Overheid moet evenwichtig omgaan met codes in museumsector. Nodig is sterk en niet betuttelend toezicht. Voorbeeld hoe het niet moet: het NMvW

Tweet van Kleis Jager plus reacties, 12-16 april 2023.

Overheidsregulering

Een zekere mate van overheidsregulering zie ik als noodzakelijk om niet weg te zakken in anarchie of het recht van de sterkste. Uiteraard moet regulering zorgvuldig gebeuren. 

Ik zie geen tegenstelling tussen een optredende overheid en democratisering van onderop. Toezicht door de overheid moet transparant zijn en geen bijbedoelingen hebben.

Het gaat erom om in de gaten te houden en te voorkomen dat bescherming van sociaal zwakkere makers (ik noem het maar even zo) door de overheid wordt misbruikt om een greep naar de macht te doen. Dat laatste is ontoelaatbaar..

Maar evenmin is dat een reden om niks te doen en niet te streven naar regulering van de kunstsector. Nogmaals, de overheid moet wegblijven van de inhoud.

Toezicht

Toezicht is van belang om te zien of maatregelen goed worden uitgevoerd, geld goed wordt besteed en het beoogde doel wordt gehaald. Toezicht door de overheid eindigt soms in cijferfetisjisme of bureaucratische verlamming. Dat is ongewenst.

In de kunstsector zelf moet trouwens ook het toezicht versterkt worden. Goed toezicht maakt de sector minder kwetsbaar voor dwang van of chantage door de overheid. Wat ontbreekt in de sector én de overheid is toezicht op het toezicht.

Codes

Ik ben er tegen dat codes worden gebruikt om een museum inhoudelijk een bepaalde kant op te sturen. Omdat dat aan de inhoud en zelfbeschikking van een museum raakt en omdat het een verhullende beleidsmaatregel is. Van de andere kant besef ik dat overheden die er miljoenen euros belastinggeld instoppen wel een rol te spelen hebben. 

Toepassing van codes in de kunsten werkt twee kanten op. Het legt de instellingen verplichtingen op van een goede representatie (publiek en bereik, tentoonstellings-, aankoop,- en personeelsbeleid). Maar anderzijds verplicht het de overheid om goed toe te zien op de uitvoering door de musea en de toepassing van de codes.

Het NMvW

Ik zou graag zien dat het NMvW (Nationaal Museum van Wereldculturen) door overheid en ministerie (en op afstand de adviserende Raad voor Cultuur) ter verantwoording wordt geroepen voor het in mijn ogen ondermaatse functioneren dat in strijd is met museale normen. Ik noem het hier omdat het exemplarisch is.

Ook ik onderschrijf het axioma dat autonome kunst of kunst in musea niet ondergeschikt mogen worden gemaakt aan de identiteit van makers. En wat nog erger is, de identiteit van een museummanagement dat met de eigen achtergrond en een beroep op moralisme iets meent te bewijzen in de sfeer van de antropologie. Maar niet precies weet wat. Daarom klinkt wat het NMvW doet zo vaag en wordt het niet concreet. Een hele kluif voor een serieuze toezichthouder.

Dat de overheid het NMvW niet ter verantwoording roept en het NMvW wordt gedekt door ambtenaren van het ministerie van OCW vind ik in strijd met een open regulerend systeem van overheidssubsidiëring. Ontsporing binnen het systeem is het gevolg van wegkijkend toezicht en halfslachtige regulering. Dat beschadigt het maatschappelijk draagvlak.

Daarom volg ik het NMvW al vele jaren kritisch omdat deze instelling exemplarisch is voor een falend overheidssysteem van toezicht en zelfregulering in de kunst- en museumsector. En een voorbeeld van een museum dat de weg kwijt is, maar met verwijzing naar grote woorden goed de schijn weet op te houden dat alles ok is.

Bij het NMvW is identiteitspolitiek de hoofdzaak en is kunst in het verdomhoekje geraakt. Want kunsthistorie bestaat immers uit waarden van de ‘ander’ die niet gevolgd hoeven worden, maar zelfs bestreden moeten worden. Zodat het NMvW vooral overal tegen is. Op vage woorden over wereldburgerschap na. Maar kunst is wel waar het bij het NMvW om draait gezien alle kunstobjecten in de depots.

Kunst is in het NMvW ondergeschikt gemaakt aan maatschappelijk-politieke doelstellingen die niet getoetst kunnen worden omdat ze zo vaag zijn. Zo ontstaat voor de goede verstaander het beeld dat het NMvW niet weet wat het met kunst aan moet en hoe dat ingepast moet worden. Want kunst van traditie en kunstgeschiedenis is de vijand van de eigen identiteit. Voor het personeel dat naar identiteit zoekt.

De media in hun functie van poortwachter van de democratie en journalistieke onderzoeker kijken niet voorbij de oppervlakte en zien niet wat er zich achter de schermen afspeelt. Geen wonder, waarom zouden ze ook. Het ministerie van OCW geeft immers politieke dekking. Maar moet dat NMvW dat niet goed presteert jaarlijks meer dan 15 miljoen euro overheidsgeld kosten?

