Een ruim gedefinieerde identiteit biedt vooral voordelen

Hoe verwaand is het voor mensen om de eigen identiteit centraal te zetten? Hoe verstandig is het voor mensen om de eigen identiteit centraal te zetten? Dat zijn vragen die het publieke debat rond de coronacrisis oproepen. Ineens zien allerlei (onheils)profeten de kans schoon om een tegenstelling te creëeren tussen geloof en wetenschap, feiten en leugen, waarheid en onwaarheid of individu en gemeenschap.

Identiteit heeft een mens als sociaal wezen nodig. Simpelweg om zich tegenover anderen een houding te geven. Maar identiteit is daarbij geen einddoel, maar een middel. Ofwel, het is onverstandig om identiteit te scherp en te vaststaand te definiëren. Dan wordt identiteit een blok aan het been dat niet ruimte geeft, maar ruimte inperkt. Dan is identiteit een gevangenis. Een zelfgegraven valkuil waaruit men niet kan ontsnappen.

Mensen hebben meerdere identiteiten. Dat kan te maken hebben met de plaats van herkomst, de levensovertuiging of de religie van herkomst, de woonplaats, het beroep, de sekse, de interesses, en dat alles in wisselwerking en combinatie met elkaar. Identiteit verandert voortdurend, naargelang de mens verandert.

Het is verstandig om een omlijning te zoeken. Dat geeft de eigen identiteit ruimte. Een contour waarbinnen men kan functioneren. Zo beschouw ik mezelf als aanhanger van het secularisme. Dat kiest niet voor of tegen een specifieke religie of levensovertuiging, maar kiest voor de omlijning daarvan die alle godsdiensten en levensovertuigingen gelijkwaardig waardeert. Daarnaast heb ik nog wel een individuele overtuiging, maar die hoef ik niet voorop te zetten in het publieke debat. Ik promoot de contouren van het secularisme.

Zo kan men ook een politieke identiteit zoeken. In mijn geval het links-liberalisme dat een grote bandbreedte heeft en in theorie verschillende politieke partijen en stromingen omvat. Op dit moment ben ik politiek dakloos omdat er geen enkele Nederlandse politiek partij is bij wie ik me thuisvoel. Maar dat is geen beletsel omdat ik in grote lijnen weet wat het links-liberalisme inhoudt en ik mijn politiek identiteit altijd tijdelijk bij een partij kan onderbrengen zonder de flexibiliteit te verspelen om vervolgens een andere keuze te maken.

Is er geen nadeel aan een laconieke opstelling die de eigen identiteit ruim opvat? Het antwoord daarop heeft te maken met de groepsimmuniteit. Als iedereen gaat voor een ruim gedefinieerde identiteit, dan kan ik daar ook voor gaan. Het wordt anders als ik de uitzondering ben omdat iedereen een scherp gedefinieerde in praktijk gebrachte identiteit heeft. Als secularist ben ik machteloos tegenover horden religieuze hardliners. Als links-liberaal ben ik machteloos tegenover horden rechts- of links-radicalen die geen tolerantie voor andersdenkenden hebben. Dan ben ik verplicht om als tegenwicht mijn identiteit aan te passen. Niet eerder.

Zo kan iedereen voor zichzelf beredeneren dat het hoogmoedig is om de eigen identiteit het alpha en omega van ons leven te laten zijn. Slim is om ontspannen door het leven te gaan door identiteit ruim te formuleren, zonder daar trouwens maatschappelijke betrokkenheid mee te verliezen. De omlijning zorgt ervoor dat men gerust positie kan blijven kiezen binnen de gekozen contouren. Als neveneffect levert dat de winst op dat men flexibel kan bewegen. De verbinding met de ander wordt er makkelijker op omdat er meer overlapping is.

Foto: Expo 58: le pavillon du Congo. Credits: © Le Soir.

Kiezen tussen D66 en GroenLinks. Hoe de stemkeuze beredeneren?

look_outs_aboard_hms_ashanti_whilst_escorting_a_russian_convoy_march_1942-_a8202

Gisteren vroeg iemand me op FB wie goed en wie slecht is. Dat naar aanleiding van m’n commentaar op de brief van Mark Rutte en de selectieve hufterigheid die ik met velen daarin las. De laatste 24 uur wordt die hufterigheid van de VVD nog eens extra benadrukt door de nieuwste ontwikkelingen over de Teevendeal (‘de bonnetjesaffaire’) als gevolg van de onderzoeksjournalistiek van Bas Haan van Nieuwsuur. Het verschil tussen mooie verkiezingspraatjes en de werkelijkheid, tussen schijn en wezen, kan bijna niet groter zijn. De timing zit de VVD tegen. De mooie woorden van Rutte tonen nog potsierlijker en meer misplaatst dan ze al waren.

