Antwoord aan Henk Slechte. Rotterdam moet meer ambitie tonen dan het fuseren van musea

Schermafbeelding van deel artikelFuseer drie Rotterdamse musea en verhuis naar Maritiem‘ van Henk Slechte in NRC, 1 juli 2021.

I. Ik moet even kauwen op het opinie-artikel van Henk Slechte (oud-hoofd collecties van het Maritiem Museum) in NRC. Het bevat aardige aanzetten, maar is onvoldragen in de uitwerking. Het is ook de vraag of het combineren van drie musea past bij de ambitie van de tweede stad van Nederland. Want hoe dan ook is dat vaandelvlucht waarbij de museumsector van Rotterdam inlevert en de aftocht blaast.

Slechte stelt voor om drie verwante thematische musea samen te voegen: het stadsmuseum, het Wereldmuseum en het Maritiem Museum. Hij stelt voor om die instelling te vestigen in het grote, centraal gelegen pand van het Maritiem Museum aan de Leuvehaven.

II. Slechte lijkt de musea niet te waarderen op hun situatie nu, maar achterom te kijken en verkeerd in te schatten. Anders is zijn opmerking niet te verklaren als hij over het Wereldmuseum zegt dat het eerder kritiek kreeg vanwege de commerciële koers. Dat is allang een omgeslagen bladzijde en niet meer relevant voor de huidige situatie.

Directeur Stanley Bremer is al sinds april 2015 verdwenen en het Wereldmuseum is praktisch geen zelfstandig, Rotterdams museum meer, maar sinds eind 2016 losjes opgenomen in het Nationaal Museum van Wereldculturen (NMvW). Het is niet meer de commerciële koers van Bremer, maar de politiek-populistische koers van het NMvW waaronder het Wereldmuseum nu lijdt.

Die ideologisering is vermoedelijk nog lastiger te bestrijden in de publieke opinie dan de duidelijke disfunctionerende vercommercialisering van het Wereldmuseum onder Bremer die velen op de been bracht. Want alleen de radicaal-rechtse partijen van toen steunden Bremer, terwijl de centrum-linkse coalitie van nu er met de hand op de knip vrede mee heeft dat het linksige MNvW vanuit Amsterdam de koers van het Wereldmuseum bepaalt.

De koers van het NMvW bestaat eruit dat kunst en kunstobjecten ondergeschikt zijn aan een vage linksige politieke ideologie. Het NMvW laat zich kennen door een gebrek aan professionalisme in de uitvoering en laat het Wereldmuseum daarom onder zijn mogelijkheden presteren. De door de raad in 2016 in een motie geëiste Rotterdamse signatuur van het Wereldmuseum is vijf jaar later een papieren werkelijkheid geworden.

Slechte zou gelijk hebben als hij zou beweren dat het Wereldmuseum uit de omarming van het NMvW moet worden bevrijd om haar Rotterdamse signatuur te herwinnen, maar het helpt wel als hij daarbij zijn feiten actualiseert en niet vanuit een situatie van zes jaar terug redeneert en nieuwe problemen ongenoemd laat.

III. Opvallend aan de opinie van Slechte is dat hij het landverhuizersmusuem dat Wim Pijbes namens de Stichting Droom en Daad in de Fenix loods realiseert buiten beschouwing laat. Wie een plan voor een nieuwe structuur uitwerkt kan dat niet ongenoemd laten. Thematisch werkt Droom en Daad in dat nieuwe museum samen met Stadsarchief Rotterdam, Maritiem Museum, Museum Rotterdam, Nederlands Fotomuseum en Wereldmuseum.

Behalve dat landverhuizersmuseum noemt Slechte evenmin andere belangrijke Rotterdamse musea, zoals het Nederlands Fotomuseum, de Kunsthal Rotterdam en de presentatie-instellingen TENT en Kunstinstituut Melly.

IV. Maar het grootste bezwaar tegen Slechtes voorstel is het gebrek aan ambitie dat het toont. Is dat de ambitie die past bij de tweede stad van Nederland en de grootse havenstad van Europa? Slechte gaat mee in de realiteit die de Rotterdamse politiek schept door de museumsector stiefmoederlijk te bedelen. Terwijl Amsterdam daarin investeert, staat Rotterdam op de rem van de museumsector. Het politieke gekissebis over de verbouwing van Museum Boijmans is exemplarisch en beschamend.