Het NMvW is het schoolvoorbeeld van ontspoorde regulering en ontbrekend toezicht in de museumsector door de overheid. Het is onverklaarbaar dat het met meer dan 15 miljoen euro overheidssubsidie per jaar ongestoord en zonder degelijk toezicht kan bestaan. Het falen dringt niet door tot media en publieke opinie.

Stemmen in De Telegraaf schoppen graag tegen de overheid en nog liever tegen overheidssubsidies in de kunst. Sebastien Valkenberg schreef op 14 april 2023 een column met de titel ‘Onze Raad voor Cultuur gaat op de Sovjet-toer‘ over codes in de kunstsector die de stemming in rechtse hoek goed weergeeft. Juist daarom rust de plicht op de overheid om goed toezicht op het eigen toezicht te houden. Dat ontbreekt er nu aan met als triest voorbeeld het NMvW.

Wat betekent de nieuwbouw van het Design Museum in Den Bosch van 43,6 miljoen euro voor de claim als nationaal designmuseum?

Schermafbeelding van deel artikelDraagvlak voor bouw nieuw Design Museum in Den Bosch is ver te zoeken: ‘Van de zotte, 43,6 miljoen euro’ in de Gelderlander / BD van 17 januari 2023.

In een impressionistisch artikel van Robèrt van Lith in BD/ de Gelderlander van 17 januari 2023 wordt de verhuizing van het Design Museum Den Bosch aangestipt. Het draagvlak ervoor zou in de stad ‘ver te zoeken zijn‘. De journalist onderbouwt dat met enkele voorbeelden waarvan het de vraag is of ze representatief zijn. Een nieuwe locatie staat gebudgetteerd voor 43,6 miljoen euro. 

De logica is dat buurman Noordbrabants Museum meer ruimte nodig heeft om de werken uit de collectie van de JK Art Foundation (van ondernemer Jos Koster) te tonen die (voorlopig) in langdurige bruikleen aan het museum zijn gegeven. In een commentaar uit 2021 spreekt de Volkskrant over ‘550 werken van ‘internationale allure’’

Deze gang van zaken brengt twee aspecten van het Nederlandse kunstbeleid opnieuw onder de aandacht: 1) Kunstbeleid is kunstinstellingenbeleid en 2) Kunstinstellingenbeleid is vastgoedbeleid. 

Het artikel voert Erik-Jan Kamerbeek op die in een open brief aan de Bossche cultuurwethouder Mike van der Geld (!) zich twee weken geleden op LinkedIn afvroeg of de JK Art Foundation deze uitbreiding van het Noordbrabants Museum en de verhuizing van het Design Museum waard is. Kamerbeek stelt zich in de brief voor als ‘gast-curator Manifestations Dutch Design Week‘. Beide heren zijn lid van D66:

Open brief van Erik-Jan Kamerbeek aan cultuurwethouder Mike van der Geld op LinkedIn

Of de kritiek en de alternatieven van Kamerbeek serieus genomen worden is de vraag.

Complicatie is dat bewoners van sociale huurwoningen op de geplande locatie Citadelhof zullen moeten wijken voor de nieuwbouw. Ze ageren tegen de verhuizing. Dat biedt kansen voor populistische politiek om kunstbeleid direct af te zetten tegen de rechten van bewoners van sociale huurwoningen. Dat bedreigt de zuiverheid van het debat en het draagvlak onder de bevolking voor subsidie voor kunst en museum.

Van de andere kant is onduidelijk hoe zuiver de Bossche coalitie redeneert en de argumenten voldoende toetst om de verhuizing van het Design Museum te realiseren. Zoals vaker bij dit soort plannen wordt de coalitie beschuldigd van tunnelvisie en wensdenken. Het antwoord op de vraag is moeilijk te geven.

Duidelijkheid kan gegeven worden als de plannen worden onderverdeeld en stuk voor stuk op hun waarde worden getoetst. Dat zal duidelijk maken wat de zwakke en sterke punten van de plannen zijn. De vragen zouden beantwoord dienen te worden voordat de Bossche politiek een besluit over de subsidie van 43,6 miljoen euro aan het Design Museum geeft.

De vragen zijn onder meer of de collectie van JK Art Foundation voldoende kunsthistorische waarde aan de Collectie Nederland toevoegt om het Noordbrabants Museum te vergroten en het Design Museum te laten verhuizen. Ook van belang is de vraag of een investering van 43,6 miljoen euro in nieuwbouw van het Design Museum in proportie is met het Bossche kunstbeleid. Verder is het de vraag of er in en buiten Den Bosch voldoende onderbouwing bestaat over de claim van het Design Museum als nationaal designmuseum. De voorgestelde nieuwbouw valt op te vatten als opwaardering van het Design Museum. Daarom is het van belang om de landelijke steun ervoor te kennen en in de besluitvorming te kunnen betrekken.