Iemand schreef op FB: ‘Iedereen moet maar zijn eigen keuze maken, de politiek is toch niet te vertrouwen.’ Daar antwoordde ik op: ‘Nou, dat is weer te veel van het goede. Het gaat om het verschil tussen goede en slechte politiek.’ Waarop dus de vraag aan me gesteld werd wat dan goede en slechte politiek was. Ik kwam niet weg met het antwoord dat iedereen dat maar voor zichzelf moet uitmaken. Uiteindelijk antwoordde ik: ‘Ik kan hooguit zeggen welke partijen op dit moment op m’n shortlist staan. Dat zijn D66 en GroenLinks. Maar ik zou daarmee niet willen suggereren dat dat goede partijen zijn.’ Met de belofte om dat nader toe te lichten. 

Partijen in het politieke landschap van Nederland lijken nog meer dan anders in te delen in tegenstellingen die niet exclusief zijn. Anders gezegd, partijen kunnen op de ene tegenstelling niets gemeenschappelijk hebben, maar op een andere tegenstelling raakvlakken of overeenkomsten vertonen. Dat maakt het vergelijken van partijen lastig. De volgende tegenstellingen zijn aan te wijzen als de belangrijkste kenmerken: 1) links-rechts (sociaal-economie); 2) progressief-conservatief (sociaal-cultureel; identiteit); 3) pro- en anti-EU; 4) religieus-vrijzinnig; 5) democratisch-anti-democratisch; 6) kwaliteit en doelmatigheid van leider en partijorganisatie.

Niet iedere kiezer vindt voor de eigen afweging hetzelfde kenmerk even belangrijk. Waar de één de relatie tot de EU vooropzet, zet de ander de economische situatie centraal. Of het religieuze karakter van de partij of het idee over identiteit en nationalisme. En op een bepaald kenmerk kan men natuurlijk ook verschillend denken.

Op mijn huidige shortlist fungeren de twee als links-liberaal te omschrijven partijen D66 en GroenLinks (GL). Ze hebben veel gemeen, maar verschillen ook sterk. Ze zijn de twee meest uitgesproken pro-EU partijen (3). Sociaal-economisch is D66 rechts en GL links (1). Sociaal-cultureel zijn ze allebei progressief (2). Ook zijn ze vrijzinnig (4). D66 is een door en door democratische partij, GL kent anti-democratische elementen. Of liever gezegd D66 steunt het idee van democratie onvoorwaardelijk, terwijl daar bij GL met een oude kern van anti-democratische kaderleden twijfel over bestaat (5). D66 is een coherente partij met een niet al te aansprekende leider, terwijl GL een onsamenhangende partij met gefragmenteerd gedachtengoed en een sterke leider is (6).

Deze opsomming geeft aan hoe lastig kiezen het al is tussen twee partijen die programmatisch dicht bij elkaar liggen. Het is niet makkelijk te beantwoorden wat een kiezer het zwaarste moet laten wegen. Tegen het einde van een campagne wordt de inschatting van de kwaliteit van partij en leider steeds belangrijker. Hoe opereren ze strategisch en sorteren ze verstandig voor op de onderhandelingen na de verkiezingen? De PVV kan de grootste of op een na grootste partij worden, maar heeft zich buitenspel gemanoeuvreerd door een harde politieke en persoonlijke toon naar de andere partijen. Fouten worden afgestraft en kiezers haken graag aan bij een leider of partij die het beeld van een winnaar vertoont en perspectief heeft voor na de verkiezingen.

Als Jesse Klaver (GL) zich in m’n ogen niet waarmaakt of de beslissing neemt om de toenadering van de PvdA en SP te gedogen en goed te praten zal ik in gedachten GL van mijn shortlist schrappen. Als Alexander Pechtold (D66) teleurstelt in debatten of interviews dan maakt dat nog geen verschil omdat zijn kwaliteit niet de reden is dat D66 op mijn shortlist staat. Maar als D66 als partij beslissingen neemt over vrijzinnigheid, de EU of directe democratie die afwijken van wat ik van die partij op z’n minst verwacht, dan schrap ik D66. Nieuwe partijen kunnen op m’n shortlist komen als ze de kenmerken vertonen die ik van een partij verwacht. Rechts-populistische of christen-democratische partijen zullen dat niet zijn omdat die voor mij de verkeerde kenmerken vertonen. Als op 15 maart 2017 geen enkele partij meer op mijn shortlist blijkt te staan, dan ga ik niet stemmen. Niet door een tekort aan politieke interesse, maar vermoedelijk door een teveel eraan.

Foto: Uitkijkposten aan boord van HMS Ashanti dat een Sovjet-convooi escorteert, maart 1942.

Clingendael: selectieve verontwaardiging van Ko Colijn. Waarom?

nrc

Politici en opiniemakers geven (bijna) nooit toe dat ze het bij het verkeerde eind hebben gehad, een dreiging hebben onderschat, of hun eigen kunnen overschat. Zo zal geen enkele politicus toegeven dat de introductie van de euro verkeerd is verlopen. En zo horen we geen mea culpa nu de dreiging van islamitisch terrorisme toeneemt.’ Aldus Peter van der Ham in de NRC van afgelopen maandag die ondertekende met ‘verbonden aan Instituut Clingendael in Den Haag’. Die ondertekening mag niet van directeur Ko Colijn van Clingendael, omdat het onderwerp buiten de focus van Clingendael zou vallen en niet aansluit bij wat Van der Ham daar doet. Zijn expertise is: Security and Terrorism, Diplomacy and Foreign Affairs, Global Issues and Asia.

