Meeus waarschuwt de media, ze moeten Baudet checken op wat hij kan. Diens ereplaats in het narcistenkartel is een doodlopende weg

Aldus de conclusie van de zaterdagse column in NRC over Haagse politiek van Tom-Jan Meeus. Hij verwijt niet zozeer ultra-rechtse partijen als de PVV of FvD dat ze er een potje van maken (wat ze doen), maar dat de media daar geen goed verslag van doen. Daarin heeft Meeus gelijk. Het is een terugkerend verwijt aan de gevestigde media dat ik onder meer hier, hier en hier heb verwoord. Ik schreef in maart 2017 in een commentaar: ‘Baudet is even weinig elitair als Donald Trump en even tegenstrijdig in zijn houding daarover. Goede voornemens om het moeras droog te leggen, maar in de praktijk pakt het volledig tegenovergesteld uit. Wie Baudet en Hiddema de afgelopen maanden heeft zien opereren kon gewaarschuwd zijn en zal niet verrast zijn dat deze twee heren bij uitstek vertegenwoordigers van het establishment zijn. Alleen, binnen het establishment heerst een strenge hierarchie waar Baudet en Hiddema zich nu proberen in te vechten. Met het volk heeft dat niets te maken, maar vooral met hun eigenbelang en carrière. Ambitie is menselijk en geen schande, maar meer moeten we er niet van maken. Baudet gaat voor Baudet. De rest is bijzaak.’

Meeus voegt er een ander dimensie aan toe, namelijk politiek vakmanschap en kennis. Wat kan Baudet? Want iedereen kan zich politicus noemen, maar niet iedereen die zich politicus noemt bezit het vakmanschap en de kennis die een politicus succesvol maakt. Baudet is weliswaar een jonge, beginnende politicus en moet de kans gegeven worden om te groeien in zijn vak, maar na drie jaar FvD als politieke partij kunnen de media hem toch de vraag gaan stellen in hoeverre hij is gevorderd in het onder de knie krijgen van het vak politicus.

Is de fundamentele zwakte van Baudet niet zijn wegvluchten in vergezichten en filosofieën om te verhullen dat hij als politicus nauwelijks vordert in zijn vakmanschap? Zo laadt Baudet net als Trump de sterke verdenking op zich dat hij uitblinkt in grootspraak, narcisme, vergezichten, onheilsfantasieën, toekomstplannen en het gooien van verbale bommetjes, maar tamelijk vruchteloos is in het bedrijven van praktische politiek en het realiseren van zijn kernpunten. Hoewel dat bij Trump genuanceerd ligt, bijvoorbeeld in het slinks en succesvol benoemen van rechtse rechters. Geert Wilders heeft zich verregaand geïsoleerd in een vlucht naar de marge, Thierry Baudet wacht hetzelfde lot als hij niet tijdig tot inkeer én inzicht komt en hersenschimmen inwisselt voor doorzettingsvermogen, grilligheid voor vakkundigheid en eigenliefde voor inlevingsvermogen.

Foto: Schermafbeelding van deel columnHoe de crisis in FVD bewijst dat media in campagnetijd hun taken verzaken; Deze week: Baudet en zijn plaats in het narcistenkartel. Ofwel: grote vragen voor politiek en media na de crisis in Forum voor Democratie’ van Tom-Jan Meeus in NRC, 27 april 2019.

Nederlandse staatsomroep is niet links, maar rechts. Parlementaire journalisten Fresen en Noorlander normaliseren Forum. Dom of laf?

De vraag is of journalisten die aan zelfcensuur doen dat zelf in de gaten hebben. Laat staan dat ze het zullen toegeven. In de reactie op de verkiezingswinst van Forum voor Democratie en leider Thierry Baudet worden de bokken van de geiten gescheiden. Journalisten moeten objectief verslag doen. En anders niet.

