Wat betekent de nieuwbouw van het Design Museum in Den Bosch van 43,6 miljoen euro voor de claim als nationaal designmuseum?

Schermafbeelding van deel artikelDraagvlak voor bouw nieuw Design Museum in Den Bosch is ver te zoeken: ‘Van de zotte, 43,6 miljoen euro’ in de Gelderlander / BD van 17 januari 2023.

In een impressionistisch artikel van Robèrt van Lith in BD/ de Gelderlander van 17 januari 2023 wordt de verhuizing van het Design Museum Den Bosch aangestipt. Het draagvlak ervoor zou in de stad ‘ver te zoeken zijn‘. De journalist onderbouwt dat met enkele voorbeelden waarvan het de vraag is of ze representatief zijn. Een nieuwe locatie staat gebudgetteerd voor 43,6 miljoen euro. 

De logica is dat buurman Noordbrabants Museum meer ruimte nodig heeft om de werken uit de collectie van de JK Art Foundation (van ondernemer Jos Koster) te tonen die (voorlopig) in langdurige bruikleen aan het museum zijn gegeven. In een commentaar uit 2021 spreekt de Volkskrant over ‘550 werken van ‘internationale allure’’

Deze gang van zaken brengt twee aspecten van het Nederlandse kunstbeleid opnieuw onder de aandacht: 1) Kunstbeleid is kunstinstellingenbeleid en 2) Kunstinstellingenbeleid is vastgoedbeleid. 

Het artikel voert Erik-Jan Kamerbeek op die in een open brief aan de Bossche cultuurwethouder Mike van der Geld (!) zich twee weken geleden op LinkedIn afvroeg of de JK Art Foundation deze uitbreiding van het Noordbrabants Museum en de verhuizing van het Design Museum waard is. Kamerbeek stelt zich in de brief voor als ‘gast-curator Manifestations Dutch Design Week‘. Beide heren zijn lid van D66:

Open brief van Erik-Jan Kamerbeek aan cultuurwethouder Mike van der Geld op LinkedIn

Of de kritiek en de alternatieven van Kamerbeek serieus genomen worden is de vraag.

Complicatie is dat bewoners van sociale huurwoningen op de geplande locatie Citadelhof zullen moeten wijken voor de nieuwbouw. Ze ageren tegen de verhuizing. Dat biedt kansen voor populistische politiek om kunstbeleid direct af te zetten tegen de rechten van bewoners van sociale huurwoningen. Dat bedreigt de zuiverheid van het debat en het draagvlak onder de bevolking voor subsidie voor kunst en museum.

Van de andere kant is onduidelijk hoe zuiver de Bossche coalitie redeneert en de argumenten voldoende toetst om de verhuizing van het Design Museum te realiseren. Zoals vaker bij dit soort plannen wordt de coalitie beschuldigd van tunnelvisie en wensdenken. Het antwoord op de vraag is moeilijk te geven.

Duidelijkheid kan gegeven worden als de plannen worden onderverdeeld en stuk voor stuk op hun waarde worden getoetst. Dat zal duidelijk maken wat de zwakke en sterke punten van de plannen zijn. De vragen zouden beantwoord dienen te worden voordat de Bossche politiek een besluit over de subsidie van 43,6 miljoen euro aan het Design Museum geeft.

De vragen zijn onder meer of de collectie van JK Art Foundation voldoende kunsthistorische waarde aan de Collectie Nederland toevoegt om het Noordbrabants Museum te vergroten en het Design Museum te laten verhuizen. Ook van belang is de vraag of een investering van 43,6 miljoen euro in nieuwbouw van het Design Museum in proportie is met het Bossche kunstbeleid. Verder is het de vraag of er in en buiten Den Bosch voldoende onderbouwing bestaat over de claim van het Design Museum als nationaal designmuseum. De voorgestelde nieuwbouw valt op te vatten als opwaardering van het Design Museum. Daarom is het van belang om de landelijke steun ervoor te kennen en in de besluitvorming te kunnen betrekken.