Wat doet volgende zinsnede in een opinieartikel van Adriaan Schout dat twee jaar geleden in NRC verscheen: ‘Landen zijn politiek en economisch dermate gebonden aan de EU dat exitopties hooguit leuk zijn voor de borreltafel en PVV-vergaderingen.’ En wat te denken van Adriaan Schout en Arnout Mijs in hun evaluatie van verkiezingsprogramma’s van Nederlandse politieke partijen in de bundel Rijk achter de dijken? (2012): ‘Behalve de eenzijdige PVV – uit de euro en de EU – zijn de andere partijen inclusief de SP genuanceerder, maar desalniettemin met de nodige EU-kritische ondertonen.’ Kortom, publicaties van Clingendael gaan niet altijd uitsluitend over internationale betrekkingen en zien af van evaluaties en kwalificaties van Nederlandse politieke partijen. Want om Nederland te duiden is het soms nodig om in te gaan op de binnenlandse situatie vanuit een perspectief van binnenuit. Wat Peter van der Ham in genoemd opinieartikel in NRC doet.

Een specialisme van Van der Ham is veiligheid en terrorisme en dat thema werkt hij in genoemd artikel uit: ‘PVV-leider Wilders waarschuwt sinds jaar en dag voor de dreiging van het islamitisch terrorisme. En terwijl terroristen met de koran in de hand moorden, blijven alle links-liberale partijen volhouden dat dit niets met de islam te maken heeft.’ Wellicht had hij er beter aan gedaan minder accent te leggen op de Nederlandse partijpolitiek om directeur Colijn geen aanleiding te geven voor zijn terechtwijzing. Maar da’s een kwestie van maatvoering. Zijn artikel gaat wel degelijk over veiligheid en terrorisme. Het legt directe verbanden met internationale ontwikkelingen in Duitsland, Turkije, Jemen, de Golfstaten en Saoedi-Arabië.

Is het censuur van Colijn? Nee, maar hij is wel selectief in het handhaven van de regels en het naar buiten treden met een terechtwijzing. In andere gevallen ziet hij overtredingen door de vingers. Waarom Colijn in het geval van Van der Ham wel op zijn strepen staat is de vraag. Colijn had dit binnenskamers op kunnen lossen. Clingendael wordt niet beschadigd. Het laatste woord is aan Van der Ham: ‘Ten slotte moet de haat jegens de persoon Geert Wilders niet worden onderschat. Links-liberaal Nederland laat zich voorstaan op de eigen tolerantie en ruimdenkendheid, die echter abrupt ophoudt wanneer het over Wilders en de PVV gaat. Nu de PVV gelijk lijkt te krijgen over de groeiende dreiging van de islam, wordt er nog een tandje bijgedaan om Wilders te marginaliseren en demoniseren. Deze strategie dient tevens om de PVV-achterban te intimideren.

Foto: Schermafbeelding van verklaringReactie opiniestuk NRC Handelsblad 26 januari 2015’ van Instituut Clingendael.

GroenLinks mist opdracht voor groene partij van de toekomst

Er gaat onder voorzitterschap van burgemeester Eduard van Zuijlen van het Groningse Menterwolden tot uiterlijk april 2013 een interim-bestuur aan de slag bij GroenLinks. Het interim-bestuur bereidt het partijcongres voor. Dus een doorstart. Maar heeft GroenLinks niet elke geloofwaardigheid en bestaansrecht verloren? Onbegrijpelijk is waarom in de opdracht aan het interim-bestuur opheffing niet genoemd wordt.

Was het gebrek aan professionaliteit bij de leiding maar de enige oorzaak voor de afgang van GroenLinks geweest. In de publiciteit zijn allerlei problemen naar voren gekomen: de praat- en vergadercultuur, de partijbaronnen, de verdeeldheid tussen vrijzinnig-liberalen en de rest van de partij, het gebrek aan aandacht voor milieu en duurzaamheid. In ieder geval resteert er een flets profiel. Ook de slechte peilingen waren niet de oorzaak. De verleiding om de fout niet in eigen gelederen te zoeken leidt nu tot een leven na de dood.

Gepast om te constateren dat GroenLinks landelijk nooit aan de verwachtingen heeft voldaan. Ook onder Rosenmöller werden niet meer dan 11 zetels behaald. Altijd werd er gehoopt op meer met vergezichten over een linkse meerderheid die nooit in de parlementaire geschiedenis van Nederland is gerealiseerd. Zelfs in 1973-1977 onder Joop den Uyl niet. Die vlucht in visioenen en vergezichten zegt dat GroenLinks los staat van de politieke werkelijkheid. Dat relativeert het gebrek aan leiding van nu. Dat zoekt de oorzaak dieper.

Een vlucht in visioenen en vergezichten had positief aangewend kunnen worden als het een pleidooi voor de inhoud was geworden. Maar de vlucht bleef steken in machtspolitiek. Als Jolande Sap iets te verwijten valt is het dat ze niet de groene inhoud liet spreken. Extra meelijwekkend was dat ze op een linkse meerderheid hintte. Sap was de enige politicus in de campagne die serieus een verkeerd vergezicht als uitgangspunt nam.

