Hoe krijgen Nederlanders weer zelfvertrouwen? Vragen bij een artikel van Joris Luyendijk

ned

Wat nu als het Europese Project wankelt omdat het een gebouw is met ondeugdelijke fundamenten? Moeten we er dan nog een verdieping bovenop zetten? En hoe houdt een open samenleving gebaseerd op gelijkheid stand wanneer het jaarlijks tientallen zo niet honderdduizenden immigranten opneemt uit landen zonder enige traditie op het gebied van openheid, gelijkheid of democratisch debat? Zeker wanneer die immigranten ook nog eens meer kinderen hebben dan de autochtone Nederlanders?’ Aldus schrijver Joris Luyendijk in een opinie-artikel in NRC. Met de veelzeggende titel ‘Het zelfvertrouwen is weg, de eigendunk ook’. Hij beschrijft hoe Nederlanders door alles wat van buiten op hun land afkomt het zelfvertrouwen in hun eigen bestaan hebben verloren, en daarmee ook het het geloof in de maakbaarheid van de samenleving. In de kieren van de ontstane onzekerheid wroeten partijen als de PVV en SP die de toon van ongenoegen en afbraak zetten.

In de tekst voegt de auteur er nog ‘het ongebreideld progressief optimisme’ aan toe. Hoe dat ‘progressief’ opgevat moet worden raakt de kern van de terugblik die Luyendijk bedrijft en waaruit hij uitspraken over het hedendaagse Nederland afleidt. Linkse politiek is het in elk geval niet omdat deze in Nederland nog nooit een meerderheid van de bevolking achter zich heeft gehad. Hoewel daar tegenin gebracht kan worden dat in de drie decennia voor de Fortuyn-opstand van 2002 in Nederland een linkse culturele hegemonie leidend was. Wat wil zeggen dat een progressieve invalshoek die uitging van de universele waarden in combinatie met de maakbare samenleving het publieke debat domineerde. Bijzonder aan dat Nederland van 1973 tot 2002 dat zich trots op de borst klopte als gidsland was nu juist dat dit geloof niet tot de linkse politiek beperkt bleef.

Een voorbeeld van een overblijfsel van die oude tijd is het Liberaal Manifest (Om de Vrijheid) van de VVD dat onder leiding van Geert Dales werd opgesteld. Het was progressiever dan menig programmapunt in het programma van de huidige SP of PvdA. Het zag het licht in 2005 toen het wereldbeeld al gekanteld was en verdween dan ook in een lade. Het Manifest is veelzeggend als tijdsbeeld dat het geloof in een maakbare samenleving beschrijft: ‘Wat wij wel onvoorwaardelijk van immigranten kunnen en moeten verlangen is naleving van de kernnormen en aanvaarding van de kernwaarden van onze moderne samenleving. Dan betreft het zaken als: de grondwet en de rechtsstaat, de vrijheid van het individu, de gelijkwaardigheid tussen man en vrouw, het non-discriminatiebeginsel, de vrijheid van meningsuiting, tolerantie en het geweldsmonopolie van de staat. Dit zijn de voorwaarden waaronder een moderne samenleving van vrije burgers kan functioneren.

En lees dan nogmaals wat Joris Luyendijk zegt: ‘En hoe houdt een open samenleving gebaseerd op gelijkheid stand wanneer het jaarlijks tientallen zo niet honderdduizenden immigranten opneemt uit landen zonder enige traditie op het gebied van openheid, gelijkheid of democratisch debat?’ Deze woorden zijn een echo van de opmerkingen die de 80-jarige Brits-Amerikaanse filosoof Larry Siedentop in een interview in NRC maakt over immigratie: ‘De islam bijvoorbeeld heeft een typisch op regels gebaseerde cultuur, terwijl Europa een christelijk liberale cultuur en samenleving heeft die op principes gebaseerd is waar het individu met een eigen verantwoordelijkheid centraal staat. Die twee opvattingen botsen, dat levert problemen op’.