In het commentaarHet debat over een nationaal designmuseum is gepolitiseerd‘ van 14 juni 2019 schreef ik over dat laatste aspect en de rol van de Haagse politiek: ‘OCW zet echter op onaanvaardbare wijze een dubbele pet op als het bij de bekostiging van een nationaal designmuseum uitgaat van normen die meer volgen uit de partijpolitiek en een regionale lobby, dan uit een beredeneerde keuze voor profiel, kwaliteit en inbedding in de culturele basisstructuur ervan. In het verlengde speelt de vraag bij welke instelling een nationaal vormgevings/designarchief ondergebracht moet worden.’

De Bossche coalitiepartijen moeten goed en breed nadenken en niet de indruk wekken met de nieuwbouwplannen voor het Design Museum de vlucht vooruit te nemen. Het is belangrijk als ze de strekking van hun besluit goed kunnen doorgronden. Dit gaat verder dan partijpolitiek. Want de wetmatigheid bij alle claims, plannen en lobby-groepen over Design Musea in Nederland is dat ze (regionaal) politiek zijn ingegeven en inhoudelijk mager onderbouwd.

Duiden van identiteit in de kunst wordt valkuil als dat onzorgvuldig gebeurt. Commentaar op het artikel ‘Teylers Museum worstelt met tentoonstelling over racistische vogelschilder’

Daar gaan we weer. Identiteit in de kunst en het scheve beeld dat de media ervan geven. Deze keer zijn Teylers Museum en de 19e eeuwse Frans-Amerikaanse ornitholoog, natuuronderzoeker, vogelschilder en werkgever van slaven John James Audubon aan de beurt. Op touw staat de tentoonstelling ‘Vogelpracht’ die dit museum in juni 2021 hoopt te openen.

Journalist Jean-Pierre Geelen identificeert zich in het artikel ‘Teylers Museum worstelt met tentoonstelling over racistische vogelschilder’ in de Volkskrant bij voorbaat met de oppositie die Audubon oproept. Hij noemt het ‘hoogst explosief materiaal’. De toon is gezet. De eindredactie maakt van een bezitter van slaven voor het gemak een ‘racistische vogelschilder’. De 21e eeuw wordt rechtstreeks in het vat van de 19de eeuw gekieperd alsof in twee eeuwen alles bij hetzelfde is gebleven.

Geelen maakt een knip door het te verbinden aan de Code Diversiteit & Inclusie die Teylers Museum onderschrijft. Alsof dat bijzonder is. De hele museumsector onderschrijft immers deze Code. Hij geeft een citaat uit de code dat staat onder het kopje ‘Artistiek en inhoudelijk: inclusief werken is een verrijking voor kwaliteit’ dat aldus eindigt: ‘Jouw organisatie moet een veilige plek zijn waar iedereen zich thuis voelt om zich in een ander perspectief te verplaatsen’. Ok, redelijk, maar wat heeft het feit dat Audubon twee eeuwen geleden slaven in bezit had te maken met een veilige werkomgeving van een museum in 2021?

Rekt Geelen dit aspect van de Code niet oneigenlijk op en maakt hij er wat anders van dan het behelst? Daar lijkt het sterk op. Probeert Geelen nou te suggereren dat de werkomgeving er voor medewerkers onveilig op wordt als in een tentoonstelling een schilderij van een 19de eeuwse vogelschilder annex slavendrijver wordt getoond en medewerkers zich daardoor niet meer thuis zouden voelen in dat museum? Welk probleem helpt Geelen hier creëren? Is dat allemaal niet te simpel gedacht en met hoeveel slagen tegelijk probeert Geelen thuis te komen in zijn eigen bubbel?

Het is toch juist de taak van een historisch kunstmuseum als Teylers Museum om objecten uit de kunstgeschiedenis in de juiste context voor een breed publiek te tonen?

Jazeker, Audubon had slaven in bezit en jazeker, dat wordt nu terecht afgewezen en jazeker, dat feit moet in zijn levensbeschrijving niet ongenoemd blijven en jazeker, dat ligt politiek op dit moment uiterst gevoelig, maar welnee, dat betekent niet dat ter discussie staat dat zijn schilderijen niet in een museum getoond kunnen worden. Als dat zo zou zijn, dan zou zijn werk in geen enkel museum meer getoond kunnen worden. Dan gaat het politieke aspect volledig het kunsthistorische aspect overheersen. Mogen musea daar alstublieft zelf over beslissen? Ze hebben er geen politieke activisten of activistische journalisten voor nodig om hen op hun verantwoordelijkheid en gedragsregels te wijzen.

Geelen lijkt meer bezig met het aanscherpen van maatschappelijke verschillen dan met het geven van duiding. Waarom stelt hij iets ter discussie dat niet ter discussie moet worden gesteld? Zoals alle musea probeert Teylers Museum dit passend op te lossen zonder al te veel weerstand in de samenleving op te wekken. Maar dat is toch geen kwestie van worstelen, maar van gewoon professioneel handelen?