De documentaire Power to the People van VPRO’s Tegenlicht schetst onbedoeld toekomstige overbodigheid en gemiste kansen van GroenLinks. Dat gaat over kleinschaligheid, zelfvoorzienende energie en zelfredzaamheid van burgers. Het tekent de contouren van de duurzame samenleving van de toekomst. Weg van de grote verbanden en bedrijven, op weg naar baas in eigen huis. Daaruit volgt gemeenschapszin en sociale gelijkheid.

Als GroenLinks visie had gehad, dan had het in de campagne maatschappelijke trendsetters gemobiliseerd om te hinten naar dat toekomstbeeld en het losjes in haar programma gevoegd. Dan had het zich onderscheidend gemaakt. Dat gemis maakt nu de weg vrij voor een groene partij van de toekomst. Die verder kijkt dan het Binnenhof en ministersposten. Een partij met een belast verleden als GroenLinks staat dat ideaal in de weg.

Foto: Pavel Constantin, Greenwashing, 2011

GroenLinks als tweederangs partij kan beter ophouden te bestaan

De pers meet het breed uit: De chaos in GroenLinks is compleet. Na partijleider Jolande Sap en het voltallige partijbestuur stapt nu ook voorzitter van de evaluatiecommissie Andrée van Es op. In een verklaring laat de partij weten dat Van Es zich terugtrekt omdat de suggestie dat ze als voorwaarde voor het voorzitterschap zou hebben gesteld dat Sap moest aftreden aan publiciteit wint. De partij ontkent dit, maar geeft toe dat Van Es na het aanvaarden van het voorzitterschap aan zowel Sap als partijvoorzitter Heleen Weening liet weten dat ze zouden moeten opstappen. Van Es wil de evaluatiecommissie niet in opspraak brengen en trekt zich terug.

GroenLinks is geen partij zonder ideeën. Het heeft er misschien eerder te veel. Leden geven hun evaluatie over de verkiezingsnederlaag in de discussie van het wetenschappelijk bureau de Helling. Die van Frank Hemmes is interessant. Het verscheen eerder op Vrij-Zinnig. Hemmes verwijt het GroenLinks van de afgelopen jaren hoogmoed. Hij toont naar mijn idee overtuigend de overbodigheid van de partij op de electorale markt aan. Het heeft niets unieks dat andere partijen niet bieden. D66, PvdD, PvdA en SP doen dat veel beter.

Over het ontbreken van het eigen gedachtengoed: ‘Het voornaamste probleem is dat GroenLinks niet uit lijkt te stijgen boven een incoherente verzameling standpunten die bij elkaar gehouden moeten worden door een links-liberaal groen vernis. Er is als het ware geen ideologische kern, zoals het liberalisme of de sociaaldemocratie dat is, van waaruit de standpunten uitgelegd kunnen worden en waaraan een vast electoraat zich kan binden.‘ En: ‘In plaats van een solide kern zijn er meerdere facetten die allemaal een andere kiezersgroep aanspreken. Er is een groen facet, een vrijzinnig-liberaal facet en een sociale kant.’

Over het ontbreken van politieke traditie: ‘Maar de echte hoogmoed van GroenLinks zat hem in de manier waarop de partij haar boodschap de afgelopen jaren uitdroeg. Het constante verkondigen dat het progressieve of radicale midden het alfa en omega van de nieuwe politiek in de 21e eeuw was, en dat begrippen als socialistisch, liberaal, links of rechts verouderd waren en hadden afgedaan. Als er iets is dat door de huidige verkiezingen, waarin links en rechts duidelijk de spil vormden, is gelogenstraft, dan is het dat waanidee wel. De arrogantie en pedanterie van wat in feite een tweederangs partij is om met onverholen minachting te beweren dat links en rechts achterhaalde begrippen zijn, terwijl voor veel kiezers deze tweedeling nog springlevend is, heeft GroenLinks nu de marge ingeduwd.

Over de toekomst: ‘Wil GroenLinks haar bestaansrecht behouden en meer zijn dan een marginale partij, dan zal het een eigen, unieke, herkenbare en vooral samenhangende ideologie of verhaal moeten ontwikkelen. Doet het dat niet, dan kan elke kiezer inmiddels bij een andere partij op zoek naar ideeën en macht.’

Hemmes neemt geen ruimte om de ontstaansgeschiedenis te schetsen. De fusie in 1990 van de vier uiteenlopende partijen CPN, PSP, PPR en EVP was een valse start die nooit goedgemaakt is. Nooit werd het een geheel. Als stemmer op de PSP heb ik nooit de overstap naar GroenLinks kunnen maken dat twee religieuze partijen (PPR en EVP) en de crypto-religieuze CPN omvatte. Dat getuigende en zalvende is vanaf het begin in GroenLinks gaan zitten. Onder Ina Brouwer of Paul Rosenmöller meer dan onder Femke Halsema. Dit komt niet precies overeen met de verklaring van Frank Hemmes over hoogmoed, maar geeft wel raakvlakken aan.