Rotterdam verdient goede musea die op zichzelf kunnen bestaan en bestaansrecht hebben. Wat de gemeente aan deze musea vooral kan bieden is goede en goedkope huisvesting. Er staan genoeg geschikte gebouwen leeg die musea kunnen huisvesten. Maar daartoe moet de wil van college en gemeenteraad aanwezig zijn. Mede door de scherpe rechts-links tweedeling in de stadspolitiek ontbreekt die wil tot nu toe in Rotterdam omdat musea tot strijdpunten worden gemaakt. Het voorstel van Slechte is het paard achter de wagen spannen door mee te gaan in het gebrek aan ambitie en goede wil van college en raad. Rotterdam verdient meer.

Nicole Fritz praat over de systeemrelevantie van kunst. Waarom horen we dat zo weinig van directeuren van grotere tentoonstellingsruimten?

Frau Doktor Nicole Fritz is directeur van de Kunsthalle Tübingen. Kortgeleden kondigde ze aan dat de kunsthal jammergenoeg weer gesloten wordt vanwege COVID-19. Voorlopig tot 20 december 2020. Ze zegt ook dat kunst meer is dan amusement. Dat kan op twee manieren opgevat worden en het is onduidelijk wat ze bedoelt. Ze laat dat in het midden, Is kunst amusement en meer of is kunst alleen meer dan amusement?

Fritz verwees naar de functie van kunst om innerlijke tegenstand te mobiliseren en zou daarom juist nu systeemrelevant zijn. De kanttekening waarom kunst ‘juist nu’ systeemrelevant is en niet altijd roept haar uitspraak op. Toch is het goedbedoeld wat ze zegt. Het is verfrissend om een directeur van een kunsthal over de functie van kunst te horen praten en niet over bezoekcijfers, politiek, marketing met bekende namen, contacten met verzamelaars en kunsthandel, verbouwingen, en de tentoonstellingsruimte als evenement en plek voor beleving.

Directeur Fritz raakte de kern van wat de functie van kunst is. Of poogde die te raken. Zo boud uitgesproken is dat van directeuren van grotere tentoonstellingsruimten nauwelijks meer te horen. Dat reliëf biedt haar korte optreden.

Belgische theatermakers verklaren dat actie met vervalste Picasso geen publiciteitsstunt is. Maar hun dramaturgische uitleg rammelt

Update 13 januari 2020: Ik had in onderstaand commentaar van november 2018 geen goed woord over voor de Belgische theatermakers Bert Baele en Yves Degryse. Ik vond hun intenties verkeerd, hun dramaturgische uitleg ondermaats en hun handelen onethisch. Nu is er een interview in NRC met de Roemeens-Nederlandse schrijfster Mira Feticu die ze vanwege marketing van hun voorstelling voor de gek hielden. Ze stuurden haar naar Roemenië om haar er een vervalste Picasso op te laten graven. Wat er met Fiticu gebeurde die in goed vertrouwen handelde maakt het er alleen nog maar erger op. Zij verloor haar baan en haar huis door deze twee Belgische theatermakers. Ze wilden niet inhoudelijk reageren op het interview in NRC. Een kanttekening, als Fiticu zegt dat ze Nederlandse humor af en toe flauw vindt. Daar gaat het hier niet om, de flauwe humor was in dit geval Belgisch. Hopelijk zijn Bert Baele en Yves Degryse inmiddels tot het inzicht gekomen dat ze zo niet met mensen om kunnen gaan. Ze zouden zich rot moeten schamen voor hun onverantwoord gedrag. 

Hoe waarachtig is bovenstaande verklaring van het Belgische theatercollectief BERLIN over de vervalste Picasso? Bert Baele en Yves Degryse ontkennen dat het om een publiciteitsstunt gaat, maar hoe geloofwaardig is dat als ze door hun actie intussen volop publiciteit hebben gekregen voor hun voorstelling ‘True Copy’ over kunstvervalser Geert Jan Jansen? Een bericht van RTV Rijnmond komt tot een tegengestelde conclusie en kopt: ‘Belgische theatermakers: ‘Vondst gestolen Kunsthal-Picasso is publiciteitsstunt’. Vooral schrijfster Mira Feticu voelt zich benadeeld. Ze werd in de actie betrokken door een brief van BERLIN die haar op het spoor zette van Picasso’s Tête d’Arlequin die in Roemenië verborgen zou zijn. Het werk werd in 2012 uit de Rotterdamse Kunsthal gestolen. Feticu is woedend en niet te spreken over de actie van de theatermakers.

Dit soort nepnieuws in de kunsten vanwege publicitaire overwegingen begint een patroon te worden. In mei 2018 zocht Museum Het Markiezenhof in Bergen op Zoom de publiciteit met een in scène gezette vondst van een oud boek. Het museum had dat boek zelf verstopt om het zogenaamd bij renovatiewerkzaamheden te vinden. Mede omdat de cultuurwethouder in het complot zat kwam er veel kritiek op. De wethouder gaf achteraf zijn schuld toe door te zeggen dat hij een verkeerde keuze had gemaakt door eraan mee te werken.

