In media wordt het beeld opgeroepen dat de weigering van het Utrechtse college om een advies uit mei 2016 van een Advies Commissie Cultuur over Museum Oud Amelisweerd (MOA) voor een jaarlijkse subsidie van 75.000 euro niet over te nemen de nekslag voor dat museum is. Dat is in strijd met de feiten. Over 2014 vertoonde het MOA een tekort van 138.000 euro. Sinds 31 augustus 2012 exploiteert Stichting MOA landhuis Oud Amelisweerd. Vanaf het begin bestonden er over de exploitatie twijfels door de hoge kosten en de randvoorwaarden om inkomsten te genereren. Telkens werden plannen met de hakken of de sloot aanvaard door de Utrechtse raad. Dat kwam mede doordat andere exploitanten door de toenmalige cultuurwethouder Frits Lintmeijer (GroenLinks) niet waren aangezocht, zodat het MOA een machtspositie kon opbouwen en de Utrechtse raad aangewezen was op die ene exploitant van wie de bestuursvoorzitter in de marge van een commissievergadering kon uitroepen ‘ Wat is het alternatief?’ Nog steeds is het onverklaarbaar en niet in de volle openbaarheid gekomen waarom Lintmeijer eind 2010 geen openbare aanbesteding of pitch voor de bestemming van landhuis Oud Amelisweerd uitschreef, maar Utrecht in een chantabele positie liet belanden.
Daarnaast stelde Stichting MOA in de plannen dat ‘in de nieuwe situatie’ naar verwachting de ‘inkomsten door derden’ hoger zouden zijn dan in de oude situatie in Amersfoort. De gemeente Utrecht nam deze prognoses over, maar stelde wel dat het in de praktijk bewezen moet worden. Deze verwachtingen werden gefundeerd bevonden, maar bleven een papieren werkelijkheid. En zoals al in 2011 gevreesd werd ging het mis omdat de papieren in de plaats kwam van de echte werkelijkheid. De inkomsten door derden vielen tegen. Deels was dat buiten de schuld van Stichting MOA door de teruglopende economie en de afgenomen sponsoring van kunst en cultuur door rijksoverheid en bedrijfsleven, maar deels was het wensdenken tegen elk realisme in.
Nu halen de media twee aspecten door elkaar: het vastgoed en de bedrijfsvoering van de huidige exploitant. Met de suggestie dat die strikt met elkaar verbonden zijn. Dat is een misverstand. Uit debatten in de Utrechtse raad blijkt dat de partijen vanaf het begin onderscheid maakten tussen het vastgoed en de exploitant. Hoewel vooral GroenLinks het er moeilijk mee had. De gemeente Utrecht zag het als haar taak om landhuis Oud Amelisweerd op orde te brengen met een investering van 1.666.000 euro, waarna een exploitant het vastgoed mocht gebruiken onder de voorwaarde dat het zichzelf financieel zou bedruipen.
Na het besluit van het Utrechtse college om MOA voor de komende 4 jaar geen jaarlijkse subsidie van 75.000 euro toe te kennen is het museum niet bij de pakken neer gaan zitten, maar een publiciteitsoffensief gestart. De echte reden voor het niet opvolgen van dit advies is dat niet de gemeente Utrecht, maar exploitant Stichting MOA verantwoordelijk is voor de exploitatie. Een commissiebrief van 13 december 2011 maakt dat duidelijk: ‘De gemeente Utrecht als eigenaar van het vastgoed wordt in financiële en beheersmatige zin niet verantwoordelijk voor de exploitatie, de Armandocollectie en de nieuwe museumstichting.’
MOA benadert direct of via organisaties die het voor zich laat spreken media met de boodschap dat investeringen in erfgoed en kunst noodzakelijk zijn en zet Utrechtse politieke partijen onder druk om de subsidieaanvraag te heroverwegen. Landelijke media opereren onzorgvuldig en geven een verkeerd beeld door te spreken over ‘het schrappen van een subsidie’ zonder de achtergronden van de besluitvorming over Museum Oud Amelisweerd te geven. Zoals de NOS in een artikel doet. Maar er wordt geen subsidie geschrapt, maar een advies van een cultuurcommissie niet opgevolgd omdat het in strijd is met gemaakte afspraken tussen raad en gemeentebestuur, en college en Stichting MOA over de verantwoordelijkheid van de exploitatie. Dat was alle betrokkenen bekend, zodat de aanvraag voor een cultuursubsidie bij de gemeente Utrecht door de Stichting MOA als eenzijdig opzeggen van deze afspraak opgevat kan worden.
Partijen in de Utrechtse raad staan voor een dilemma. Ze zijn in 2012 in zee gegaan met exploitant Stichting MOA zonder dat er in de jaren 2010-2011 door het Utrechtse gemeentebestuur serieus gekeken is naar alternatieven. Deze bestonden wel, maar zijn nooit op tafel gekomen. Daarbij speelde een politieke afspraak tussen de gemeenten Utrecht en Amersfoort een rol omdat deze laatste gemeente eenzijdig een juridische afspraak uit 1998 over het Armando Museum verbrak. Toenmalig voorzitter Gerard de Kleijn van Amersfoort in C noemde dat ‘onbehoorlijk bestuur’ van het Amersfoortse college. De gemeente Utrecht liet het probleem op haar bordje schuiven. Nu blijkt uit te komen wat altijd al vermoed werd en als mogelijkheid in alle officiële documenten van die tijd werd geschetst, namelijk dat de huidige exploitant Stichting MOA het niet redt.
De partijen die de intentie hebben om landhuis Oud Amelisweerd een culturele of museale bestemming te laten behouden moeten goed beseffen wat dat inhoudt. Raadsleden moet kunnen oordelen aan de hand van de feiten. Een begin van een oplossing bestaat eruit dat via cultuurwethouder Kees Diepeveen aan een beleidsambtenaar van het type Hans van Oort gevraagd wordt om binnen enkele weken in een notitie in kaart te brengen 1) hoe de afspraken tussen de gemeente Utrecht en de huidige exploitant Stichting MOA luiden over het gebruik van het vastgoed en de investeringen, 2) wat hiervan de financiële consequenties zijn en 3) wat de voor- en nadelen van de terugvaloptie of een andere exploitant zijn. Het is in het belang van gemeente en publiek dat landhuis Oud Amelisweerd een levensvatbare exploitant heeft en dat het debat niet gegijzeld wordt door emoties. Maar vooral: het is in het belang van het vertrouwen in de politiek dat het zich aan eigen afspraken houdt zonder die oneigenlijk op te rekken, ook als dat betekent in een zure appel te moeten bijten.
Foto: Benedenkamer landhuis Oud Amelisweerd. Tentoonstelling ‘De verboden kamers van Amelisweerd. Exotische ambiances in de Chinese salons met Chinese kunst’ met Ben van Os. Foto: Paul van Galen, 1991.