Ongelukkige marketing van CDA’er Wopke Hoekstra

Minister van Financiën Wopke Hoekstra (CDA) gaat gelijk al de fout in als hij in het fragment van Jinek zegt: ‘Ik denk eerlijk gezegd dat wij allemaal, en dat geldt dus ook voor mij, te laat zijn gaan zien wat er bij die middenklasse aan de hand is’. Hiermee stelt hij dat degenen die aan de knoppen zitten dezelfde politieke verantwoordelijkheid hebben als degenen die niet aan de knoppen zitten. Hij kan het niet menen. Wat hij zegt is onzinnig en ontstijgt niet het niveau van politieke marketing. Waarom hebben hij of zijn partijgenoten niet gezien wat er de afgelopen jaren met de middenklasse is gebeurd en hebben ze voorstellen gedaan om de positie ervan te verbeteren? Hoekstra houdt zich dom en doet alsof hij niet weet uit welke hoek de wind waait.

Hoekstra heeft als minister van Financiën macht om in te grijpen. Hij verliest nog meer aan geloofwaardigheid als een eerlijk en zinvol analyticus als hij de positie van de middenklasse direct koppelt aan die van slecht geïntegreerde minderheidsgroepen en zijn eigen verantwoordelijkheid nog verder probeert af te schuiven.

Hoekstra treedt buiten zijn eigen lichaam, kijkt er van een afstand naar en doet er pseudo-koel verslag van alsof hij iets nieuws te melden heeft. Hij is zichzelf niet, maar wie hij wel is blijft onduidelijk. Hij is een lege huls die met marketing wordt gevuld maar in de kern een verwarde denker die z’n zaken niet op orde heeft.

Onder de middenklasse wordt de meerderheid van de bevolking verstaan. Naargelang de definiëring valt 60 tot 90% van de bevolking eronder. In inkomen loopt dat van 1 maal modaal tot (naargelang de omschrijving) 2,5 tot 3 maal modaal. Dus van 36.000 euro tot maximaal 90.000 of 108.000 euro. De middenklasse kan zich niet onttrekken aan de collectieve lastendruk. Dat achtereenvolgende kabinetten Rutte beweerden zich in te zetten voor lastenverlichting wil niet zeggen dat dit feitelijk ook bereikt is. Integendeel, de afgelopen jaren is de opbrengst uit lastenverzwaring door de overheden via heffingen, premies en belastingen met zo’n 3% van het bruto binnenlands product toegenomen tot bijna 39%. Dat wordt grotendeels door individuen opgebracht. Vermeend en Van der Ploeg concluderen aan de hand van een OESO-rapport van eind 2018 dat vooral de belasting- en premiedruk op arbeid in Nederland veel te hoog is. Dat is een langlopende ontwikkeling.

Er bestaat politieke consensus over dat de afgelopen decennia de middenklasse relatief in inkomen is achtergebleven en dat die relatieve achteruitgang gerepareerd moet worden. Alleen, als dat bij beloften blijft en spin van politici als Menno Snel (D66) en Wopke Hoekstra, dan zijn het niet meer dan mooie woorden.

Evenwichtige belastingheffing naar draagkracht en collectieve lastendruk die niet grotendeels op de middenklasse wordt afgewenteld kunnen niet los gezien worden van het aanpakken van belastingontwijking door vermogende individuen en internationaal opererende bedrijven. Het is al te makkelijk om de lastenverzwaring van de middenklasse die haar vermogen niet kan verbergen steeds meer op te schroeven.

Hoekstra handelt onethisch. Hij neemt geen verantwoordelijkheid voor eigen falen en schuift die kleinhartig af op minderheidsgroepen. Politici als Snel, Hoekstra of Rutte jongleren met mooie woorden, maar voegen niet de daad bij het woord. Dat is deels begrijpelijk omdat hun macht beperkt is vanwege het globale karakter van de economieën, het lastig aan te pakken probleem van de belastingontwijking en een slecht georganiseerde Belastingdienst, maar deels onbegrijpelijk omdat waar ze in de afgelopen jaren in konden grijpen te weinig hebben gedaan. In de VVD klinken sinds voorjaar 2019 met het oog op het neutraliseren van de populisten geluiden van Rutte en fractieleider Klaas Dijkhoff om de middenklasse te ontzien en het bedrijfsleven relatief zwaarder te belasten. Om niet achter te blijven doet Hoekstra in de jacht op de centrum-rechtse kiezer dezelfde duit in het zakje, maar haalt tegelijkertijd zijn betoog onderuit door zijn onmiskenbare gebrek aan oprechtheid en zijn zelfpromotie die de aandacht vestigt op zijn gebrek aan integriteit en samenhang.

Advertentie

Media belichtten voordelen nieuw belastingplan van kabinet en vergaten nadelen te noemen. Moedwil of misverstand?