Als het de taak van een journalist is om zich te identificeren met een politieke zaak en het publiek te informeren onder het mom van een evenwichtig enerzijds-anderzijds verslag, dan zijn we gewaarschuwd. Ook voor journalisten is identiteitsdenken een valkuil waar ze met open ogen in kunnen stappen. Het advies voor zolang het duurt: hou het simpel en maak het niet ingewikkelder en wijsneuziger dan het is. Daar is niemand mee geholpen. De museumsector nog het minst.

Foto: Schermafbeelding van deel artikel ‘Teylers Museum worstelt met tentoonstelling over racistische vogelschilder’ van Jean-Pierre Geelen in de Volkskrant, 3 maart 2021.

Frans-Congolese activisten die grafbeeld uit Afrika Museum ontvreemdden dreigen met nieuwe acties in Nederlandse musea

De dwarsdenkers hebben in Nederland een nieuw filiaal geopend. In de museumsector. We kennen al de actiegroep Viruswaanzin, graancirkel-denkers en allerlei complotdenkers die het opnemen tegen de overheid, de bestaande orde inclusief de media en de wetenschap, en de rechtsstaat die niet de hunne zou zijn.

Aan dat rijtje van politieke activisten die zeggen door roeien en ruiten te willen gaan kunnen de Franse-Congolese actievoerders toegevoegd worden die vorige week op klaarlichte dag uit het Afrika Museum een Congolees grafbeeld stalen en ermee naar buiten liepen. Daar werden ze door de politie in de kraag gevat.

Ze dreigen terug te komen, want ‘er zijn twee of drie musea met Afrikaanse kunst hier, dus we komen terug’. Aldus een bericht van Omroep Gelderland. Wereldmuseum, Tropenmuseum en Museum Volkenkunde zijn gewaarschuwd.

Actievoerder Mwazulu Diyabanza lijkt nauwelijks iets te weten van de Nederlandse politieke, museale en juridische situatie. Het is onduidelijk wat zijn expertise op het gebied van etnografische kunst en historische collecties is. Hij zegt dat het niet aan de musea en overheden van Europa is om te beslissen wanneer en hoe iets wordt teruggegeven. Maar dat het aan ‘ons’ is. Diyabanza voert het wij-denken tot grote hoogte.

Zijn overmoed en eigendunk zijn grotesk. Wie denkt hij wel dat hij is en waarom denkt juist hij een speciale rol voor zichzelf te kunnen claimen? Wat weet hij van de achtergrond van de collectievorming en de etnografische kunstobjecten? Het antwoord is duidelijk: niets, ‘rien’. Hij heeft geen benul waarover hij praat.

Zijn argumentatie gaat niet verder dan een algemeen praatje over kolonialisme. Het is goed als actievoerders proberen druk te zetten in een dossier waar weinig beweging in zit. Dan hebben ze wel de verplichting zich te verdiepen in de situatie waar ze zich over uitspreken. Die kennis ontbreekt. De actievoerders kijken met hun Franse perspectief naar de Nederlandse situatie en denken dat een en ander samenvalt. Dat is een misvatting.

Deze actievoerders maken met hun slechte voorbereiding, hun ontbrekende basale kennis over het onderwerp waar ze kritiek op hebben en hun overmoed, grootheidswaan en brutaliteit, vooral zichzelf belachelijk. Zoals al die complotdenkers doen die met oppervlakkige kennis denken de problemen in de wereld op te kunnen lossen. Daarnaast belasten ze Nederlandse musea met hun brouhaha en jagen die op kosten omdat er extra beveiliging ingehuurd moet worden. Ook doorkruisen ze als razenden een serieus debat over roofkunst en kolonialisme waar musea met allerlei betrokken over in gesprek zijn.

Foto: Schermafbeelding van deel artikelActivisten Afrika Museum nog niet klaar in Nederland: ‘Wij komen terug’’ van Omroep Gelderland, 13 september 2020.

Waarom krijgt in NRC de tentoonstelling Remix Rotterdam in het Rotterdamse Wereldmuseum niet de aandacht die het verdient?

Daar gaan we weer. Deze keer in het artikelHet Wereldmuseum is weer open, nu met meer verhalen en perspectieven’ in NRC. Een verslaggever vraagt niet door en laat zich knollen voor citroenen verkopen. Het Wereldmuseum is er sterk in om selectief informatie te geven aan media die blijkbaar verslaggevers sturen die onvoldoende geïnformeerd zijn om geen gemankeerd verhaal op te schrijven. Zo wordt het echte verhaal over het Wereldmuseum en de koepel NMVW die er de beleidslijnen uitzet ook deze keer niet in de media verteld.

Het Wereldmuseum opent na een jarenlange verbouwing. Het hele gebouw is eindelijk brandveilig verklaard. Stapsgewijze openstelling die gecertificeerd is door de veiligheidsbranche bestaat niet voor wie beseft wat de veiligheid van een gebouw is, wat voor risico’s een verbouwing in een in gebruik zijnd gebouw inhouden en hoe branden kunnen uitslaan. De verslaggever gaat mee in de misleiding van het Wereldmuseum. Bij een geïnformeerde journalist zou dat de vraag oproepen hoe het dan het afgelopen jaar zat met de veiligheid van de gepresenteerde tentoonstellingen. Zoals Dossier Indië met kostbare, originele afdrukken van foto’s.

