Media moeten beseffen dat het ontlokken aan wetenschappers van uitspraken die buiten hun vakgebied gaan geen wetenschap meer is. Het geval Heino Falcke

Dit is het slot van een interview uit april 2019 van het invloedrijke Duitse weekblad Der Spiegel met hoogleraar Heino Falcke. Hij is hoogleraar Astrodeeltjesfysica en radioastronomie aan de Nijmeegse Radboud Universiteit.

De interviewer merkt in bovenstaand citaat op dat Falcke een vrome christen is, af en toe in de kerk predikt en vraagt hoe dat past bij de wetenschapper Falcke. De hoogleraar antwoordt: ‘Er zijn meer parallellen tussen geloof en wetenschap dan men zou denken. Beiden zoeken voor alles de reden. Maar de natuurkunde durft niet een stap verder te gaan en de vraag over God te stellen. Maar ik geloof dat mensen niet alleen uit natuurwetten bestaan. Mijn onderbuikgevoel vertelt me ​​dat er meer is. We hebben geest, gevoel en ziel. En dat onderbuikgevoel volg ik ook vaak in de wetenschap.’

Dit is een opmerkelijke uitspraak van Falcke over zowel religie als wetenschap die men van een 21ste eeuwse natuurwetenschapper niet zou verwachten. Het is een vreemde uitspraak. Falcke is geen theoloog of metafysicus en heeft over godsdienst niet meer expertise dan de gemiddelde Nederlander. Zijn mening dat het religieuze geloof net als wetenschap voor alles de reden zoekt is in strijd met de gangbare opvatting over wat geloof is. Hij lijkt losjes te refereren aan de Rooms-Katholieke encycliek Fides et Ratio die zich baseert op de 13de eeuwse Thomas van Aquino die onder meer stelt dat de aard van God door de rede kan worden vastgesteld.

Het struikelblok is niet dat Falcke een christelijke overtuiging heeft, maar dat hij die in de openbaarheid koppelt aan en vermengt met zijn wetenschappelijke status en functie. Onder de dekmantel van de Radboud Universiteit waar hij werkzaam is. Hij combineert de amateur-gelovige met de professionele-wetenschapper op zo’n wijze dat voor de argeloze beschouwer het verschil niet valt te onderscheiden. Dat is ongewenst en voor de wetenschap onaanvaardbaar. Het is in strijd met de wetenschappelijke methode die uitspraken in geldigheid afbakent.

Het is verneukeratief als wetenschappers vanuit hun status en functie uitspraken gaan doen over kwesties die buiten hun vakgebied liggen en waar ze even weinig van weten als Henk en Ingrid. Media gaan doorgaans mee in de misleiding dat genoemde wetenschappers hierover recht van spreken hebben of zwengelen dit zelfs aan. Der Spiegel maakt de fout door Falcke deze vraag op zo’n open manier te stellen. Falcke mag vervolgens grenzeloos associëren en speculeren. Zonder dat de interviewer dit in een juiste context plaatst ontstaat het beeld dat Falcke een wetenschappelijke uitspraak over het geloof doet. Zo blijft ongenoemd dat Falckes uitspraak over het geloof niet meer onderbouwd is dan de mening van Henk en Ingrid hierover.

Complotdenkers weten voor hun sociale media altijd weer wetenschappers te vinden die vanuit hun vakgebied A een uitspraak doen over vakgebied X. Het is onderhand een subgenre in de populaire media van wetenschappers die uitspraken doen over een vakgebied waar ze geen wetenschappelijke deskundigheid over hebben. Het valt de gevestigde media zwaar aan te rekenen dat ze daar niet zorgvuldiger mee omgaan door aan te geven dat dit zuiver amusement en speculatie betreft en niets met wetenschap te maken heeft. In de kern komt de houding van deze media neer op dezelfde minachting en hetzelfde onbegrip voor wetenschap dat bij radicaal-rechts bestaat.