In de VS is president Trump verworden tot een volwaardige pathologische leugenaar die zakelijke kritiek op zijn functioneren via een omkering van waarden probeert te weerleggen door de boodschapper van de kritiek te betichten van nepnieuws. Het is een ernstig maatschappelijk probleem. De journalistiek staat van vele kanten onder druk. Media moeten om economische redenen bezuinigen en journalisten ontslaan zodat het inboet aan kwaliteit. Links- en rechts-radicale groepen betwisten de onafhankelijkheid van gevestigde media. Sociale media verdringen door hun dynamiek delen van oude media door het creëren van deelwerkelijkheden met deelwaarheden. Het idee van de waarheid die voor allen geldt wordt bewust en onbewust ondermijnd.

Nu voegt zich in dat koor dat aan de stoelpoten van de oude media en het idee van de waarheid zaagt het Belgische theatercollectief BERLIN dat in de verklaring ontkent de publiciteit te hebben gezocht of zich te hebben bediend van nepnieuws omdat de ‘actie voor ons een onderdeel van de voorstelling’ is. Dat is een onechte uitleg omdat het hiermee de eigen verantwoordelijkheid afschuift. Want dat zou betekenen dat  een voorstelling, tentoonstelling of uitzending per definitie elke leugen of onwaarheid rechtvaardigt. Maar dat is niet zo. Ook niet als de thematiek van vervalsing, leugen of waarheid het onderwerp van een voorstelling is.

De verklaring bevat raadselachtige zinswendingen die vragen oproepen over de zorgvuldigheid en de oprechtheid van de makers. Zoals ‘In True Copy laat BERLIN verschillende werelden en realiteiten op het podium samenvloeien’. Wat dat mag betekenen en wat het met de publiciteitsactie van de vervalste Picasso in Roemenië te maken heeft is niet op voorhand duidelijk. In het theater gaat het immers maar om één werkelijkheid, namelijk de theaterwerkelijkheid die in zichzelf gesloten is en bronmateriaal kan ontlenen aan vele werelden en werkelijkheden. Maar die werkelijkheid op het podium staat niet in direct contact met de werkelijkheid buiten het podium in Roemenië. Een andere raadselachtige zinswending is dat in de voorstelling ‘non-fictie vaak naadloos overvloeit in fictie’. Opnieuw valt lastig na te gaan wat de theatermakers hiermee bedoelen, maar opnieuw bezondigen ze zich aan lui of onzorgvuldig denken. Zeggen ze wat anders dan ze bedoelen en bedoelen ze wat anders dan ze zeggen? Want de voorstelling is fictie die als bronmateriaal delen uit de werkelijkheid, te weten non-fictie gebruikt. Dat loopt niet naadloos in elkaar over, maar valt op elk moment en op elk niveau te onderscheiden. Zelfs in de identificatie van de toeschouwer met ‘de vervalser’.

Dat beide theatermakers de kunsthandel kritisch benaderen is verdienstelijk en een geschikt onderwerp voor een theaterstuk, maar ze overspelen hun hand als ze dat koppelen aan de actie met de vervalste Picasso die ze geen publiciteitsstunt willen noemen. Hoe dan ook hebben ze de actie opgezet met het oog op de voorstelling. De verhaallijn van de vervalste Picasso kan binnen de voorstelling weliswaar een onderwerp zijn, maar kan nooit samenvloeien met de werkelijkheid buiten de voorstelling waardoor fictie en non-fictie in elkaar overvloeien. Dat is per definitie onmogelijk. Daarom is de verklaring fantasie. Baele en Degryse hadden zich beter rekenschap moeten geven van de wereld buiten de theaterwerkelijkheid voordat ze deze actie planden en uitvoerden. Het kan dat de belangstelling voor hun voorstelling toeneemt, maar de journalistiek en waarheid zijn het kind van de rekening. Ze schaden het algemeen belang. Zo bereiken de theatermakers het omgekeerde van wat ze zeggen te beogen, namelijk het koesteren van ‘de waarde van waarheid’.

Foto: Schermafbeelding van verklaringMEER OVER TRUE COPY’S ‘TÊTE D’ARLEQUIN’ van BERLIN.