Is Baudet een normale politicus of een crypto-fascist die tegen het racisme aanleunt? Die vraag wordt op dit moment in de samenleving gesteld en de media kunnen eraan meehelpen die te beantwoorden. Daar gaat het om. Dat is de urgentie. Hoe dan ook moeten journalisten signaleren en standpunten met feiten onderbouwen.

Wat ze in geen geval moeten doen is om Baudet en zijn partij los van de feiten op voorhand te normaliseren. Zonder journalistieke weging. Het lijkt erop dat het voor Nederlandse journalisten op dit moment makkelijker is om toe te geven dat Donald Trump, Steve Bannon, Matteo Salvini, Filip Dewinter, Jean-Marie Le Pen of Viktor Orban anti-democratische en tegen het fascisme aanleunende neigingen hebben, dan dat ze willen toegeven of in overweging willen nemen dat Baudet met deze anti-democraten over één kam is te scheren.

Het is de omgekeerde journalistieke wet die zegt dat een diefstal om de hoek belangrijker is dan een moord in de volgende stad of een massamoord op een ander continent. Zo is het makkelijker voor een journalist om verre boeven te benoemen dan de eigen boeven. Zoiets vergt moed, ruggengraat. Of dat komt door lijfelijke angst, gebrek aan burgermoed (‘Zivilcourage’) of de vrees uitgesloten te worden van contacten valt te bezien.

Aanleiding voor het bovenstaande was de opstelling jegens Baudet naar aanleiding van de verkiezingswinst van Forum van de journalisten Ron Fresen en Arjan Noorlander. Zij moeten voor de NOS de politiek duiden en dat is een kerntaak die verwachtingen schept. Maar wat ze ervan bakten was teleurstellend en schoot tekort. Hun commentaar viel samen te vatten als de normalisering van Forum en van Baudet. Zelfs een slag om de arm hielden ze niet. Ze zagen Forum niet als protestpartij en associeerden Baudet niet met racistisch en wit nationalistisch gedachtengoed. In hun schematisch denken stelden ze Forum gelijk aan GroenLinks, immers ook een getuigenispartij. Zo kun je alle verschillen toedekken. Ook als een partij getuigt van fascistisch of racistisch gedachtengoed is dat een getuigenis. Tja, maar wat voor getuigenis, Fresen en Noorlander?

De angst lijkt te regeren bij de NOS om uitgemaakt te worden voor links. Het hameren van radicaal-rechts gedurende jaren heeft zijn vruchten afgeworpen. Genoemde NOS-journalisten durven niet meer kritisch te zijn op radicaal-rechts en vrezen als lid van de linkse kerk afgeschilderd te worden. Voor verbouwereerde kijkers die dit moesten aanzien is de conclusie duidelijk: de Nederlandse ‘staatsomroep’ is niet links, maar rechts.

Foto: Ron Fresen (rechts): ‘“Het is natuurlijk het Baudet-effect, maar het heeft ook te maken met de inhoud”, zegt politiek verslaggever Ron Fresen over de winst van Forum voor Democratie.’ Op NOS.nl.

Ewald Engelen ziet parlementaire journalistiek propaganda voor de bestaande orde maken. Partij voor de Dieren past daar niet in

Ewald Engelen heeft in zijn column van 27 maart 2018 over Economie in de Groene Amsterdammer kritiek op de parlementaire journalisten van de NOS tijdens de verkiezingsuitzending Nederland Kiest van 21 maart. Aanleiding voor zijn kritiek is de manier waarop ze aandacht besteden aan de Partij voor de Dieren. Of liever gezegd, nauwelijks aandacht aan die partij besteden en met die weinige aandacht die partij ook nog eens kleineren en verkeerd interpreteren. Is dat moedwil of misverstand? In elk geval getuigt het van onvermogen.