Bekend is het voorbeeld van de chemicus die zonder expertise over de klimaatwetenschap zich in de publieke opinie ongestraft kan uitgeven als sceptische klimaatwetenschapper, zoals Frits Böttcher of Marcel Crok. Media die wetenschap serieus nemen en op juiste waarde willen schatten moeten verder kijken dan het oppervlakkige etiket ‘wetenschap’ als een catch all legitimatie. Media dienen te weten dat de afbakening van wetenschapsgebieden inherent is aan de wetenschap en dat ze voorzichtig moeten zijn om wetenschappers onder de pretentie van expertise uitspraken te ontlokken of af te dwingen over onderwerpen die buiten hun vakgebied vallen.

Foto: Schermafbeelding van deel interviewAntworten zu den ganz großen Fragen des Lebens’ van Jörg Römer in Der Spiegel, 11 april 2019. 

Advertentie

Petitie ‘Internationalisering onderwijs’ is kritisch op het bestuur van de Radboud Universiteit Nijmegen

Een ongelofelijke en kenmerkende petitie op Petities.24.com van studenten Psychologie aan de Nijmeegse Radboud Universiteit met drievoudige kritiek. Ze voelen zich voorgelogen en belazerd omdat de universiteit de afspraak schendt en geen Nederlandstalig maar Engelstalig onderwijs aanbiedt. Tevens vinden ze dat de universiteit daar onvoldoende over heeft gecommuniceerd. Tenslotte vinden ze het niveau van het Engelstalig onderwijs dat de docenten geven onder de maat, mede omdat het niet onafhankelijk getoetst wordt. De studenten merken op dat ze zich hadden aangemeld voor Nederlandstalig onderwijs ‘met het oog op een baan in Nederland (vaak in de zorg), waarbij het van groter belang is de juiste termen te kennen in het Nederlands’.

De meesten reageren anoniem, maar enkelen spreken zich uit en geven aan teleurgesteld te zijn in hun universiteit. Jette: ‘Ik teken omdat de kwaliteit van onderwijs echt onderuitgaat door het internationaliseren van de studie.’ Judith G.: ‘Ikzelf 2ejaars psychologie studente ben en hier last van ervaar. Als ik van tevoren had geweten dat het zo liep op de Radboud universiteit had ik me misschien wel aangemeld bij een andere universiteit in Nederland.’ Judith S.: ‘Ik teken dit. omdat ik boos ben dat ons onderwijs (psychologie Radboud Universiteit Nijmegen) ontzettend achteruit gaat in kwaliteit, doordat cursussen zo nodig in het Engels gegeven moeten worden, terwijl het overgrote deel later in Nederland aan de slag gaat…….’. Liz: ‘Ik teken omdat dit probleem al veel te lang speelt en de universiteit zich er gemakkelijk van af maakt door de problemen bij de student te leggen. Het wordt tijd dat de kwaliteit weer voorop komt, in plaats van het geld.’

Nederlandse universiteiten hebben geen vijand nodig, want ze helpen zichzelf om zeep. Zoals Liz opmerkt, universiteiten zetten niet de kwaliteit van het onderwijs voorop, maar het geld. Daarnaast gaat het erom dat zoals de studenten beweren ze zijn voorgelogen. Dat is ontoelaatbaar omdat het studenten schaadt en de geloofwaardigheid van de Radboud Universiteit beschadigt. De internationalisering van het onderwijs is prima, maar moet op een serieuze manier gebeuren. Met moedertaal sprekers van het Engels en geen Nederlandse docenten die hun variant van Steenkolenengels spreken en daarbij geen nuances kunnen overbrengen, laat staat als het al lukt om de grote lijn over te brengen. Overigens zijn deze docenten eveneens slachtoffer omdat ze voor de leeuwen worden gegooid door een onverantwoord opererend universiteitsbestuur.

Een andere taal kan het Nederlands niet vervangen. Evenmin is er noodzaak voor als het gaat om studenten die naar verwachting in een Nederlandstalige omgeving in Nederland werk zullen vinden. Internationale oriëntatie moet niet vermeden worden, maar het kan het onderwijs in het Nederlands niet vervangen en moet goed voorbereid worden. Dat gebeurt nu niet zoals dit voorbeeld aan de Radboud Universiteit verduidelijkt. Terwijl het probleem van slecht Engelstalig onderwijs door Nederlandse docenten toch al jaren geleden is geconstateerd. Dat laten gebeuren is onverantwoord gedrag van het universiteitsbestuur. Een bijkomend nadeel van Engelstalig onderwijs is trouwens dat oriëntatie op het Engels andere moderne talen als Chinees, Russisch, Spaans, Frans of Duits wegdrukt. Universiteitsbestuurders verliezen de essentie van een universiteit uit het oog in hun blindstaren op bedrijfsmodellen, rendement, marketingplannen, groei, internationalisering en de drang ‘om bij de tijd te zijn’ en de concurrentie met andere universiteiten niet te verliezen.