Ede zegt ‘nee’ tegen het World Art Center: te ambitieus, te duur en met verkeerde adviseur Stanley Bremer

Gisterenavond zette de gemeenteraad van Ede collectief een streep door de plannen voor het World Art Center. ‘Er leefde veel weerstand tegen het plan vanwege de te grote ambitie, kosten en de betrokkenheid van Stanley Bremer als adviseur’ zo concludeert Arnold Winkel in een verslag voor De Gelderlander. Hiermee worden de plannen van wethouder Johan Weijland (D66) voor de Frisokazerne niet gevolgd, maar verworpen.

De bezwaren waren in een debat van 2 november al breed uitgemeten. Toen werd door velen gesteld dat door onzekerheden de financiële consequenties van het World Art Center groot zijn, er geen marktonderzoek heeft plaatsgevonden, de lokale kunst en geschiedenis er geen plek in konden vinden (of alleen tussen exposities in) wat ooit een randvoorwaarde voor het Exposeum was en dat het de vraag is wat het toevoegde aan het Edese kunstklimaat en de behoeften van de bewoners van Ede. Hoe dan ook kostte het project de gemeente Ede aan jaarlijkse exploitatiesubsidie 610.000 euro bij een volgens velen hoog ingeschat bezoekersaantal van 75.000. Bij tegenvallend bezoek kon het tekort waar de gemeente voor opdraait verder oplopen. Dat was ingeschat op 110.000 euro naast 500.000 euro subsidie. Dat waren uiteindelijk te veel minpunten.

Wethouder Weijland deed in de aanloop uitspraken die opzien baarden en die uiteindelijk averechts werkten. Zo zei hij over adviseur Stanley Bremer: ‘Bremer iemand is die tegen de cultuur in de cultuursector durft in te gaan’. Dat vatte hij op als positief, maar werd niet door iedereen zo begrepen. Hiermee liet Weijland zich kennen als iemand die zich niks aantrok van regels en tegen de cultuursector in ging. Het was opvallend dat dit populistische geluid bij een D66-wethouder in Ede was te horen. Weijland dacht met Bremer dit project van de grond te kunnen trekken, maar het omgekeerde gebeurde. De slechte reputatie die Bremer in Rotterdam had keerde zich in de publiciteit tegen het World Art Center. De raad van Ede heeft haar werk goed gedaan.

Zie hier voor het terugkijken van het debat van 23 november 2017. Klik op ‘1.Raadszaal‘ en ga naar 42’ 30’’.

Foto: Schermafbeelding van deel artikelEde zegt ‘nee’ tegen World Art Center’ in De Gelderlander, 23 november 2017.

Gemeenteraad Ede vergadert over het World Art Center. Met weinig focus en veel omcirkelingen

Op 2 november vergaderde de gemeenteraad van Ede over het World Art Center. Het was een tussenstap en werd door het college gepresenteerd om de raad bij het proces te betrekken en het opdracht te geven dit businessplan verder uit te werken in een concreet raadsvoorstel. Hiermee stelde de raad zonder hoofdelijke stemming in. Vraag is of de trein nu rijdt en nog te stoppen valt. Het was een debat met degelijke, maar matig geïnformeerde raadsleden over museale onderwerpen. Dat ze niet begrepen wat het verschil tussen een kunsthal en een museum is en ze daarom evenals de wethouder praatten over een museum -of het Exposeum wat een bestemmingsnaam daarvoor is- terwijl het om een kunsthal of tentoonstellingsruimte gaat geeft aan welke misverstanden over collectievorming, bruiklenen en allerlei museale onderwerpen continu optraden.

Er was een negatieve uitzondering. De vileine cultuurwethouder Johan Weijland (D66) pleegde karaktermoord op Gitta Luiten wat hij na een terechte interventie van SGP’er Evert Jansen even hypocriet ontkende. Weijland nam duidelijk de talking points van kwartiermaker en adviseur Stanley Bremer over toen hij uitleg gaf over de carrièreswitch die Luiten had gemaakt kort voordat de toenmalige Rotterdamse cultuur wethouder Adriaan Visser (D66) haar in 2015 de opdracht gaf om een rapport over de gang van zaken bij het Wereldmuseum te schrijven. Dat werd een zeer kritisch rapport over Bremer. Weijland verbond die conclusie echter niet aan het functioneren van Bremer, maar aan het feit dat Luiten bij het Mondriaan Fonds was opgestapt omdat het budget van 43 miljoen euro was gehalveerd. Weijlands suggestie was dat Luiten daarom niet meer objectief kon oordelen over het Wereldmuseum. Het was er aan de haren bijgesleept, zette vraagtekens bij de reputatie van Gitta Luiten en liet de vergadering verdwaasd de executie van Luiten door Weijland aanschouwen.