Analyses zijn nog geen oplossingen voor praktische politiek. Essentieel is dat ‘de kernwaarden van onze moderne samenleving’ uit het Liberaal Manifest tegelijk botsen met open én dichte grenzen. Dat eindigt dus in polderen met half open grenzen wat weliswaar in strijd is met de kernwaarden, maar het beste van twee werelden tracht te realiseren. Haalbaar aan het begin van een oplossing om het zelfvertrouwen in Nederland te herwinnen en de onzekerheid terug te dringen is standvastige politiek die hoofdlijnen uitzet en zich er voor lange tijd aan houdt. Maar dat rekent weer buiten de EU die de lidstaten de soevereiniteit heeft ontnomen.

Hoe dan ook begint een oplossing bij de bewustwording bij brede groepen in de samenleving dat radicale oplossingen niet werken omdat het schijnoplossingen zijn. Nederland moet terug naar het geloof in de moderne samenleving om onzekerheid en chagrijn van zich af te schudden. Hoe misplaatst dat geloof ook is.

Foto: Schets, Bevrijdingspostzegels 1944, Drie soldaten. Ontwerp: Johannes Bernardus Romein.

Plasterk pleit voor fatsoensoffensief en betere opvoeding

what-the-world-needs-is-a-return-to-sweetness-and-decency

Minister Ronald Plasterk (PvdA) roept op tot een fatsoensoffensief. Kinderen moeten beter opgevoed worden. Alle kinderen, want-ie maakt geen onderscheid. Plasterk koppelt dat aan het geweld tegen mensen met een publieke taak, zoals medewerkers op ambulances, bij de politie of in het openbaar vervoer. Ze moeten zich gesteund voelen door politie en justitie, aldus Het Parool. Vandaag verschijnt er een evaluatie over dit onderwerp. Wat opvoeding en doelmatig overheidsoptreden met elkaar te maken hebben valt moeilijk in te zien. PvdA-voorzitter Hans Spekman riep vorige week op tot een beschavingsoffensief op internet.

Wat is dat toch dat gepraat over fatsoen van politici en opinieleiders? Bijna een jaar geleden pleitte publiciste Naema Tahir ervoor om onfatsoenlijke journalisten van het Binnenhof te weren en alleen de beschaafde pers toe te laten. Maar daar begint het probleem, want wie bepaalt wat onfatsoenlijk is? Minister Plasterk trapt niet in de val om anderen uit te sluiten, maar houdt een zo’n algemeen betoog dat het een nietszeggend verhaal wordt. Het maakt geen onderscheid tussen goede en slechte opvoeding. Vrijblijvende profilering over niks.

De oplossing is simpel. Meer investeren in onderwijs, scherpere selectie in de toegang tot Nederland van mensen die veel aandacht vragen, meer toezicht in het openbaar vervoer, meer blauw op straat, meer sociaal-cultureel werk in de wijken, meer investeren in de huursector en een betere voorbeeldfunctie van de politiek. Maar dat kost geld dat de politiek er niet voor over heeft of waarover de politiek niet meer gaat omdat het zichzelf op afstand heeft gezet. En waar beleid niet meer werkt komen PvdA-ers met oproepen tot fatsoen.

De politiek kon beter werken aan het realiseren van een open samenleving door de roep om openheid en machtsdeling gepaster dan nu te beantwoorden. Door er doelgericht aan te werken dat meer burgers kunnen deelnemen aan het inrichten van de samenleving, de vormgeving van het publieke debat en het delen van de macht. Zodat burgers gehoord en gewaardeerd worden en zich minder machteloos voelen. En niet opstandig worden. Da’s een langlopend project. Het begint met het besef om zonder moralisme vrij te denken. Niet aan te komen met grote woorden over fatsoen of beschaving die de onmacht eerder verhullen, dan oplossen.

Foto: Gregory Peck en Audrey Hepburn in Roman Holiday (1953): ‘Wat de wereld nodig heeft is een terugkeer naar liefelijkheid en fatsoen’.

