Gedachten bij de foto ‘Kleiner Hafen’ (1929/30)

Else Seifert,’Kleiner Hafen‘ [Vlissingen], 1929/30. Collectie: Deutsche Fotothek.

Eén stoomboot is niet meer in beeld, maar net naar links gevaren. Dus richting Oost de Westerschelde op. Naar Terneuzen, Antwerpen of een andere bestemming. De stoom hangt nog in de lucht. Iets is aanwezig zonder aanwezig te zijn.

Het geldt ook voor de foto. Het presenteert iets wat niet meer aanwezig is. Een havenhoofd. Een loodsboot. Een handelsvloot. Het is ‘water onder de brug‘. Iets uit het verleden is niet langer belangrijk of de moeite waard om over te praten. Het kan wel een plaatje zijn dat iemand aan het hart gaat.

Passerende schepen op zee benadrukken hoe dan ook het thema van het voorbijgaan. De passage duurt een korte periode en zou niet de moeite waard zijn om serieus te nemen. Maar daar hoeft men geen genoegen mee te nemen. Belangstelling ervoor poetst de aandacht voor even op.

Doorvaart is het beeld van nostalgie en vergankelijkheid. Dat klinkt chic, maar is de verbintenis met alles dat door de tijd stroomt. Ach, dat is gangbaar stilstaan. Zo bijzonder is het niet.

Advertentie

Geluk kan door foto van een gemeentelijke fanfare in departement Ardennes (1950-1960) worden opgeroepen. Is het echt?

Een gemeentelijke fanfare, zo luidt de vertaling van de titel van deze foto (‘Une fanfare municipale’). De regio is het Franse departement Ardennes, tegen de Belgische grens. Fotograaf is Dominique Moiny en de datering is de jaren 1950 of 1960. In een toelichting van een presentatie die Moiny in 2011 had met twee andere fotografen, te weten René Robinet en Michel Arsène in de bioscoopgalerie van de departementale hoofdstad Charleville-Mézières wordt verwezen naar het verleden geluk of de jaren van geluk (‘Les années bonheur’).

Dat is niet toevallig de titel van een programma op de Franse televisie dat verwijst naar nostalgie en een goed humeur. Dat zijn niet alleen de beste jaren van het Franse chanson en de Franse showbusiness, maar ook van Frankrijk zelf. Toen het onder president De Gaulle nog het idee van een grootmacht kon spelen en het land niet was weggezakt in verdeeldheid en depressie. Vraag is of dit een vals beeld is van vroeger dat over het heden wordt gelegd omdat dat heden zo tekortschiet. Fransen zouden geen Fransen zijn als ze deze foto’s vergelijken met de Madeleine van Marcel Proust die dat geluk van het verleden oproept. Zo moet het zijn, en zo was het echt. Toen geluk nog gewoon was en de leden van de fanfare tijdens hun optreden gewoon hun dagelijkse kloffie aanhadden. Met een witte pet. Geld ontbrak voor uniformen. Ook dat tekent het verleden.

Foto: Dominique Moiny, Une fanfare municipale (‘Een gemeentelijke fanfare’), 1950-1960. Collectie: Fonds Dominique Moiny.

Escapisme met The Exciters in ‘Tell Him’ (1963)

Escapisme, is dat iets? Wegdromen in vergezichten en blauwdrukken voor een ideale samenleving van de toekomst. Met duurzaamheid, eerlijkheid en menselijkheid. Moeilijk om daar niet cynisch over te worden.

Steun voor de gevolgen van de coronacrisis komt net als bij de crisis in 2008 terecht bij de belangengroepen die optimaal georganiseerd zijn en de beste contacten hebben met hogere ambtenaren en politici. Dat zijn de boeren en niet de kunstenaars. Dat zijn de banken en niet de zzp’ers. Dat zijn de multinationals en niet de kleine ondernemers. Wie anders denkt mag heerlijk verder dromen over een rechtvaardige samenleving.

Dromen kan ook in nostalgie door om te kijken naar het nabije verleden en verdoofd te blijven hopen op een omslag die nooit komt, maar in theorie toch in de lucht hangt. Dat lijken The Exciters in 1963 de ijsbeer in de dierentuin te vertellen in de ultieme vorm van escapisme: het liefdeslied Tell Him: ‘Ever since the world began, it’s been that way for manAnd women were created to make love their destinyThen why should true love be so complicated, oh yeah?‘ Daar doen we het mee nu we niet eens met z’n allen in opstand mogen komen.