De vraag naar de reputatie van Bremer werd het best door Natasja Peters van Burgerbelangen ter discussie gesteld. Zij kaartte aan dat de reputatie van Bremer ‘niet vlekkeloos is’. Ook Dirjanne van Drongelen (CU) en Stef van der Klok (VVD) merkten op dat de reputatie van Bremer een risico vormt omdat die twijfelachtig is en partijen daarom een ongemakkelijk gevoel geeft. Andere raadsleden maakten een andere afweging en vonden het onkies om over de persoon Bremer zonder zijn aanwezigheid te praten. Daarbij werd niet duidelijk of zij allen Bremer de zwakke schakel vonden of uitsluitend verkozen om niet over deze persoon te spreken.

In het debat werd door velen gesteld dat door vele onzekerheden de financiële consequenties van het World Art Center groot zijn, er geen marktonderzoek heeft plaatsgevonden, de lokale kunst en geschiedenis er geen plek in kunnen vinden (of alleen tussen exposities in) wat ooit een harde randvoorwaarde voor het Exposeum was en dat het de vraag is wat het toevoegt aan het Edese kunstklimaat en de behoeften van de bewoners van Ede. Hoe dan ook kost het project de gemeente Ede aan jaarlijkse exploitatiesubsidie 610.000 euro bij een volgens velen hoog ingeschat bezoekersaantal van 75.000. Bij tegenvallend bezoek kan het tekort waar de gemeente voor opdraait verder oplopen. Dat is nu ingeschat op 110.000 euro naast 500.000 euro subsidie.

Wethouder Weijland probeerde de gemeenteraad richting een volgende stap te loodsen, wat hem lukte. Hij beloofde overleg en de input te gebruiken, maar het moest wel binnen de specifieke invulling gebeuren die hij met het World Art Center voor ogen had: de presentatie van internationale, hedendaagse kunst. Dat ook Weijland niet echt grip op de materie had bleek uit zijn opmerking over het dichtbijgelegen Kröller-Müller Museum waarover hij zei dat mensen er één keer heen gaan en daarna niet meer en dat in tegenstelling was met de wisseltentoonstellingen van het World Art Center. Het was weer Natasja Peters die Weijland erop wees dat het Kröller-Müller Museum ook wisselende tentoonstellingen heeft, wat de wethouder moest beamen.

Het lukte Weijland in het debat goed om de vragen over de reputatie van Bremer te neutraliseren, maar daarmee ging hij wel oneigenlijk te werk. Hij rekte eerst de claim op (‘Bremer heeft de boel niet opgelicht’) om dat vervolgens te weerleggen. Overigens is dat geen uitgemaakte zaak omdat Bremer ook kunstobjecten uit het depot van het Wereldmuseum op plekken terecht liet komen waar ze niet hadden mogen zijn. Maar de relevante vraag voor Ede die gesteld had moeten worden was of Bremer een goede plannenmaker was met realiteitszin, zakelijk inzicht en een goed en stabiel netwerk. Die vraag is niet beantwoord. Mede doordat Weijland het belang van Bremer relativeerde. Hij zou zich op afzienbare termijn terugtrekken en er komt een kleine vaste staf. Weijland liet ook weten dat een medewerker van het Mondriaan Fonds hem had gezegd dat een subsidieaanvraag ‘een goede kans zou maken’. Dat laatste geeft aan waar dit debat op neerkwam. Zonder specificatie over hoogte van bedragen of de hardheid van toezeggingen tufte de raad van Ede naar de volgende bestuurlijke halte. Op weg naar een museum dat geen museum wordt op een reis die al 5 jaar duurt.

NB: Het debat is hier (na: 1 uur 23’ 30’’) terug te zien op de site van de gemeente Ede. Klik op ‘2. Raadszaal‘. Beantwoording door wethouder Weijland vanaf 2 uur 57’’ 20’’.

Foto: Artist impression van treinstation Ede-Wageningen uit brochure World Art Center (2017).

