Marketingscampagne om meer bezoekers naar Utrecht te trekken is een slecht idee. Onder meer omdat de stad nog niet op orde is

Binnensteden van grote Nederlandse steden worden steeds voller. Ruimte is schaars en iedereen wil die innemen. Er woedt een strijd om de publieke ruimte. Betrokkenen eisen een portie op, waar ze het volste recht op menen te hebben. Machtige, commerciële partijen zijn aan de winnende hand, zetten de stad naar hun hand en ontfutselen die aan de bewoners. Het gemeentebestuur treedt niet op als onpartijdige bemiddelaar tussen betrokkenen, maar wordt deelnemer met marketing en stadspromotie van het prullerige soort.

In Utrecht start vandaag een campagne om mensen naar de binnenstad te trekken. Dat is om drie redenen een slecht idee. Met de stadsbewoners wordt onvoldoende rekening gehouden. Hun belang wordt in ‘het overleg’ weggedrukt en gemarginaliseerd omdat de commerciële partijen elders winst proberen te halen. Maar de stad is al druk en de stad is nog niet op orde. Op dat laatste aspect ga ik in in mijn reactie bij het artikelNieuwe campagne om meer bezoekers naar het centrum van Utrecht te trekken’ in DUIC van 4 september 2019:

Het is merkwaardig dat in Utrecht marketing en snelle winst blijkbaar voor kwaliteit gaan. Voelt het centrum-linkse Utrechtse gemeentebestuur van GroenLinks, D66 en ChristenUnie dat werkelijk zo en vindt dat dat de weg die Utrecht moet gaan? Namelijk de weg van de minste weerstand en de snel verdiende euro. Is dat de stadspromotie die het gemeentebestuur echt voor ogen heeft?

Het Utrechtse gemeentebestuur gaat niet ondubbelzinnig voor duurzaamheid, klasse of kwaliteit, maar voor volume, kwantiteit en de korte termijn. De coalitiepartijen laten zich kennen als populistisch en gemakzuchtig. Niet het uitgangspunt wat de stad en de inwoners nodig hebben en aankunnen is leidend, maar de pragmatiek van de ongebreidelde toestroom waarbij een gedragsprogramma (‘nudging’) om de toestroom in banen te leiden dient als pleister op de wonde.

Wie bezoek ontvangt ruimt eerst het eigen huis op. Dat zou Utrecht ook moeten doen in die delen van de stad waar het bezoek ontvangen wordt. Opruimen, stroomlijnen en op orde brengen en dan het bezoek ontvangen. Maar dat doet het gemeentebestuur niet. Het zet de deur open voordat het huis is opgeruimd. Zo loopt het continu achter de feiten aan.

Laten we ervan uitgaan dat het meeste bezoek in het centrum ontvangen wordt. Er is nauwelijks nog een trottoir dat vrij toegankelijk is en niet versperd wordt door geparkeerde fietsen. Het is niet alleen geen gezicht, het is ook gevaarlijk voor hoogbejaarden, gehandicapten, blinden en kinderen die hun weg willen vinden.

Het is merkwaardig dat dat door het gemeentebestuur wordt toegestaan en er niet allang een actieplan in werking is getreden om de stad begaanbaar en visueel aantrekkelijk te maken. Waar komt deze passiviteit van het centrum-linkse gemeentebestuur vandaan dat suggereert zich voor de burger in te zetten? Op dit moment maakt het gemeentebestuur dat niet waar.

Waarom geeft het gemeentebestuur aan handhaving geen prioriteit? Als afleiding worden bruggen en nog een paar vaste plekken vrijgehouden van fietsen, zodat de verantwoordelijke wethouder de kritiek kan neutraliseren, maar de rest van de binnenstad wordt overgeleverd aan de chaos van geparkeerde fietsen.

Het gemeentebestuur heeft het huis niet op orde. De bouw van parkeergarages voor fietsen is prima, maar kan geen excuus zijn om de rest van de binnenstad dan maar over te leveren aan de wildgroei van kriskras neergesmeten en onhandig geparkeerde fietsen.