Tegen de barbaren

We vechten tegen de barbaren. Ieder heeft een andere barbaar in het vizier. Waar de een vecht tegen de baardman, vecht de ander tegen de kunstenaar die een profeet afbeeldt. Waar de een vecht tegen de multinational die het milieu vervuilt, vecht de ander tegen de dominee die jaagt op de antichrist.

Die constatering is een waarheid als een koe. Het netwerk van relaties maakt onze samenleving. Het ene stoot af en het andere trekt aan. In die tegenstellingen kunnen we onze positie bepalen en worden wat we zijn. We bestaan in de vergelijking door de afweging van afstand en toenadering.

Ons uitspreken tegen Shell is makkelijk. Of tegen Rutte. Of tegen troepen naar Afghanistan. Of tegen De Telegraaf.  Of tegen Wilders of Beatrix. Of tegen brallerige VVD-ers, aarzelende PvdA-ers of zalvende CDA-ers. Of tegen de hoge moskee of het lage water. Of tegen het grijze weer of grijsgedraaide praatjes.

De uitdaging is om verder te gaan. Verder dan de usual suspects. Prikkel is om dat te doorgronden. Daar begint de nuance. Daardoor kunnen we krachten en machten beter begrijpen. Zonder ze ooit te bevatten.

We kunnen stelling nemen. Ons vereenzelvigen met partij of gedachtengoed. Om vanuit onze uitkijkpost in te stemmen. We kunnen ook verkenner zijn. Zwerven en ons niet binden. Het gaat erom zowel het goede van de een als het goede van de ander te willen zien. Evenals het minder goed van beide.

Soms moeten we onverdeeld tegen zijn. Als het moment dat vraagt. Slechts zo blijft de samenleving in stand die we graag kritiseren. Om het daarna los te laten zo gauw het kan. Want ook zekerheden veranderen. In het gevecht tegen de barbaren die voortdurend van gedaante wisselen.

Foto: Western Desert After Axis Retreat van Bob Landry (1942)

Ombudsman Brenninkmeijer vindt het publieke debat intolerant

Vanavond spreekt de nationale ombudsman Alex Brenninkmeijer de 15de Burgemeester Dales lezing uit in Nijmegen. Het onderwerp is de intolerantie in het Nederlandse publieke debat. Volgens Brenninkmeijer kan de politiek meer doen om intolerantie te bestrijden. Met name de toon van het debat kan volgens hem beter.

In een toelichting in Goedemorgen Nederland (31’30”) geeft de nationale ombudsman als voorbeelden de kopvoddentaks, haatpaleizen van Wilders en Nederland teruggeven aan de Nederlanders van Rutte. Dat zet de toon van een debat met een wij en een zij. Brenninkmeijer ziet dat als gevaarlijk ‘omdat mensen gelijkwaardig zijn’. In een onnavolgbare ketenredenering koppelt Brenninkmeijer toon, tolerantie, gelijkwaardigheid, discriminatie, het menselijk brein en politiek aan elkaar. Hij psychologiseert de volksgeest.

Alex Brenninkmeijer maakt zich door het noemen van de voorbeelden kwetsbaar omdat-ie naar Wilders en Rutte verwijst. Dat conflict zegt-ie echter niet aan te gaan omdat-ie alleen wil zeggen dat tolerantie in het politieke debat terug moet keren. Concreet moet de politiek ervoor zorgen dat Nederlanders met elkaar in gesprek gaan. Want Nederlanders vinden het belangrijk hoe ze met elkaar omgaan, aldus de ombudsman.

In de toelichting hamert Brenninkmeijer op de toon van het debat en het fatsoen. Dat zie ik als een zwaktebod omdat het aan de buitenkant blijft. Het oogt ook kleinburgerlijk. Naar mijn idee benadrukt-ie te weinig de spelregels van de politiek en de weerbaarheid van de democratie. Of de frisheid, sprankeling en heerlijke dwarsheid van een mening. Hij laat zich in een oubollige rol duwen. Met een pleidooi voor directe democratie, burgerrechten en openheid was-ie verder gekomen. Nu blijft-ie hangen in een fixatie voor politieke partijen.