Wat trouwens te denken van de zwarte handschoenen die de drie vrouwelijke leden van de groep dragen? Is dat sociale afstand, sociale onthouding of een gemeenschappelijk stijlkenmerk van een sociale categorie?

Gedachten bij de foto ‘Marsh Farm in Early Spring’ (1893) van Peter Henry Emerson

Deze fotogravure uit 1893 schreeuwt het uit dat het landleven hard is. Een verre echo van de hedendaagse industrialisatie of verhobbysering van het platteland waar nog slechts twee smaken bestaan: de fabriek of de boerderette. Het begrip ‘Hard labeur’ brengt het terug tot de kern. Die omschrijving roept de associatie op met de gelijknamige streekroman van Reimond Stijns uit 1904. Hard werk in povere omstandigheden.

Fotograaf Peter Henry Emerson publiceerde in 1893 On English Lagoons waar deze fotoMarsh Farm in Early Spring’ uit afkomstig is. De voorstelling wordt door de fotograaf meestal van korte afstand in scherpe focus geportretteerd, maar in dit voorbeeld juist niet vanwege de geringe scherptediepte. Niet het paard en de boer zijn scherp in beeld, maar het midden van de huizen en schuren in de achtergrond. Man en paard worden geesten. Deep-focus fotografie ontstond pas 40 jaar later door technische innovatie. Emerson volgt wat zijn eigen oog in de natuur ziet. De streek is ‘The Norfolk and Suffolk Broads’, sinds 1989 het Broads National Park aan de Engelse Noordzeekust en het grootste beschermde wetland van het land. Moerasland dus. ‘Zijn foto’s zijn vroege voorbeelden van het promoten van fotografie als kunstvorm’, is de samenvatting.

De ‘goede oude tijd’ is hier ver te zoeken. Nostalgie wordt de pas afgesneden. Het geploeter van de boer uit 1893 doet pijn. De lente is in aantocht, maar voorspoed kondigt zich niet aan. Emerson legde de sfeer vast.

Foto: Peter Henry Emerson, ‘Marsh Farm in Early Spring’, 1893. Uit: On English Lagoons. Fotogravure.

Als Nederland geen stadsstaat of natiestaat is, wat is het dan wel?

Het is dwaasheid wat Tracy Metz in 2016 zei. Zie alleen de macht van Facebook of Google die alle grenzen te buiten gaat. Inmiddels is Benjamin Barber naar wie ze verwijst gestorven. Met hem het optimisme dat burgers vanaf de basis hun eigen lot in handen kunnen nemen. Niemand trekt zich aan de haren uit het moeras. Metz heeft wel gelijk dat Nederland geen natiestaat is. Dat denken is romantiek en nostalgie. Bovenal zelfbedrog en misleiding op weg naar een oplossing. ‘Nostalgie naar die gouden eeuw van de natiestaat blijft het westerse politieke debat tot op de dag van vandaag verstoren, maar het werd gebouwd op een onwaarschijnlijke samenloop van omstandigheden die nooit zal terugkeren’, zegt Rana Dasgupta in een artikel in The Guardian.

Maar als Nederland stadsstaat noch natiestaat is -of op korte termijn kan worden- en Metz een handelaar in valse tegenstellingen blijkt te zijn, wat is Nederland dan wel? Complex. Lokaal, stedelijk, regionaal, nationaal en globaal door elkaar heen. Waarbij grenzen vervagen en niet uitsluitend fysiek meer zijn. Het antwoord is hybride. Cultureel kan Europa opgedeeld worden in regio’s, maar politiek kan het niet zonder supranationale EU om niet geplet te worden tussen grote landen (VS en China), banken en multinationals die de politiek hebben geëconomiseerd. Hoe dan ook is de romantiek naar kleinschaligheid en het lot in eigen hand nemen van Metz geen passend antwoord op de romantiek die terugverlangt naar nationalisme van de 19de eeuw in een Europa dat nooit meer die leidende positie zal kunnen innemen. Valse stemmen klinken aan alle kanten.

