Johnny Staccato (1959-1960)

Dit stukje verscheen eerder op George Knight Kort op 15 januari 2013. Licht gewijzigd.

Johnny Staccato is John Cassavetes. Maar Johnny Staccato is ook een detective serie van NBC die in het seizoen 1959-1960 uitgezonden werd. Met succes. Johnny Staccato is een jazz-pianist in New York die bijklust als detective. John Cassavetes is de ultieme tough guy die zich kracht aanmeet en finesse suggereert. Het thema is van Elmer Bernstein

Johnny Staccato is Film Noir. Vleugje avant-garde en beatnik met taaie straatwijsheid aangelengd. In het jaar van Michelangelo Antonioni’s L’Avventura die onder scherpe schaduwen de eenzaamheid verbeeldt. Waar mensen verdwijnen alsof het niks is. Zoals Johnny Staccato blijvend in de nacht van 1960 verdwijnt en blue notes hem begeleiden.

Staccato swingt dankzij het hollen en stilstaan van componist Elmer Bernstein. Onheilspellend toont het mysterie. Niet mis te verstaan ontrolt zich de soundtrack. Dubbelop. Vet en cool van romantiek. Zo stemmig.

Still van John Cassavetes als pianist (links) in Johnny Staccato (1959).

Blast of Silence (1961)

Dit stukje verscheen eerder op George Knight Kort op 27 oktober 2013. Licht gewijzigd.


Frank Bono komt naar New York om een maffialeider te doden. Manhattan, 1961. Lange schaduwen, een levendige, gejaagde stad vol leegheid. 

Het is kerstmis. De dood loert om de hoek. Dat wordt een film noir, nog zwarter en cynischer dan anders. 

Blast of Silence is een zo nu en dan vergeten meesterwerk van Allen Baron met een jazzy score van Meyer Kupferman. Vergeten meesterwerken vormen de aparte categorie van ‘net niet‘. Van de minor poets van de cinema. Ook dat past het thema.

Allen Baron als Frank Bono in Blast of Silence (1961).

De ‘Face in the Crowd‘ van Bono is de stijlfiguur om tegenstellingen aan te dikken. De uitgesloten eenling draagt manmoedig het zelfgekozen lot. Zo lijkt het. 

Maar de kijker weet beter. Precies in het jaar dat op het scharnierpunt naar de moderne tijd vervreemding de film overstroomt: Antonioni. De gemeenschap aanvaardt zo’n rol niet en straft Bono met de dood. Eeuwige stilte. In beeld en geluid leeft de tijdscapsule voort. 

Transitie 1959

Dit stukje verscheen eerder op George Knight Kort op 13 mei 2011.

Dr. von Braun briefs President Eisenhower at the front of the S1 Stage (first Stage) of the Saturn 1 vehicle at the Marshall Space Flight Center (MSFC) on September 8, 1960. The President’s visit was to dedicate Marshall Space Flight Center as a new NASA field center in honor of General George C. Marshall.

Westenwind voert zachte lucht aan. De ene president gaat en de andere komt. De oude is minder technocraat dan de charmeur. Belgisch-Congo zakt in elkaar. Niet lang genoeg om de opwaardering van Eisenhower en de afwaardering van Kennedy te zien. Toeschouwers laten zich met alle plezier in het ootje nemen. Verlangen wordt zichtbaar.

Ruimtesonde Loena 3 fotografeert de achterkant van de maan. Ornette Coleman Shapes the Jazz To Come. Toekomst ontbrandt en wordt avontuur. Inclusief verveling van Antonioni’s L’AvventuraVrijheid wringt. Raket wordt totempaal. De New Frontier krijgt de ruimte. Thuis verzacht door Bonanza. Lifestyle is geen design, maar zoektocht. Johnny Cash zet ons met beide voeten op de grond met all around cowboy 1959.

Sen. John F. Kennedy (L) shaking hands, 1959.

Gedachten bij de foto ‘Giostra in periferia’ (vroege jaren 1960)

Ugo Zovetti, Giostra in periferia (begin jaren 1960).