Engelen: ‘Het is om meerdere redenen een onthutsend toneelstukje dat hier werd opgevoerd. Dat veel zegt over de lamentabele staat van de parlementaire journalistiek. Ten eerste de naïviteit over de eigen rol in het maken en breken van politieke bewegingen. Het pendant van het onthutsende gebrek aan zelfkritiek van de journalistiek bij het grootschrijven en grootpraten van rellerige neo-nationalistische partijen als PVV en FvD is het retoucheren van die rol bij het kleinhouden van systeemkritische partijen als de Partij voor de Dieren. Dat Van der Wulp het bestaat om de partij te omschrijven als ‘een partij die altijd een beetje onder de radar blijft’, illustreert dat hij zich er niet van bewust lijkt te zijn dat hij onderdeel van het probleem is dat hij zelf signaleert. Die ‘radar’ waarop hij zich beroept om zijn eigen onverschillige ondeskundigheid mee te legitimeren is hij namelijk mede zelf.’

Het panel van Nederland Kiest was hoe dan ook onthutsend slecht en kreeg voorspelbare input van de presentator waardoor het op op een studentikoze, lacherige wijze van onderwerp naar onderwerp stuiterde. Zonder urgentie, zonder pretentie van representativiteit en zonder intellectuele diepte. Het is wat Engelen zegt, namelijk dat deze abnegatio (= zelfverloochening, ontkenning, tegenspraak) vooral duidelijk maakt waar deze parlementaire journalisten voor staan en waar ze zich mee associëren: ‘Niet met de uitdagers, de non-conformisten, de systeemcritici, maar met het pluche, het establishment, de elite en de machtspartijen.  Journalistiek als propagandamachine van het bestaande. We moesten maar niet meer kijken.’

In het fragment maakt de Rotterdamse lijsttrekker van de Partij voor de Dieren Ruud van der Velden in een stadsdebat duidelijk waar de partij voor staat. Of men het wel of niet eens is met wat hij zegt, dit geeft wel duidelijk aan dat het ergens over gaat. Dit is niet de identiteitspolitiek van de ‘rellerige’ PVV en FvD die niet over het oplossen van de kernproblemen gaat, maar een afleiding daarvan is. En waar we ‘dankzij’ de parlementaire journalisten met hun beperkte visie, horizon en aandachtscyclus mee overvoerd worden. Ze reduceren parlementaire journalistiek tot het volgen van de agenda van de dominante politieke partijen.

Ik woon in Utrecht, maar als ik in Rotterdam had gewoond had ik op Van der Velden gestemd. Vanwege zijn inzet voor het klimaat en het dierenwelzijn, maar ook voor zijn betrokkenheid met de kunst. De politieke antennes van links en rechts staat hierover doorgaans verkeerd afgesteld. Tekenend is dat hij namens zijn partij als enige raadsvragen over het Gergiev Festival in de Rotterdamse Doelen stelde waar het Rotterdamse establishment collectief wegkijkt voor de politieke betekenis van kunst en dat smoort in bitterballen, witte wijn en gezelligheid. Ik schreef er in 2016 over: ‘Wie Gergiev binnenhaalt, haalt ook zijn politieke voorkeuren binnen. Rotterdam biedt ook die een podium en een stempel van goedkeuring. Dat dient het Rotterdamse culturele, economische en politieke establishment terdege te beseffen. Het kan zichzelf wel voor de gek houden door net te doen alsof Gergiev geen propagandistisch uithangbord is voor het regime van president Putin, maar diep in het hart weet het dat hij dat wel is’. Van der Velden doorziet dat en probeert het debat open te breken. Dat deed hij als enige ook bij het Wereldmuseum. Maar zelfs dat debat wordt hem en critici van het huidige cultuurbeleid niet gegund. Zoals Engelen dat constateert over het klimaatprobleem en het dierenwelzijn. Met dank aan (parlementaire)  journalisten die de status quo verdedigen en suggereren dat dat een neutrale positie is. Daarin vergissen ze zich deerlijk. Hun automatische piloot staat verkeerd afgesteld.

Foto: Schermafbeelding van deel columnPropaganda’ van Ewald Engelen in De Groene Amsterdammer, 27 maart 2018.