Onderbouwing ‘World Art Center’ in Ede roept nog meer vragen op

Nogmaals, het World Art Center in Ede. Namens het gemeentebestuur van Ede presenteert wethouder Johan Weijland (D66) plannen voor een kunsthal in oprichting. Initiatiefnemers vragen de gemeente een investering van 2,5 miljoen euro en een jaarlijkse bijdrage in de exploitatie van 500.000 euro. Opmerkelijk is dat Weijland oud-directeur Stanley Bremer van het Wereldmuseum in de arm genomen heeft. Bremer heeft een slechte reputatie en moest daar in 2015 voortijdig opstappen wegens wanbeleid en onhaalbare voorstellen. Het lijkt er nu sterk op dat Bremer de kans te krijgt om z’n kunstje in Ede te herhalen. Het rapportWerelden van Verschil’ (2015) van de Rotterdamse Rekenkamer was vernietigend. Opvallend is dat Weijland niet volmondig wil erkennen dat Bremer in Rotterdam mislukt is. Hiermee begeeft Weijland zich op het terrein van alternatieve feiten. Waarom heeft de wethouder zich zo verbonden aan iemand met een slechte reputatie die dit project in de publiciteit vooral schaadt? In De Gelderlander spreekt hij zijn volste vertrouwen in Bremer uit en geeft zijn mening dat het rapport van de Rotterdamse Rekenkamer gekleurd was. Hiermee valt Weijland de integriteit van het openbaar bestuur af. Hij loochent de conclusie van het rapport van de Rotterdamse Rekenkamer.

Los van de plaatjes, vergezichten, toekomstbeelden, begrotingen of business case ontbreekt de onderbouwing wat dit voor het Edese kunstklimaat en de Edenaren betekent. Weijland focust op een power point presentatie van een Duurzaamheidsbalans Sociaal-Cultureel waarmee hij aangeeft dat Ede op dit beleidsterrein een inhaalslag te maken heeft. Dat zal best zo zijn, maar alleen toont hij vervolgens niet de noodzaak van een kunsthal aan. Waarom investeert de gemeente Ede niet op een andere manier in beeldende kunst?

Wie de recente ontwikkelingen van het voortijdig opstappen van artistiek directeur Beatrix Ruf bij het Stedelijk Museum wegens niet opgegeven nevenverdiensten en innige contacten met de kunsthandel heeft gevolgd, zal met de oren klapperen over bovenstaande tekst in de brochureWorld Art Center’. Zal de organisatie ‘intensieve contacten opbouwen met particuliere verzamelaars’? Dat is precies wat door de affaire-Ruf ter discussie staat en in de museum- en cultuursector steeds meer als ontoelaatbaar wordt gezien. Want het gevaar dreigt dat het prestige van een museum of kunsthal wordt gebruikt door particuliere verzamelaars om hun bruiklenen in waarde te laten stijgen. Dat is in strijd met de ethische code van de museumsector die de belangenverstrengeling tussen kunsthandel en museumsector afwijst. De prestatie van deze tekst getuigt van gebrek aan urgentie en fijngevoeligheid van de kwartiermakers. En vooral van wereldvreemdheid. Ze verkeren in hun eigen fantasiewereld die in de beeldtaal een letterlijke herhaling is van wat Bremer beoogde in het Wereldmuseum. Om de kunst gaat het al helemaal niet, maar om het goede leven van wijnen en spijzen.

Nog iets anders valt op aan de plannenmakerij van de ingehuurde consultants, Bremer, Weijland en diens ambtenaar Pieter van Lent. Is het  bestuurlijk zorgvuldig als een wethouder via zijn ambtenaar inhoudelijk meeleest over ondernemingsplannen? Dat blijkt uit een notitie. Hier raken particulier en publiek initiatief vermengd en valt niet meer te onderscheiden waar het ene ophoudt en het andere begint. Is het de taak van een wethouder om direct of indirect mee te praten over realisering en bijstelling van ondernemingsplannen? Kan een wethouder optreden als ondernemer en gaan de raadsleden van Ede daar luchthartig mee akkoord?

Foto: Foto met tekst uit Presentatie WAC verkleind.

Rotterdamse raad stemt in met Collectiegebouw in Museumpark

De Rotterdamse gemeenteraad stemde afgelopen donderdagavond in meerderheid (33 van de 45 raadsleden) in met de herziene voorstellen over het Collectiegebouw. De financiering is geprivatiseerd. De Stichting De Verre Bergen is gelieerd aan HAL Investments, een investeringsmaatschappij van de Rotterdamse familie Van der Vorm. Zie ook hier. Wethouder Adriaan Visser (D66) die vanwege persoonlijke omstandigheden eerder dit jaar afstand nam van de portefeuille cultuur bleek tot op het eind een steunpilaar voor de plannen.

De bouw kan nog vertraging oplopen als het Erasmus MC bezwaar aantekent. Zo komt een lastig dossier met vele soorten tegenstand in rustiger vaarwater. Die tegenstand varieerde van musea die concurrentie vreesden, tot de adviserende Kunstraad (RRKC) die op de stoel van de politiek ging zitten, omwonenden die zich zorgen zeiden te maken om hun leefomgeving, landschapsarchitecten en milieu-activisten die de aantasting van het Museumpark vreesden, calculerende raadsleden die het risico wilden uitsluiten dat de gemeente met een strop werd opgescheept en allerlei opinieleiders die graag hun zegje wilden doen om in de stad gehoord te worden.