Kortom, bezoek in de stad ontvangen is best. Maar zorg dan eerst voor een stad die op orde is. Dat is in het belang van de commercie en van de inwoners.

Zorg voor een goed toegankelijke stad. Zorg voor openbare (dames)toiletten. Zorg voor goede looproutes. Zorg voor openbaar vervoer dat aansluit op de behoeften van het bezoek en goed de publiekstrekkers (musea) ontsluit. Zorg voor parkeerplekken voor auto’s en fietsen. Zorg voor een kwalitatief hoogstaand winkelaanbod. Zorg ervoor dat leegstaande panden ondanks geldende maatregelen niet alsnog een horecabestemming krijgen. Zorg dat terrassen en private uitingsvormen niet de publieke ruimte bezetten en verdringen. Zorg er met op maat gemaakte marketing voor dat bulktoeristen ontmoedigd worden om Utrecht te bezoeken. Zorg ervoor dat Utrecht synoniem wordt met kwaliteit en niet met haveloosheid en onverzorgdheid.

Utrechts gemeentebestuur van GroenLinks, D66 en ChristenUnie besef wat meer bezoek in de stad betekent en besef de urgentie ervan, doe je huiswerk beter dan nu en ga nou eens goed, doelgericht en hard aan het werk. Pas dan kan een marketingcampagne gebruikt worden om extra bezoekers te trekken. Dan is de stad het waard. Dan pas, als de stad er klaar voor is, niet eerder.

Foto: Schermafbeelding van deel artikelNieuwe campagne om meer bezoekers naar het centrum van Utrecht te trekken’ in DUIC, 4 september 2019:

Open brief aan de Fietsersbond. Bewustwordingscampagne over geparkeerde fietsen gevraagd

Geachte Fietsersbond Utrecht,
of wie hiervoor verantwoordelijk is,

Laatst is er in Utrecht een grote fietsenstalling geopend. Een goede zaak. Maar dat lijkt de bewustwording elders in de (binnen)stad om fietsen goed te parkeren niet op een hoger plan te brengen. Ik vraag me af of het een onderwerp is dat hoog op de agenda van de lokale of landelijke Fietsersbond staat. Het lijkt me belangrijk. Ik leg uit waarom ik dat vind.

Laatst was ik in het Duitse Münster dat een fietsstad en universiteitsstad bij uitstek is. Vergelijkbaar met Utrecht. Wat me opviel was dat de fietsen doordacht en doelmatig geparkeerd staan. Als het ware lepeltje-lepeltje. Tientallen meters lang. Hele straten kan men als voetganger ongehinderd passeren. Dus zo kan het ook. Waarom kan het niet in Utrecht of andere Nederlandse (studenten)steden?

Hoe anders is het namelijk in Utrecht. Ik woon in Wittevrouwen en kom fietsend of lopend vaak in de binnenstad. Sommige trottoirs zijn deels onbegaanbaar door slordig of onachtzaam en schots en scheef geparkeerde of neergegooide fietsen. Zoals het Jansveld. Fietsen staan niet in de beugels, maar ernaast. Fietsen staan niet in de vakken, maar ernaast. Zoals in de Voorstraat. Fietsen blokkeren in veel gevallen de doorgang voor voetgangers, inclusief gehandicapten en kinderwagens.

De Fietsersbond zou naar mijn mening een landelijke campagne moeten starten om de bewustwording bij fietsers te vergroten over de overlast van verkeerd geparkeerde fietsen. Ook om het maatschappelijke draagvlak voor de positie van fietsers en de Fietsersbond te behouden. En te bereiken dat de beschikbare parkeerruimte voor fietsen doelmatiger benut wordt.