In het commentaarHet debat over een nationaal designmuseum is gepolitiseerd‘ van 14 juni 2019 schreef ik over dat laatste aspect en de rol van de Haagse politiek: ‘OCW zet echter op onaanvaardbare wijze een dubbele pet op als het bij de bekostiging van een nationaal designmuseum uitgaat van normen die meer volgen uit de partijpolitiek en een regionale lobby, dan uit een beredeneerde keuze voor profiel, kwaliteit en inbedding in de culturele basisstructuur ervan. In het verlengde speelt de vraag bij welke instelling een nationaal vormgevings/designarchief ondergebracht moet worden.’

De Bossche coalitiepartijen moeten goed en breed nadenken en niet de indruk wekken met de nieuwbouwplannen voor het Design Museum de vlucht vooruit te nemen. Het is belangrijk als ze de strekking van hun besluit goed kunnen doorgronden. Dit gaat verder dan partijpolitiek. Want de wetmatigheid bij alle claims, plannen en lobby-groepen over Design Musea in Nederland is dat ze (regionaal) politiek zijn ingegeven en inhoudelijk mager onderbouwd.

PVV Brabant wil scoren met vragen over Jan Fabre en dierenwelzijn. Maar schiet naast met stemmingmakerij, kunsthaat en broddelwerk

jf

De PVV-fractie in de provinciale staten van Brabant wil de Belgische kunstenaar Jan Fabre Het Noordbrabants Museum uitjagen en ervoor zorgen dat hij in Brabant nooit meer te maken krijgt met door de provincie gefinancierde kunst. Aldus bovenstaand bericht van 5 juni 2016. De Brabantse PVV meent dat de beeldend kunstenaar en theatermaker ‘een zeer dubieuze reputatie’ heeft als het gaat om dierenwelzijn. Maar in de verwijzing spreekt de PVV zichzelf tegen omdat het de bronnen niet kent waarnaar het verwijst. Fabre mag een reputatie hebben, maar daarmee is de aantijging nog niet bewezen. Het ging bij het kattenincident om een Franse  filmploeg van Regards Productions met Pierre Coulibeuf die in 2012 in het Antwerpse stadhuis een performance van Fabre reconstrueerde die was gebaseerd op Dali Atomicus van fotograaf Philippe Halsman en Salvador Dali. Fabre was bij de opname aanwezig, maar niet verantwoordelijk voor de opnames.

Behalve Jan Fabre kregen afgelopen jaren ook Hermann Nitsch en Damien Hirst op oneigenlijke gronden kritiek van politieke activisten die zich presenteren als dierenactivisten. Ze zouden zich dienen te beperken tot waar het om gaat: dierenrechten. Dat is een goed doel, maar de PVV maakt het breder dan het is door Fabre een ‘narcistische dierenbeul‘ te noemen. Voor die kwalificatie bestaat geen enkel bewijs. Dan wordt de kritiek onzuiver en ongeloofwaardig. Met de politisering van hun rechten door de PVV hebben dieren niks te winnen.

747px-salvador_dali_a_dali_atomicus_09633u1

In 2012 schreef ik in een commentaar over Fabre die werd belaagd in een Antwerps park: ‘Tegenwoordig is de geringste verwijzing naar kinder- of dierenmishandeling in de eigen omgeving al voldoende voor massale mobilisatie. Sterk aangejaagd door sociale media die telkens uitkomen bij verontwaardiging. Het besef van gebrek aan zeggenschap over grote problemen eindigt zo in extra gevoeligheid voor het kleine. In een vlucht naar de wereld van de onschuld. De campagne tegen Fabre doet denken aan de rancune van de VVD en PVV tegen de kunst. Da’s op zijn beurt het kleine van de politiek.’ Uit het bericht blijkt dat de PVV Brabant in Jan Fabre de ideale combinatie voor kritiek gevonden heeft: mobilisatie van de volkswil, vermeend opkomen voor dierenwelzijn en ageren tegen hedendaagse kunst. De PVV wil makkelijk scoren, maar schiet naast het doel.