Kunst wordt slecht vertegenwoordigd in Nederlandse politiek. Daarom een pleidooi voor het afzien van cultuurbeleid

Update 20 mei 2020: Drie jaar geleden schreef ik onderstaand commentaar. Door de ontwikkelingen in Noord-Brabant en het onmachtige beleid van minister Van Engelshoven om de gevolgen van de coronacrisis voor de kunsten op te vangen is nu nog duidelijker dan toen wat het aanzien van en het respect voor de kunst in Nederland is bij politici en bestuurders: nihil. Het uiterste gevolg daarvan is om het cultuurbeleid maar helemaal af te schaffen. Beter geen cultuurbeleid, dan een slecht en vals cultuurbeleid. Want vooral dat laatste staat een omslag in het denken in de weg. De kunsten kunnen het beste groeien op de puinhopen … van het huidige cultuurbeleid. Laat het motto zijn: ‘Het cultuurbeleid is dood, lang leve het cultuurbeleid!’

Altijd op zoek naar meningen over kunst en cultuurpolitiek bleef mijn oog haken aan twee zinnen in een analyse van Karlheinz Schmid over de Duitse politiek en het geringe belang van cultuurpolitiek in het politieke debat in de Kunstzeitung van juli 2017. Schmid: ‘Warum die Kultur in den Parteien bedeutungslos wirkt, resultiert aus einem verengten Blickfeld, fernab zeitgemäss erweiterter Begriffe. Entweder spritzige Event-Kultur oder verklebtes Heimat-Gefühl – das scheint die einzig vorstellbare Alternative zu sein.’  Volgens Schmid is het cultuurdebat in de Duitse politiek zinloos omdat het gevangen zit tussen een modieuze blik naar voren en een nostalgische blik naar achteren. In beide gevallen kan kunst zichzelf niet zijn, maar wordt het ingezet voor politieke of maatschappelijke doelen. Simpelweg gezegd, politici vinden dat kunst zich of moet uitspreken over actuele onderwerpen als terrorisme of migratie of over nationalisme en identiteit. Schmid koppelt die houding aan het ontbreken van kunstprofessionals in de landelijke politiek, zowel in de vaste commissie (‘Ausschuss’) Cultuur en Media van de Bundestag als in de afzonderlijke fracties.

In Nederland is het niet beter gesteld met de vertegenwoordiging. Van de 12 woordvoerders cultuur in de commissie Onderwijs, Cultuur en Wetenschap kunnen alleen de kunsthistorici Alexander Pechtold (D66) en Carla Dik-Faber (CU) als kunstprofessionals gezien worden. Met de kanttekening dat ze de praktijk ervan respectievelijk 20 en 10 jaar achter zich hebben liggen. Corinne Ellemeet (GL) is als oud adjunct-directeur van de Westergasfabriek een twijfelgeval. Met de staatssecretarissen Cultuur is het nog slechter gesteld. De laatste die als kunstprofessional kan worden opgevat was in 2003 Cees van Leeuwen (LPF) als basgitarist van Kayak.

Het is dus geen wonder dat door het ontbreken van kunstprofessionals op bepalende functies de kunst in de Nederlandse politiek op het hoogste niveau zo slecht wordt vertegenwoordigd. En zelfs sinds 2011 onder de voet is gelopen zonder serieus tegengeluid. Waar Schmid spreekt over een kleurloze ex-staatssecretaris Tim Renner (SPD) of cultuurminister Monika Grütters (CDU) die op de slippen van kanselier Angela Merkel haar ministerschap waarschijnlijk zal verlengen zijn het in Nederland geen kleurloze politici die de kunst voor hun rekening nemen, maar politici die er opmerkelijk vijandig tegenover staan. En door hun collega’s nauwelijks tegengesproken worden. Staatssecretaris Halbe Zijlstra (VVD) of woordvoerder Cultuur Martin Bosma (PVV) gingen er prat op niets met kunst te hebben. Het is deze Nederlandse botheid die de kunst in het hart treft.

