Is de verbranding van een koran door een rechts-extremist sabotage om de toetreding van Zweden tot de NAVO te dwarsbomen?

Woordvoerder Ned Price van het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken gaat in op de verbranding van een koran in Zweden door een Deens-Zweedse rechts-extremist en de relatie tussen landen en kandidaat-landen binnen de NAVO. Zweden en Finland hebben gezien de Russische dreiging in 2022 gezegd toe te willen treden tot de NAVO, maar de Turkse president Erdogan houdt de toetreding van Zweden tegen. Telkens komt hij met nieuwe bezwaren.

Price wijst erop dat de verbranding van een koran voor de Turkse ambassade in Zweden door de rechts-extremistische Rasmus Paludan weerzinwekkend en weinig respectvol is.

Paludan geeft met zijn daad Erdogan en de Russen munitie om hun pijlen te richten op Europa en de NAVO. Dat roept de vraag op in wiens belang Paludan handelt. Was het bewuste sabotage van Paludan om met zijn verbranding de toetreding tot de NAVO van Zweden te bemoeilijken? Vooralsnog zijn daar geen aanwijzingen voor. Maar het is niet onmogelijk dat dit naast zijn islamhaat Paludans streven is.

Europese rechts-extremisten werden altijd ondersteund door het Kremlin om verdeeldheid te zaaien binnen de EU. Maar sinds de grootschalige invasie van Oekraïne en het buitensporig gebruik van geweld door de Russische Federatie tegen de Oekraïense burgerbevolking hebben rechts-extremisten afstand van het Kremlin genomen.

De cultuuroorlog over verbrande korans of vermeend respectloze beweringen over de islam is een afleiding voor de slechte sociaal-economische situatie in landen als Turkije of de Russische Federatie. Daarom is een in Europa publiekelijk verbrande koran een zegen voor een onder druk staande economisch zwak opererende autoritaire leider.

De verbrande koran dient voor Erdogan om op een tamelijk goedkope manier kiezers aan zich te binden. Op 14 mei 2023 zijn er verkiezingen voor parlement én Turkse presidentschap. De populairiteit van Erdogan staat onder druk door de slechte economische situatie en de gierende inflatie. De populaire burgemeester van Istanbul Ekrem İmamoğlu is een mogelijke presidentskandidaat van de oppositie. Hij kan een geduchte concurrent van Erdogan zijn, maar Erdogan probeert hem door rechtszaken uit te sluiten. Daar loopt nog een beroep tegen van İmamoğlu.

De pro-Poetin Tsjetsjeense leider Ramzan Kadyrov veroordeelt de verbranding van de koran, maar gaat verder als hij zegt dat die geïnitieerd en betaald zou zijn door de Zweedse autoriteiten.

Dat is een onbewezen, maar op het eerste gezicht niet geheel onlogische bewering omdat de rechts-extremistische Zweden Democraten van Jimmie Åkesson gedoogpartner van de huidige Zweedse regering zijn. Net als Paludan wil Åkesson de EU ondermijnen, maar bij nader inzien klopt Kadyrov’s bewering niet omdat de Zweden Democraten sinds 2022 voor toetreding van Zweden tot de NAVO zijn.

De verbranding van de koran door Paludan voedt Kadyrov in zijn verwijt dat in Europa en de NAVO Satanisten aan de macht zijn. Het vervangt eerdere Russische verwijten over neo-nazi’s, pedofielen en anti-christelijke types die de cultuuroorlog tegen het Westen voedden. Niets is zo veranderlijk als een vijandbeeld dat steeds moet worden geactualiseerd als andere vijandbeelden als te ongeloofwaardig zijn ontmaskerd.

Ondeugdelijke reacties op belediging van islam door Nupur Sharma

Opmerkzaam aan de religieuze controverse in India met een felle reactie van islamnaties is dat de feiten niet genoemd worden. Niet bij de NOS, The Guardian of The Washington Post. Het is de vraag of dat omfloerst duiden goede of slechte journalistiek is. Voor wie geen Hindi spreekt zijn de feiten niet te achterhalen. Het is gissen waarom de westerse media in raadsels spreken. Zijn ze zelf bang geworden om de feiten te noemen?

De controverse gaat om Nupur Sharma die onder meer de nationale woordvoerder van de rechts-hindoeïstische Bharatiya Janata Party (BJP) is. Tien dagen geleden maakte ze in een nationaal televisiedebat opmerkingen die opgevat werden als een belediging van de profeet Mohammed of de islam of de koran of de islamitische wereldgemeenschap.

Na een actie op sociale media met een montage van haar uitspraken van het debat zwol de binnen- en buitenlandse kritiek aan. Ze werd daarop geschorst door de BJP. De partij wil de economische relatie met de rijke Golfstaten en andere islamnaties blijkbaar niet riskeren.

Nupur Sharma wordt van alles beschuldigd. Het lijkt te draaien om een uitspraak over Aisja die tijdens haar huwelijk met Mohammed 6, 7, 8 of 9 jaar oud was. De bronnen daarover zijn vaag.

Wat Nupur Sharma in dat debat precies gezegd heeft doet er eigenlijk niet toe. Een godsdienst als de islam of het christendom staat niet boven de wet, en kan en mag beledigd worden. Uiteraard hoeft dat niet, maar het is niet verboden om een godsdienst te beledigen.

