Gedachten bij foto van beeld ‘paard besmeurd met verf’ (1972)

C. de Boer, ‘paard besmeurd met verf. Axel, 1972. Collectie: Beeldbank Zeeland. In: BN/ De Stem.

Het beeld ‘Zeeuws Paard‘ (1963) van Josje Esselman ziet er in 1972 met verf besmeurd uit. Twee meisjes stappen het zebrapad op. De zwart-witte strepen van zebrapad en besmeurd paard rijmen. Dat kan geen toeval zijn. Was het de opzet om in het Axelse land een Zeeuws Paard de verschijningsvorm van een zebra te geven? Het heeft iets poëtisch.

De Beeldbank Zeeland categoriseert deze foto onder de steekwoorden ‘Geweld, Vandalisme, Kunst, Beeldende kunst’. Dat is nogal wat. Het steekwoord ‘Protest’ ontbreekt.

‘alles van waarde is weerloos// wordt van aanraakbaarheid rijk// en aan alles gelijk’ Zo dichtte Lucebert in De zeer oude zingt: (1954). Wat het betekent dan meer dan een slogan op een gebouw is lastig te doorgronden. Aanraakbaarheid is de sleutel tot een antwoord. Bezoedelen van iets van waarde wordt zo tot emancipatie en bevrijding van eigen kwelgeesten die losgelaten worden.

Kunst in de openbare ruimte die benaderbaar en tamelijk anoniem is en vandalisme liggen in elkaars verlengde. Geweld heeft de betekenissen ruwheid en lawaai. Geweld is bombarie. Toegepast door mensen die hun handen laten wapperen. Ze missen het abstractievermogen om ermee in hun hoofd in het reine te komen. Ze willen het aanraken, de materie voelen om zich zichtbaar te maken. Als boeren die leven door te wroeten in de aarde.

Ik maak kapot, dus ik besta‘ is een hedendaagse variant op de uitspraak van René Descartes. In hoeverre dat een uiting van vandalisme of inbeelding én eigendunk is blijft de vraag.

Advertentie

John Szwed over de relatie tussen jazz en schilderkunst

Een item voor de liefhebbers van jazz en schilderkunst, in het bijzonder bebop en moderne kunst. Emeritus hoogleraar John Szwed die heeft gepubliceerd over jazz, antropologie en Afro-Amerikaanse onderwerpen geeft zijn visie op de wisselwerking en wederzijdse beïnvloeding tussen de twee disciplines. Met in een hoofdrol twee van oorsprong Nederlandse schilders: Piet Mondriaan (na 21’30’’) die wordt gekoppeld aan de door-meanderende boogie woogie van de pianisten Albert Ammons, Meade Lux Lewis en Pete Johnson en aan Thelonious Monk, evenals Willem de Kooning (na 43’00’’) die wordt gekoppeld aan Robert Rauschenberg en Ornette Coleman. In Nederland zouden in zo’n lezing ongetwijfeld de namen Lucebert en Hugo Claus vallen.

Foto: Robert Ryman, Untitled (Orange Painting), 1955 en 1959. Collectie: MoMA New York.

Rinus naar Eurovisiesongfestival 2018. Met een Nederlandstalige tekst en met voorbijgaan aan de vaste kliek die het als kitsch ziet

PetitieZANGER RINUS MOET NAAR HET SONGFESTIVAL IN 2018!’ vraagt om Rinus op het Eurovisiesongfestival 2018 Nederland te laten vertegenwoordigen. Geen slecht idee. Samen uiteraard met zijn vaste zangpartner Debora, ofwel Romana. Het is geen probleem dat ze niet kunnen zingen. Daar gaat het immers op het Songfestival allang niet meer om. Welbeschouwd een podium voor marketing, commercie, extravagantie en politieke koehandel tussen landen. Wie vreest dat Rinus en Romana een modderfiguur zullen slaan in Portugal moet zich meerdere ondermaatse vertegenwoordigers van de afgelopen jaren die Nederland stuurde voor de geest halen. Zoals Joan Franka in 2012, Sieneke in 2010 (‘Ik ben verliefd (sha-la-lie)’) of De Toppers in 2009.