Het is goed dat het Collectiegebouw er komt. Want in de museumsector die snel internationaliseert is stilstand achteruitgang. Een groot museum met een grote collectie en grote ambities als Boijmans van Beuningen moet in beweging blijven om relevant te zijn. Nederlanders zijn dol op hun musea zoals stijgende bezoekcijfers uitwijzen. Dat botst op pleidooien voor kleinschaligheid. Opvallend is dat de tegenstanders nauwelijks de achtergrond van HAL Investments en de familie Van der Vorm in hun kritiek hebben betrokken. Dat tekent het opportunisme aan beide kanten en de vermenging van publiek en privaat geld dat blijkbaar onmisbaar is om grote projecten te realiseren. De terugtredende overheid en haar vertegenwoordigers hebben het nakijken.

Kunstmusea en hun reputatie: Kunsthal versus Boijmans?

Museumpark.-Rotterdam.-OMA-Rem-Koolhaas-Kunsthal-1985-1993-E.L.J.M.-van-Egeraat-Natuurmuseum-1992-1995-P.-de-Ruiter-Parkeergarage-2006-201001

Nederlandse kunstmusea hebben een betere reputatie dan Nederlandse bedrijven, zo blijkt uit uit een online onderzoek door het Reputation Institute in samenwerking met de Rotterdam School of Management, Erasmus University. Het persbericht stipt aan hoe ondernemingen kunnen leren van de goede reputatie van musea: ‘Het zorgen voor aantrekkelijke presentaties en een sterke zichtbaarheid, gezien worden als een betrouwbare en verantwoordelijke organisatie en beschouwd worden als openstaand voor zowel het grote publiek als voor gespecialiseerde klanten, zijn zaken die ook een bedrijfsreputatie goed zullen doen.’ Dit verduidelijkt waarom het voor bedrijven verstandig is zich in de fondsenwerving en publiciteit te associeren met kunstmusea, zoals onderzoeker Cees van Riel concludeert: ‘hun uitstekende resultaten maken Nederlandse musea bij uitstek geschikt voor het promoten van bedrijven, omdat hun goede reputatie dan afstraalt op de ondernemingen.’

Wat Nederlandse kunstmusea niet moeten doen gebeurde het afgelopen jaar in Rotterdam. Namelijk het in de openbaarheid met elkaar in de clinch gaan omdat dat schaadt waar kunstmusea het van moeten hebben: hun reputatie. Het is een verhaal in een verhaal, en heeft te maken met de reactie van de culturele instellingen in het Rotterdamse museumpark op de plannen over het Collectiegebouw van Museum Boijmans van Beuningen. Directeur Emily Ansenk van de Kunsthal is in een zienswijze voor de gemeenteraad tegen het Collectiegebouw omdat ze concurrentie vreest: ‘Zoals de plannen nu zijn gepresenteerd zal het Collectiegebouw geen katalyserende functie krijgen, maar uiteindelijk de doodsteek voor de Kunsthal betekenen.’

Intussen bleek op 17 juni 2015 uit een verklaring van wethouder Adriaan Visser in de openbare vergadering van de Commissie Bouwen, Wonen en Buitenruimte dat er achter de schermen aan toenadering wordt gewerkt door de Kunsthal en Boijmans. Twee leden van elke Raad van Toezicht zouden elkaar treffen om het geschil uit te praten. Vanuit de raad hamerde in genoemde vergadering vooral Danielle Knieriem van coalitiepartij CDA erop dat de Rotterdamse culturele instellingen niet tegen elkaar, maar met elkaar moeten werken. Een verstandig advies, want hun reputatie is hun bedrijfskapitaal waardoor ze voor ondernemingen aantrekkelijk zijn. Verschil van mening kan bestaan, maar het is verstandiger als de directeuren van de musea aan het Museumpark hun geschillen binnenskamers uitpraten. Zonder hun reputatie op het spel te zetten.

Foto: Museumpark, Rotterdam.

De Elvis Code in Breda’s Museum. Met lokale held Colonel Parker

Tentoonstellingen over populaire cultuurfenomenen moeten op hun eigen verdiensten beoordeeld worden. Bij de harde kern van kunstliefhebber zat dit type tentoonstellingen nooit in de smaak omdat ze in de reuk van gemakzucht en behaagzucht staan. Gaat het om meer dan de kassa te laten rinkelen, de bezoekcijfers op te krikken en de publiciteit te halen? Steeds weer James Dean, Marilyn Monroe, Jean Paul Gaultier, David Bowie, James Bond, Marlene Dietrich, de jaren ’50 of Elvis Presley gaan ook ooit vervelen. Zelfs als ze tot fenomeen worden gemaakt. Zodat tentoonstellingsmakers in hun vermetele dubbelheid het accent verschuiven en de bezoeker niet meer frontaal confronteren met het icoon zelf, maar met de verwondering van de bezoeker voor het icoon. Een slimme manier om ons naar onszelf te laten kijken en het icoon via een omweg diepte te geven.