Deze vraag wordt niet gesteld door Dominique van Varsseveld die niet in het colofon van NRC wordt genoemd als correspondent Rotterdam of lid van de kunstredactie. Waarom stuurt NRC niet iemand met verstand van zaken naar het Wereldmuseum? De recente geschiedenis van dit museum geeft er toch alle aanleiding toe om te kijken of de aan de Rotterdamse raad gedane beloften over de Rotterdamse signatuur worden nagekomen.

Het artikel noemt terloops de tentoonstelling Remix Rotterdam zonder te vertellen dat dit een samenwerking van het Wereldmuseum met Museum Boijmans Van Beuningen is die gesteund wordt door de Stichting Droom en Daad. NRC noemt Boijmans niet eens. Dat is een omissie in een artikel over een tentoonstelling in een Rotterdams museum dat in 2016 door de politiek opgeroepen werd om een Rotterdams karakter te behouden.

In de publiciteit heeft het Wereldmuseum, of liever gezegd de top van koepel NMVW Remix Rotterdam stelselmatig genegeerd of minimale aandacht gegeven. Wat voor psychische gesteldheid is dat? Klopt het vermoeden dat het NMVW in zichzelf gekeerd is en zich geen raad weet met presentaties die het niet kan controleren? Dus in dit geval een tentoonstelling met bruiklenen van Museum Boijmans die gecureerd is door conservator Alexandra van Dongen namens dit museum en conservator Wouter Welling namens het NMVW.

Remix Rotterdam zou een jaar geleden op 1 oktober 2019 opengaan. Dat werd vooraf spaarzaam in de publiciteit van het Wereldmuseum gemeld. Maar Remix Rotterdam ging niet open op 1 oktober 2019. Waarom niet? Het Wereldmuseum gaf er toen geen uitleg over en doet dat nu nog steeds niet. NRC geeft evenmin duidelijkheid en blijft hangen in een oppervlakkige beschouwing over wat haar op de mouw wordt gespeld.

Dit artikel van NRC kent vooral verliezers: de lezers van NRC die onvolledig geïnformeerd worden en het politiek correcte frame opgelegd krijgen van het Wereldmuseum, en het sturende NMVW dat zich laat kennen als organisatie die er aan de top moeite mee heeft om een normale relatie aan te gaan met collega-musea.

NB: Zie hier een commentaar van oktober 2017 (vanaf vierde alinea) voor een nadere omschrijving van mijn kritiek op het beleid van het NMVW in relatie tot het Wereldmuseum.

Foto 1: Schermafbeelding van deel artikelHet Wereldmuseum is weer open, nu met meer verhalen en perspectieven’ van Dominique van Varsseveld in NRC, 9 september 2020.

Foto 2: Schermafbeelding uit september 2019 van aankondiging Remix Rotterdam op site Wereldmuseum.nl. .

Raad van Toezicht meent dat directeur Manuhutu verantwoordelijk is voor chaos bij Migratie Museum in Den Haag

U wist waarschijnlijk niet dat het er was, maar het Migratie Museum in Den Haag is niet meer. De Haagse Wethouder Bert van Alphen (GroenLinks) die overigens niet cultuur in zijn portefeuille heeft (dat is wethouder Robert van Asten) maar wel sociale zaken als emancipatie en integratie zegt dat het Migratie Museum is verdwenen, maar het idee erachter niet. Hoe dan ook lijkt de voormalige directeur Wim Manuhutu de kwade genius zoals uit een persverklaring van de Raad van Toezicht van het Migratie Museum op de site van het museum blijkt. De Raad van Toezicht houdt Manuhutu niet alleen verantwoordelijk voor de chaos en het mismanagement, maar verwijt hem ook dat hij zich tot op dit moment niet wil verantwoorden. Manuhutu was eerder directeur van het Moluks Museum (Museum Maluku) in Utrecht dat in 2012 definitief de deuren sloot.

‘Met de verklaring reageert de Raad van Toezicht op het besluit van de gemeente Den Haag om hard in te grijpen. Het museum blijkt een jaar geen huur te hebben betaald voor het gebruik van het gebouw aan het Hoge Zand in het centrum van de stad. Ondanks ‘herhaald aandringen’ werd de openstaande rekening niet voldaan. Nog deze maand wordt een deurwaarder ingezet om het gebouw te ontruimen. Ook zijn de plannen voor de toekomst op dit moment zo slecht onderbouwd dat het museum vooralsnog niet hoeft te rekenen op subsidie van de gemeente, aldus wethouder Bert van Alphen (GroenLinks, integratie)’, zo meldt Omroep West.