De titel van deze foto van Ugo Zovetti zegt alles: Giastro in periferia. Met de vertaling uit het Italiaans kan men vele kanten op. Giastro is een draaimolen. Die staat centraal in beeld. In periferia valt te vertalen met buitenkant, randgebied, buitenwijk, voorstad of periferie. Een draaimolen op deze lege plek toont absurd. Is dat gedraai doelloos?

Simon Vestdijk schreef in 1933 het gezicht Zelfkant over de halflandelijkheid : ‘er is daar waar men ’t leven slijt/ En toch niet leeft, zwervend meer eenzaamheid/ Te vinden dan in bergen of ravijnen’. Daar gaat het hier over. De stad rukt op en lijft het platteland in, maar is nog geen stad en evenmin nog platteland. In dit grensgebied gaan stad en platteland in elkaar over. Het gebied verkeert in een tussenfase. De bewoners moeten nog leren zich ertoe te verhouden.

Uitbreidingsplannen van steden worden op de tekentafel bedacht. In mooi Nederlands heet dat uitleg. Maar uitlegkunde ervan is nog niet rond.

Na de Tweede Wereldoorlog kende Italië net als Duitsland een ‘Wirtschaftswunder’. Het land moest na alle vernieling opgebouwd worden. De naoorlogse geboortegolf vroeg om nieuwe woningen. De industrie kwam op volle toeren. Net als in Nederland rukte in de jaren 1960 de welvaart met reuzenschreden op. Iedereen profiteerde.

Fotograaf Ugo Zovetti legde vanaf 1958 de uitbreiding van het Noord-Italiaanse Milaan vast. Inclusief de maatschappelijke veranderingen die dat met zich meebracht. Hij was geen beroepsfotograaf, maar marineofficier en autodidact.

In hun films uit de eerste helft van de jaren 1960 maakten regisseurs als Michelangelo Antonioni en Federico Fellini gebruik van de mogelijkheden die dat halflandelijke landschap met bouwfragmenten en oprukkende appartementsgebouwen bood. Daar aan de rand van de stad die tevens de grens van de stedelijke beschaving aanduidt.

Er was productioneel weinig voor nodig om die omgeving in te zetten als symbool voor de maatschappelijke veranderingen door de modernisering die tot vervreemding leidde. Ook sloot het aan bij de traditie van het Italiaanse neorealisme met buitenopnames op straat.

Dramatisering van personages die onthecht zijn en zich niet meer thuisvoelen in hun omgeving is een aloud gegeven. Ze moeten op zoek naar een nieuw evenwicht en zingeving voor hun leven. Dat biedt dramatisch interessante stof om te verbeelden. Die fotogeniek is door de beeldtaal van die halflandelijkheid die de verandering aanschouwelijk en scherp afgetekend uitbeeldt. Met contrasten.

Fellini eindigde zijn meesterwerk (Otto e mezzo) uit 1963, waarin hoofdpersoon Marcello op zoek is naar inspiratie, met de personages uit de film die paraderen op een catwalk in de vorm van een draaimolen. Droom, fantasie, kunstwerk en realiteit lopen door elkaar.

De weerklank die de film in de industriële wereld opriep waar overal werd gebouwd aan steden én aan nieuwe omgangsvormen had te maken met de tussenruimte waar naar verwezen werd die nog geen definitieve vorm had. Die lag in de toekomst verscholen. Onherkenbaarheid was herkenbaar.

Still uit Otto e mezzo (1963) van Federico Fellini met Marcello Mastroianni als dompteur van mensen.

Klassieke Italiaanse film: Il Sorpasso (1962)

Il Sorpasso van Dino Risi is een Italiaanse film uit 1962. Met snelle auto’s en het goede leven. In recensies ervan wordt Risi moralistisch genoemd. Zoals door Mira Liehm. Vraag is of die kwalificatie verdiend is. Roberto die door Jean-Louis Trintigant wordt gespeeld komt om het leven. In lijstjes van klassieke films scoort deze film goed. Het geeft aan hoe hoog het niveau van films uit filmlanden met een serieuze filmcultuur is. Het jaar van productie 1962 is interessant omdat het zowel aan de politieke veranderingen van 1968 in Frankrijk en Italië voorafgaat en omdat de naoorlogse stroming van het neorealisme in deze film nog levend is. Met filmen op locatie, maar met bekende acteurs die het goed doen aan de bioscoopkassa. Ook in 1962 maakte Antonioni zijn L’eclisse. Ook met Franse en Italiaanse acteurs. Maar in Il Sorpasso schuift de maan niet voor de zon, maar de zon voor de zon. Als het ware.