De remedie voor de toekomst lijkt duidelijk. GroenLinks kan ophouden te bestaan en zich opsplitsten. Een socialistisch-pacifistische kern heeft als zelfstandige partij bestaansrecht door een onderscheidende ideologie en kan zich vernieuwen door het gedachtengoed dat in de hackersgemeenschap leeft. De rest kan opgaan in bestaande partijen. Een liberaal-vrijzinnige kern in D66, een duurzame kern in de PvdD, de religieuze kernen in de ChristenUnie, en een socialistische kern in de PvdA. Een partij is ondergeschikt aan het gedachtengoed.

Foto: Affiche GroenLinks, lijst zes (PPR, PSP, CPN, EVP), 1989

Job Cohen relativeert, maar hoopt op progressieve volkspartij

In een NRC-interview van Marc Chavannes kijkt Job Cohen terug op zijn leiderschap van de PvdA. Naar eigen zeggen mislukte hij omdat-ie onvoorbereid was. Over Wouter Bos zegt Cohen: ‘Die had me laten weten dat er een moment zou komen waarop hij wilde stoppen als partijleider. Hij dacht dat ik degene was die het moest overnemen. Als je kijkt hoe het gelopen is kan je je afvragen waarom hij dat dacht.’ Sommigen dachten dat al vanaf het moment dat Cohen het van Bos overnam. Twijfels over Cohen werden ook hier herhaaldelijk geuit.

Job Cohen gebruikt het interview om afstand te nemen van de Haagse politiek en een staatsman-achtige pose aan te nemen. Als politicus die het allemaal gezien heeft en nu probeert boven de partijen uit te stijgen. Eindelijk vrij om te spreken. Terwijl Cohen als partijleider vooral PvdA-er was, neemt-ie daar nu afstand van: ‘Als je er middenin zit dan zie je de verschillen tussen cultuur en opvattingen van de partijen; van de SP, van de Partij van de Arbeid, van GroenLinks, van de Partij voor de Dieren; die zie je allemaal haarscherp. Sta je er wat verder vanaf, dan denk je, jongens, wat moeten we in hemelsnaam met al die partijen?’ 

Cohen ziet een fusie op links voor zich: ‘Nu ik op meer afstand sta, denk ik: waarom kan dat niet gewoon in één club? Niet nu, maar in de komende jaren zou je met een grote progressieve volkspartij zoveel sterker staan’. Cohen ziet dus de SP en de PvdA als progressieve partijen. De afgelopen week noemde de VVD’er Halbe Zijlstra D66 zijn favoriete partner. En D66 ziet zichzelf als kern van de vrijzinnige politiek die door kan groeien naar tientallen zetels. Als een Vrijzinnig Democratische Bond die de Doorbraak juist terugdraait.

Toch heeft Cohen gelijk dat herschikking van partijen nodig is. Het is alleen de vraag of dat volgens de lijnen moet die hij schetst. Recent waren er talloze centrum-linkse pogingen om de partijpolitieke verstarring te doorbreken. In december 2010 was er het initiatief van een fusie tussen D66 en GroenLinks. In september 2011 ‘Leden van zes PvdA-afdelingen starten een traject om de Nederlandse progressieve beweging van nieuwe ideeën en energie te voorzien‘. In december 2011 was er het initiatief van een vrijzinnige beweging tussen leden van D66, GroenLinks en PvdA. En Tofik Dibi sprak in mei 2012 over een progressieve bundeling.

Een herschikking kan ook bestaan uit  een vrijzinnig blok (D66, Piraten, delen GroenLinks, PvdA en VVD), een links-conservatief blok (SP, delen PvdA, PvdD en GroenLinks), een liberaal blok (delen VVD, Brinkman, 50Plus), een religieus blok (deel CDA, CU en SGP) en een conservatief blok (PVV, delen VVD en CDA). De herschikking die Cohen voor ogen staat is dus niet de enige mogelijkheid. Daarom zal niet snel gebeuren wat-ie voorziet.

Foto: Partijen

Islamkritiek helpt de positie van moslimvrouwen: Brendel en Dibi

Voormalig kandidaat-lijsttreker van GroenLinks Tofik Dibi stelt kamervragen over het adviseurschap van het instituut Dar-al’Ilm. Omstreden sharia-geleerde Haitham al-Haddad is spreker van dit instituut dat hem naar Nederlandse islamcongressen haalt. Dibi vraagt zich af hoe zich dat rijmt met een instituut dat Nederlandse overheden en instellingen adviseert. Want: ‘hoe kan een overheid zich in de ontwikkeling van haar beleid laten adviseren door organisaties die zich mogelijk laten inspireren door mensen met radicale denkbeelden’.

In zijn vragen verwijst Dibi naar oud AD-journalist Carel Brendel. Hij volgt al jaren radicale moslims en brengt hun samenwerking met overheden en instellingen in kaart. Zo ook Haitham Al-Haddad en Dar-al’Ilm. Brendel brak in een eerder stuk een lans voor Dibi toen deze door zijn eigen partij afgebrand werd. Brendel verklaart dat als een richtingenstrijd omdat Dibi onder Halsema opgeschoven is van activist  tot een links-liberaal die het opneemt voor de vrijheid van meningsuiting. Met deze kamervragen onderstreept Dibi deze observatie.

