Deze afbeelding maakt deel uit van de beeldcollectie van de Smithsonian Bibliotheek. Het gaat om een pagina uit de feestuitgave uit 1907 van Dr. J. Buttikofer ‘ter Viering van Het 50-Jarig Bestaan der Rotterdamsche Diergaarde, Rotterdam’. Het bijschrift maakt het er interessant op. Dat zegt: ‘A camel house. Zoo buildings were frequently designed to replicate the architecture of a place equally as exotic as the animal itself’.
Het Kamelengebouw dat in 1868 werd gebouwd was in 1907 dus bijna 40 jaar oud. Maar hoe bijzonder was het dat gebouwen in dierentuinen ‘vaak ontworpen [werden] om de architectuur te repliceren van een plek die even exotisch is als het dier zelf’. Interessant is het woord ‘repliceren’ omdat het zoveel betekent als nabootsen, namaken kopiëren of herhalen. Het idee is dus dat het gebouw het exotisme of de uitheemsheid van de erin gehuisveste kamelen of dromedarissen in het uiterlijk navolgt. De buitenkant maakt duidelijk wat de binnenkant inhoudt. Het is een vorm van overdrijving, herhaling en overbodigheid, maar ook van aankondiging en voorpret. De bezoekers konden zich alvast verkneukelen over wat komen ging van wat ze naderden.
Toch blijf ik met de vraag zitten hoe bijzonder dit is en waarom het Smithsonian er deze tekst aan toevoegt. Is het niet per definitie de functie van goede architectuur dat uit het uiterlijk het innerlijk valt af te leiden? Het regeringsgebouw moet openheid en macht uitstralen en niet verbergen. Uit het appartementengebouw moet af te leiden zijn dat er mensen wonen. Uit het gebouw van het waterbedrijf, het havenbedrijf, het gasbedrijf, de spoorwegen of de electriciteitscentrale moet de functie of de utiliteit af te leiden zijn. Wellicht zijn de gebouwen die hun functie willen verhullen de uitzondering. Zoals de opslag van de goudvoorraad van de staat of een waardevolle museumcollectie.
Wellicht bedoelt de beschrijving van het Smithsonian dat het kamelengebouw van de Rotterdamse Diergaarde wat overdreven is. In de kunstgeschiedenis nam in het Westen gedurende de 19de eeuw de toe-eigening van niet-Westerse, exotische motieven toe. In de toegepaste kunsten, maar ook in de autonome beeldende kunst en de architectuur.
In dit voorbeeld is sprake van oriëntalisme. Het exotisme van het Oosten. De kamelen die symbool staan voor de vermeende geheimzinnigheid en sensualiteit van het Oosten worden nog eens extra gesymboliseerd door het gebouw zoals een kind het zou tekenen met de opdracht om een Oosters gebouw af te beelden. Zo beredeneerd beeldt het kamelengebouw niet zozeer het innerlijk af van de huisvestiging van dieren, maar van het beeld dat rond 1900 in Rotterdam en omstreken van het Oosten bestond. Nu wordt dat blijkbaar herkend als een niet heel subtiele uitvergroting en kan dat niet meer neutraal beschouwd worden, maar moet de nabootsing als nep bekend gemaakt worden.
Foto: Pagina 44 uit ‘Buttikofer, Dr. J. 1907. Feest-Uitgave ter Viering van Het 50-Jarig Bestaan der Rotterdamsche Diergaarde, Rotterdam: Electrische Drukkerij Nijgh & Van Ditmar’. Collectie: Smithsonian Libraries.