De koning van de Weense operette Franz Lehár trad in 1941 op in het Parijse Théâtre de la Gaîté Lyrique en dirigeerde zijn stuk Das Land des Lächelns. Verfilming ervan in 1930 door Max Reichmann was het eerste internationale succes van de Duitse geluidsfilm. Geproduceerd door de productiemaatschappij van de hoofdrolspeler: Richard Tauber Tonfilm-Produktion GmbH, ter bevordering van de verkoop van zijn platen.
De voorstelling diende de Duitse propaganda. Een fragment ervan werd in de Deutsche Wochenschau 543 (na 3’27’’) van 29 januari 1941 getoond. Maar Lehárs omgang met de nationaal-socialisten was ongemakkelijk. Niet alleen omdat hij een Joodse vrouw had die in 1938 dankzij Joseph Goebbels de status van ‘Ehrenarierin’ (ere-Ariër) kreeg, maar ook door zijn hechte band met Richard Tauber die Joodse grootouders van vaderskant had, en het niet-Duitse karakter van de Weense operette. Wat wel of niet kon was niet altijd duidelijk. Beide kanten waren opportunistisch. Stefan Frey omschreef de relatie van Lehár met de nazi’s in een artikel in De Groene treffend met diens woorden: ‘De belangstelling van de Führer verplicht mij tot diepste dankbaarheid’.
Dat dubbelzinnige verdriet valt uit de beelden af te leiden. Franz Lehár werd gegijzeld in dankbaarheid. Het is lastig om die lijn naar het heden door te trekken en te beseffen hoe kunstenaars, musici of componisten op dit moment in autoritaire landen handelen. Kunnen ze door de omstandigheden niet anders en worden ze gegijzeld in dankbaarheid of kunnen ze anders, maar tonen geen ruggengraat? Lachen ze het ongemak weg?
Foto: Fragment uit journaal van ‘Actualités Mondiales N°026 – Edition du 25 janvier 1941’ opgenomen in het archief van INA.fr met een dirigerende Franz Lehár in het Gaîté Lyrique op 25 januari 1941. Hier beschrijving (Franstalig).