Karlheinz Schmid komt in een kritisch artikel (Das grosse Missverständnis) over de documenta 14 te Kassel zijdelings terug op het onderwerp van de cultuurpolitiek. Hoofdcurator Adam Szymczyk krijgt van Schmid het verwijt dat hij niet alleen geen liefde voor hedendaagse kunst heeft, maar er evenmin iets van begrijpt: ‘Er scheint nicht in der Lage zu sein, aus dem, was Künstler heute machen, eine Grossaustellung zu generieren, die aus der Kraft der Kunst selbst ihre Energie zieht’. Adam Szymczyk is volgens Schmid één van degenen die gevangen zit in de modieuze blik naar voren. En daarbij onbewust voorbijgaat aan de kunst. Het is een verwijt dat ook Nederlandse politici die verantwoordelijk zijn voor kunst gemaakt kan worden. Ze laten niet toe of missen het begrip om te beseffen dat een tentoonstelling of kunstmanifestatie energie moet putten uit de kracht van de kunst zelf. En niet uit een afgeleide doelstelling als minderhedenbeleid, confrontatie en verbreding (Rick van der Ploeg), de blik naar achteren (Jan Marijnissen, PVV) of de blik naar voren.

Het is normaal als voor verkiezingen of tijdens een formatie belangengroepen hun eigen zaak in het publieke debat bepleiten. Ze vragen meer budget voor hun sector. Of een apart directoraat of ministerschap. Gezien de Nederlandse praktijk kan echter beter voor het omgekeerde gepleit worden. Namelijk afzien van cultuurbeleid.

Want de verwachting dat er iets ten goede verandert is nihil. Daarom kan maar beter geheel afgezien worden van enig cultuurbeleid. Dan kan het evenmin afgebroken worden. Want door het ontbreken van zowel kunstprofessionals in de landelijke politiek als bepalende politici met begrip voor de kunst dat boven een aanvaardbaar minimum komt loopt de kunstsector gerede kans dat het er eerder slechter dan beter op wordt.

Maatregelen die genomen worden zwijmelen in nostalgie of modieusiteit of stellen kunst voor als afgeleide van sociaal of politiek beleid. Zulk cultuurbeleid is voor iedereen zinloos. Het dient noch kunst, kunstenaars of kunstconsumenten. En als de kortetermijn-effecten zijn uitgewerkt op termijn evenmin de samenleving.

Foto: Mika Rottenberg, Cosmic Generator, 2017. Still. Copyright Mika Rottenberg. Courtesy Andrea Rosen Gallery. Te zien op Skulptur Projekte 2017 Münster, Duitsland.

Waarom terugkijken naar beelden uit de Tweede Wereldoorlog?

Nostalgie is het gevoel iets belangrijks of dierbaars te zijn kwijtgeraakt. En klem te zitten in de eigen tijd. Met als gevolg een dwangmatig terugkijken naar de eigen jeugd of die van de ouders. Merkwaardig is dat vooral beelden over de Tweede Wereldoorlog die nostalgie voeden. Want het was voor vele Europeanen een tijdperk van verschrikkingen en diepe ellende. Hoe kan men daar naar terug willen verlangen? Toch leveren kanalen op YouTube een voortdurende stroom aan films over de Tweede Wereldoorlog af. Zoals chronoshistory of worldwarfootage. De laatste met de ondertitel ‘Travel back in time and see the war with your eyes’.

Tijdreizen als reconstructie. Niet zozeer om verschrikkingen te herleven, maar het authentieke gevoel van euforie en bevrijding op te roepen. En de iconografie van de GI’s en het militair materiaal dat zo aangenaam gedateerd aandoet. Getemd door de tijd. Oppervlakkig voor allen die het zelf niet meegemaakt hebben. De keuze ligt voor de hand. Was de Tweede Wereldoorlog niet de laatste oorlog met een duidelijke scheiding in goeden en slechteriken? Zo wordt terugkijken een vlucht uit de eigen tijd. De Amerikanen die ‘ons’ bevrijdden, maar als het aan president-elect Trump ligt afstand nemen van Europa. De verkeerde Duitsers van 1945 zijn nu de ruggengraat van de Europese democratie geworden. Het kan verkeren. Dat changement is even wennen.

