Allerhande Kerstfestival in Spoowegmuseum: eenzijdige marketing

sp

Marktleider van Nederland Albert Heijn houdt op 11, 12 en 13 december het Allerhande Kerstfestival in het Spoorwegmuseum te Utrecht. Albert Heijn ziet het in een persbericht als een evenement in de stijl van de populaire foodfestivals dat plaats biedt aan 40.000 bezoekers, met de sfeer van een kerstmarkt: ‘Proeven, eten en drinken staan centraal en met hulp van experts ga je zelf aan de slag tijdens speciale workshops.’

Het is de vraag wat voor het Spoorwegmuseum behalve een som geld de toegevoegde waarde is van de incidentele samenwerking. Zoals vaker bij dit soort evenementen moet het prestige van het museum afstralen op het bedrijf dat een relatie aangaat. Maar het gevaar voor het museum is dat het de andere kant opwerkt en het aan prestige verliest. Simpelweg te boek komt te staan als een organisatie die gekocht wordt. Het is een gemiste kans dat dit evenement zo eenzijdig draait om de marketing van Albert Heijn en de supermarkt heeft nagelaten een duurzame relatie met het Spoorwegmuseum aan te gaan. Opdat een partnerschap had kunnen ontstaan met een gemeenschappelijk doel. Door de gekozen opzet van het Allerhande Kerstfestival valt nu zelfs te betwijfelen of ook het bedrijfsimago van Albert Heijn er veel mee gediend is omdat het Spoorwegmuseum door de gekozen relatie de kans ontnomen is om het imago van Albert Heijn te versterken.

Foto: Schermafbeelding van presentatie Allerhande Kerstfestival 2015 door Albert Heijn.

Pop-up museum is geen museum. Marketing van Castello en DWDD

Er is iets opmerkelijks aan de hand met deze video van het Spaanse mediabedrijf ampliffy voor Castello. De voice-over spreekt van een pop-up (Nederlands: popupmuseum van kaasmerk Castello in New York. Een dochter van het Deense bedrijf Arla. Castello noemt het zelf een pop-up store. Dat dekt de lading beter. Zo’n presentatie die ook Londen en Kopenhagen aandoet heeft alles van een winkel. Het gaat om het vergroten van de bekendheid en het prestige van een merk met als doel een hogere verkoop. Zo werkt commercie.

Er bestaat dus een misverstand over wat een pop-up museum is. Bedacht moet worden dat ‘museum‘ geen beschermde naam is. Denk maar aan een martel- of sexmuseum of Amsterdam EXPO die zich museum noemen zonder aankoop, collectiebeheer, educatie of documentatie. De term pop-up museum probeert die bezwaren te ondervangen door de toevoeging pop-up die tijdelijkheid suggereert. Zo’n museum ‘duikt op‘ en gaat weer weg, en zou er dus niet op afgerekend hoeven worden dat het de kenmerken van een museum mist.

Ook Nederland wil bij de tijd zijn en vermengt media, marketing en museum met elkaar. Op initiatief van het televisieprogramma DWDD kent het een pop-up museum (ook popup genoemdin het Amsterdamse Allard Pierson Museum. Zo wordt het nog ingewikkelder dan het in de hal van het New Yorkse Grand Central Station met Castello was. Met het Allard Pierson leent een echt museum zich ertoe om in de eigen zalen een als ‘museum‘ genoemde tentoonstelling voor een mediaprogramma met medewerking van tien Nederlandse musea in te richten. Om de bekendheid en het prestige van dat mediaprogramma DWDD te helpen vergroten.

Wat bezielt de 11 Nederlandse musea, te weten Drents Museum, Nederlands Fotomuseum, Van Abbemuseum, Stedelijk Museum Amsterdam, Groninger Museum, Centraal Museum Utrecht, Museum Catharijneconvent, Museum de Fundatie, Rijksmuseum/ Bijzondere Collecties UvA, Gemeentemuseum Den Haag en het Allard Pierson Museum om hieraan mee te doen? Is het de angst om achter te blijven bij de concurrent die wel met DWDD in zee gaat? Is het de behoefte om kinky te willen zijn voor een groot publiek? Als dat zo is dan tekent dat het gebrek aan zelfvertrouwen van musea die de weg kwijt zijn en zich vooral door politiek, media en marketing laten sturen. Niet door eigen visie. Oppervlakkigheid en angst regeren in Nederland-Museumland.