Toch is zijn oproep sympathiek en noodzakelijk. Maar hij kiest de verkeerde inzet door te focussen op toon en omgangsvormen. Ik schreef eerder: Het is onze burgerplicht om de roep om openheid te concretiseren. Door meer deelnemers aan de inrichting van de samenleving en meer gebruikers van het vrije woord kan het glazen plafond doorbroken worden. Da’s een langlopend project. Het begint met het besef om zonder moralisme vrij te denken. De valse schijn moet aan diggelen. Hopelijk gooit Brenninkmeijer zijn steen in de juiste richting.

Foto: Nationale ombudsman Alex Brenninkmeijer schudt kamervoorzitter Gerdi Verbeet de hand in de Tweede Kamer, 2011. Credits: ANP

Staatsbureaucratie kan kleiner

Aan de hand van een overpeinzing over de Auschwitz-herdenking bouwt de Utrechtse activist en dwarsdenker Kees van Oosten een betoog op dat de oorzaak van genocide niet bij gevaarlijke religies, ideologieën en intolerantie legt, maar bij de staatsbureacratie. Het klinkt marxistisch. Jammer dat ik het zo laat onder ogen kreeg. Het is een aannemelijk en niet geheel nieuw verhaal dat de schuldvraag voor volkerenmoord niet beantwoordt door naar de burger te verwijzen, maar naar de staat.

Van Oosten verwijst naar historici als Raul Hilberg en Zygman Bauman die reflecteerden op de Holocaust en de moderne samenleving. De rationele wereld van de moderne beschaving maakte de holocaust mogelijk zo citeert Van Oosten Bauman. Men zou er The Holocaust Industry: Reflections on the Exploitation of Jewish Suffering van Norman Finkelstein nog aan kunnen toevoegen. Maar ook een controversieel boek, Finkelstein mag Israël niet meer in.

In elk geval gaat de visie die genocide ziet als meer dan de uitsluiting van joden vanwege antisemitisme verder dan Amsterdams burgemeester Eberhard van der Laan die verwijst naar Nooit meer Auschwitz en het daar bij laat. Wie kwaadwillend is kan beredeneren dan Van der Laan het staatsapparaat uit de wind houdt waarvan hij zelf deel uitmaakt. Wie goedwillend is kan denken dat-ie waarschuwt voor het kwaad, maar de verschijningsvorm ervan niet kent. Maar wat zou het fijn zijn als we alle sentimenten, versimpelingen en miskenningen over religie, ras en ideologie niet meer hoefden aan te horen.

Op het idee dat door rationaliteit de moderne zich onderscheidt van de primitieve samenleving, valt volgens Van Oosten heel wat af te dingen. Want ‘De staatsbureaucratie beschouwen Hilberg en Zygman ten onrechte en in navolging van Weber als de belichaming van rationeel bestuur’. De staatbureaucratie die in hun ogen de Holocaust mogelijk maakte was behalve middel namelijk ook oorzaak. En daarin zit hem de crux.

Van Oosten vervolgt: Met andere woorden, functionarissen in een bureaucratie zijn er voortdurend op uit om werk te genereren en uitdagingen te zoeken die aansluiten bij hun competenties. De meest doeltreffende manier om dat voor elkaar te krijgen, is categorieën minderheden en ‘onaangepasten’ in de samenleving aan te wijzen en tot object van beleid en restrictieve regelgeving te maken, zoals dat tegenwoordig met migranten en uitkeringsgerechtigden gebeurt.

Via Hannah Arendt en Philip Zimbardo bouwt Van Oosten een betoog op dat de rol van ideologie, religie en intolerantie relativeert en die van psychologie, bureacratie en staatsmacht centraal zet als oorzaak van volkerenmoord. Ik stem in met de slotconclusie die hier vaker heeft geklonken en de aandacht voor moslims als afleiding ziet: De veel gehoorde waarschuwingen over intolerante ideologieën en religies leiden slechts de aandacht af van het werkelijke gevaar: de bureaucratische staat. 