Dit verbond tussen Dibi en Brendel in hun zorg over de invloed van de radicale islam is nieuw. Het verbindt allochtonen met autochtonen en doorbreekt links-rechts tegenstellingen. De Roemeens-Nederlandse schrijfster Nausica Marbe voegt zich in een Volkskrant-column bij de kritiek op de ‘progressief wanende intellectuelen die het volk minachten die de sharia minachtend afwijzen’. Ze noemt oud NRC-hoofdredacteur Folkert Jensma en arabist Maurits Berger als ‘leunstoeldenkers’ die meisjes en vrouwen die lijden onder de sharia in de steek laten. Zo is Jensma weliswaar tegen een shariaraad, maar relativeert-ie de slechte positie van moslimvrouwen: ‘Huwelijksdwang is geen moslimmonopolie‘ en ziet-ie volop ruimte voor arbitrage.

De verbreding en hergroepering van islamcritici is een ontwikkeling die Geert Wilders de pas kan afsnijden. Allochtonen als Dibi en Marbe praten van binnenuit en ontzeggen de islam niet haar bestaansrecht, maar pleiten voor praktische aanpassingen. Met als doel dat overheden en instellingen er voortaan niet meer aan meewerken om onwetend en naïef de radicale islam te steunen. En er zo verantwoordelijk voor te zijn om de positie van moslimvrouwen in Nederland te verslechteren. De Nederlandse islam is gebaat bij zakelijke kritiek.

Foto: ‘Women attend a celebration of Libya’s liberation in Misurata on Sunday. Libya’s transitional leader said the country’s new constitution will be based on Islamic law, which raised fears about what would happen to women’s rights in the traditionally secular country’, oktober 2011

Dibi streeft bijdetijds naar nieuwe progressieve partij

Tofik Dibi kijkt over partijgrenzen heen. Juist nu hij bij GroenLinks als kandidaat-lijsttrekker partijleider Jolande Sap uitdaagt. Tegen Nu.nl zegt Dibi: ‘Als de progressieve partijen zo versplinterd blijven, zullen ze nooit een meerderheid halen om Nederland socialer te maken.’ Een vreemde uitspraak omdat de geschiedenis leert dat als progressieve partijen zich verenigen ze nog geen meerderheid halen. Daarbij komt dat PvdA en SP hebben gezegd voor links van het midden te kiezen, en niet voor progressief. Overigens een vaag begrip. Een progressieve meerderheid is op dit moment nog minder haalbaar dan vroeger toen het evenmin haalbaar was.

Toch zijn Dibi’s denkbeelden interessant. Oprichting van een partij tussen GroenLinks, D66 en mogelijk de Partij voor de Dieren kan vrijzinnige politiek focus en ambitie geven. Het is 66 jaar geleden dat de Vrijzinnig Democratische Bond opging in de PvdA die mislukte als Doorbraak. Maar eenzame voetsoldaten in PvdA, VVD, GroenLinks en D66 hebben nog steeds de doorbraakgedachte in hun ransel. Wanneer durven deze individuen de stap te zetten om tegen hun partijkaders in samen af te koersen op een progressief-liberale partij?

Recent zijn op centrum-links pogingen ondernomen om de verstarring te doorbreken. Omdat individuele leden van GroenLinks, D66 en PvdA teleurgesteld waren in hun eigen partij zochten ze in wisselende combinaties samenwerking over partijgrenzen heen. In december 2010 was er het initiatief van een fusie tussen D66 en GroenLinks. In september 2011 ‘Leden van zes PvdA-afdelingen starten een traject om de Nederlandse progressieve beweging van nieuwe ideeën en energie te voorzien‘. In december 2011 was er het initiatief van een vrijzinnige beweging tussen leden van D66, GroenLinks en PvdA. Alles zonder resultaat.

Foto: Verkiezingsaffiche van de Vrijzinnig Democratische Bond, 1918

Kunst zonder oren 2

Is kunst het kind van de rekening? Het lijkt erop. Met name hedendaagse kunst wordt slecht begrepen. Dat betreur ik als liefhebber van beeldende kunst, film, literatuur en muziek. Het is een proces van jaren dat het zover is gekomen. Het raakt me recht in het hart. Kunst heeft geen reputatie, heeft geen oren zoals men zegt. Deel 2 uit een serie van drie.

Het is opvallend hoeveel minder de interesse voor kunst dan voor sport is. Dat door de politiek wordt gezien als middel om volksgunst te winnen. Topsport heeft zich ontwikkeld tot een bezigheid die geen fundamentele vraag stelt over het menselijk bestaan. Maar veel ruimte krijgt. De omarming van sport door de politiek toont het gebrek aan inhoud van hedendaagse politici.

Kunst is de lakmoesproef. Niet voor goede smaak, maar voor ambitie. Zurig kleurt rood. De minachting van kunst en de hype-achtige omarming van sport tekent politiek denken dat tegen de volksgunst in geen leidende rol op zich durft te nemen.