NB: Klik voor Engelse ondertiteling op ondertiteling en kies bij instellingen de hoogste resolutie 720p.

Foto: Still uit Il Sorpasso (The Easy Life of Speeding) met Vittorio Gassman (links) en Jean-Louis Trintignant (rechts).

Filmgeschiedenis kan ons helpen onze eigen tijd beter te begrijpen: ‘Il Grido’ (1957) van Michelangelo Antonioni

De Italiaanse filmregisseur Michelangelo Antonioni (1912-2007) is vooral bekend door zijn trilogie die hij rond 1960 draaide. Hiermee zou hij de tijdgeest van de jaren 1960 hebben voorvoeld, zelfs hebben voorspeld. Drie films over vervreemding die niet alleen door de inhoud, maar ook in de vorm sommigen afschrikt. Antonioni zei ooit dat de realiteit waarin we leven onzichtbaar is en we daarom tevreden moeten zijn met wat we zien. Dat kan leiden tot films die aanhaken bij een idee van bovenzinnelijkheid en waarin niet veel lijkt te gebeuren. Het vertelperspectief van de klassieke film wordt losgelaten. Maar anderen zijn om deze redenen juist felle verdedigers van L’Avventura (1959), La Notte (1960) en L’Eclisse (1962).

Rond 1960 werd de opstand van 1968 voorbereid. In de schilderkunst (Jackson Pollock), de literatuur (Jack Kerouac), de klassieke muziek (Olivier Messiaen) of de jazz (Ornette Coleman). Maar waar sommigen van deze overgangsfiguren tussen oud en nieuw gingen voor spontaniteit en ongeremdheid, bleef Antonioni aan de bedachtzame kant. Mede omdat het medium film dat mikt op een breed publiek organisatie en ordening oplegt. Zelfs als die rangschikking resulteert in pogingen om de realiteit te overstijgen. Opvallend is dat Il Grido meer dan andere films van Antonioni lijkt aan te sluiten bij het neorealisme en zijn eigen kortfilms uit de laten veertiger en vroeg vijftiger jaren, terwijl die stroming rond 1960 op z’n einde liep.

Il Grido (De Kreet) is de laatste film die Antonioni voor de trilogie in 1957 maakte. Het is een speelfilm, maar zou ook kunnen doorgaan voor een documentaire. Het speelt zich af in een arbeidersmilieu in de Po-vallei en de vertelling ontvouwt zich door de opeenvolging van een reeks scherpe observaties. Hoofdpersoon Aldo zou niet als enige gedesoriënteerd en willoos zijn, maar zijn omgeving eveneens. Een vast thema van Antonioni.

Il Grido is een prima opstapje naar Antonioni’s trilogie die een van de hoogtepunten van de cinematografie is. De verzuchting klinkt bij cinefielen dat 60 jaar later dat soort films niet meer gemaakt kan worden vanwege de dwang van de markt en een artistiek intellectualisme dat door publiek en politiek niet meer toegestaan wordt. Of neutraler gezegd, omdat het uit de mode is. Ons rest de tijdcapsule en de reis naar verschijningsvormen, gedrag en ideeën van toen die ons die overgangsperiode beter doet begrijpen. En ons tevens het reliëf geeft om onze eigen tijd beter te doorzien. Door te beseffen wat er niet meer is en waarom dat bij nader inzien niet vanzelfsprekend is. Daartoe moeten we eerst weten wat er ooit was. Daar helpt de filmgeschiedenis bij.

Foto: Still uit Il Grido van Michelangelo Antonioni (1957).

Gedachten bij video ‘Painting # 3 (Il Deserto Rosso)’ van Baettig. Elk kunstwerk mag vervormd of gewist worden. Maar is dat zinvol?