Maar waar ligt het omslagpunt van bureaucratie naar nachtwakersstaat? En is het gewenst om afscheid te nemen van de verzorgingsstaat die de zwakkeren beschermt? In elk geval lijkt duidelijk dat in Nederland een bureaucratie bestaat die zichzelf onmisbaar maakt en problemen genereert om aan het werk te blijven en machtsposities te bezetten. Een constante is dat snijden in het overheidsapparaat keer op keer mislukt door obstructie van de bureaucratie, terwijl externe adviseurs ingehuurd moeten blijven worden. Laten we de bureacratie als probleem hoger op de agenda zetten.

Foto: Kantoor uit LIFE

De onmogelijke dood van God


God is een culturele uiting. Een constructie die mensen ooit bedachten om iets te maken. Ontstaan gedurende eeuwen. Godsdienst gaf focus en richting om veel neuzen een kant op te krijgen. Schouders onder hetzelfde doel. Zinvol in een homogene samenleving, zinloos in een heterogene samenleving als de huidige. Daarom is God dood. Of liever gezegd, het idee van God is dood.

God bestaat in de hoofden van mensen die de vraag stellen wie of wat God is. Zonder het onaardig te bedoelen en de ruimte die God inneemt is niet mis,  maar dat is het dan ook. Antwoord op de vraag wie of wat God is, wordt een afgeleide van de vraag of God nog functioneel is voor mensen. Dat antwoord beantwoordt de vraag. De introductie van God in het functionalisme is de aangekondigde dood van God.

God bestaat niet buiten onszelf. De menselijke maat past God. En da’s goed zo. Met de zin: Tweemaal schudde de God van Nederland zijn eerbiedwaardige hoofd en tweemaal schoven z’n eerbiedwaardige grauwe bakkebaarden heen en weer over z’n vest, liet Nescio zijn novelle Dichtertje beginnen. Later noemde hij de God van Nederland de personificatie van de geest der samenleving voor zover hem die benauwt en bedreigt. Da’s niet onaardig gezegd.

Foto: Bouw The Empire State Building, New York, 1930

Liberale democratie

I. Liberale democratie kan een voorbeeld zijn. Er zit perspectief in een kleine, krachtige nationale staat, vrijheid voor het individu, een grondwet met grondrechten en een open samenleving met een krachtig publiek debat. De politieke filosofie die dat schraagt is het liberalisme. Als onderstroom van het conservatisme. Da’s geen tegenstelling van progressiviteit, maar van anti-revolutionarisme. Daarom kan er progressief liberalisme bestaan, maar geen revolutionair liberalisme. Vandaar dat de ongelijksoortige VVD, D66 en GroenLinks in dezelfde stroming onder te brengen zijn.

Dit houdt in dat iedereen vrijheid heeft te doen wat-ie wenst, maar niet met voorbijgaan aan bepaalde uitgangspunten. Een duidelijke grens zijn de voorwaarden van de rechtsstaat die uitmonden in het secularisme waaronder de meest uiteenlopende meningen gebracht kunnen worden zonder dat ze conflicteren. Iedereen die de vrije keuze van de open samenleving en het levendig publieke debat accepteert kan er een plaats vinden. Alles gegarandeerd door een neutrale overheid.

Vanzelf gaat het niet. Verhoogde dijkbewaking is nodig. De waakvlam moet aanblijven. De liberale democratie moet elke dag verdedigd worden. Het getuigt van naïviteit om te denken dat er nooit gecorrigeerd hoeft te worden. Ofwel, dat een kleine staat niet optreedt. Anderen de eigen wil opleggen of beperken hoort niet thuis in een liberale democratie. Zo is het ongewenst dat godsdienstig geïnspireerden anderen hun normen opleggen. Hierop kan niet afwachtend gereageerd worden. De staat dient pro-actief op te treden.

