een brief aan de onderwijsspecialisten van de Tweede Kamer op tot een herziening van het eindexamen, aldus UniversOnline. Ze schreven: ‘Op dit moment worden er in het eindexamen geen taalwetenschappelijke kennis of taalvaardigheden getoetst, en wat er wel getoetst wordt, is onverantwoord.’ Met de petitie ‘Eindexamen Nederlands moet anders‘ vragen de initiatiefnemers aandacht voor de herziening.

De Telegraaf  gaat een stapje verder. Het concludeert in een toelichting dat de toetsing van de eindexamens Nederlands er een bewijs voor is dat het slecht gesteld is met het onderwijs. En volgens de meeste respondenten zou de slechte toetsing weer een gevolg zijn van het slechte onderwijsbeleid van de regering. En ‘bijna iedereen’ is het er over eens dat dit alles tot gevolg heeft dat het Nederlands kapot gaat. Da’s een interessante conclusie van een ketenredenering die begint met de kritiek op de toetsing van eindexamens.

Is het werkelijk zo slecht gesteld met het Nederlands als De Telegraaf uit de reacties van haar lezers meent te moeten concluderen? Dit roept de vraag op of een taal door slechte toetsing bij eindexamens, slecht regeringsbeleid, toename van het aantal inwoners dat Nederlands niet als eerste taal heeft, de invoering van de Mammoetwet en het bedenkelijke taalgebruik in de media en welke reden dan ook ‘kapot kan gaan’.

Een taal gaat kapot als de sprekers ervan uitgestorven zijn en de kennis van de taal verdwijnt. Het is een onderschatting van de levensvatbaarheid en de flexibiliteit van een taal om te veronderstellen dat genoemde factoren een taal kapot maken. Een taal verandert. Elke dag. Een taal past zich aan nieuwe omstandigheden aan. Daarom is het Nederlands een levende taal. Al sinds meer dan 500 jaar gaan taal en volk samen.

Schrijver Adrie van der Heijden bedankte vorige week de Nederlandse taal in zijn dankwoord bij het in ontvangst nemen van de P.C .Hooftprijs. Hij zei: ‘Mijn ervaring met de Nederlandse taal is dat ze voor alles wat uitgedrukt moet worden, inclusief veel schijnbaar onbenoembaars, haar woorden en constructies paraat heeft, en je alleen dan teleurstelt als je eigen brein op slot zit of als de dichtader nodig gedotterd moet worden.‘ De schrijver ziet de vitale Nederlandse taal als gereedschap waarmee hij alles kan maken wat-ie wil. Het verschil met de resultaten van de stelling in De Telegraaf kan niet groter zijn. De schrijver heeft gelijk.

Ook ik als blogger geniet elke dag van de schoonheid en de kracht van het Nederlands. De taal waarin ik woon kan alleen kapot gaan als de Nederlanders als volk kapot gaan. En die eindexamens? Teken de petitie, want onze taal is meer waard dan het gepruts van leraren en ambtenaren die de vitaliteit ervan niet bevatten.

lg_1095

Foto 1: Schermafbeelding van petitie ‘Eindexamen Nederlands moet anders‘. 5 juni 2013.

Foto 2: John Reid, Bastiaan Geleijnse en Jean-Marc van Tol maken de strip Fokke en Sukke. Lange tijd werd ‘Hebban olla uogala nestas hagunnan hinase hi(c) (a)nda thu uuat unbidan uue nu beschouwd als de oudste uit het Oudnederlands overgeleverde zin. Daterend van omstreeks 1075. Betekenis: ‘Hebben alle vogels nesten begonnen, behalve ik en jij. Waarop wachten we nu?’. Nu is er consensus dat er oudere Nederlandse teksten zijn. De zin roept bij vele generaties studenten Nederlands herkenning en genegenheid op. Bastiaan Geleijnse studeerde Nederlands.