Foto 1: Schermafbeelding van bericht ‘Brabantse PVV-fractie stelt vragen over narcistische dierenbeul Jan Fabre’ van PVV Brabnat, 5 juni 2016.

Foto 2: Philippe Hartman en Salvador Dali, Salvador Dali A of Dali Atomicus, 1948

Lachen met VVD Den Bosch. Partij van neerwaartse emancipatie van kunst

vvd

Bij de VVD Den Bosch zijn het lachebekjes. Op Jan Hoskam na. Hij lacht wat besmuikt. Zuinigjes. Hij doet z’n mond er niet voor open. Lach of ik schiet zegt de serie portretten. Maar daar komt nu verandering in. De VVD wil laten weten niet te beroerd te zijn. Vraag is of het rijmt met het cultuurbeleid. Dat niet door de PVV, maar door de VVD werd afgebroken. De VVD leerde het culturele veld een lesje nederigheid. Die wraak werd ijskoud opgediend. Met voormalig staatssecretaris van cultuur Halbe Zijlstra vergenoegd met de handen aan de hendel van de guillotine. Als de bad cop die zich het veld in laat sturen onder het uitroepen van de kreet dat hij geen verstand van kunst had. Nee, dat had hij niet. Daar plukt de hele kunstwereld nu nog steeds de wrange vruchten van. Met ontslagen, instellingen die moeten sluiten en een afnemend aanbod. Die VVD dus.

Ooit een partij voor de hogere burgerij die vanuit een tolerante neerbuigendheid de schijn hoog hield kunst een eerbare plek te gunnen, maar die houding intussen achter zich gelaten heeft. Door de neerwaartse emancipatie van de achterban die ook nog eens de economisering van de politiek opgelegd werd. Hoe rechtlijnig is dat? Profijtdenken wordt op de kunst toegepast, maar niet op subsidies voor het bedrijfsleven. Die VVD dus. Om zich een houding te geven vanwege de geestelijke leegheid is het maar gaan lachen. Niet de bevrijdende lach van de Marx Brothers, maar de verkrampte en in zichzelf gekeerde lach om het eigen ik.

De VVD Den Bosch roept nu het Noordbrabants Museum op om de hele nacht open te zijn vanwege de overweldigende toeloop bij de Jeroen Bosch tentoonstelling, aldus een bericht in het Brabants Dagblad. De kaarten zijn definitief uitverkocht. Een nachtopenstelling geeft volgens de partij ‘een extra bijzondere setting’. De VVD is de schaamte voorbij. Het doet eerst de kunst in de uitverkoop en laat het vol minachting in de steek. En als kunst vervolgens ondanks dit beleid en gebrek aan steun van deze VVD een succes wordt, dan wil het mooi weer spelen. De VVD is de onbeschaamdheid voorbij en ziet zelf niet in hoe lachwekkend het is.

Foto: Schermafbeelding van Mensen van de VVD Den Bosch.

Museum Jan Cunen spiegelt zich aan De Fundatie. Waarom?

Spreekt bestuursvoorzitter Peter van der Steen van Museum Jan Cunen in Oss zichzelf tegen? Hij meent dat een museum voor meer mensen aantrekkelijk gemaakt moet zijn dan alleen deskundigen die kunst echt weten te waarderen. Vraag is wie hij hiermee bedoelt en of 25.000 bezoekers per jaar allemaal deskundigen kunnen zijn. Zo’n museum voor deskundigen bestaat namelijk nergens in Nederland. Mede door de educatieve programma’s is Van der Steens suggestie dat het museum met de rug naar de eigen bevolking stond onjuist.