De liberale democratie staat van verschillende kanten onder druk. Merkwaardig is dat de grootste dreiging van binnenuit komt. Het is een mechanisme dat fijn afgestemd moet zijn om optimaal te werken. Partijen dienen terughoudend te zijn om hun eigen doelstelling erin te willen verwezenlijken. Daar gaat het mis. Politieke partijen verwarren hun verschillende functies van controleren, beleid maken en besturen. Het is ongewenst dat een regering partij kiest tussen burgers. Daarom is het de vraag of politieke partijen bij de liberale democratie passen.

In elk geval moet voorkomen worden dat partijen een loopje met de rechtsstaat nemen. Zo is de ene partij (PvdA) selectief in het formuleren van plichten en de andere (PVV) in het formuleren van rechten. Zo handhaven partijen (CDA, CU, SGP) de extra juridische bescherming van religie in het publieke debat. Zo zijn bijna alle partijen onvoldoende kritisch jegens het bedrijfsleven.

Partijen die actief het mechanisme van instituties en waarden in standhouden verdienen onze voorkeur. Op dit moment zie ik dat het beste vertegenwoordigd door de liberale partijen van Nederland. Het komt voort uit de uitgangspunten van hun politieke filosofie en doordat ze de laatste jaren het minste zijn blootgesteld aan de verleidingen van de macht.

II. Aan de huidige VVD zijn onvolkomenheden te herkennen. De omgang met duurzaamheid, met cultuur, met veiligheid boven burgerrechten, met de gevolgen van de bankencrisis en de hypotheekrenteaftrek komt gemankeerd over.

Interessant zou zijn om een actuele vorm van liberalisme te formuleren die de meest waardevolle elementen uit het gedachtengoed van de VVD, D66 en GL combineert. Immers levensvatbare parlementaire partijen met een gemeenschappelijke liberale kern. Een vorm die optreedt waar de gemeenschap wordt beschadigd en vrijlaat waar initiatieven worden genomen. Maar partijen zitten zichzelf in de weg.

Dan resteert een vorm van liberalisme waarin duurzaamheid, compassie met de zwakkeren, culturele en educatieve focus, rust in huis boven open grenzen, individualisering en vergroting van burgerrechten, actief burgerschap, politieke hervormingen en een kleinere overheid samengaan met een straf bezuinigingsbeleid, geen staatssteun voor banken en afschaffen van allerhande overbodige subsidies. VVD, D66 en GL kunnen dat afzonderlijk niet bieden, maar samen wel. Door een verstandige uitruil van programmapunten. Een idee voor de toekomst.

Foto: Eugène Delacroix, De Vrijheid leidt het volk (La Liberté guidant le peuple), 1830

Nederlandse islam en angst

Mensen worden bang gemaakt. Kunnen we iets doen in het wegnemen van de angst? Is het onderhand geen tijd voor een populaire schets van de betere samenleving? Hoe onvolkomen ook, zo’n poging is de moeite waard. In het overbruggen van verschillen moet men zich namelijk verdiepen in de ander, met de pretentie om verschillen te overbruggen. Kortom, hoe kunnen we zonder problemen te ontkennen maatschappelijke spanningen wegnemen?

Vanuit welke positie spreekt iemand? Alleen de acceptatie van de pluriformiteit en de grondrechten voor allen kunnen een geloofwaardig uitgangspunt zijn. In een uitruil van rechten en plichten. De wens om verschillen te overbruggen vraagt om een ruime opvatting aan de meningsuiting en een open publiek debat. Dat staat haaks op neo-moralisme dat op oneigenlijke gronden verbiedt en beperkt. Anders gezegd, het beroep op fatsoen, beschaving, sociale vrede en allerlei abstracte begrippen dat deze dagen vanuit de sociaal-religieuze hoek wordt ingebracht is een vervuiling en vertroebeling van het politieke discours. Er kan immers niet scherp en onomfloerst gedebatteerd worden.