De afvaardiging van Rinus Dijkstra uit Drachten heeft drie voordelen. 1) Het herstelt de traditie van zingen in het Nederlands. Want waarom moeten Nederlandse vertegenwoordigers zich uiten in een soort pudding-Engels dat voor een internationaal publiek tekstueel alle scherpte en finesse mist? Van de laatste 18 edities werd slechts eenmaal in het Nederlands gezongen door genoemde Sieneke. Waarom zou Nederland niet met Nederlandstalige tekstschrijvers kunnen schitteren? Was het niet Lucebert die voor de Zangeres Zonder Naam samen met Jean Kraft ’De Soldatenmoeder’ schreef op muziek van Bruno Maderna? Kan Louis Andriessen zo’n project niet herhalen en van de grond tillen? Want het blokkeren  van de ambitie om Nederlandse muziek met Nederlandstalige tekst op het hoogste podium van de populaire muziek te presenteren is kortzichtig en dom.

2) Rinus is in een sociale werkplaats werkzaam als houtbewerker en vertegenwoordigt dat deel van de bevolking dat doorgaans niet of slechts door anderen vertegenwoordigd wordt in de samenleving. Met zijn afvaardiging kan dat goed worden gemaakt. Het geeft een opvallend signaal van emancipatie waar Nederland zich positief mee kan onderscheiden. Dat kan worden versterkt door hoge en lage cultuur te verbinden in het levenslied. Dit geeft kansen die het afvaardigen van steeds weer middelmatige vertegenwoordigers met middelmatige tekst en muziek zonder enige Nederlandse authenticiteit overstijgt. 3) Het kan dan wel zo zijn dat een subcategorie van BN’ers als Paul de Leeuw en anderen die het Songfestival met een vette knipoog bezien zich het hebben toegeëigend, maar dat passeert jaar na jaar die categorie Nederlanders die het Songfestival nog wel echt serieus nemen. Het niet als camp zien, maar het op eigen waarde willen schatten.

Bestuurlijk veel mis bij Museum Kranenburgh. Wie grijpt er echt in?

deel001alsi01ill23

Het Noordhollands Dagblad plaatste op 24 oktober een interview met directeur Kees Wieringa van Museum Kranenburgh in Bergen onder de titel ‘Kranenburgh is geen buurthuis meer’ met opzienbarende uitspraken. Wieringa benadrukt dat hij een ‘puinhoopsituatie‘ aantrof toen hij drie jaar geleden aantrad en dat hij daar een sterke organisatie van gemaakt heeft: ‘Een sfeer van achterklap heerste: de toenmalige raad van toezicht, gemeente en directie waren in conflict.’ Hij meent de juiste man te zijn: ‘Ik ben ondernemend, eigengereid en eigenwijs, dat moet je ook zijn. Het museum moet niet door een saaie zakelijke manager geleid worden.’

Wieringa heeft bestuurlijk een bijzondere kijk en vond dat hij de situatie juist inschatte en de RvT niet: ‘Het zijn mensen die weten waar ze het over hebben in de cultuurwereld, maar niet wat Kranenburgh betreft.’ En: ‘Het is zelfs zo dat ik verantwoordelijk ben als de boel instort en niet de raad van toezicht’. Met als klap op de vuurpijl de RvT die niet tegen het ‘krachtenveld’ op kon: ‘Ik snap dat het bizar is dat de werkgever moet opstappen, maar Kranenburgh heeft geen traditionele constructie. Je moet bouwen op die sponsoren’.

Henkoo geeft in een column in de wekelijkse Flessenpost uit Bergen zijn visie op de zaak: ‘Een raad van toezicht ontslaat een directeur. Die directeur verzet zich daartegen en vervolgens ontslaat die raad van toezicht zichzelf waarna een machtsvacuüm ontstaat. Een moment waarop de gemeente, statutair, had kunnen ingrijpen. Maar nee, de directeur zette zijn netwerken in om zijn positie te kunnen behouden.’ En: ‘De directeur gaat onverdroten door op de ingeslagen weg. Niks museum, dat moet, in zijn visie, een culturele onderneming worden. En wie kan dat beter doen dan hij? Hij heeft immers de wijsheid in pacht! Zonder hem dondert heel Kranenburgh in elkaar. En, pas op, kom niet aan hem want dan mobiliseert hij zijn stakeholder.’