Historisch beschouwd nemen beter opgeleiden op alle gebieden het voortouw. Zelfs revolutionairen als Lenin, Che Guevara, Castro zijn ooit opgeleid onder de voorwaarden van het oude regime dat deze revolutionairen later ging bestrijden. Zonder dat voortraject waren ze nooit in staat geweest om op de schouder van het bestaande verder te kijken en te domineren. Ook kunstenaars worden doorgaans gerecruteerd uit de betere klassen. Kunst zou geen luxe moeten zijn, maar een kunstopleiding is dat voor lagere sociale klassen wel.

Onvermijdelijk brengt op al deze terreinen de eigen achtergrond een vastgebakken manier van denken met zich mee. Zelfs als men zich als kunstenaar afzet tegen de klasse van oude conservatieven of nieuwe vrijgestelden, is men nog niet volledig verlost van oude gewoonten. Kunstenaars gebruiken instrumenten die ze in hun eigen bestaan gescherpt hebben en tot in de perfectie zijn gaan beheersen. Dat gaat verder dan  vormgeving alleen en zit ook in de manier van denken en culturele eigenaardigheden. Het eigen bestaan draait erin rond. Dat kan nooit losgekoppeld worden.

Daarmee kan kunst nog niet als luxe van bepaalde klassen beschouwd worden. Maar toch ontbreekt het evenwicht. Zonder in politiek of sociologisch vaarwater te verzeilen zou kunst in de werving en selectie breder en representatiever moeten putten uit de bevolking.

Kunst die als een beschermende jas om een maatschappelijke elite hangt is onvermijdelijk. En van alle tijden. Hoe oneigenlijk en potsierlijk het in sommige gevallen ook oogt. Het gaat samen met hedendaagse observaties die zeggen dat er nu een leidende culturele klasse ontbreekt die een standpunt inneemt, en dat de referentie ontbreekt. Wellicht is een pseudo-klasse die nog niet helemaal goed in haar jas weet te zitten in dat gat gesprongen. Elites wisselen elkaar af.

Bovenstaande heeft ook met de democratisering van het onderwijs te maken dat het minst in de kunstvakken doorgedrongen is. Als dat anders was, zouden bezwaren weggenomen worden. Zo’n doorbraak zou kunst bevrijden. Een deel van de scheefgroei valt de kunstwereld te verwijten. Maar het past van de andere kant de politiek niet om kunst als sociologisch of politiek speeltje te beschouwen. Dat versmalt kunst tot iets wat het niet is. Het ontkent de waarde van kunst.

Niemand kan de kunstwereld claimen. Behalve kunstenaars in hun eigen werkgebied, hebben beoordelaars en bestuurders van kunstinstituties een bovengemiddelde vinger in de pap. Da’s verklaarbaar, maar ongelukkig. Het lijkt vanuit de PVV beredeneerd verstandig om te proberen deze scheefgroei door nieuw cultuurbeleid en cultuurpolitiek recht te zetten. Beter dan kunst en cultuur zelf, of de financiering ervan, af te wijzen.

Kunst ontspoort waar het pamflettisme, of nog erger partijpolitiek wordt. Of een economische investering. Kunst heeft een andere opdracht. Een politiek correcte mening heeft niet per definitie iets met kunst te maken en wordt er vaak mee verward. Zelfs met een officieel stempel van een festival of instituut. Van de hedendaagse beeldende kunst is 85% waardeloos, maar niemand weet welk deel. De meest platte installaties of films vinden publiek. Kunst die niet naar alle kanten en naar alle machtshebbers of geldschieters kritisch is, houdt op kunst te zijn. Kunst kruipt niet in het hol van de zittende macht.

De noodzaak dat kunst ergens over gaat behoeft weinig onderbouwing. De esthetische functie van uitingen die taalwetenschapper Roman Jakobson ooit omschreef schiet tekort als het blijft steken in een vorm. Het moet urgentie kennen. Maar zonder vorm gaat het evenmin.

Waarom ligt kunst in de politiek zo onder vuur? Grotere steden besteden miljoenen per jaar aan betaald voetbal waarvan men weet dat het bedrijfseconomisch niet te verantwoorden is. Maar er wordt nauwelijks een fundamentele discussie over gevoerd. Lokale bestuurders zijn bang voor de macht van de straat. Voor de stenen door de eigen ruit. Dan is weerloze kunst die actieve publieke steun mist makkelijker te plukken.

Het gebrek aan weerbaarheid valt kunst te verwijten. Kunst moet niet inbinden, maar zich juist versterken en frontaal opstellen tegenover alle maatschappelijke lafheid en gemakzucht. Kunst is de slijpsteen die de geesten scherpt en motiveert. Da’s tevens haar doodvonnis omdat kunst door de macht ingekapseld wordt om onschadelijk te worden gemaakt.

Troost is dat door eigen veerkracht kunst zich er nooit onder laat krijgen. Het heeft meer waarde dan de gemakkelijke mening van de politiek veronderstelt. Wachten is op betere tijden. Weg van de aandacht voor religie en politiek cliëntelisme. Als het dan toch niet ander kan, dan maar terug naar het burgerinitiatief. Op weg naar een nieuwe 19de eeuw.