Uit een kopie van de site van het Migratie Museum van 5 december 2019 blijkt de Raad van Toezicht de onderstaande samenstelling te hebben. Opvallend is dat geen van de leden van de Raad een praktische museumachtergrond heeft en alleen bij Gunay Uslu in haar professionele leven enige betrokkenheid met de museumsector valt af te leiden. Men kan dan ook de vraag stellen hoe evenwichtig de Raad van Toezicht was samengesteld en of dat van invloed is geweest op de ontstane problemen of de controle erop. Merkwaardig is dat in een bericht van Omroep West van 20 januari 2020 Wim Manuhutu zegt dat hij al sinds augustus 2019 niet meer aan het Migratie Museum verbonden is en daarom ‘‘geen actuele informatie’ kon geven.’ Volgens de persverklaring van de Raad van Toezicht heeft Manuhutu op 15 juli 2019 ‘per mail’ zijn functie neergelegd.

Foto 1: Persverklaring van de Raad van Toezicht van het Migratie Museum

Foto 2: Kopie van 5 december 2019 van de organisatie van het Migratie Museum.

Vreemde motie over ‘storytelling’ in Bergse raad. Het ging toch om verspreiden van nepnieuws door wethouder en museumdirecteur?

Bovenstaande motie werd afgelopen donderdag 7 juni 2018 in stemming gebracht in de gemeenteraad van Bergen op Zoom door Lijst Linssen en gesteund door Steunpunt Bergen op Zoom, en verworpen aldus een bericht in BN De Stem. De motie verwijst naar een recente actie van het plaatselijke Museum Het Markiezenhof. Een oud boek zou bij renovatie in het museum ontdekt zijn, maar bleek een publiciteitsstunt te zijn. Niet alleen museumdirecteur Cees Meijer, maar ook wethouder Arjan van der Weegen van de grootste fractie GBWP kregen van alle kanten het verwijt nepnieuw te verspreiden. Vooral wethouder Van der Weegen kreeg kritiek omdat hij het vertrouwen in het openbaar bestuur beschaamd zou hebben. Achteraf betuigde hij spijt en gaf hij toe dat hij fouten had gemaakt en het nooit meer zo zou doen. Zie hier voor mijn commentaar.

De motie gaat over het instrument ‘storytelling’ en roept onder verwijzing naar de kwestie in Museum Het Markiezenhof het gemeentebestuur op daarvan tijdelijk af te zien. De motie reduceert ‘storytelling’ tot een instrument van gemeentelijk toeristisch beleid. De motie bevat een misverstand als het zegt dat ‘Aan het concept ‘storytelling ‘ momenteel een zodanig negatief imago kleeft, dat continuering daarvan op dit moment geen positieve bijdrage levert aan het toeristisch imago van onze gemeente.’ Dit gaat voorbij aan wat ‘storytelling’ voor een museum kan betekenen. Het is duidelijk dat door museumdirecteur Cees Meijer en wethouder Arjan van der Weegen fouten zijn gemaakt die het imago van museum en gemeentebestuur negatief hebben beïnvloed. Maar onduidelijk is hoe dit tot de conclusie kan leiden dat hiermee het concept van ‘storytelling’ zou zijn belasterd en niet kan worden gecontinueerd. De motie praat namelijk om de kern van het probleem heen. De oorzaak voor het negatieve nieuws en de vertrouwensbreuk tussen gemeente en burgers is niet het concept ‘storytelling’, maar het verspreiden van nepnieuws door museumdirecteur en wethouder. Valide ‘storytelling’ zou er juist voor kunnen zorgen dat het vertrouwen in het gemeentebestuur hersteld wordt dat door het verspreiden van nepnieuws door wethouder en museumdirecteur is aangebracht.

Storytelling’ gaat niet om liegen en het bewust verkeerd voorstellen van de realiteit, maar om vertellen en presenteren van een verhaal daarbij uitgaande van verhaalelementen die niet strijdig zijn met de realiteit. Er kan best een niet bestaande wereld opgeroepen worden die de beleving van de bezoeker prikkelt, maar voorwaarde is dat de elementen niet strijdig zijn met de feiten. Daarom is het vreemd dat de motie zich focust op ‘storytelling’ dat niet de kern van het probleem was en voorbijgaat aan het verspreiden van nepnieuws door een wethouder. Zo kan zelfs een op het eerste gezicht kritische motie uitgelegd worden als een afleiding die zichzelf het bos instuurt. Deze motie heeft de suggestie van bijten, maar bijt vooral zichzelf in de staart.

Foto: Schermafbeelding van de verworpen motieMotie vreemd aan de orde van de dag inzake storytelling’ ingediend door Lijst Linssen in de gemeenteraad van Bergen op Zoom, 7 juni 2018.

Verbouwing Museum De Lakenhal valt 3,2 miljoen duurder uit. Maar fouten zijn er volgens wethouder Strijk niet gemaakt

Museumbeleid is vastgoedbeleid. Museum De Lakenhal in Leiden krijgt naar verwachting 3,2 miljoen extra op de 16 miljoen die nodig is voor verbouwing en renovatie, aldus een bericht van Omroep West. Er lijkt in de raad een meerderheid voor te zijn, maar de stemming in de raad op 11 oktober zal dat pas duidelijk maken.