NRC interviewt Greenwald. Wordt het nu kritischer op de macht?

td

Dit weekend pakt NRC uit met een interview van Floor Boon met Glenn Greenwald. Toevallig twee dagen voor de lancering van De Correspondent. Maar zoals thruthdigger in een tweet opmerkt, het heeft wel verdomd lang geduurd voordat NRC Greenwald ontdekte. Een jaar geleden vroeg ik me in alle verbijstering af waarom een krant die pretendeert de nuance te zoeken in praktijk precies het tegenovergestelde doet. Hoe kon een krant zo inflexibel en log als een mammoettanker zijn dat het niet meer het vermogen had om snel te schakelen bij het optreden van nieuwe ontwikkelingen? Waarom volgde het met open ogen zo lang de praatjes van president Obama en het establishment dat-ie vertegenwoordigt? Hadden de hoofd- en buitenlandredactie niet met enig logisch nadenken tijdig de steven kunnen wenden richting kritische journalistiek? Blijkbaar niet.

Hoe komt dat? Is dat omdat het dagbladbedrijf tegenwoordig grossiert in fun en showbizz, het goede leven met goede wijnen, psychologisering van alles en nog wat en de persoonlijke impressies van columnisten dat het niet meer verder kijkt? Ik denk het niet. Lichte rubrieken zijn er altijd geweest en hebben bestaansrecht. De kneep zit ‘m erin dat bij de ‘zware’ rubrieken politieke journalisten de verkeerde focus hebben. En een hoofdredactie dat niet weet te corrigeren. Politieke journalisten werken nauwgezet en vakkundig, maar nemen te weinig afstand en worden onderdeel van de macht. Ze willen het spel doorgronden, maar verinnerlijken zo juist de uitgangspunten van het spel. Terwijl ze de macht ter discussie moeten blijven stellen. Zo nemen ze te veel voor vanzelfsprekend aan dat het helemaal niet is. Ze identificeren zich met de zeepbel van de macht.

Ik vind de NRC Handelsblad een redelijke krant. Hoewel politiek wat weinig progressief. Al voor de fusie met de Rotterdamse NRC las ik bij m’n grootvader aan tafel het Amsterdamse Algemeen Handelsblad. Een krant die hilarisch anarchistisch en tegendraads kon uitpakken. Toen schokken nog kon. In die gouden tijd van de geschreven pers toen opinieleiders als Trino Flothuis, Anton Constandse, W.L. Brugsma,  Joop van Tijn, Henri Faas, Laurens ten Cate en al die andere scherpe geesten op de golven van de maatschappelijke veranderingen autoriteit genoten. Het onderscheid met de huidige NRC is dat in de roerige jaren ’60 en ’70 het bevragen van de macht vanzelfsprekend was. Niet de overgave eraan. Al die kritische journalisten verbonden dat aan de noodzakelijke herinrichting van de samenleving. Daar namen ze actief aan deel. Niet aan de macht zelf.

De kritiek van Greenwald kan opgevat worden als directe kritiek op de NRC: ‘De Amerikaanse journalistiek is bijna ingekapseld door de overheid. (..) Journalisten worden gelauwerd, schrijven een boek, verdienen geld. Maar in essentie veranderen ze niets.NRC moet de macht uitdagen en zich niet zelf als economische macht opstellen. Dwars tegen politieke partijen en bedrijfsbelangen ingaan. Tot op straffe van ex-communicatie toe. Te simpel om de meeste pijlen te richten op Pim Fortuyn, Geert Wilders of radicalen. Dat zijn te makkelijke doelwitten die de krant een idee van relevantie en heldenmoed geeft dat het door deze afleiding juist verliest. Het laat echte macht van grote partijen, multinationals en partners buiten schot. Het interview van Greenwald was ’n late reflectie op inmiddels oude ontwikkelingen. Nu nog de herwaardering van de journalistiek. Doen. 

Foto: Tweet van thruthdigger, 28 september 2013.