Het kan best zo zijn dat er in de Nederlandse grote steden te weinig parkeerplekken zijn voor fietsen, maar dat is niet het hele verhaal. Het hele verhaal is dat veel fietsers onvoldoende lijken te beseffen dat ze een eigen verantwoordelijkheid hebben om fietsen op een passende manier te parkeren. Ze zijn niet de enige weggebruikers. Een verantwoordelijkheid die vele fietsers nu in onvoldoende mate nemen.

Het lijkt me een educatieve taak van de Fietsersbond om deze fietsers hierover voor te lichten, te adviseren en bewust te maken. Omdat ik afgelopen jaren in de publiciteit zo’n campagne gemist heb, neem ik aan dat zo’n campagne niet bestaat. Ik zou graag zien dat u dit aspect binnen uw organisatie bespreekt, het belang ervan gaat beseffen en afweegt of u er actie op ondernomen dient te worden.

Omdat u met zo’n bewustwordingsactie uw goede wil toont, in zekere zin de hand in eigen boezem durft te steken en uw eigen rol als bemiddelaar kunt benadrukken bij een publiek dat u nu mogelijk onvoldoende bereikt, kan dit bij openbaar bestuur en publiek positief uitpakken.

De Fietsersbond kan er publicitair sterker uitkomen. De overlast van geparkeerde fietsen kan er door afnemen. En uw rol bij het openbaar bestuur wordt gelaagder omdat u niet alleen maar vraagt, maar ook levert.

Verder lezen: Over de verrommeling van de publieke ruimte. Op de tekortschietende handhaving door de gemeente Utrecht is kritiek. Zie:
https://georgeknightlang.wordpress.com/2017/06/19/waarom-doet-gemeentebestuur-utrecht-weinig-tegen-verrommeling-van-binnenstad-en-omringende-wijken-groenlinks-heeft-kritiek/

Foto: ‘De Neude staat vaak vol met geparkeerde fietsen’ in DUIC, 2016.

Kunst wordt slecht vertegenwoordigd in Nederlandse politiek. Daarom een pleidooi voor het afzien van cultuurbeleid

Update 20 mei 2020: Drie jaar geleden schreef ik onderstaand commentaar. Door de ontwikkelingen in Noord-Brabant en het onmachtige beleid van minister Van Engelshoven om de gevolgen van de coronacrisis voor de kunsten op te vangen is nu nog duidelijker dan toen wat het aanzien van en het respect voor de kunst in Nederland is bij politici en bestuurders: nihil. Het uiterste gevolg daarvan is om het cultuurbeleid maar helemaal af te schaffen. Beter geen cultuurbeleid, dan een slecht en vals cultuurbeleid. Want vooral dat laatste staat een omslag in het denken in de weg. De kunsten kunnen het beste groeien op de puinhopen … van het huidige cultuurbeleid. Laat het motto zijn: ‘Het cultuurbeleid is dood, lang leve het cultuurbeleid!’

Altijd op zoek naar meningen over kunst en cultuurpolitiek bleef mijn oog haken aan twee zinnen in een analyse van Karlheinz Schmid over de Duitse politiek en het geringe belang van cultuurpolitiek in het politieke debat in de Kunstzeitung van juli 2017. Schmid: ‘Warum die Kultur in den Parteien bedeutungslos wirkt, resultiert aus einem verengten Blickfeld, fernab zeitgemäss erweiterter Begriffe. Entweder spritzige Event-Kultur oder verklebtes Heimat-Gefühl – das scheint die einzig vorstellbare Alternative zu sein.’  Volgens Schmid is het cultuurdebat in de Duitse politiek zinloos omdat het gevangen zit tussen een modieuze blik naar voren en een nostalgische blik naar achteren. In beide gevallen kan kunst zichzelf niet zijn, maar wordt het ingezet voor politieke of maatschappelijke doelen. Simpelweg gezegd, politici vinden dat kunst zich of moet uitspreken over actuele onderwerpen als terrorisme of migratie of over nationalisme en identiteit. Schmid koppelt die houding aan het ontbreken van kunstprofessionals in de landelijke politiek, zowel in de vaste commissie (‘Ausschuss’) Cultuur en Media van de Bundestag als in de afzonderlijke fracties.