Religiekritiek moet vanzelfsprekend zijn, mede om de extra bescherming van religie in Nederland aan de orde te stellen. De achtergrond van iemand is niet van belang. Moslim of niet-moslim? Volstrekt oninteressant. Met het idee dat de eigen achtergrond van weinig belang is moeten mensen zich met elkaar in gelijke mate verstaan zonder beroep te doen op de uitgangspunten van een religie of levensovertuiging. Dat hoort thuis in de individuele beleving, kan ook best mee de straat opgenomen worden, maar kan nooit als eis voor het gesprek in het publieke debat met de ander dienen.

Wat Wilders doet is ontoelaatbaar in zijn bemoeienis met de inhoudelijke kant van de islam. Hij mag proberen de islam te verbieden, mag die beledigen, maar mag de Nederlandse islam haar bestaansrecht niet betwisten. Maar dezelfde ontoelaatbaarheid geldt ook voor de groepsdruk vanuit de gangbare stroming van de Nederlandse islam die in de praktijk geloofsafval onmogelijk maakt. Het is een taboe om dat breed bespreekbaar te maken. Ofwel, ook elementen van de islam beperken de vrijheid van godsdienst. En verder is er nog de politiek die tegen immigranten nooit duidelijk is geweest over de rechten en plichten van de rechtsstaat. Nooit goede voorlichting heeft gegeven over de vrijheid van godsdienst. Daarnaast heeft een linkse culturele hegemonie jarenlang een open debat geblokkeerd.

In Nederland wordt de islam dus zowel kritischer als minder kritisch benaderd. Kritischer omdat uit het rechtse spectrum het bestaansrecht van de islam ter discussie wordt gesteld. Da’s onterecht. Minder kritisch omdat uit het centrum-linkse spectrum in Nederland de islam de afgelopen decennia onvoldoende op plichten is gewezen. Da’s ook onterecht. Wat resteert is een verdeeld beeld.

Laten we proberen om zowel de linkse als de rechtse positie te overstijgen. Ik zie binnen de pluriformiteit een plek voor de islam in Nederland, maar zie het als normaal dat de islam in al haar verschijningsvormen daarover zelf duidelijkheid geeft. Meer dan nu gebeurt in de openbaarheid. Ook om de rechtse politiek wind uit de zeilen te nemen. Ik mis een positieve, rechtsstatelijke houding van de Nederlandse islam. Ik zie dat uitblijven als een bron voor veel onrust bij burgers. Dat roept angsten op.

Geweld en religie zijn niet hetzelfde. Op vele plekken probeert pseudo-religie de religie te kapen. In moslimstaten misbruiken uit eigenbelang autoritaire regimes, externe krachten en pseudo-religie de islam. Als de islam onmachtig is zich daartegen voldoende teweer te stellen, dan wordt het beeld van een verzwakte islam opgeroepen. Naast beeld wordt het dus steeds meer realiteit. Dat neemt niet weg dat er in naam van de islam veel geweld wordt gebruikt en met name moslims het slachtoffer zijn. Ik mis de ondubbelzinnige veroordeling daarvan en de toelichting vanuit de Nederlandse islam zelf. Hoewel ik begrijp dat vele Nederlandse moslims deze discussie zat zijn.

Een zakelijke opstelling kan de positie van de islam in Nederland versterken. Dat heeft met duidelijkheid en openbaarheid te maken. Er is trouwens al veel bereikt, maar de integratie moet nu in de versnelling worden gezet. De politiek moet de islam niet langer in een uizonderingspositie zetten en precies zo gaan benaderen als andere religies en levensovertuigingen. De Nederlandse islam is sterk genoeg en kent onderhand voldoende talenten die dat vorm kunnen geven. Het is gewenst om dat te combineren met een strikte scheiding van kerk en staat waarbij geen enkele overheidssubsidie nog naar religieuze instellingen gaat. Dus: evenmin naar gereformeerde scholen.

De Nederlandse islam zou haar acceptatie door bevolking en politiek en het proces van integratie kunnen versnellen door zich ondubbelzinnig uit te spreken voor de volledige erkenning van alle rechten en plichten van de rechtsstaat. Zodat individuele moslims door de islam geen strobreed in de weg gelegd wordt in het verwezenlijken van hun integratie in de Nederlandse rechtsstaat. En de angst bij de bevolking niet langer in vruchtbare aarde valt.

