Burgers worden ontmoedigd door gemeenten. Waarom is dat?

bellen met burgers klein

Jos Moerkamp zet in Binnenlands Bestuur op een rijtje wat we eigenlijk al weten: ‘Krachtige burgers worden door gemeenten gehinderd‘. Hij stelt dat op het gebied van welzijn gemeenten de burgers aanmoedigen om initiatieven te nemen, maar al te veel ‘burgerkracht’ dwarsbomen. ‘Ambtenaren laten zich influisteren door welzijnsorganisaties die louter eigenbelang nastreven‘, zo omschrijft Moerkamp de klacht.

Voorbeelden van Leo Offers in Den Haag, vrijwilligersbestuurders van wijkhuis De Fonkel in Helmond en vrijwilligers van een wijkcentrum in Rotterdam-Alexander tonen aan dat gemeenten en betrokken burgers tegenover elkaar kunnen komen te staan. En dan blijkt dat gemeenten nog steeds denken in het instandhouden van organisaties. Niet in het ondersteunen van netwerken waarvan burgers deel kunnen uitmaken. ‘Het enige wat de gemeente dan hoeft te doen, is de mensen in netwerken een beetje faciliteren bij het delen van kennis en hen verder in hun waarde laten. Zelf halen ze de noodzakelijke bezuinigingen dan op hun sloffen’, zegt Marjanne van Ginneken van het informele wijknetwerk Makers en Doeners.

Moerkamp constateert en waagt zich niet aan de analyse waarom betrokken burgers worden ontmoedigd. Dat vraagt ook meer onderzoek. Te denken valt aan de lokale politiek dat in problemen, programma’s en top-down benadering denkt en niet in oplossingen en netwerken. Ook de vermenging op het personele vlak van lokale politiek en welzijnsorganisaties maakt dat burgers als lastig worden gezien omdat ze dat machtspel verstoren. Maar dat ambtenaren op lokaal niveau zoveel macht hebben is nog wel het meest kwalijk. Ze moeten de samenleving dienen, niet hun wil opleggen. Het is aan de lokale politiek om de macht van de ambtenaren te breken. Onder de garantie dat er bij de burgers altijd meer expertise verzameld is.

Foto: Bellen met burgers, de informele aanpak.

Advertentie

Tropenmuseum snijdt in wetenschappelijke kennis: Meulenbeld

allesvanwaarde

In het Tropenmuseum vallen zo’n 30 ontslagen. Ondanks de beeldvorming dat het ‘gered‘ is. Een typisch geval van de halflege of halfvolle fles. De museumsector vecht een ongelijke strijd tegen de onverschillige politiek. Niets is meer vanzelfsprekend. Alles van waarde blijkt nog weerlozer dan de dichter al zei. In Trouw deed in een interview met Eildert Mulder Ben Meulenbeld gisteren een boekje open. Hij is conservator Zuid-Azië en wordt ontslagen bij een reorganisatie die het wetenschappelijke hart uit het museum snijdt. Vier van de zeven conservatoren moeten weg. Een onbegrijpelijk groot aantal dat collecties verweesd achterlaat. Over 15 jaar zijn ze voorgoed uit de tijd omdat ze niet meer geactualiseerd zijn, zo vermoedt Ben Meulenbeld.

De conservator houdt een krachtig betoog dat de essentie raakt. Juist omdat-ie zich niet verliest in politieke verhalen die altijd weer een antwoord hebben, maar de bezuinigingen vanuit zijn vak benadert. Het gaat over Nederland dat de luiken sluit. Meulenbeld zal het publiek niet langer informatie over het hindoeïsme of India kunnen geven: ‘Ze bellen, mailen, of vragen naar me bij de portier. Datzelfde overkomt de eveneens ontslagen collega’s voor Afrika of Indonesisch textiel‘. Die kennis is straks nergens meer in Nederland te vinden. Deze conservatoren zijn onmisbaar omdat ze een correctie geven op trends en sjablonen die de werkelijkheid reduceren. Over de dalai lama, de Indiase islam of het naar elkaar toegroeien van religies, het syncretisme.