Vooral het werk van Ruth Baettig valt op. Het toont een sleutelscène van de film “Il Deserto Rosso” van Michelangelo Antonioni. Met langzame schilderstreken wordt dit zichtbaar gemaakt. Het gaat over de vragen van herinneren en vergeten, van verliezen en van het vinden van jezelf. Een werk dat beweegt tussen performance, film en schilderkunst en dat zich onderscheidt van de anders overwegend modern-conservatieve werken van de jaarlijkse tentoonstelling 2018’, aldus de toelichting bij deze video op het YouTube-kanaal van het Zwitserse arttv Kulturtipp. De tentoonstelling waar dit werk van Ruth Baettig deel van uitmaakt en waar reclame voor wordt gemaakt is de ‘Jahresausstellung Zentralschweizer Kunstschaffen XL’ in het Kunstmuseum Luzern. Dit ter ere van het Kunstgeschellschaft Luzern, een kunstgenootschap dat 200 jaar bestaat.

Het gaat om de video ‘Painting # 3 (Il Deserto Rosso)’ van Ruth Baettig en de beschrijving ervan. Het fragment komt uit de film Il Deserto Rosso (1964) van Michelangelo Antonioni waarover de Antonioni-biograaf Sam Rohdie zegt dat deze film ‘misschien’ gevoegd moet worden bij de befaamde trilogie van begin jaren ’60 (L’avventura, L’eclise, La notte). Over deze invloedrijke films zeiden critici dat ze op zoek naar mening waren, of het gebrek eraan kritiseerden. Maar wat Ruth Baettig er meer dan 50 jaar van maakt is het omgekeerde. Antonioni wekte in zijn middenperiode vervreemding bij de beschouwers, maar ook in zijn vertelling door zijn films met hun personages niet vast te pinnen op vaste betekenissen. Baettig maakt expliciet wat Antonioni impliciet liet. Baettig probeert de vraag naar betekenis in te vullen op zoek naar haar antwoord over betekenis.

De toelichting bij het kunstwerk roept pretentie op, zoals de oorspronkelijke film leegte opriep. De wens om te duiden en bewerken wordt zo de vijand van duiding. Wat Baettig doet mag. Elk kunstwerk mag digitaal bijgeknipt, vervormd of gewist worden. Baettig staat op de schouder van de reus Antonioni en voegt er haar mening en hedendaagse kunstjargon aan toe. Maar waar Antonioni bovenal verwees naar de samenleving uit de eerste helft van de jaren ’60 (vdve), vestigt Baettig de aandacht op zichzelf door de ingreep. Want daaraan kan geen enkele kunstenaar ontkomen die aan de slag gaat met een iconisch werk uit de kunstgeschiedenis.

Hoofdrolspeelster Monica Vitti kijkt ons inhoudsloos en stom aan, verloren in een Zwitserse kunstvideo uit 2018. ‘Painting # 3 (Il Deserto Rosso)’ heet geen modern-conservatief werk te zijn, maar zich daarvan te onderscheiden. Maar deze video is juist wel ‘modern-conservatief’ omdat het een icoon uit de moderne filmgeschiedenis kannibaliseert en wil behouden door het van ruis te voorzien die het miste. De film van Antonioni kan die ingreep wel aan, het is de vraag of dat in dezelfde mate geldt voor de video van Baettig.

Bij foto’s over het dichten van het gat in de Veerhaven van Kruiningen (23 juli 1953)

Het verleden ligt opgeslagen in beeldmateriaal. In foto’s en films. Soms ontstaat de behoefte om dat verleden dichterbij te halen. Zelfs als we er zelf niet bij waren. Zomaar om terug te halen hoe een tijdperk ook al weer was. Het geheugen is immers niet altijd betrouwbaar. Soms speldt het ons iets op de mouw. Dan denken we ons iets te herinneren, maar is het verbeelding. Dan houden we onszelf voor de gek. Gedachteloos. Dat terughalen aan de hand van beelden lukt echter niet altijd. Het is eerder een uitzondering als het wel lukt.