Foto: Schermafbeelding van deel petitieInternationalisering onderwijs’ van Amber Albrecht en Eileen Markmann op Petities24.com, 10 november 2018.

Bankiers met eigenwaan: rot toch snel op als het je hier niet bevalt

tjm

Zit de wereld op Nederlandse staatsbankiers te wachten? Nee, de wereld heeft geen behoefte aan Nederlandse bankiers die in een lagere, lokale divisie spelen. Oud-staatsecretaris Willem Vermeend (PvdA) verwoordde dat naar aanleiding van een hoorzitting in de Tweede Kamer in Nieuwsuur: ‘De ABN is een staatsbank, een bank van de Nederlandse burgers. (..) En wij spelen echt niet in de topdivisie. Ze worden echt niet gebeld door het buitenland. Er zijn tienduizenden topbankiers werkeloos op dit moment door de crisis. In bijna alle landen is de sector gekrompen met ongeveer 25%. Overal gaan de salarissen op de lange duur omlaag. Men zit echt niet op Nederlandse bankiers te wachten. Ze worden echt niet gebeld.’ Hoeveel zijn er doorgebroken als Paul Verhoeven, Robbert Dijkgraaf, Armin van Buuren of Guus Hiddink? Willem Buiter en Onno Ruding ooit, en dan?

De Nederlandse bestuurders van banken die verwijzen naar hun internationale marktwaarde hebben dus een verkeerd zelfbeeld en leiden aan zelfoverschatting. Da’s uiteindelijk geen kwestie die in het reine kan worden gebracht door politici of economen, maar uitsluitend door psychologen. Hoogleraar aan de Radboud Universiteit Nijmegen en klinisch psycholoog J. Derksen wijst in een ingezonden brief in NRC van 4 april op ‘het psychologisch mechanisme dat niet alleen bij ABN Amro maar in de gehele kredietcrisis een grote rol speelde: narcistische grootheidsfantasieën bij leidinggevenden. (..) Linksom of rechtsom kennen ze zichzelf salarisverhogingen toe omdat ze abusievelijk geloven dat ze een hele bijzondere bijdrage leveren.

In navolging van wat burgemeester Ahmed Aboutalbeb tegen jhadisten zei die de Nederlandse samenleving verwerpen: ‘Als het je hier niet bevalt, dan rot je toch op’ kan hetzelfde tegen de bankiers gezegd worden die zichzelf zo grandioos overschatten: ‘Bankiers als het je hier niet bevalt, dan rot je toch op’. Wellicht ligt het nog gecompliceerder omdat deze bankiers waarschijnlijk voldoende zelfkennis hebben om te weten dat ze totaal niet bijzonder zijn of iets bijzonders toevoegen. Ze doen net alsof ze bijzonder zijn. Derksen: ‘Indien ze ook nog wat psychopathisch zijn (en dat is geen uitzondering) zien ze zelfs vaak in dat hun bijdrage niet bijzonder is, maar zijn ze alleen uit op eigen gewin en manipuleren anderen en het bedrijf zoveel ze kunnen.’

De oplossing ligt op het gebied van de geestelijke gezondheidszorg. Topbankiers die geholpen willen worden dienen genezen te worden van hun narcisme dat zover gaat dat het destructieve krachten losmaakt die zowel bank, samenleving als eigen persoonlijkheid kan kapotmaken. De politiek moet niet meegaan in de fantasieën of de manipulatie door de topbankiers, maar dit corrigeren. Er is een psychologisch deltaplan nodig om de Nederlandse topbestuurders hun zelfbeeld dat zo los staat van de werkelijkheid te helpen herstellen. Bankiers die ondanks alles echt geloven dat ze iets bijzonders toevoegen kunnen naar het buitenland vertrekken. Ga!

Foto: Tweet van Tom-Jan Meeuws, 7 april 2015.