In Nederland is het niet beter gesteld met de vertegenwoordiging. Van de 12 woordvoerders cultuur in de commissie Onderwijs, Cultuur en Wetenschap kunnen alleen de kunsthistorici Alexander Pechtold (D66) en Carla Dik-Faber (CU) als kunstprofessionals gezien worden. Met de kanttekening dat ze de praktijk ervan respectievelijk 20 en 10 jaar achter zich hebben liggen. Corinne Ellemeet (GL) is als oud adjunct-directeur van de Westergasfabriek een twijfelgeval. Met de staatssecretarissen Cultuur is het nog slechter gesteld. De laatste die als kunstprofessional kan worden opgevat was in 2003 Cees van Leeuwen (LPF) als basgitarist van Kayak.

Het is dus geen wonder dat door het ontbreken van kunstprofessionals op bepalende functies de kunst in de Nederlandse politiek op het hoogste niveau zo slecht wordt vertegenwoordigd. En zelfs sinds 2011 onder de voet is gelopen zonder serieus tegengeluid. Waar Schmid spreekt over een kleurloze ex-staatssecretaris Tim Renner (SPD) of cultuurminister Monika Grütters (CDU) die op de slippen van kanselier Angela Merkel haar ministerschap waarschijnlijk zal verlengen zijn het in Nederland geen kleurloze politici die de kunst voor hun rekening nemen, maar politici die er opmerkelijk vijandig tegenover staan. En door hun collega’s nauwelijks tegengesproken worden. Staatssecretaris Halbe Zijlstra (VVD) of woordvoerder Cultuur Martin Bosma (PVV) gingen er prat op niets met kunst te hebben. Het is deze Nederlandse botheid die de kunst in het hart treft.

Karlheinz Schmid komt in een kritisch artikel (Das grosse Missverständnis) over de documenta 14 te Kassel zijdelings terug op het onderwerp van de cultuurpolitiek. Hoofdcurator Adam Szymczyk krijgt van Schmid het verwijt dat hij niet alleen geen liefde voor hedendaagse kunst heeft, maar er evenmin iets van begrijpt: ‘Er scheint nicht in der Lage zu sein, aus dem, was Künstler heute machen, eine Grossaustellung zu generieren, die aus der Kraft der Kunst selbst ihre Energie zieht’. Adam Szymczyk is volgens Schmid één van degenen die gevangen zit in de modieuze blik naar voren. En daarbij onbewust voorbijgaat aan de kunst. Het is een verwijt dat ook Nederlandse politici die verantwoordelijk zijn voor kunst gemaakt kan worden. Ze laten niet toe of missen het begrip om te beseffen dat een tentoonstelling of kunstmanifestatie energie moet putten uit de kracht van de kunst zelf. En niet uit een afgeleide doelstelling als minderhedenbeleid, confrontatie en verbreding (Rick van der Ploeg), de blik naar achteren (Jan Marijnissen, PVV) of de blik naar voren.

Het is normaal als voor verkiezingen of tijdens een formatie belangengroepen hun eigen zaak in het publieke debat bepleiten. Ze vragen meer budget voor hun sector. Of een apart directoraat of ministerschap. Gezien de Nederlandse praktijk kan echter beter voor het omgekeerde gepleit worden. Namelijk afzien van cultuurbeleid.

Want de verwachting dat er iets ten goede verandert is nihil. Daarom kan maar beter geheel afgezien worden van enig cultuurbeleid. Dan kan het evenmin afgebroken worden. Want door het ontbreken van zowel kunstprofessionals in de landelijke politiek als bepalende politici met begrip voor de kunst dat boven een aanvaardbaar minimum komt loopt de kunstsector gerede kans dat het er eerder slechter dan beter op wordt.