Foto: Jan-Peter Balkenende tussen de medaillewinnaars van de Olympische Winterspelen 2010

Kunst zonder oren 1

Is kunst het kind van de rekening? Het lijkt erop. Met name hedendaagse kunst wordt slecht begrepen. Dat betreur ik als liefhebber van beeldende kunst, film, literatuur en muziek. Het is een proces van jaren dat het zover is gekomen. Het raakt me recht in het hart. Kunst heeft geen reputatie, heeft geen oren zoals men zegt. In een serie van drie ga ik er op in.

Steden als Utrecht kenden nog in de jaren ’70 en ’80 (vdve) PvdA-wethouders van cultuur die op de bres stonden voor kunst. Die de gemeentelijke kunstinstellingen altijd het voordeel van de twijfel gunden. Befaamde ouderwetse sociaal-democraten in de lijn van Monne de Miranda en Henri Polak die vanuit hun eigen opvoeding en het voorbeeld van William Morris wisten dat kunst meer was dan kunst alleen.

Dat idee vindt nu nog nauwelijks bijval. Geen enkele socialist of links-liberaal komt in het openbaar nog vol vuur op voor cultuur. Passie voor kunst maakt verdacht. In de visie van de oude SDAP’ers was kunst een middel van permanente educatie en verheffing van de burgers. Volgens het principe van Johan Rudolf Thorbecke namen ze afstand van de kunst en lieten dat in goed vertrouwen aan de professionals over. Dat bleef niet zo.

Charles Esche en Steven ten Thije borduren verder op dit aspect. Dit principe schept volgens de staf van het Van Abbemuseum een bufferlaag van experts tussen parlement en veld (..) die vanuit een pseudoautonomie de regering adviseren. Ofwel, de BV Kunsteend van de Kunst keurt BV Kunsteend en zegt dat het goed is. Het zet de geloofwaardigheid van de kunst op het spel. Een zwakte die in tijden dat instituties moeten inleveren de kunsten van Nederland verzwakt.
 
Hoe gaat het immers als een PvdA-er of GroenLinkser in een grote stad wethouder van cultuur wordt? In lijn van oud-staatssecretaris van cultuur Rick van der Ploeg zijn door links het doelgroepenbeleid en de marktwerking vooropgezet. Zoals ook in zorg en onderwijs zijn de professionals uit de sector op afstand gezet door de introductie van een pseudoautonomie van deskundologen en managers. Kunstenaars zijn vervreemd in hun eigen specialisme.

Tandeloze kunst is geen kunst, maar maatschappelijk behang in de anti-chambre van de macht. Kunst moet een positie innemen, zonder pamflettistisch te worden. Dat laatste leidt tot een reductie van de werkelijkheid. Kunst moet zoeken naar abstracties, naar het achterliggende mechanisme, naar een hogere waarheid om het duur te zeggen, zonder eenzijdig partij te kiezen. Die positie is haar vrijheid.

Sommige kunstenaars hebben zich te eenzijdig vereenzelvigd met politiek. Kunst en politiek kunnen elkaar naderen, maar nooit samenvallen. Kunstenaars moeten zich in een vrije samenleving nooit binden aan politiek. Zo verliezen ze bewegingsvrijheid en eigenzinnigheid. Ze besmetten hun métier.

Een deel van de kunstwereld heeft zich uitgesproken tegen Wilders. Als deel van een brede beweging tegen de PVV. Dat kan, maar werkt alleen als het verstandig gebeurt. En juist dat ontbreekt. Vraag is of dat nog kan veranderen als de PVV een omslag maakt om kunst en cultuur te annexeren in een boodschap van volkse eigenheid. Links claimt onterecht culturele hegemonie. Da’s geen bezit van een klasse of groepering.

Is het een wonder dat Wilders met steun van CDA en VVD de kunst hard aanpakt? Het gaat niet om kaalslag van de culturele infrastructuur, die staat in het welvarende Nederland nog redelijk overeind, maar om het gebrek aan empathie door politici met kunst en kunstenaars. Door de politiek worden kunstenaars als leprozen gezien. In het verlengde van staatsbezoeken mogen ze soms opdraven. Maar terwijl bijna alle kunstsectoren hoge kwaliteit bieden ligt hun reputatie bij de politiek aan flarden.

In Nederland hecht geen enkele stroming of politieke partij waarde aan kunst. De PVV in haar afkeuring nog het minst. De waardering voor hedendaagse kunst die de maatschappij op scherp zet en bijt in de hand die het voedt is nog lager. Kunst wordt als een sluitpost gezien of onder modieus Berenschot-proza ingezet als economisch wondermiddel.

Diepere zin van kunst die het mensen mogelijk maakt naar zichzelf te kijken en ze uit hun eigen situatie opheft wordt niet meer begrepen. Of in elk geval onvoldoende erkend. Zoals de dichter zei is alles van waarde weerloos. Veelzeggend is dat het CDA dat omvormde tot Alles van waarde is weerbaar. Politiek misbruikt de kunst die onbegrepen achterblijft. Zonder oren.

Foto: William Morris. Cray, 1883-4. Illustratie.