Hoe kan de waarheid in de politiek worden gebracht? Britse publieksactie tegen de leugens in de Brexit-campagne

We hebben Amnesty International voor mensenrechten, Transparency International voor corruptie, het World Justice Report voor de rechtsstaat en Greenpeace voor de natuur. Maar er is geen internationale organisatie voor de politiek die als hoofddoel heeft om leugens van politici onder de aandacht te brengen en het publiek te helpen in de bewustwording over het functioneren van politici en de vaststelling en verankering van een feitelijke waarheid. Zo’n internationale organisatie zou kunnen dienen als geweten, meetlat en terechtwijzing van leidende politici. Feit dat er nooit een organisatie is opgericht die de integriteit, het waarheidsgehalte en de verantwoordingsinformatie van partijpolitici meet tekent hun bijzondere positie. Dit gaat de controlerende taak van media te boven. Politici staan buiten de orde. Daarom moeten ze binnen de orde gebracht worden.

Er zijn drie categorieën politici. 1) zij die uitgaan van de feiten en zich aan de waarheid trachten te houden; 2) zij die af en toe een loopje met de waarheid nemen, maar toegeven als ze op een leugen betrapt worden en 3) zij die de feiten bewust verdraaien en niet toegeven als ze op een leugen betrapt worden, maar daar juist een nieuwe waarheid van maken. Het gaat erom om de leugens van die laatste categorie door te prikken en via een jaarlijkse rapportage openbaar te maken. In een artikel in NRC citeren Eva Cukier en Steven Derix James Sherr van de Britse denktank Chatham House over de Njet-diplomatie van het Kremlin: ‘In onze postmoderne tijd staan burgers erg sceptisch tegenover wat als waarheid wordt verkondigd. Als je flagrante leugens dan blijft herhalen, zullen mensen daar op den duur misschien toch een deel van gaan geloven.’ De waarheid moet terug in de politiek. Bewustwording bij het grote publiek kan er aan meewerken om dat te bereiken.

Juist de politici die een flinke portie nostalgie in hun politiek doen verdraaien het meest de feiten omdat ze vertrekken van een verkeerd uitgangspunt en zich in vreemde bochten moeten wringen. Daarover schreef ik recent in een commentaar: ‘Het is de illusie die Thierry Baudet, Jan Roos of Geert Wilders de Nederlanders voorhouden. Namelijk dat Nederland in een wereld vol agressie en bedreigingen als alleenstaande natiestaat kan overleven zonder bescherming van supranationale organisaties als de EU of de NAVO. Dat alles gevoed door een afnemend historisch besef en gereduceerd geschiedenisonderwijs en het eigen gesloten gelijk van de sociale media.’ Internationaal zijn het politici als Donald Trump, Boris Johnson, Nigel Farage en Vladimir Putin die met hun rug naar zowel toekomst als realistische politiek staan en glashard liegen en hun leugens tot uitgangspunt van beleid maken. Ook andere politici liegen of proberen de waarheid te verdraaien, maar het verschil is dat als ze door oppositie of media op leugens betrapt worden ze uiteindelijk toegeven. Al is het met een smoes. Ze erkennen de feiten en proberen er geen nieuwe waarheid vol leugens boven te plaatsen.

Bovenstaande video gaat over het antwoord op de leugens tijdens de Brexit-campagne. Nederland kende bij het referendum over de associatie-overeenkomst met Oekraïne ook een campagne waarin het slecht gesteld was met de waarheid. Het publiek werd vooral door het NEE-kamp voorgelogen en feiten werden verdraaid. In het Verenigd Koninkrijk is het volgens een artikel in Business Insider (BI) Marcus J. Ball die met crowdfunding 167.000 euro (£145.000) heeft opgehaald voor het project #BrexitJustice. Hij wil politici die zich misdroegen in de campagne voor de rechter brengen. Hij heeft de diensten ingehuurd van het in Londen gevestigde advocatenkantoor Edmonds Marshall McMahon om ‘de leiders van Vote Leave op basis van fraude, wangedrag in een openbaar ambt, ongepaste beïnvloeding en, eventueel, het aanzetten tot rassenhaat’ aan te klagen.