Foto: Woestijn van de Tartaren, Il Deserto dei Tartari, 1976

Het glazen plafond in het publieke debat

Met ongenoegen bekijk ik al jaren het publieke debat in Nederland. Wat me niet bevalt wist ik niet precies, maar dat het me niet bevalt weet ik wel. Ik zie geen frisheid, sprankeling en heerlijke dwarsheid. Het is voorspelbaar en defensief. Sinds kort weet ik het. Het zijn kruimels verzuiling die ons door identificatie en groepsvorming de toegang tot de moderne tijd ontzeggen.

Burgemeester Bloomberg van New York verwoordde het onlangs zoals geen openbaar bestuurder van Nederland doet. Hij zegt dat iedereen moet kunnen zeggen wat-ie wil, zonder dat anderen het daar mee eens zijn. Da’s vrijheid van meningsuiting die pas betekenis krijgt als een opponent ruimhartig aan het woord gelaten wordt. Zo hoort het.

Zet dat tegenover de politieke, journalistieke en sociale bovenlaag van Nederland die lippendienst bewijst aan de meningsuiting. Ze zegt voor te zijn, maar stelt vervolgens zoveel voorwaarden van fatsoen, moraal, religieuze pacificatie, sociale vrede en economisch belang dat een grondrecht oneigenlijk afgebroken wordt. Wat steekt is niet de bekommernis om fatsoen, maar het valse beroep erop.

Beperkingen aan de meningsuiting bestaan. Dat begint bij aanzetten tot geweld en discriminatie van personen of een groep. Het gaat over een grens als de aangesprokene niet als gelijkwaardige deelnemer kan antwoorden. Na fysieke beschadiging of geestelijke vernedering is dat onmogelijk. Oftewel, beledigen mag, maar het bestaan en de motivatie van anderen in twijfel trekken is ontoelaatbaar.

Waar maak ik me druk over? Het gaat me niet om de schijnheiligheid van degenen die vanuit de coulissen hun eigenbelang verdedigen. Of om een weemakende moraliteit van kleinburgerlijke snit. Of om religie die in het publieke debat extra politieke en juridische bescherming geniet. Of om de drijfjacht in de bossen. Het gaat me om de democratische orde. Wat inhoudt dat we elkaar binnen spelregels accepteren.

Burgemeester Bloomberg begrijpt beter dan onze spraakmakende gemeente dat een debat noodzakelijk is voor de weerbaarheid van de democratie. Anders dreigen we te vervallen in autoriteit die vrijheden inperkt. Het valse beroep op fatsoen, moraal en beschaving om maar niet alles te zeggen leidt tot zelfcensuur. Tot zwijgen dat haaks staat op het idee van een open samenleving.

Wat te doen? Restjes verzuiling dienen opgeruimd te worden. Zodat het polderland in de moderniteit kan treden. Het glazen plafond van moralisme en beschaving, religiositeit, politieke consensus, sociale vrede en economisch eigenbelang perkte het publieke debat decennialang in omdat het gelijk liep met belangen die doorgaans verborgen bleven.

We kunnen beter terugvallen op fatsoen dat uit onszelf komt. Dat niet door externe krachten wordt opgelegd en het debat vertroebelt. Opzet is om de ander weer recht in de ogen te kijken. Ook bij zakelijke onenigheid. Zonder tussenkomst van woordvoerders die verwoorden en verwarren. Die zelfs onze identificatie voor hun rekening willen nemen. Pas als we onszelf zijn kunnen we coalities smeden.

Het is onze burgerplicht om de roep om openheid te concretiseren. Door meer deelnemers aan de inrichting van de samenleving en meer gebruikers van het vrije woord kan het glazen plafond doorbroken worden. Da’s een langlopend project. Het begint met het besef om zonder moralisme vrij te denken. De valse schijn moet aan diggelen.

Foto: Glaskoepel, Galeries Lafayette, Parijs.