In een voorstel zegt het College over de aanbesteding: ‘Helaas heeft deze aanbesteding niet tot het gewenste resultaat geleid. Alle aanbiedingen bleken aanzienlijk hoger te zijn dan het beschikbare budget. Daarom is de aanbesteding ingetrokken en een nieuwe procedure gestart. Samen met het ontwerpteam en het museum is gekeken naar mogelijke besparingen en optimalisaties. Daaruit blijkt dat we het volledige verschil niet kunnen overbruggen zonder ingrijpende aanpassingen van de plannen. Deze aanpassingen hebben echter grote gevolgen, zowel voor de planning en de plankosten van het project, als voor de exploitatie van het museum.’

Vraag blijft waarom alle aanbestedingen ‘aanzienlijk hoger’ waren dan het beschikbare budget. Wethouder Robert Strijk (D66) geeft er niet echt antwoord op. Hij praat eromheen. Ondanks zijn uitspraak dat ‘we zeer uitgebreid hebben onderzocht wat moet er gebeuren in het museum, dat we een bestek hebben gemaakt waar heel precies in staat wat er allemaal moet gebeuren, dat er een aannemer is die zegt ‘ik ga het daar voor bouwen   (..) maar we hebben het toch wel erg goed nu allemaal berekend’. De waarheid is anders. Wat duidelijk wordt uit dit dossier is dat het Leidse College de verbouwing en renovatie van Museum De Lakenhal juist niet goed heeft ingeschat. Ondanks alle superlatieven die wethouder Strijk het College toedicht. Het zou verstandiger zijn om gewoon toe te geven dat het College in dit geval een inschattingsfout heeft gemaakt.

Stedelijk Museum aanvaardt geld van cultuurfonds Ammodo. Maar zou dit om morele en publicitaire redenen dienen te weigeren

af

Het Stedelijk Museum kijkt samen met Stichting Ammodo naar een nieuwe plek voor het Stedelijk Museum Bureau Amsterdam, aldus bovenstaand bericht op Artforum. Gezien de achtergrond van Ammodo is dit een opvallende ontwikkeling die alles in zich heeft de kunstwereld te beschadigen. ‘Together with Ammodo, we look forward to investigating ways of creating an inspiring place that offers compelling artistic encounters in Amsterdam and contributes to the city’s thriving artistic climate’ zegt directeur Beatrix Ruf. Maar hoe aantrekkelijk is het voor een culturele instelling om met Ammodo in zee te gaan? Het Stedelijk is zeker niet de enige, het rijtje is uitgebreid. Zelfs inclusief het Van Abbemuseum dat zo vaak politiek de nek uitsteekt.

Ammodo heeft een voorgeschiedenis die instellingen als het Stedelijk Museum zouden moeten kennen. Want elke instelling dient zich voldoende te informeren over een geldschieter waarmee het in zee gaat. De geschiedenis van Ammodo is besmet. Het komt erop neer dat ‘pensioenpremies van havenarbeiders in Rotterdam en Amsterdam buiten medeweten en tegen de wil van de spaarders een andere bestemming kregen’, zoals zes hoogleraren in 2014 in een opinie-artikel in de NRC betoogden. Dit wil zeggen dat in 2007 pensioenverzekeringsbedrijf Optas buiten medeweten van werkgevers en werknemers in de havens is verkocht aan verzekeringsmaatschappij Aegon. De Stichting Optas streek hiermee een vermogen op van circa 1,3 miljard euro dat zij nu besteedt aan ‘culturele en wetenschappelijke’ doelen. Hoewel de overdracht juridisch klopt, is het moreel verwerpelijk. Een culturele instelling kan het geld aannemen, maar moet goed beseffen dat het zich kan corrumperen en hiermee de eigen geloofwaardigheid en morele positie op het spel zet.

In 2014 schreef Eric Smit een artikel voor FTM over de verkoop van Optas en het geld dat Ammodo nu uitdeelt aan kunsten en wetenschappen. Hij citeert CDA-kamerlid Pieter Omtzigt: ‘Het is pensioengeld dat op slinkse wijze werd omgekat tot een fonds voor goede doelen. Mensen hebben voor dat geld gewerkt, dat moet aan pensioenen ten goede komen. Punt. De ontvangers moeten weten waar het geld vandaan komt en moeten overwegen het niet in ontvangst te nemen’. Uit Smits rondgang langs instellingen blijkt dat ze moeilijk kunnen uitleggen waarom ze geld aannemen van Ammodo. Houvast biedt punt 1.4.6 van de gedragscode (2012) van het Instituut voor Fondsenwerving: ‘Iedereen die organisaties of projecten in de sector wil steunen, met respect voor de belangen van de organisatie en van de consumenten, zal naar algemene fatsoensnormen en met respect voor hun wensen worden behandeld. Ter bescherming van de goede naam van de organisatie en van de sector in het algemeen worden bepaalde donateurs echter bij voorbaat geweerd als het risico bestaat dat de geloofwaardigheid van de organisatie in het geding kan komen.