Ball neemt Boris Johnson en Nigel Farage uit het Leave-kamp op de korrel, maar zal zonodig ook actie ondernemen tegen politici uit het Remain-kamp die zich misdragen hebben door leugens of wangedrag. Hij zegt tegen BI: ‘Als #BrexitJustice echt gaat over de waarheid in de politiek dan moeten we oneerlijkheid aan beide zijden van de politieke scheidslijn onderzoeken. Als we een sterke zaak tegen de politieke leiders van zowel het Leave- als het Remain-kamp op kunnen bouwen dan zullen we zowel het Leave- als het Remain-kamp vervolgen.’ Deze crowdfunding verdient navolging in andere landen en kan wellicht dienen om een internationale organisatie op te bouwen die leugenachtige politici binnen de orde van de feitelijkheid houdt.

Nostalgie in de politiek (Farage, Trump, Putin, Wilders) biedt geen oplossing voor problemen van vandaag. Bewustwording gevraagd

willem_van_de_velde_ii_-_de_verovering_van_het_engelse_admiraalschip_de_royal_prince-1

We leven in een toenemend digitale wereld. Die glijden we geleidelijk in. Dat is de wereld van het dualisme. De wereld van de ‘1’ en de ‘0’. Een wereld waarin we moeten kiezen. Als er niet voor ons gekozen wordt. Ook nog eens een wereld waarin van alles in rap tempo verandert. Landen veranderen van karakter. Miljoenen mensen zijn op de loop. Nostalgie is het middel om de pil te vergulden. Maar nutteloos voor de toekomst omdat het geen oplossing voor nieuw opdoemende problemen zoekt. Het ontkent het bestaan van het probleem.

In een artikel voor International Business Times beschrijft James Bloodworth dat mechanisme van nostalgie in de politiek. Met de aankeiler ‘Rather than confronting issues with fresh ideas, movements are fearfully retreating to the halcyon past.’ Ofwel: ‘In plaats van problemen met frisse ideeën aan te pakken, trekken   bewegingen zich angstig terug in een vreedzaam verleden’. Dat gebeurt wereldwijd. Bij Nigel Farage, Donald Trump, Vladimir Putin en in Nederland Geert Wilders en Thierry Baudet. Deze bewegingen trekken zich terug in een nationaal verleden dat ze idealiseren. Daartoe worden de natiestaat, het Stalinisme of een ver verleden van eeuwen terug (‘Balkenende: VOC-mentaliteit’) afgestoft, opgepoetst en de inwoners van een land als voorbeeld voorgehouden. Maar het is een dwaalspoor omdat het de problemen van vandaag niet aanpakt.

James Bloodworth en velen met hem worstelen om de groep politici die focust op een nationaal verleden te omschrijven. Moeten ze ‘populisten’, ‘rechts-nationalisten’ of ‘post-waarheid’ politici genoemd worden die de feiten ondergeschikt maken aan hun mening en zo hun eigen waarheid boetseren? Hij opteert nu om dit type politici anders te noemen: nostalgie, ze voeren een politiek van nostalgie. Bloodworth ziet dit populisme dat grote delen van het Westerse electoraat boeit als een vierkant voorwerp dat door een rond gat wordt gejaagd.

Bloodworth constateert dat de meeste nostalgie in grote lijn berust op een bewust verkeerde lezing van de feiten. Het is de illusie die Thierry Baudet, Jan Roos of Geert Wilders de Nederlanders voorhouden. Namelijk dat Nederland in een wereld vol agressie en bedreigingen als alleenstaande natiestaat kan overleven zonder bescherming van supranationale organisaties als de EU of de NAVO. Dat alles gevoed door een afnemend historisch besef en gereduceerd geschiedenisonderwijs en het eigen gesloten gelijk van de sociale media.

De verkeerde voorstelling van zaken is dat Nederland opnieuw ‘groot’ kan worden gemaakt. Maar de Gouden Eeuw komt nooit terug. Vluchten in nostalgie is een schijnoplossing. Problemen van vandaag kunnen alleen aangepakt worden door problemen van vandaag aan te pakken. Zo simpel is het. Sociaal-economische ongelijkheid wacht erop om opgelost te worden. Zoals problemen die verband houden met huisvesting en stadsontwikkeling, werkgelegenheid en inkomensongelijkheid. ‘Als het heden zo onophoudelijk grimmig is voor velen, dan is het nauwelijks een verrassing dat mensen zich willen nestelen in de warme halfschaduw van het verleden’. Beredeneerd vanuit de politieke marketing is het nauwelijks een verrassing dat politici in dat gat duiken. Maar de politiek van nostalgie help ons geen spaan verder. Laten we ons daar beter van bewust zijn.