Henkoo verwijst in z’n column naar een betoog van PvdA’er Haye van der Werf die breed kijkt naar de juiste aanpak voor Bergen als kunstenaarsgemeente: ‘Kranenburgh dreigt ten onder te gaan aan amateuristisch bestuur, ego’s, beperkte middelen en bemoeizucht van de gemeente.’ Het gaat ook om het prestige van het gemeentebestuur: ‘Maar er moet wel een oplossing komen voor “Kranenburg”. Want de gemeente heeft er 5 miljoen in gestoken plus nog eens 500.000 per jaar en we dreigen de risee van cultureel Nederland te worden.’ Haye van der Werf pleit voor een integraal cultuurbeleid: ‘Dat doe je ook niet door een als ‘museumdirecteur’ het alleenrecht op te eisen. Daar zijn andere kwaliteiten voor nodig: cultureel, financieel maar vooral menselijk en qua communicatie. Dat moet je regelen door facilitering, afstemming en creativiteit. Niet door rigide regie, vooropgezette ideeën en een gesloten front ten opzichte van opposanten.

Uit het interview en beide uitingen van Henkoo en Haye van der Werf rijst een beeld op van de verkeerde man op de verkeerde plaats. Het functioneren van directeur Kees Wieringa kan samengevat worden met de steekwoorden: zelfoverschatting, destructief, dominant, manipulatief en lak aan bestuurlijke verhoudingen. Gevoegd bij een gemeentebestuur dat geïnvesteerd heeft in Kranenburgh en bevreesd is om in de ogen van anderen af te gaan ontstaat een situatie waarin de directeur te veel ruimte kan nemen, de bestuurlijke verhoudingen op hun kop worden gezet en informele relaties en netwerken de directeur in het zadel houden.

Zie voor eerdere ontwikkelingen: ‘College Bergen loog over rol Kranenburgh. RvT gepasseerd en opgestapt’.

Foto: Lucebert, Tekening. Uit: Raster 30, 1984.

Gerrit Kouwenaar en mijn idee van poëzie

img17660

Aan poëzie heb ik een gezonde hekel. Misschien omdat ik Nederlands heb gestudeerd. Poëzie is als sterke drank die te heftig is. Jenever of wodka heb ik dan ook nooit gelust. Maar iedereen die zichzelf ruimte gunt laat uitzonderingen toe. Voor mij is dat de poëzie van e.e. cummings, Hart Crane of Gerrit Kouwenaar. Poëzie als architectuur die er niet sterker en pretentieuzer op is dan nodig. Poëzie die je evenmin moet lezen als een partituur van Charlie Parker. Geen aangeklede uitkleding van Wallace Stevens of uitgeklede aankleding van T.S. Eliot. U merkt het al, van poëzie heb ik geen kaas gegeten. Vandaag is Gerrit Kouwenaar op 91-jarige leeftijd overleden. zeg: buiten uw vlees heerst de dood// zeg: binnen uw vlees leeft u hulpeloos. Zo is het. 

Foto: Omslag van Gerrit Kouwenaar, ‘De stem op de 3e etage’. Gedichten. Amsterdam, 1960. Uitgeverij Em. Querido. (Citaat uit: Zijn, p. 34).

Banken: gered of gereed voor de ondergang? Wat doen politici?

011609_Bank_Bailout

De uitspraak Alles is relatief is weer relatief. Dood is verre van relatief voor wie het aan den lijve ondervindt. Hoewel dat voor iemand die in het hiernamaals gelooft dat weer relatief is. Zo resteren relativeringen die elkaar dwars zitten. Hetzelfde soort redenering geldt voor het internationale bankensysteem. Gered van de ondergang na 2008, maar nu opnieuw gereed voor de ondergang. Omdat de samenleving niet, maar banken wel profiteren bij hun eigen ondergang is het verlies van de een het profijt van de ander. De belastingbetaler financiert het gratis ritje van de banken. Da’s bekend, maar de politiek weet de macht van de banken niet te breken. Zodat de voorwaarden voor een nieuwe bankencrisis niet zijn weggenomen, maar worden versterkt.

Verdere relativering is dat institutionele media spaarzaam berichten over hoofdzaken. Soms Tegenlicht van de VPRO, soms Panorama of Terzake van Canvas. Programmamakers die verder kijken zijn te prijzen. Maar ze zijn de uitzondering. In de ultieme onnozelheid vulde de vraag wie bij de Europese verkiezingen de grootste partij zou worden avonden lang de zenduren van de publieke omroep. En werd er gisterenavond zonder dat een definitieve uitslag beschikbaar was urenlang gepraat over wie gewonnen of verloren had. Op de vulkaan was een dansvloer gelegd om te dansen. In een format dat haaks op de veranderingen staat. Herkenning voor onwijzen en dwazen die genoeg hebben aan een half woord dat nooit meer zal worden dan een half woord. Om met de dichter van het licht te spreken, journalistiek heeft haar gezicht verbrand. En de burger verraden.

