Taalpolitiek van overheid kan het Nederlands opwaarderen

De VVD wil een taaleis stellen aan iedereen die in aanmerking wil komen voor een bijstandsuitkering. Iedereen moet behoorlijk Nederlands kunnen spreken. VVD-Kamerlid Cora van Nieuwenhuizen hoopt dat een voorstel met deze strekking straks wordt uitgevoerd. CDA, PVV en D66 staan er welwillend tegenover. Naar pas achteraf bekend werd komt staatssecretaris Paul de Krom nog voor de zomer met een wetsvoorstel hierover.

De maatregel raakt vele niet-Westerse allochtonen. Van deze groep heeft 11% een uitkering. Voor autochtonen bedraagt dat percentage 1,7%. Het idee van D66-kamerlid Fatma Koşer Kaya dat ‘iemand in beginsel Nederlands moet spreken als hij een beroep doet op een uitkering’ is een redelijk uitgangspunt. Zeker als dat direct verband houdt met de arbeidsmarkt.

Mijn pijn zit elders, namelijk bij de ontbrekende taalpolitiek van de overheid en het bezuinigen op onderwijs voor allochtonen. Marcia Luyten publiceerde in de NRC van 14 januari 2012 een stuk ‘Is dit nou de stem van Nederland?’ waarin ze aantoont dat het Nederlands in het publieke debat onder druk staat ten koste van het Engels, vaag kosmopolitisme en pseudo-nationalisme. Met name laagopgeleiden verliezen hun identiteit en lopen vervolgens in de richting van de PVV die geborgenheid belooft. In de Nederlandse taal en gebruiken.

Het Nederlands is een beeldende en praktische taal die de Nederlanders past als een handschoen. De overheid kan richtlijnen opstellen en geld vrijmaken om het bereik van het Nederlands in het publieke domein te vergroten. Dat kan om te beginnen door de cultuurbezuinigingen op kunsten zoals toneel, literatuur en film die gebruik maken van het Nederlands terug te draaien. Maar het kan ook door beter onderwijs in het Nederlands. Of door programma’s die de positie van het Nederlands in het straatbeeld verbeteren. Niet ‘sale‘, maar ‘uitverkoop‘. Niet ‘shop‘, maar ‘winkel‘. Liefst geen verboden of quota, maar positieve actie.

Het initiatiefvoorstel van Cora van Nieuwenhuizen komt te vroeg omdat het allochtonen tot iets verplicht dat de overheid zelf niet eens biedt. In haar ronkende turbotaal met Engelstalige woorden en een ambtelijk en gemankeerde versie van het Nederlands. Is het niet verstandiger om laagopgeleide allochtonen die een uitkering aanvragen en voor wie het Nederlands geen moedertaal is een voorbeeld van goed Nederlands voor te houden? Op straat en kantoor, in de media, politiek en ambtenarij. Dat kan door een blik naar de toekomst die onze mooie taal op waarde schat en werk maakt van taalpolitiek, cultuurinvesteringen en onderwijs.

Foto: Winkelruit met aankondiging uitverkoop.

Op weg naar nieuw realisme

We zijn de afgelopen 25 jaar door een fase gegaan waarin de heersende moraal werd dat men in bepaalde gevallen tolerant voor intolerantie moest zijn. Laten we achteraf maar zeggen dat dit een ongelukkige keuze was die wat krom werd beredeneerd vanuit het recente verleden en op zijn best dat het de emancipatie van minderheden met vertraging heeft gediend.

Maar laten we nu onder dit verkeerd soort tolerantie een streep zetten. Overgaan tot bouwen en leven. We zijn allen gelijk, met alle rechten en plichten die daarbij horen. Laten we de vanzelfsprekendheid van het nieuwe realisme koesteren. Ook in onze woorden.

Open grenzen voor allen en praktische gelijkheid van de ander is een benadering die we ons graag zouden toestaan, maar onhaalbaar is. Achterliggende vragen zijn ‘van wie is Nederland?‘, ‘welke toekomt willen we voor ons land?‘ en ‘hoe kunnen we de wereld dienen?‘.

Wat ons onzeker maakt is het resultaat van een psychologisch proces van projectie, sublimatie en verdringing in een veranderende wereld. We verliezen de authenticiteit van een eigen stem. Mensen willen liever grootmoedig en ruimdenkend bevonden worden en de ander hartelijk welkom heten, dan kanttekeningen te plaatsen die uitgaan van realisme en haalbaarheid.