Van der Steen ziet Museum de Fundatie als voorbeeld, maar vergeet hierbij dat dit museum tamelijk uniek is, meer armslag heeft omdat het in een hoger segment van de museumsector opereert en een veel betere uitgangspositie heeft door de eigen collectie die is gevormd rond de verzameling van Dirk Hannema. Het is ook een weinig logische keuze omdat De Fundatie kiest voor intuïtie en gevoel, terwijl het Jan Cunen Museum zich in de museum- en kunstzinnige vormingssector profileerde met een tegengesteld profiel van kunsthistorische wetenschappelijkheid. Waarom in Noord-Brabant geen logische match gezocht met het Van Abbe Museum of het Noordbrabants Museum? Berust het voorbeeld Museum de Fundatie op meer dan toeval?

Peter van der Steen bedoelt het ongetwijfeld goed en kan als iemand met weinig verstand van beeldende kunst en de museumsector best een goede bestuursvoorzitter zijn. Hij moet ook maar helpen de ellende op te lossen die door toedoen van het Osse college is ontstaan. Jammer is dat hij zijn uitvinden van het wiel als iets opzienbarends en nieuws presenteert. De geldkraan is dicht. Dom geklets maakt het er alleen maar erger op.

Breda’s Museum: Anderhalf miljoen euro externe kosten. Politieke visie?

4.2.7

Freek de Swart geeft voor Breda Vandaag een overzicht van de externe kosten van 1,5 miljoen euro die Breda afgelopen jaren voor het Breda’s Museum maakte. Zie hier en hier. Dat blijkt uit cijfers van de gemeente.

Achtergrond voor een en ander is een mentaliteit die wethouder cultuur Selcuk Akinci (GroenLinks) in een raadsbrief van 19 november 2014 over de ‘actualisering Cultuurvisie’ verwoordt: ‘Allereerst gaan we ideeën benoemen en initiatieven delen. Thema’s en dwarsverbanden die voor Breda belangrijk zijn, worden dan helder en geven een beeld van de actuele C-factor van Breda. Vervolgens maken we keuzes en werken we toe naar de uitvoering. Begin juni [2015] zal helder moeten zijn wie wat wanneer gaat doen. Deze fase resulteert in creatieve, diverse en duurzame plannen die de cultuur in Breda verder ontwikkelen . (..) Dan gaan we een dynamisch proces in van bijstelling en nieuwe initiatieven, van het continu vormgeven van cultuur in Breda.’

In zo’n sfeer van afwachten en geen knopen doorhakken kan het gebeuren dat de twijfelende politiek die niet het voortouw neemt door andere partijen wordt overlopen. De Swart constateert wie in Breda de macht heeft: ‘Tegelijkertijd werd er een haalbaarheidsonderzoek uitgevoerd door top-ambtenaar Gertjan Endedijk naar een mogelijk verzelfstandelijking van het Breda’s Museum, de Nieuwe Veste en de bibliotheken van de stad. Endedijk zou hierbij ook meteen directeur worden van onder andere het nieuwe onafhankelijke museum. Het onderzoek kwam uiteindelijk tot de conclusie dat de instellingen inderdaad zelfstandig door het leven zouden kunnen.’ Is het een wonder als een ambtenaar die bestuurlijke ruimte krijgt? Maar uiteindelijk vond de raad dit geen goed idee. Er kwamen weer nieuwe onderzoeken die het evenmin haalden. Breda worstelt met zichzelf.

Wethouder Selcuk Akinci worstelt zichtbaar met het Breda’s Museum en de logica: ‘De afgelopen jaren kreeg het museum nogal eens het verwijt visieloos te zijn. Een onterecht verwijt vindt Akinci. “Ik vind die kritiek vreemd. Als je kijkt naar de bezoekersaantallen denk dat ik dat je kan constateren dat het museum de afgelopen jaren best behoorlijk functioneert.” De suggestie dat bezoekersaantallen volgen uit visie en standvastig gemeentebeleid geeft aan dat de wethouder geen argumenten heeft om de kritiek te weerspreken.