Foto: Willem van de Velde de Jonge, De verovering van de Royal Prince, 13 juni 1666. Collectie Rijksmuseum.

Maak van Soestdijk een themapark dat de plek ontkent

11181087_884451001683247_1433360927211892851_n

De Volkskrant biedt opinieleiders de ruimte om de vraag te beantwoorden wat er met Paleis Soestdijk moet gebeuren. Dat betreft dan de gebouwen (Paleis, Orangerie, Watertoren, Chalet) en het park met de vijver. Het bos valt buiten de vraag. Landelijk Voorzitter van de JOVD Tom Leijte opteert voor een Nationaal Historisch Museum en Charles Boissevain voor een Museum voor Sculptuur. Het zijn legitieme opinies waar best iets voor te zeggen valt, maar die toch niet dwingend zijn. Nadeel van de visie van Leijte is dat hij een monarchistische invalshoek kiest en van die van Boissevain dat er al het Kröller-Müller Museum is (met de Jardin d’émail van Jean Dubuffet) of initiatieven als de Anningahof die al beelden in een parkachtige omgeving tonen.

Minister Blok bevestigde in een kamerbrief van 9 juli 2015 bestaande uitgangspunten voor herbestemming van Soestdijk: ‘duurzame, openbaar toegankelijke bestemming met toeristische en recreatieve voorzieningen, die bovendien de regionale identiteit versterkt’. Dat laatste omdat de provincie Utrecht en de gemeenten Baarn en Soest betrokken zijn. Overeenstemming bestaat over een publieksfunctie voor Paleis Soestdijk.

Welke herbestemming van Paleis Soestdijk dat sinds 1971 rijksbezit is kan het verschil maken? Gezien de hoge museumdichtheid van Nederland ligt het niet voor de hand om er een museum te vestigen. Dat is een voor de hand liggende, maar brave keuze. Als het toch een museum moet zijn, verdient het overweging om in de thematiek niet terug, maar vooruit te kijken. Dus geen koestering en conservering van het verleden in een Nationaal Historisch Museum, een Historisch Museum voor Buitenplaatsen of een Museum van de 19de Eeuw, maar een sprong in het ongewisse van de toekomst. Met de belevingswaarde als centraal uitgangspunt.

De bijzondere waarde van Paleis Soestdijk zit ‘m in het collectieve geheugen van vooral de Nederlanders die voor 1965 zijn geboren, niet in de concrete cultuurwaarde van objecten of gebouwen. Het laatste defilé was op 31 mei 1980. Zoals een adviseur bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed zegt: ‘De betekenis die een gebouw heeft voor de gemeenschap kan ook de drager van een plan zijn.’  Lector Cultureel Erfgoed aan de Reinwardt Academie Riemer Knoop merkt in ‘Een leeg paleis vol keuzes; De toekomst van Soestdijk’ uit 2014 treffend op: ‘Soestdijk is markant om wat het niet is’. In die constatering ligt de sleutel voor herbestemming.

Soestdijk is dus een plaats van betekenis (lieu de mémoire) die niet markant is. Verder staat het begrip plaats van betekenis onder druk door nieuwe media en technologieën die het belang relativeren van de plek in een virtuele realiteit. Relaties en referenties onttrekken zich steeds meer aan de fysieke plek. In het besef dat de plek niet meer in de oude waarde bestaat moet opgepast worden voor herintroductie en historisering van iets dat voorbij is onder het valse voorwendsel van thuiskomen. Nostalgie en sentimentaliteit liggen op de loer.

Vraag is dus welke herbestemming een niet-markante bij de jonge generaties van na 1965 sowieso aan waardevermindering onderhevige plek met een niet-museale, niet-historiserende, publieke en recreatieve functie kan krijgen waarbij de beleving centraal staat. Alles wat Paleis Soestdijk niet is leidt tot een antwoord. Paleis Soestdijk is dé plek voor een themapark van de toekomst dat alles ontkent wat de plek ooit geweest is.

Foto: Voorzijde Paleis Soestdijk, augustus 2015. (Mer rookpluimen van kunstproject ‘Palace in Wonderland’ van John Körmeling). Credits: Lydia van Oosten.