Dat laatste is immers een keuze tussen kwaden. Dat alleen al demotiveert mensen. Maar als die grootmoedigheid en ruimdenkendheid de werkelijkheid ontkennen, dan wordt het een vlucht. Dan wordt er een maatschappelijk zandkasteel gebouwd.

Naast alle bezwaren die we hebben tegen de betutteling, de inperking van de burgerrechten en de toenemende overheidsmacht, het versimpelde denken van twee kanten over de islam en het reveil van religie ontmoedigt het gebrek aan urgentie van de politiek. Er is geen enkele partij die bovenstaande vragen binnen een coherent programma beantwoordt.

Geen grote gedachten of het ontwijkende begrip visie dat vaak tot nog meer ellende leidt, maar kleine stappen, compassie in redelijkheid, machtsdeling en burgerrechten, het vestigen van werkelijke pluriformiteit zonder extra bescherming voor religie, het terugdringen van het belang van de economie als maat voor alle dingen onder verdere modernisering van Nederland.

Niet onder het perspectief van kosmopolitisme of nationalisme, maar vanuit het idee van dynamische identiteit. Niet de wereld of een ver verleden van Nederland is de referentie, maar de dynamiek en potentie van Nederland anno 2011 in zakelijkheid.

In Nederland wordt elke ander gegarandeerd door de rechtsstaat. Niemand hoeft ervoor te vrezen niet te mogen bestaan. Gelijkheid van de ander is uitgangspunt. Ieder die dat ontkent schiet zijn doel voorbij in zelfverloochening. Nieuw realisme maakt dat hanteerbaar. Het is echter nog niet gerealiseerd. 

Foto: Ridderzaal, Den Haag, 1890-1900

Kunst zonder oren 3

Is kunst het kind van de rekening? Het lijkt erop. Met name hedendaagse kunst wordt slecht begrepen. Dat betreur ik als liefhebber van beeldende kunst, film, literatuur en muziek. Het is een proces van jaren dat het zover is gekomen. Het raakt me recht in het hart. Kunst heeft geen reputatie, heeft geen oren zoals men zegt. Laatste uit een serie van drie.

Wie de nieuwe machthebbers zijn ligt in de toekomst verscholen. Tendens is dat de democratisering wereldwijd afneemt. Chinese, Russische of Indiase burgers krijgen eerder minder dan meer rechten dan burgers in een liberale democratie. Zelfs in het Westen wordt onder het mom van veiligheid de macht van de staat vergroot ten koste van de burgers. Op wat enclaves na ziet het er voor de komende jaren niet best uit wat burgerrechten betreft. Vele islamstaten stevenen af op een culturele kaalslag die de eigen bevolking apathisch achterlaat. Met steeds minder vermogen tot herstel.

De uitdaging voor kunstenaars is om nationale of mondiale tendenzen te verwoorden, te doorbreken en voor het publiek in een geëigende vorm te gieten. Afhankelijk van plaatselijke omstandigheden. Kracht van kunst is haar vermogen tot abstractie en haar bijzondere positie. Kunst komt waar politiek moet stoppen.

De Chinese kunstenaar Ai Weiwei is een icoon van onverzettelijkheid die z’n eigen leven op het spel zet en om gematigde democratisering vraagt. Zo groeien kunstenaars, soms samen met wetenschappers en journalisten, in een globaliserende wereld naar elkaar toe. Maar in het vinden van motieven en vormen zullen ze altijd teruggrijpen op hun eigen omgeving die nationaal gericht en cultureel specifiek is. Het kosmopolitisme zweeft daar boven op zoek naar een wereldcultuur. Theoretisch waardevol en in pure uitvoering de meest open houding. Maar onhaalbaar voor de massa en per definitie losgezongen van de lokale situatie.

Een organisatie die zich wenst te versterken moet nimmer bang zijn voor tegengeluid. Juist dat laatste maakt sterk. Zo is het ook met een land. Indirect is de functie van kunst het verzorgen van een tegengeluid. Kunst zet vraagtekens bij het vanzelfsprekende. Kunst maakt burgers sterker. Kunst die niet kritisch kan zijn is geen kunst maar behang. Da’s de overgesausde structuur in de kamer van de macht.

In een brief aan informateur Opstelten stelt in augustus 2010 de Raad voor Cultuur: cultuur als verbindend en mobiliserend element [is] een onmisbare factor. De brief tekent de kloof die bestaat tussen de gepolitiseerde belangenbehartigers en de kunstenaars. Het is de verkeerde cultuurpolitiek van gevestigde instellingen zoals de Raad voor Cultuur die de kunst meer schade doet dan de aanvallen van de PVV. Want ruwheid past meer bij kunst, dan sociopraat die de aard van kunst verhult.