Of is dit te somber aangezet? Oordeel over de reportage ‘Zijn de banken nu safe?’ van Wim Van den Eynde en Peter Rondou van Canvas’ Panorama. Hebben wij -lees: onze politici die zo graag de grootste zijn- de kans gemist om de banken te saneren? Het gaat om vertrouwen: Het is een absoluut noodzakelijke grondstof om mee aan de slag te gaan voor bankiers. Zonder vertrouwen geen centen, zonder centen geen bank. Maar dat vertrouwen met een vingerknip kan verdwijnen hebben we in 2008 kunnen vaststellen. Meteen waren de betonnen funderingen van enkele financiële reuzen veranderd in drijfzand. Is het vertrouwen nu terug? Verdienen de bankiers weer ons vertrouwen? Wees gerust, zeggen ook de politici en de overheden. We zitten op de zaak, we treffen maatregelen, de banken liggen aan banden, uw spaarcenten zijn veilig. Als de banken daar niet zelf voor zorgen, dan garanderen wij dat wel. Maar kunnen burgers hun politici wel vertrouwen?

Foto: Rob Rogers, cartoon, 2009.

Zie hier voor reportage ‘Zijn de banken nu safe?’ van Canvas’ Panorama. 

Tropenmuseum snijdt in wetenschappelijke kennis: Meulenbeld

allesvanwaarde

In het Tropenmuseum vallen zo’n 30 ontslagen. Ondanks de beeldvorming dat het ‘gered‘ is. Een typisch geval van de halflege of halfvolle fles. De museumsector vecht een ongelijke strijd tegen de onverschillige politiek. Niets is meer vanzelfsprekend. Alles van waarde blijkt nog weerlozer dan de dichter al zei. In Trouw deed in een interview met Eildert Mulder Ben Meulenbeld gisteren een boekje open. Hij is conservator Zuid-Azië en wordt ontslagen bij een reorganisatie die het wetenschappelijke hart uit het museum snijdt. Vier van de zeven conservatoren moeten weg. Een onbegrijpelijk groot aantal dat collecties verweesd achterlaat. Over 15 jaar zijn ze voorgoed uit de tijd omdat ze niet meer geactualiseerd zijn, zo vermoedt Ben Meulenbeld.

De conservator houdt een krachtig betoog dat de essentie raakt. Juist omdat-ie zich niet verliest in politieke verhalen die altijd weer een antwoord hebben, maar de bezuinigingen vanuit zijn vak benadert. Het gaat over Nederland dat de luiken sluit. Meulenbeld zal het publiek niet langer informatie over het hindoeïsme of India kunnen geven: ‘Ze bellen, mailen, of vragen naar me bij de portier. Datzelfde overkomt de eveneens ontslagen collega’s voor Afrika of Indonesisch textiel‘. Die kennis is straks nergens meer in Nederland te vinden. Deze conservatoren zijn onmisbaar omdat ze een correctie geven op trends en sjablonen die de werkelijkheid reduceren. Over de dalai lama, de Indiase islam of het naar elkaar toegroeien van religies, het syncretisme.

Het ontslag van Meulenbeld en de andere conservatoren past in een beeld omdat zij niet meer in een beeld passen. Een interim-manager die over hun lot besliste sloot ook de bibliotheek. De politiek met toevallig veel direct betrokken PvdA’ers als de ministers Bussemaker en Ploumen en wethouder Gehrels van Amsterdam klopt zichzelf op de borst dat het Tropenmuseum tot 2017 gered is. Maar dat het zo ver moest komen is een schande voor een ontwikkeld land. Dat iemand als Ben Meulenbeld met zijn kennis verdwijnt voor Nederland. En ook voor Zuid-Azië. Want het Tropenmuseum werkte altijd twee kanten op. In de tijd van vroeger. Ooit.

Foto: Lucebert, de dichtregel ‘alles van waarde is weerloos‘ uit het gedicht ‘De zeer oude zingt‘ in neon op de dakrand van de Willem de Kooning academie in Rotterdam.