Neem de feestelijke gebeurtenis op 23 juli 1953 van het dichten van het gat in de Veerhaven van Kruiningen met een caisson. Een half jaar na de watersnoodramp. In het ANP Archief zijn 10 foto’s van Co Zeylemaker terug te vinden. Fraaie zwart-wit opnamen met sleepboten die liggen te stomen tegen een onbewolkte lucht. Een zonnig plaatje uit een wolkeloos tijdperk, zo lijkt het. Als baas van de sleepboten moet mijn grootvader Willem Muller bij die gebeurtenis aanwezig zijn geweest. Maar waar? Ik herinner me hem met een lange regenjas, sigaret en donkere hoed, type Homburg. Maar zoals gezegd, wellicht herinner ik het me verkeerd.

Downloadbare foto’s uit het ANP Archief hebben geen hoge resolutie. Die moeten speciaal besteld worden. Om uitsluitsel gaat het me niet. Wat maakt het uit als ik mijn grootvader op de foto terugvind? Waar heb ik dan beslag op gelegd? Uitvergroten leidt tot een grove korrel. Het vergroot het mysterie zoals in de film Blow-up van Michelangelo Antonioni dat gebaseerd was op het verhaal ‘Het kwijlen van de duivel’ van Julio Cortazar. Om het verleden terug te halen hoeft het niet tot in de puntjes herleid worden. Waarom niet volstaan met een uitvergroting met een schim van wie ik me voorstel dat het mijn grootvader is? Time on my hands.

Foto 1: Foto ‘Kruiningen-veerhaven-caisson-dichten-dijk-watersnoodramp’, 23 juli 1953. Fotograaf Co Zeylemaker. Collectie ANP Archief.

Foto 2: Uitvergroting van fotoKruiningen-veerhaven-caisson-dichten-dijk-watersnoodramp’, 23 juli 1953. Fotograaf Co Zeylemaker. Collectie ANP Archief.

Kunst moet een list verzinnen: aansluiten bij een politiek doel

ornette-colleman-free-jazz-atlantic-1364-gatefold-1800-ljc

Soms leiden verkeerde bedoelingen tot goede uitkomsten. En omgekeerd kunnen goede bedoelingen tot slechte resultaten leiden. Neem de theorie dat de promotie van ‘moderne kunst’ een Westers instrument was in de strijd met de toenmalige Sovjet-Unie. Alweer een oude theorie die midden jaren ’90 met feiten werd onderbouwd. Zie hier een toelichting in The Independent. De CIA zou ermee sinds het eind van de jaren ’40 het communisme bestreden hebben, terwijl de kunst waarmee de Sovjet-bevolking werd geconfronteerd in de VS bij het grote publiek matig tot negatief werd ontvangen. De abstract expressionistische schilder Jackson Pollock stond niet voor niets bekend als ‘Jack the Dripper’. Maar kunstenaars profiteerden van die promotie.

Mijn eerste kennismaking met Pollocks werk gaat terug naar begin jaren ’70 toen ik de elpee Free Jazz (1961) van Ornette Coleman kocht, met een uitklaphoes met een reproductie van White Light uit 1954 van Pollock. Het tijdperk 1955-1965 dat de overgang symboliseert naar kunst waarin vervreemding in navolging van de ‘uitvinder’ Bertolt Brecht een hoofdthema wordt en de representatie van de werkelijkheid verder afgeschaald wordt. Vooral in de cinema (Antonioni, Kurosawa, Bunuel, Godard), de jazz (Coleman, Coltrane, Shepp, Ayler) en de beeldende kunst (De Kooning, Rothko, Pollock, Motherwell) is die scheidslijn duidelijk te herkennen. Elders omschreef ik dat in enkele schetsen als transitie. Tevens een tijdperk van hoop en in te lossen beloften.