Er is hoop, de wethouder ‘denkt‘: ‘Ik denk dat we nu op de goede weg zijn en denk gezien het enthousiasme uit het veld dat we binnenkort een nieuw museum zullen zien dat past bij de ambitie van de stad.’ Waarmee de cirkel van de goede bedoelingen rond is. Want wat de ambitie van Breda met het museum is volgt uit ‘het continu vormgeven van cultuur in Breda’. Een eindeloos proces van praten, overleggen, benoemen, initiatieven delen en ‘helder denken’ dat Breda zo op externe kosten voor personeel, en onderzoek en advies jaagt.

Foto: Anoniem 16de eeuw, Christophorus. Collectie: Breda’s Museum.

Breda laat zich chanteren door professioneel voetbal. Waarom?

Begrijpt u het dilemma? Professionele voetbalclubs en lokale politiek zijn verstrengeld. Mark van den Heuvel heeft gelijk dat dat ongewenst is en niet zo zou moeten zijn. Want de lokale politiek is niet meer vrij om te handelen. Toch is dat de Nederlandse realiteit. Des te vreemder is het dat deze kritiek al jaren klinkt, maar er in praktijk weinig verandert. De lokale politiek laat zich chanteren door de volksgunst en een dreigende steen door de ramen bij een kritische wethouder of raadslid. Het durft geen ‘nee’ te zeggen als het dat vanwege financiële redenen al zou kunnen. Merkwaardig is dat zo’n dilemma nooit bestaat als het om kunst gaat. Zoals bij de sluiting of de sanering van het Breda’s museum. Dan wordt door de bestuurders ineens rationaal geredeneerd. Maar bij professioneel voetbal dat op commerciële basis draait lukt dat deze bestuurders niet.

Lokale partijen zetten vragen bij Stedelijk Museum ‘s-Hertogenbosch

right_museumkwartier3

Zie voor de brief van de stadspartijen, reacties en een inhoudelijk toelichting onder commentaren. 

Het Stedelijk Museum ‘s-Hertogenbosch (SM’s) wordt over een half jaar zelfstandig. Een museum voor hedendaagse beeldende kunst en vormgeving. Bijzonder door de sieraden en keramiek collectie. Dat laatste met als meerwaarde de synergie die het biedt met de in Den Bosch gevestigde ontwikkelinstelling EKWC die tot de wereldtop op keramisch gebied behoort. SM’s moet een sterk museum ‘in een levendig en aantrekkelijk museumkwartier’ worden. Op 24 mei 2013 vindt de officiële opening van het museumkwartier plaats. Zo heeft de Bossche raad besloten. In een Programma van Eisen worden de details vastgelegd, waaronder de financiën.

De drie partijen Knillis, Leefbaar en Bosch Belang die in 2014 fuseren tot Raadsgroepering Bosch Belang en nu al als een partij opereren stellen kritische vragen aan het college. Naar hun mening is de gemeente veel te gul voor dat museum, schrijven ze in een brief aan burgemeesters en wethouders, aldus Omroep Brabant. SM’s komt onder een dak met het Noordbrabants Museum: ‘Het wordt straks een van de grootste culturele attracties van Nederland. U vindt in dit nieuwe Museumkwartier in hartje Den Bosch en veelheid aan kunst, cultuurhistorisch erfgoed en design onder één dak.’ Er hangt een prijskaartje van zo’n 52 miljoen euro aan.

De brief merkt op dat het SM’s een gebouw in gebruik kan nemen van zo’n 20 miljoen euro. Het dubbele van de oorspronkelijke begroting uit 2005. Het krijgt van Den Bosch een jaarlijkse exploitatiesubsidie van 360.000 euro. De partijen hebben gelijk dat de crisis tot bezuinigen noopt. De investering in de nieuwbouw is echter al uitgegeven. Het enige waarop te korten valt is die exploitatiesubsidie van 360.000 euro. Geen overdreven hoog gedrag voor een provinciehoofdstad. Daarmee komt de kritiek op de financiering in de lucht te hangen.