Gisteren verbaasde ik me over de kritiekloze ontvangst door de media van staatssecretaris Menno Snel (D66) die plannen voor een nieuwe heffing van de inkomstenbelasting presenteerde. Het ontlokte me bij het kijken naar het NOS Journaal de uitroep of hier uiteindelijk toch de staatsomroep in werking was getreden. De berichtgeving focuste op de voordelen ervan voor de belastingplichtigen, maar nauwelijks op de nadelen. Die werden op het laatst wat afgeraffeld. Want volgens Snel moeten de plannen budgettair neutraal uitgevoerd worden. Dus waar de een wint, zal de ander verliezen. Ik was niet van plan om hierop te reageren omdat het nog allemaal voorlopig is, Snel tamelijk vaag bleef en de plannen nog aangepast kunnen worden. Maar bij nader inzien verdient de gang van zaken toch een kanttekening omdat het ingestoken propaganda leek. Mijn kritiek geldt dan ook niet Snel of het kabinet, maar de media die Snel te makkelijk lieten wegkomen met zijn promotiepraatje. Ik gaf bij het artikelGeen gezeik, iedereen rijk’ op Frontbencher de volgende reactie:

Dit zat er al een tijdje aan te komen. Naar verluidt omdat de verhoogde belasting op beleggingen vooral bij CDA en VVD weerstand ondervond.

Opvallend was dat het kabinet in de media een vrije rit kreeg. Elke diepgang of kritisch doorvragen ontbrak. Uitgebreid werd stilgestaan bij het cadeautje van staatssecretaris Snel met betrekking tot het spaargeld. Maar omdat dat maar het halve verhaal was, ontbrak het overzicht.

Die journalistieke gemakzucht is opvallend. Waar de vergelijking van de koopkracht van ontelbare categorieën burgers lijdt aan fetisjisme tot achter de komma, werd bij de maatregel over de nieuwe belastingheffing niet eens geprobeerd om de grote lijn te schetsen.

Waarom werd het verhaal van Snel niet begeleid met een uitleg met enkele voorbeelden die de nieuwsconsumenten inzicht hadden kunnen geven? Zoals iemand met 50.000 euro spaargeld en 100.000 euro aandelen. Of 0 euro spaargeld en 200.000 euro aandelen. Of 200.000 euro spaargeld en 0 euro beleggingen.

Nu liep het kabinet kritiekloos binnen zonder dat de media inzicht gaven. Deze promotie kan niet de bedoeling zijn van journalistiek. Vrijdag 6 september 2019 was een goede dag voor spaarders en een slechte dag voor nieuwsconsumenten.

Foto: Schermafbeelding van deel artikelGeen gezeik, iedereen rijk’ van Henk van Lierop op Frontbencher, 7 september 2019.

Wat is hervorming? Kan dat ook progressief opgevat worden?

IMF-bewindvoerder Menno Snel namens 15 landen schiet de bal in die Buitenhof-presentator Kees Driehuis hem dienstbaar voorzet: ‘Denkt u in dat kader dat er genoeg hervormd wordt. Dat er plannen zijn die op de lange termijn voor een andere economie zorgen?‘ Snel schiet voor open doel de bal in het net: ‘Nederland is nog niet klaar met de hervormingsagenda. Met de huizenmarkt moeten we gefaseerd verdergaan, en de arbeidsmarkt. Als groei en werkgelegenheid je kernen zijn dan moet je daar actief beleid op voeren’.

Waar gaat dit in hemelsnaam over? Wat is die hervorming waar Driehuis over praat? Waarom laat de redactie hem sowieso zulke open en vage vragen stellen die eerder uitblinken in raadselachtigheid dan scherpte. Hans de Geus geeft in z’n column voor FollowTheMoney het antwoord. Over dat ‘hervormen’ waar Driehuis zo de mond vol van heeft is in Nederland nooit een inhoudelijke discussie gevoerd. Zodat onduidelijk is wat er met ‘hervormingen‘ bedoeld wordt, wat ze inhouden, hoe ze onderbouwd zijn en of ze effectief zijn. Of juist niet.

Welke vraag had Driehuis beter kunnen stellen dan mee te gaan in de ideologie van zijn gesprekspartner? Opnieuw geeft De Geus het antwoord. Hij verwijst naar Theodore Roosevelt die van 1901 tot 1909 Amerikaans president was. Hij verstond onder hervormingen het volgende: ‘een sterke overheid, marktregulering (tot en met de drooglegging aan toe), de financiële sector aan banden, actieve industriepolitiek en het breken van de monopoliemacht. Gezinnen en boeren met schulden werden beschermd tegen bankiers – die hadden hen niet zelden een lening toegestopt louter om het onderpand te kunnen afpakken.’

De vergelijking met 100 jaar geleden is vaak gemaakt. Ook toen was er een fase van Wildwest-kapitalisme dat boven de overheidsmacht uitging. Verschil is dat overheden nu door samenwerking het grootbedrijf proberen in te kapselen. In de praktijk werkt dat echter andersom doordat het grootbedrijf politici omkoopt of eigen mensen in de regering neerzet om toezicht af te zwakken. En onaantastbaar het hervormingsbeleid bepaalt.

Het is dus maar wat je ‘hervorming‘ noemt en wat het doel ervan is. In de variant van Driehuis betekent het snijden in voorzieningen, miljardensteun voor de financieel-economische sector, snijden in de hoogte van de lonen, afbreken van het pensioenstelsel, verplaatsen van industrie naar lageloonlanden en open grenzen voor immigratie die de lonen nog verder drukt. Alles in het belang van het grootbedrijf dat wereldwijd opereert en werknemer en belastingbetaler het nakijken geeft. Dat ‘hervorming‘ ook iets anders kan betekenen is tot Driehuis en de gevestigde media nog niet echt doorgedrongen. Het grootbedrijf ziet het goedkeurend aan.