Maatregelen die genomen worden zwijmelen in nostalgie of modieusiteit of stellen kunst voor als afgeleide van sociaal of politiek beleid. Zulk cultuurbeleid is voor iedereen zinloos. Het dient noch kunst, kunstenaars of kunstconsumenten. En als de kortetermijn-effecten zijn uitgewerkt op termijn evenmin de samenleving.

Foto: Mika Rottenberg, Cosmic Generator, 2017. Still. Copyright Mika Rottenberg. Courtesy Andrea Rosen Gallery. Te zien op Skulptur Projekte 2017 Münster, Duitsland.

Katholieke Jan Peeters maakt klassieke fout over secularisatie

kf

Jan Peeters meent in een commentaar voor het Katholiek Nieuwsblad dat het falen van de Rooms-Katholieke kerk de hoofdoorzaak van secularisatie is. Dit naar aanleiding van de reactie van de Duitse kerkleiders op het groot aantal kerkverlaters. In 2014 waren dat er in Duitsland liefst 178.805. Die reactie zou volgens Peeters te weinig veeleisend zijn. Hij zit op de lijn van aartsbisschop Wim Eijk die pleit voor een kerk als bewuste keuze.

Geheel onnodig koppelt Peeters de richtingenstrijd binnen de West-Europese katholieke kerk aan secularisatie die geformuleerd wordt in het begrip secularisme. Een politieke filosofie die burgers garandeert dat ze nooit onderworpen zullen zijn aan de religie van een ander die hen niet door de strot geduwd wordt, aldus Jacques Berlinerblau. Secularisten proberen de macht van religie niet terug te dringen omdat ze tegen religie, religieuze organisaties of gelovigen zijn, maar omdat ze de vrijheid van burgers willen optimaliseren.

Onduidelijk is wat Peeters precies met secularisatie bedoelt. Vermoedelijk doelt hij op afnemende macht en maatschappelijke invloed van religieuze organisaties en verwijt hij zijn kerkleiders dat ze dat proces niet hebben weten te keren. Maar da’s een onzinnig verwijt omdat de katholieke kerk in Duitsland of Nederland de afgelopen eeuwen nooit een machtspositie innam die het afbrokkelen ervan kon voorkomen. Secularisatie is een proces dat tamelijk los van de katholieke kerk plaatsvond. Daarom mist het verwijt aan mgr. Genn grond.

Jammer is dat Peeters secularisatie negatief benadert terwijl het een positief begrip is. Secularisatie staat niet vijandig tegenover de religie van katholieken, maar biedt gelovigen juist vrijheid en emancipatie. Alleen een religie die gelovigen vrijheid en emancipatie wil onthouden heeft wat te vrezen van secularisatie. Maar dat is een interne tegenstelling binnen een religieuze organisatie tussen conservatieven en hervormers. Het is onzin om het externe proces van secularisatie daarbij te betrekken. Het is Jan Peeters die een klassieke fout maakt.

Foto: Schermafbeelding van passage uit commentaar ‘Het falen van de Kerk is hoofdoorzaak secularisatie’ van Jan Peeters in het Katholiek Nieuwsblad,

Kunstzinnige naaktheid van Milo Moiré. Kan dat zonder censuur?

De Zwitserse performancekunstenaar Milo Moiré loopt met een baby in de armen over de tentoonstelling Das nackte Leben in het LWL-Museum in Münster die 89.000 bezoekers trok. Tijdens de finissage op 22 februari 2015. Naakt. Milo Moiré zegt er achteraf over: ‘Milo und das Baby schauten sich die Akte an und wurden aufgrund ihrer Nacktheit selbst zum Akt.’ Opmerkelijk is dat er een gekuiste versie van haar rondgang is. Waar laat dat de verhalen over abstractie, representatie en perceptie? De vaktaal die de kunstvakken vult. Een zwarte balk geeft de grens aan. Maar schattig is het wel, met een baby. Dat moet gewoonweg onschuldig zijn.