De brief stelt vragen bij het draagvlak: ‘De beperkte permanente collectie in beschouwing nemend – deze is slechts interessant voor een beperkte doelgroep – is de vraag gewettigd of het SM’s de vergelijking met andere nabijgelegen musea voor hedendaagse kunst aankan.‘ De brief merkt herhaaldelijk op dat het SM’s een te beperkte collectie sieraden en keramiek heeft en dat Den Bosch zich tussen Eindhoven (Van Abbemuseum) en Tilburg (De Pont) beter op cultuurhistorie zou kunnen richten. Vraag of het SM’s met haar collectie die focust op sieraden en keramiek te exclusief is voor Den Bosch is een gerechtvaardigde vraag. Maar wie regelmatig de tentoonstellingen heeft bezocht weet dat de staf meer toont dan sieraden en keramiek alleen. In de oude behuizing haalde het SM’s in 2011 zo’n 32.000 bezoekers. Dat zal naar verwachting meer worden.

De brief vraagt wat een basisvoorziening is: ‘Is dit in onze stad niet een al te exclusief project, slechts aantrekkelijk voor een kleine groep van bevoorrechte, veelal goed verdienende en ingewijde kunstkenners en liefhebbers? Je moet als liefhebber wel heel veel gevoel voor – toegepaste – kunst hebben wil je voor een beperkte collectie moderne sieraden en keramiek naar ’s-Hertogenbosch komen. Kunstkenners zijn zeker bevoorrecht. Niet om hun salaris, maar omdat ze de waarde van kunst waarderen. Uit de brief spreekt een gebrek aan vertrouwen in de kracht van Den Bosch als winkel-, toeristen- en kunstcentrum. Inclusief de kwaliteit die musea met echte kunst bieden. En de aantrekkingskracht vergroten. De nieuwbouw is inderdaad duur geworden. Een kwestie van vastgoed. Nu gaat het om de toekomst. Den Bosch is een bezoek waard.

Naschrift: Overigens is de manier waarop zo’n brief behandeld wordt door de Bossche griffie opmerkelijk. Navraag leerde dat het een zogenaamde Artikel 39 brief betreft die niet openbaar gemaakt wordt. Uiteindelijk op de langere termijn wel via een persbericht. De brief wordt nu naar bepaalde journalisten gestuurd. Kortom, Den Bosch hanteert selectieve openbaarheid. Op de vraag om me de brief te sturen werd na overleg negatief beslist. Dat dit een merkwaardige gang van zaken is wordt onderkend. De openbaarmaking van dit soort stukken wordt over enkele weken ruimer. Via een van de partijen werd me desgevraagd de brief gestuurd.

Foto: Impressie nieuwbouw; Bierman Henket Architecten.

Sluiting Breda’s museum dreigt

De Bredase gemeentesecretaris Richard Meulenbroek heeft vorige week een bezoek gebracht aan het stadsmuseum Breda’s museum. Volgens enkele betrokkenen heeft-ie gezegd dat het museum het gebouw aan de Parade moet verlaten. De ruimte zou verkocht worden. Onder het personeel is onrust ontstaan omdat de dagen van het museum geteld lijken, aldus BN De Stem. De collectie gaat mogelijk naar het nieuwe MOTI, het voormalige De Beyerd en Graphic Design Museum. Een museum met nationale pretentie. Hoe complex de situatie is blijkt uit het feit dat er al lange tijd geruchten gaan dat ook het MOTI op punt van omvallen staat.

Cultuurwethouder Wilbert Willems stuurde eind september een brief naar de raad. Eerder waren er plannen over verzelfstandiging (2011) en een verzelfstandiging onder samenwerking met het Noordbrabants Museum (2011). Een jaar later lijkt samenvoeging van Breda’s Museum en MOTI reeds achterhaald. Breda dreigt haar rijke stadsgeschiedenis op te doeken. Opmerkelijk is trouwens dat het de gemeentesecretaris was en niet de cultuurwethouder die de slechte boodschap aan het personeel van Breda’s Museum bracht.

Foto 1: Velázquez, De Overgave van Breda, 1634-35.

Foto 2: Adam Broomberg en Oliver Chanarin, The day that nobody died (2008), Breda Photo 2012: 13 september – 21 oktober in Breda’s Museum