Robin Hood is de fictieve uitzondering, stelen van de rijken om het aan de armen te geven. In de echte wereld gaat het andersom, stelen van de armen om het aan de rijken te geven. Stelen van havenarbeiders om het aan kunst en wetenschap te geven. Dit voedt de onrust van kanslozen die vinden dat het establishment in een eigen bubbel leeft en zich niets aantrekt van gewone mensen. De logica is dat wie de macht heeft de regels kan stellen. De 1% van Occupy die aan de touwtjes trekt wordt inmiddels de 0,1% genoemd. Zo erg is het. Dat heet in nette termen denivellering. Die ontwikkeling is geen direct gevolg van eerlijke concurrentie of de open markt van het kapitalisme, maar komt voort uit de beschermingsconstructie van het corporatisme. Exact het nadeel van het Nederlandse poldermodel waarin belangenorganisaties, zoals werkgevers- en werknemersorganisaties vooral in het recente verleden met de overheid in vooroverleg afspraken maakten.

Vraag is in hoeverre Nederlandse musea als Museum Boijmans, Van Abbemuseum, Kröller-Müller Museum, Mauritshuis, Museum Boerhaave, Ons’ Lieve Heer op Solder, Rijksmuseum of Stedelijk Museum zich bewust zijn van het verleden van Ammodo. Of doen ze net of hun neus bloedt, zolang het duurt? Er is veel voor te zeggen voor instellingen om op morele gronden geen geld te aanvaarden van Ammodo. Ook om de eigen goede naam te beschermen die zich op enig moment door negatieve publiciteit over Ammodo tegen deze instellingen kan keren. Het verdient ernstige overweging voor instellingen zoals het Stedelijk Museum om voortaan geen geld meer van Ammodo aan te nemen omdat het besmet is. Dan kunnen ze gelijk werken aan het rechtzetten van het hardnekkige beeld dat Nederlandse musea zo behoudzuchtig en ouderwets zijn.

Foto: Schermafbeelding van berichtStedelijk Museum Looking for a New Contemporary Art Venue in Amsterdam’ op Artforum, 24 mei 2016.

Cultureel ondernemer Huijser (Rembrandthuis) weet het beter

Update 6 mei 2016: Het is logisch en voorspelbaar dat beredeneerd vanuit de benoemingsprocedure Michael Huijser de nieuwe directeur van het Scheepvaartmuseum is geworden. Volgens een bericht in Het Parool is dat museum in verwarring over de koers: partycentrum of museum. Zoals vele musea is het door een terugtredende overheid de markt opgejaagd en zijn daarbij fouten gemaakt. Huijser moet de schade herstellen. Vraag is of Huijser die zich in het verleden uitbundig geprofileerd heeft als ‘cultureel entrepreneur’ de aangewezen persoon is om het commerciële deel met het museale deel te verbinden. Het idee van zijn benoeming is dat alleen de duivel de duivel kan verslaan. Dat kan werken. Of niet. Het is aan de Raad van Toezicht om de lijnen voor de directeur goed uit te zetten, en niet het omgekeerde te laten gebeuren. 

David Huijzer plaatst bovenstaande video met Michael Huijser op zijn YouTube-kanaal en vraagt zich af: ‘Wat heeft het Rembrandthuis te maken met uitgeven?’ Vermoedelijk bedoeld als prikkelende vraag die ook kritisch opgevat kan worden. Directeur van het Rembrandthuis Huijser profileert zich als cultural entrepreneur.

Huijser heeft uiteraard een visie, want dat past de ‘culturele entrepreneur’. Hoewel visie eerder een geval voor de oogarts is. Huijser is niet bescheiden, want bescheidenheid past de culturele entrepreneur niet: ‘Mijn opdracht is om het Rembrandthuis opnieuw op de kaart te zetten en dan vooral voor de Nederlanders.Wow, en dat doet deze culturele entrepreneur helemaal alleen. Uiteraard samen met strategische partners met hem in de lead. Marketing biedt Huijser een kader waarvan hij denkt dat anderen ervan kunnen leren. Hoewel het ‘op de kaart zetten’ is het eind aan de vrijheid. Want iemand die de deur groen verft, heeft geen rode, zwarte, gele, paarse of witte deur meer. Het kiezen van Huijser is de inperking die haalbaarheid vooropzet.

Van een museumdirecteur mag verwacht worden dat-ie uitgaat van de inhoud. Ondanks alle verleidingen van de markt. Zet cultureel entrepreneur Huijser de inhoud voorop? Dat wordt niet duidelijk door de turbotaal van deze culturele entrepreneur met visie, daadkracht en een overdosis aan zelfkennis en onbescheidenheid: ‘Volgens Huijser rust het cultureel ondernemen op drie pijlers: ten eerste moet je de bedrijfsvoering op orde hebben, ten tweede moet je de commerciële kant goed uitwerken en als derde pijler is er natuurlijk de inhoudelijke component.’ Gelukkig, het Rembrandhuis is nog net geen koekjesfabriek in de visie van Huijser. ‘Het is kruis of munt’, zei de non en ze trouwde de bankier.’ Huijser vindt relevantie belangrijker dan irrelevantie. Onbenulligheid is het laatste waarop deze ‘cultural entrepreneur‘ zich wil laten betrappen.