Wat is kunst die niet aanstootgevend en confronterend mag zijn?

Aphrodite-Pan-Eros-Nude-Marble-Statue2-627x1024

Lokale kunstenaars worden uitgenodigd om te komen exposeren in het gemeentehuis van Hardenberg. Onder voorwaarden. De kunstcommissie beoordeelt de aanvragen en streeft naar kwaliteit en diversiteit. Het moet mensen met verschillende achtergronden aanspreken. Tot zover niets bijzonders. Maar dan komt het: ‘de kunst moet een positieve, inspirerende uitstraling hebben en mag niet confronterend of aanstootgevend zijn.’

Wat wordt hier bedoeld? Want wat voor de een confronterend of aanstootgevend is hoeft dat voor de ander niet te zijn. De satanist houdt van een duivelse voorstelling, de christen juist niet. Het gezinsmens ziet het gezinsleven als normaal, de vrijgezel ergert zich eraan. Voor de vrijdenker krijgt kunst pas betekenis als het schuurt, voor de conformist moet kunst vooral niet schuren. De communist wil niet dat er gespot wordt met Marx of Lenin, de religieus geïnspireerde zweert bij eerbied voor een opperwezen. De opvatting van wat confronterende of aanstootgevende kunst is verschilt van persoon tot persoon. Het is een onwerkbare norm.

Het lijkt de Hardenbergse kunstcommissie om de zedelijkheid te gaan. Het Amerfoortse CU-raadslid Simone Kennedy benaderde dit aspect in 2011 vanuit een christelijke invalshoek in haar stuk ‘Pornofestival en naakt in kunst en reclame. Ze vraagt zich af: ‘Zijn wij in de beoordeling van kunstwerken en reclames van deze tijd niet te bekrompen?‘ en beantwoordt dat door het op te nemen voor kunst en tegen reclame. Provocerende kunst ziet ze als een categorie die voorkomen moet worden: ‘Hoe breder deze commissies zijn samengesteld en hoe meer burgers erin zijn vertegenwoordigd, hoe minder kansrijk provocerende projecten zijn.’ 

Kunstenaars hebben vrijheid zich te uiten, maar de morele boodschap die een kunstwerk verkondigt, vraagt dan om een reactie. In de reactie op de reactie gaat het vaak fout. Kunstcommissies weten zich geen raad en geven een klager z’n zin. Als de staafgooier die een tentoonstelling in z’n eentje benadeelt. Onlangs moest in het Amsterdamse project Lijdensweg West de film Liquid Love van Barbara Thompsen verhuizen van de ruit naar binnen omdat een omwonende zich ergerde aan de fruiteters in de film. In Nijmegen verwijderde een kunstcommissie een schilderij van Elmert de Gruijl omdat een schoonmaakster zich eraan stoorde. Het hield de rug niet recht zoals de Nijmeegse hoogleraar Letterkunde Jos Joosten de kunstcommissie nadien verweet.

Het lijkt logisch dat een kunstcommissie zich in de eisen die het vooraf stelt probeert in te dekken tegen alle beroering die kan ontstaan. Wie weet krijgen beleidsambtenaren Cultuur tegenwoordig de opdracht om controverses uit de weg te gaan. Speciaal waar het (de suggestie van) bloot betreft. Een wethouder zit niet te wachten op een rel over kunst. Evenmin als het bestuur van een ziekenhuis of de voorzitter van een culturele instelling. Maar de eisen vooraf aan de kunstenaars om het positief te houden en de controverse te vermijden ondermijnen de strekking van wat kunst is. Uit angst, gemakzucht en vrijblijvende verwijzing naar kwaliteit en diversiteit wordt kunst in de openbare ruimte gemuilkorfd. Hardenbergse kunstenaars: pak jullie kans!

Foto: Klassiek Grieks beeld: Afrodite, Pan en Eros. Circa 100 voor Chr., toegeschreven aan Praxiteles.

Cultuur en het smalle pad van het juiste protest

Anna Tilroe is bijzonder hoogleraar Kunst en cultuur aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. Ze bezet voor een periode van 1 jaar de Anton van Duinkerken-wisselleerstoel die is ingesteld door het Nijmeegs Universiteitsfonds. Afgelopen zondagmiddag 26 juni was ze een van de sprekers op de protestdag Boijmans Bezet op het binnenplein van museum Boijmans. Ze trok fel van leer.