Een reconstructie van Lucebert en Dolores Hawkins

Surfen op het internet ontsluit de hele wereld. Zelfs de eigen boekenkast. Dit zoeken bestaat uit het onderscheiden van dwarsverbanden en het vermijden van valkuilen. Eerder een reis in de tijd dan in de ruimte. Teruggaan naar vroeger is het laag voor laag wegschrapen van opgehoopte aarde. In de mal is het verleden bevroren. Deze keer paste Dolores Hawkins erin.

Lucebert publiceert in november 1953 de bundel van de afgrond en de luchtmens met het gedicht ‘aldus belde ik de wereldbekende dolores hawkins op:’ Het gaat over een telefoongesprek met Dolores Hawkins dat niet goed eindigt. Was de titel ironisch bedoeld? Ik had nog nooit van Dolores Hawkins gehoord. Maar wellicht was ze in 1953 wereldberoemd. Wie was zij en waarom vereeuwigde Lucebert haar in een titel?

Dolores Hawkins maakt met Gene Krupa in 1948 de korte film Thrills of Music: Gene Krupa and His Orchestra. Zij speelt zichzelf en zingt Bop Boogie. In januari 1949 zingt ze nogmaals dit nummer dat in 1955 op Gene Krupa’s Sidekicks verschijnt. Op 9 mei 1949 neemt ze met Gene Krupa Watch Out op. Vermoedelijk verschijnt dit album nog datzelfde jaar.

Simon Vinkenoog zegt in 1971: In diezelfde tijd, de eerste helft van de jaren vijftig, maakte Lucebert zijn gedicht ‘Hallo hallo Dolores Hawkins’, naar aanleiding van een plaat die hij bij mij gehoord heeft en die in mijn bezit was. Vinkenoog parafraseert de titel en we mogen hopen dat zijn geheugen hem niet in de steek laat.

Wat weten we? Dolores Hawkins is een matig bekende actrice en incidentele zangeres die in de jaren 1948-1949 aan de Westkust met het orkest van Gene Krupa enkele nummers opneemt. Lucebert hoort enkele jaren later op een 78-toeren plaat Dolores Hawkins bij Simon Vinkenoog en is onder de indruk. Voldoende om er een gedicht op te associëren.

Is het verhaal rond? Er blijven altijd onzekerheden en losse eindjes. De smaak van Lucebert voor Gene Krupa verbaast me. Toch een drummer die de showkant opging. Nadat-ie in 1943 betrapt was op het gebruik van verdovende middelen zat zijn loopbaan op slot. De plaag van veel jazzmusici uit die tijd.
 Maar Watch Out met Roy ‘little jazz’ Eldridge op trompet klinkt goed.

Van de Watering geeft aan bij de verantwoording van Luceberts Verzamelde Gedichten, 1974 dat Lucebert later de titel ‘aldus belde ik de wereldberoemde dolores hawkins op:’ schrapt. Bij publicatie van Poppetgom in 1971. Blijkt Dolores Hawkins toch niet zo wereldberoemd te zijn als Lucebert in 1953 dacht? Het blijft gissen, we zullen het nooit weten.

Wat heeft de zoektocht opgeleverd? In elk geval de bevestiging van het inzicht dat op internet bijna alles over populaire cultuur te vinden is. Of het zinvol is om ernaar op zoek te gaan betwijfel ik overigens. Voor een keer is het aardig om te reconstrueren hoe het ook al weer zat. Bijvangst is een stukje over Lucebert en Dolores Hawkins. Nu weet u het ook.

Foto: Dolores Hawkins en Gardner McKay

Kunst zonder oren 1

Is kunst het kind van de rekening? Het lijkt erop. Met name hedendaagse kunst wordt slecht begrepen. Dat betreur ik als liefhebber van beeldende kunst, film, literatuur en muziek. Het is een proces van jaren dat het zover is gekomen. Het raakt me recht in het hart. Kunst heeft geen reputatie, heeft geen oren zoals men zegt. In een serie van drie ga ik er op in.

Steden als Utrecht kenden nog in de jaren ’70 en ’80 (vdve) PvdA-wethouders van cultuur die op de bres stonden voor kunst. Die de gemeentelijke kunstinstellingen altijd het voordeel van de twijfel gunden. Befaamde ouderwetse sociaal-democraten in de lijn van Monne de Miranda en Henri Polak die vanuit hun eigen opvoeding en het voorbeeld van William Morris wisten dat kunst meer was dan kunst alleen.