Ouderwetse nostalgie als publiekstrekker komt nog steeds in veel presentaties in musea en kunsthallen in de plaats van het stellen van vragen die de bezoeker aan het denken zet over het waarom. Nu is er in het Breda’s Museum de tentoonstelling ‘De Elvis Code’. Meer dan icoon zo beweert het museum over de tentoonstelling: ‘Breda’s Museum neemt bezoekers mee in de complexe relatie tussen de Man, de Musicus en het Merk.’

Kan Elvis’ manager Dries van Kuijk (1909-1997), ofwel Colonel Tom Parker wel een lichtend voorbeeld voor een tentoonstelling zijn? Zijn reputatie is verre van positief. Zo zegt NPO Geschiedenis over een biografie van hem: ‘Elvis & de Colonel’ is een vermakelijke biografie over een keiharde handelaar, die slechts in geld was geïnteresseerd. Hij was van mening dat hij het recht had om sukkels van hun geld te ontdoen, en Elvis was daar één van.’ Heeft Van Kuijk Elvis gemaakt of kapotgemaakt? In het Breda’s Museum weten ze het antwoord. Op de vraag op welke verdiensten ‘De Elvis Code‘ beoordeeld moet worden is het antwoord minder eenduidig.

Bezwaren tegen overname tentoonstelling James Bond in Kunsthal

Update 10 oktober 2014: Morgenavond gaat in de Kunsthal Designing 007: Fifty Years of Bond Style open. 

Het venijn zit in de staart bij de weergave van sponsors en partners. Wat voor kunst wordt hier gepresenteerd, hoe wordt dat verantwoord en waarom geven sponsors hier geld aan? Wat zegt dat over hun maatschappelijke betrokkenheid en hun ambitie met kunst? De Rotterdamse Kunsthal proudly presents vanaf 12 oktober 2014 ‘Designing 007: Fifty Years of Bond Style’. Het is een overname van kunstencentrum Barbican in Londen met exclusief materiaal van de producent van de James Bond-films EON Productions. Deze laatste onderneming is weer een dochteronderneming van moedermaatschappij Danjaq die de auteursrechten en handelsmerken beheert die met de James Bond films samenhangen. Danjaq is ook de hoofdsponsorDe tentoonstelling was eerder te zien in Londen, Toronto, Shanghai en Melbourne, en gaat na Rotterdam nog naar Moskou.

Opnieuw een tentoonstelling als een filmgala. Een tentoonstelling die uit het buitenland ingevlogen wordt en in de marketing vooral verwijst naar een wereld buiten de beeldende kunst. Andere voorbeelden van dit type tentoonstellingen zijn 1001 Inventions in Rotterdam en Da Vinci – The Joy of Understanding in Utrecht. Het verschil is dat de Kunsthal geen gelegenheidslocatie is die zich nieuw aandient, maar als lid van de Museumvereniging deel uitmaakt van het reguliere circuit van presentatie-instellingen.

Vraag is of overname van Designing 007 in lijn is met de hoofdlijn van het beleidsplan die zegt: ‘De Kunsthal presenteert serieuze kunst op een niet-museale manier, laagdrempelige onderwerpen worden op een voetstuk geplaatst, andere culturen worden uitgelegd.’ Probleem is niet de laagdrempeligheid van het onderwerp of de niet-museale manier van presenteren, maar de bedenking of hier vanuit een onafhankelijke positie nog wel serieuze kunst wordt gepresenteerd. Het zou verdedigbaar zijn als de Kunsthal de marketing van Danjaq op de koop toe kon nemen om deze tentoonstelling naar haar eigen hand te zetten. Deze ruimte krijgt het echter niet van de commerciële marktpartijen die de overname aanbieden. Normvervaging ligt op de loer als de Kunsthal in haar tentoonstellingsprogramma niet kritisch reflecteert op maatschappelijke ontwikkelingen maar deze domweg omarmt. Kunnen sponsors als het Blockbusterfonds hun geld niet anders besteden?

kun

Foto: Schermafbeelding uit promotievideo door Kunsthal van Designing 007: Fifty Years of Bond Style’.