Haar ongenoegen nam zulke nuances aan dat ze de uitspraak Als ik het woord Cultuur hoor, dan trek ik mijn pistool die ze aan Joseph Goebbels toeschreef door haar lange toespraak vlocht. Mogelijk om ons wakker te schudden. Een klassiek geval van de Wet van Godwin. Een populaire analyse in rechtse kringen.

Na haar kwam Job Cohen die meteen het citaat van Tilroe pareerde. Hij distantieerde er zich fijnzinnig van door er een citaat van Winston Churchill naast te zetten. Met de strekking Waar vechten we nog voor als we korten op Cultuur. Cohen vond de goede toon.

Tilroe en Cohen markeren uiterste posities in het cultuurprotest. De eerste schamperend, de laatste diplomatiek. Waarschijnlijk helpt het een noch het ander om een bres te slaan in de verdediging van de regering. Maar Boris van der Ham (D66) en Job Cohen proberen een kloof te overbruggen en eigen initiatieven te nemen.

Acties als Nederland schreeuwt om Cultuur en de Mars der Beschaving vliegen uit de bocht als ze komen met verwijten, claimen van eigen rechten en groteske overdrijvingen. De juiste weg is een smal pad. Gelukkig wordt er veel verstandigs gezegd, met passie en maatschappelijke betrokkenheid. Maar iemand die voor zichzelf werkgelegenheid eist is ongeloofwaardig. Of Goebbels van stal haalt.

In november 2010 schreef ik: Bij vakbondsacties kan ik me doorgaans verenigen met het doel. Maar actiemiddel en pamfletten bekoren me minder. Bij malle petjes, oranje hesjes en gescandeer van leuzen kijk ik liever opzij. Ik begrijp echter dat versimpeling nodig is om de publiciteit te halen.

De bezuiniging op het cultuurbudget met 200 miljoen en de lastenverzwaring van 13% BTW-verhoging op theaterkaartjes vind ik een verkeerde doelstelling. Zelfs van een grote onnozelheid waarmee VVD en CDA voor mij door de mand vallen.

De actie Nederland schreeuwt om Cultuur roept mijn scepsis op. De site stapelt argumenten zonder dat het een overtuigend betoog wordt. De verantwoording doet denken aan een haastklus en gelegenheidsargumenten. Kunst die slecht in vorm is. Kortom, aan een sector die nog niet toe is aan nadenken over de eigen toekomst.

Juist daarom steun ik de actie. Dus op voorwaarde dat de cultuursector de komende tijd benut om een omslag naar de toekomst te maken. Want da’s onvermijdelijk. De sector moet even de tijd kunnen nemen. Schreeuw daarom allen mee om cultuur. 

Ruim een half jaar later heeft de cultuursector nog steeds geen omslag naar de toekomst gemaakt. Analyses zijn gemaakt en alternatieven gezocht. Sectoren steunen elkaar tot aan de hoek van het Malieveld. Topinstellingen die gespaard blijven gaan hun eigen gang. Talentontwikkeling en postacademisch onderwijs zijn op zichzelf aangewezen. Regio’s stellen het eigen orkest boven kwaliteit.

De sector is nog steeds intern verdeeld. Eensgezindheid en denken over de eigen positie is ook lastig. Cultuur is een sector met uiteenlopende vertegenwoordigers en belangen. Nederland kent veel betrokken en ambitieuze kunstenaars, kunstliefhebbers en denkers over kunst. Overschreeuwen helpt niet om die verschillen te overbruggen. In kunst gaat het om het vinden van de goede vorm. In cultuurpolitiek ook.

Over de uitspraak van Goebbels valt het nodige te zeggen. Bijvoorbeeld dat-ie helemaal niet van Goebbels is. Noch van Hermann Göring. Het komt uit het toneelstuk Schlageter uit 1933 van Hanns Johst: Wenn ich Kultur höre … entsichere ich meinen Browning. 

Foto 1: Le Son du Tonnerre (Het geluid van de donder), Sarkis 
Foto 2: Na het protest tegen de cultuurbezuinigingen, Den Haag, 27 juni 2011