Dat idee vindt nu nog nauwelijks bijval. Geen enkele socialist of links-liberaal komt in het openbaar nog vol vuur op voor cultuur. Passie voor kunst maakt verdacht. In de visie van de oude SDAP’ers was kunst een middel van permanente educatie en verheffing van de burgers. Volgens het principe van Johan Rudolf Thorbecke namen ze afstand van de kunst en lieten dat in goed vertrouwen aan de professionals over. Dat bleef niet zo.

Charles Esche en Steven ten Thije borduren verder op dit aspect. Dit principe schept volgens de staf van het Van Abbemuseum een bufferlaag van experts tussen parlement en veld (..) die vanuit een pseudoautonomie de regering adviseren. Ofwel, de BV Kunsteend van de Kunst keurt BV Kunsteend en zegt dat het goed is. Het zet de geloofwaardigheid van de kunst op het spel. Een zwakte die in tijden dat instituties moeten inleveren de kunsten van Nederland verzwakt.
 
Hoe gaat het immers als een PvdA-er of GroenLinkser in een grote stad wethouder van cultuur wordt? In lijn van oud-staatssecretaris van cultuur Rick van der Ploeg zijn door links het doelgroepenbeleid en de marktwerking vooropgezet. Zoals ook in zorg en onderwijs zijn de professionals uit de sector op afstand gezet door de introductie van een pseudoautonomie van deskundologen en managers. Kunstenaars zijn vervreemd in hun eigen specialisme.

Tandeloze kunst is geen kunst, maar maatschappelijk behang in de anti-chambre van de macht. Kunst moet een positie innemen, zonder pamflettistisch te worden. Dat laatste leidt tot een reductie van de werkelijkheid. Kunst moet zoeken naar abstracties, naar het achterliggende mechanisme, naar een hogere waarheid om het duur te zeggen, zonder eenzijdig partij te kiezen. Die positie is haar vrijheid.

Sommige kunstenaars hebben zich te eenzijdig vereenzelvigd met politiek. Kunst en politiek kunnen elkaar naderen, maar nooit samenvallen. Kunstenaars moeten zich in een vrije samenleving nooit binden aan politiek. Zo verliezen ze bewegingsvrijheid en eigenzinnigheid. Ze besmetten hun métier.

Een deel van de kunstwereld heeft zich uitgesproken tegen Wilders. Als deel van een brede beweging tegen de PVV. Dat kan, maar werkt alleen als het verstandig gebeurt. En juist dat ontbreekt. Vraag is of dat nog kan veranderen als de PVV een omslag maakt om kunst en cultuur te annexeren in een boodschap van volkse eigenheid. Links claimt onterecht culturele hegemonie. Da’s geen bezit van een klasse of groepering.

Is het een wonder dat Wilders met steun van CDA en VVD de kunst hard aanpakt? Het gaat niet om kaalslag van de culturele infrastructuur, die staat in het welvarende Nederland nog redelijk overeind, maar om het gebrek aan empathie door politici met kunst en kunstenaars. Door de politiek worden kunstenaars als leprozen gezien. In het verlengde van staatsbezoeken mogen ze soms opdraven. Maar terwijl bijna alle kunstsectoren hoge kwaliteit bieden ligt hun reputatie bij de politiek aan flarden.

In Nederland hecht geen enkele stroming of politieke partij waarde aan kunst. De PVV in haar afkeuring nog het minst. De waardering voor hedendaagse kunst die de maatschappij op scherp zet en bijt in de hand die het voedt is nog lager. Kunst wordt als een sluitpost gezien of onder modieus Berenschot-proza ingezet als economisch wondermiddel.

Diepere zin van kunst die het mensen mogelijk maakt naar zichzelf te kijken en ze uit hun eigen situatie opheft wordt niet meer begrepen. Of in elk geval onvoldoende erkend. Zoals de dichter zei is alles van waarde weerloos. Veelzeggend is dat het CDA dat omvormde tot Alles van waarde is weerbaar. Politiek misbruikt de kunst die onbegrepen achterblijft. Zonder oren.

Foto: William Morris. Cray, 1883-4. Illustratie.