Het ontslag van Meulenbeld en de andere conservatoren past in een beeld omdat zij niet meer in een beeld passen. Een interim-manager die over hun lot besliste sloot ook de bibliotheek. De politiek met toevallig veel direct betrokken PvdA’ers als de ministers Bussemaker en Ploumen en wethouder Gehrels van Amsterdam klopt zichzelf op de borst dat het Tropenmuseum tot 2017 gered is. Maar dat het zo ver moest komen is een schande voor een ontwikkeld land. Dat iemand als Ben Meulenbeld met zijn kennis verdwijnt voor Nederland. En ook voor Zuid-Azië. Want het Tropenmuseum werkte altijd twee kanten op. In de tijd van vroeger. Ooit.

Foto: Lucebert, de dichtregel ‘alles van waarde is weerloos‘ uit het gedicht ‘De zeer oude zingt‘ in neon op de dakrand van de Willem de Kooning academie in Rotterdam.

Cultuur vecht ongelijke strijd tegen onverschillige politiek

Bunker_Hill_by_Pyle

In Nederland zit cultuur niet meer prominent in de genen van politici. Blijkbaar ook niet meer in de opvoeding. Die observatie staat los van een cultuurpolitiek standpunt dat zegt dat er een streep door bezuinigingen moet. Straks zit het ook niet meer in die van het staatshoofd. De nieuwe koning geeft de voorkeur aan hossen met hockeymeisjes boven het kijken naar een schilderij van Mondriaan. De directe kick verdringt de bezinning.

Aan de horizon wacht reeds de netwerkmaatschappij die kantelt naar zelfredzaamheid en kleinschalige initiatieven. Op termijn is het gedaan met de grote bedrijven, de prietpraat van managers en het idee dat alle macht van boven komt. Voor cultuur is het van levensbelang om de crisis ongeschonden door te komen. Die economisch en bijzonder voor Nederland, ook intellectueel van aard is. De professionals in het culturele veld moeten standhouden in een uphill battle om alle kennis en inzichten door te geven aan volgende generaties.

Politici en koning kunnen weglopen van een slag die verloren dreigt te gaan, maar directeuren of kunstenaars moeten standhouden omdat ze beroeps zijn. Het vertragen van de afbraak is de tactiek die de cultuur wacht. Niet de voorhoede, maar de achterhoede bepaalt het voortbestaan. Geen avant-garde, maar arrière-garde. Soms flakkert een oud beeld dat uitdrukt dat de avant-garde de aard weergeeft, maar dat smoort als culturele instellingen verdwijnen of ontaard zijn. De opvatting dat de egalitaire samenleving, het modernisme en het afwijzen van de massacultuur samengaan wordt onbruikbaar als we richting netwerkmaatschappij glijden.

Op 5 en 6 april was in Portugal een conferentie van de ICOM over overheidsbeleid in tijden van recessie. ICOM zelf presenteert de Verklaring van Lissabon als een belangrijke uitkomst. De Belgische, Kroatische, Griekse, Italiaanse, Portugese en Spaanse afdeling hebben ondertekend en roepen andere landen op binnen een maand hetzelfde te doen. Het roept de Europese regeringen op om musea en cultuur met het oog op de recessie te steunen. De volgende zin lijkt met name toegespitst op het Nederlands overheidsbeleid: ‘Blinde automatische bezuinigingen maken geen onderscheid tussen kortstondige initiatieven en permanente instellingen.’

Erfgoed, musea en cultuur worden in crisistijden door beleidsmakers vaak als luxe afgetekend. Omdat de maatschappelijke steun voor cultuur klein is vertaalt zich dat in een gemakzuchtig politiek standpunt. Onder het motto ‘Na ons de zondvloed‘ lopen politici weg. Terwijl de sectoren door de zorg voor talentontwikkeling de kiem van de toekomst in zich dragen. Beleidmakers zouden moeten erkennen dat in ontwikkelinstellingen en musea onderzoek, conservering, verspreiding van kennis en historisch geheugen met elkaar verstrengeld zijn. Momenteel dreigt het Tropenmuseum gesloten te worden en knokt het keramisch topcentrum EKWC dat wereldwijd gewaardeerd wordt maar niet in Nederland zonder vanzelfsprekende steun voor het voortbestaan.

Foto: Howard Pyle, Bunker Hill. Gepubliceerd in Scribner’s Magazine in 1898.