Werking van kunst kan uitgelegd worden, maar hoeft niet verdedigd te worden. Kunst zet op scherp, kunst maakt de omgeving als nieuw en kunst biedt in vrijheid hetzelfde als religie: zingeving, troost en schoonheid. Kunst staat dwars op de consensus, kunst zet vragen bij het vanzelfsprekende. Kunst is de mythe, kunst geeft diepte en kunst biedt mogelijkheden tot identificatie, onderscheid en aanscherping van de geest. Kunst raakt het individu.

De stand van zaken van een democratische samenleving kan afgemeten worden aan steun voor kwetsbaren. Hoogbejaarden, geestelijk gehandicapten en zieken kunnen niet voor zichzelf zorgen. Zo is het ook met kunst. Hoewel de noodzaak voor steun afneemt als kunst meer verbonden raakt aan commercie. Dat kan van geval tot geval bekeken worden.

Net als in het onderwijs en de zorg zijn in de cultuursector de managers, de culturele ondernemers en kunstmakelaars opgedrongen. Hoewel het door de kleinschaligheid en de onderbetaling in de sector gelukkig nog meevalt. Maar de tendens bestaat. Zij eten een groot deel van het budget op. Kunstenaars zijn te verdeeld en te veel met zichzelf bezig om daarop eensgezind te reageren.

Zelfregulering van de sector is de sleutel. Sommige kunst kan niet opereren op een open markt en moet gesteund blijven worden. Daar blijft een compact voorwaardenscheppend administratie- en kenniscentrum voor nodig. Maar alle inspanningen vanuit de overheden dienen vervolgens gericht te zijn op de kwaliteiten van kunst alleen.

Niet het doelgroepenbeleid, de emancipatie, de economie of de politieke bedoelingen dienen leidend te zijn in het cultuurbeleid. Kunst gaat om kunst alleen, anders is kunst geen kunst meer. Dan wordt het een afgeleide van zichzelf. Als macramé van de politiek, de gedomesticeerde variant van kunst die voor de politiek kunstjes mag vertonen.

Algemene maatregelen zijn zinnig voor acceptatie van kunst, maar juist daar is de politiek halfslachtig. Onderwijsprogramma’s over media, kunst en cultuur kunnen behulpzaam zijn voor begripsvorming en draagvlak, maar komen onvoldoende van de grond. Want hoe absurd is het niet dat jongeren -in wat men zegt een beeldcultuur te zijn- niet veel meer dan nu geleerd wordt beelden en kunstuitingen te lezen, te plaatsen en te doorgronden? Ze zijn ongewapend in het mediabombardement. Leren het uiteindelijk wel, maar op een verre van doelmatige manier. Zo missen vele jongeren delen van wat kunst is en kan zijn. Ze blijven hangen in een leerproces, uitgezonderd de hoogopgeleiden die er altijd wel komen.

Cultuurbeleid en kunst is een onderwerp waarover veel te zeggen valt en wat blijft boeien door de vormende en overstijgende rol. Ons zwijgen ontstaat niet vanwege een tekort, maar een teveel aan aspecten. Die veelkoppigheid speelt velen parten. Het terugkerende motief is echter dat kunst geen reputatie heeft en niet wordt gehoord.

Ik ben voorstander van een daadkrachtig cultuurbeleid met een behoorlijk budget. Geen vanzelfsprekendheid zoals een Synovate onderzoek van april 2010 uitwijst. Het recente verleden leert dat cultuurpolitieke daadkracht vaak zijn doel voorbijschiet. Zeker als kunst aangehaakt wordt bij sociaal beleid. Da’s oneigenlijk gebruik van kunst en tekent het wantrouwen van beleidsmakers in de kracht van kunst. De pest voor de kunst is dat politici zich er niet sterk voor wensen te maken en dat besluitmakers menen dat kunst ingezet dient te worden voor andersoortige doelen. Opmerkelijk is dat vele goedwillende specialisten uit de kunstwereld hierin getrokken worden en zich laten corrumpereren. Zonder zelfvertrouwen en ambitie. Het slechte image van kunst en cultuur bij de achterban van alle partijen tekent het ontbrekende draagvlak.

Foto: F.S. Shurpin, De Ochtend van ons Vaderland  (1948) met afbeelding van Joseph Stalin