Hoe is het mogelijk dat de hedendaagse kunst van de jaren ’40, ’50 en ’60 een wapen kon worden in de Koude Oorlog met de Sovjet-Unie? Hoewel het belang ervan nou ook weer niet overschat moet worden. Maar nu is kunst als politiek wapen nauwelijks nog voor te stellen. Eigenlijk kennen we het in getemde vorm alleen nog als landenpromotie bij staatsbezoeken. Nederland zet dan kunst in het zonnetje waarmee het zich meent te kunnen onderscheiden: design, ballet, Concertgebouworkest of geïmproviseerde muziek. Dan dient kunst als smeermiddel voor politieke doeleinden. De tanden van de kunst zijn in dat geval bij voorbaat afgevijld.

eclisse-l-1962-001-monica-vitti-back-shot-00o-7lv

De EU doet veel te weinig met kunst en cultuur als politiek middel. Terwijl de Europese kunst toch zo rijk is. Steven ten Thije (Mondriaanfonds) gaf in een video uit 2014 een aanzet tot een debat om kunst en cultuur een belangrijke rol te geven binnen de EU, maar moest een concreet antwoord hoe dat moest uiteraard schuldig blijven. Zie hier voor mijn commentaar en genoemde video. Onpartijdig is de inzet van kunst niet, want het staat haaks op de intenties van sommigen om de EU te laten fragmenteren. Thierry Baudet en andere nationalisten keren zich met hun theorie over het thuisgevoel en de vrees voor het eigene ook tegen het modernisme in de kunst dat het gevoel van vervreemding zou versterken. Baudet noemt dat oikofobie.

Die geslotenheid en dat thuisgevoel ontmoedigen. Het is trouwens opvallend dat voorvechters van de natiestaat zo weinig met nationale kunst ophebben. Dat is een tegenstelling die ik nog steeds moeilijk kan verklaren, hoewel het wellicht beter is dat dit zo is. Waarom werden in de 19de eeuw Vondel en Rembrandt tot nationale iconen gebombardeerd? Mijn opvatting over kunst gaat overigens vooraf aan mijn opvatting over politiek en heeft dat laatste gevormd. Niet andersom. Kunst legt toch een dieper fundament dan politiek.

Dat tijdperk rond 1960 waarin kunstenaars de vrijheid vinden om niets te hoeven vinden en loskomen van hun eigen thuis maakt voor mij duidelijk waarom ik niets moet hebben van populisten en eng nationalisme.

Hoe kan na de hakbijlen van toenmalig staatssecretaris Halbe Zijlstra, tegen de achtergrond van een vijandige politieke klasse die in de kern geen echte affiniteit met kunst voelt en het opkomend rechts-populisme dat zweert bij thuisgevoel, natiestaat en haat tegen hedendaagse kunst de kunst overleven? De enige uitweg lijkt het aanhaken bij een politiek doel. Niet om de kunst, maar om de politiek. Laat de politiek maar verkeerde bedoelingen hebben met de kunst, maar als het tot goede uitkomsten leidt dan is dat mooi meegenomen.

Foto 1: Binnenkant hoes van Free Jazz (1961) van Ornette Coleman; black music en white light.

Foto 2: Monica Vitti in L’eclisse (1962) van Michelangelo Antonioni.

Ornette Coleman (1930-2015). Tussen traditie en experiment

Saxofonist Ornette Coleman (1930-2015) is vandaag overleden. Hij was een overgangsfiguur. Zoals cineast Michelangelo Antonioni in de jaren 1960-1962 ook van de transitie was met z’n films over een vervreemde wereld die navolgbaar bleef. Half experiment, half traditie. In de eigen tijd werd dat laatste weggemoffeld. Ornette was in de kern gewoon een hardbopper die het experiment zocht. En over grenzen ging omdat hij steeds verder ging. Maar toch binnen de traditie bleef. Dat klassiek modern is omwille van de marketing geworden tot een keurmerk in literatuur (Joyce, Svevo), drama (Pinter, Ionesco, Jarry), muziek (Varèse, Ives, Shepp) of cinema (Godard, Welles). Maar het was vooral een lifestyle, een tussenbalans die een bevrijding zoekende generatie vergezelde en een idee van vrijheid, vernieuwing en grensoverschrijding gaf. Kunstenaars als Ornette Coleman verwoordden de essentie van hun tijdperk waarin hun twijfel doorklonk. Ornette bedankt.