Men kan beweren dat door belediging een godsdienst sterk wordt. Gedwongen wordt om uit de eigen schulp te kruipen om in gesprek te gaan met andersdenkenden. Het is sterker om goede tegenargumenten op een belediging te formuleren dan verbolgen te reageren en op te roepen tot het cancellen van degene die beledigt.

Maar het is makkelijk praten vanuit het seculiere Nederland waar alle godsdiensten en levensovertuigingen voor de nationale wet gelijk zijn. De ergste godsdiensttwisten dateren in Nederland van eeuwen terug. Het is geen toeval dat in India de moslims die in een minderheidspositie verkeren zich sterk maken voor het secularisme. Daar zien ze een garantie door de staat in voor het bestaan van hun godsdienst en een bescherming van hun leven. Verder dan dat lijkt hun geloof in het secularisme niet te gaan.

Bovenstaande video van de Pakistaans-Britse Zeeshan Ali kiest een relativerende toon. Hoewel hij Nupur Sharma verdacht maakt door ze te framen als heetgebakerd. Door het kindhuwelijk van Mohammed te vergelijken met de praktijk in de heilige boeken van andere godsdiensten probeert hij de aanval van Nupur Sharma te counteren. Maar hij komt er niet aan toe om te stellen dat in een rechtsstaat een godsdienst stoffeloos beledigd mag worden. Hij gaat de kern van de kwestie Nupur Sharma uit de weg. Dat is een kwestie van emancipatie.

Waarom geeft NRC Nida’s Nourdin el Ouali een softbal interview?

Religieuze partijpolitiek, het blijft wringen. Nida’s partijleider Nourdin el Ouali wordt geïnterviewd in NRC en zegt onder meer het volgende: ‘En ja, wij vinden de oplossingen voor al deze crises in de Koran. De wijze waarop we consumeren, het tegengaan van verspilling, het zorgen voor elkaar en je omgeving.’

De interviewers stellen El Ouali hierover geen vervolgvraag. Zoals ze alle kritische vragen achterwege lijken te laten. Het is nogal een uitspraak, namelijk dat de oplossing voor alle crisis in de Koran te vinden is. Meent El Ouali dit serieus of is het onderdeel van zijn politieke marketing? Men mag hopen dat laatste, want anders moet ernstig in overweging genomen worden dat hij een doorgedraaide relifanaat is.

El Ouali doet nog meer opmerkelijke uitspraken in dat interview, zoals: ‘Islamitische inspiratie is niet alleen voor moslims, het vindt weerklank in ieders geweten.’ Godallemachtig, dat is nog eens wat je annexatie van andersdenkenden noemt. Ik wil niet dat de islam of welke religie dan ook weerklank in mijn geweten vindt. Het is de fout die religieuze leiders of politici telkens maken en zo afkeurenswaardig maakt, namelijk ze willen andersdenkenden in ‘hun verhaal’ trekken. Ik gun ze hun religie van harte, maar met hun directe of in dit geval indirecte evangelisatie laten ze zichzelf kennen als onvolwassen en mateloos in hun annexatiedrift.

In 2018 memoreerde ik in het commentaarHet zijn NIDA’s principes die hebben geleid tot een breuk in het Rotterdamse Links Verbond. SP, PvdA en GL nemen terecht afstand’ wat Nida in haar beginselprogramma heeft staan: ‘Onze geloofsbeleving is van meerwaarde in de samenleving en verdient terecht de ruimte in de publieke sfeer, in publieke voorzieningen en het openbaar bestuur.’ Pardon? Meerwaarde voor u en mij?

Bij nader inzien is het NRC-interview tamelijk kritiekloos en flauw. Het laat El Ouali ongestoord orakelen, maar spreekt hem niet aan op de controversiële beginselen van de partij waarvan hij de leider is. Ik begrijp dat een journalist niet moet oordelen, maar om dan ook het nuanceren achterwege te laten is weer het andere uiterste. Hebben de interviewers het beginselprogramma van Nida eigenlijk wel gelezen?

NRC moet zelf ook oppassen met de annexatiedrift van Nida. In het commentaar uit 2018 verwees ik naar een ander idee uit het beginselprogramma van Nida dat overigens niet meer terug te vinden is op de site. Namelijk een ‘Religieus-wetenschappelijk-kunstzinnige raad’ die het openbaar bestuur adviseert. Via een omweg zijn het religieuze instellingen als kerken en moskeeën, maar ook Museum Boijmans van Beuningen, die volgens Nida het openbaar bestuur moeten adviseren. Dit onthult het denken in cirkels van Nida. Want Boijmans die voor huisvesting, collectie en subsidie afhankelijk is van de gemeente, moet die gemeente tegelijk adviseren. Hoe onafhankelijk kan dat zijn? Tegelijk wil Nida de rol van de media terugbrengen als het suggereert dat ze minder bepalend moeten zijn voor de politieke agenda en het debat. Enfin, met dit interview heeft dat niet geholpen. Beide interviewers hebben Nida’s Nourdin el Ouali gratis publiciteit gegeven in zijn politieke marketing zonder hem hard aan te willen of durven pakken. In de VS heet dat een softball interview.

Foto 1: Schermafbeelding van deel artikelNida wil in Tweede Kamer: ‘In de Koran vinden wij de oplossing voor alle crises’‘ van Sheila Kamerman en Lamyae Aharouay in NRC, 5 juli 2020.

Foto 2: Schermafbeelding van paragraaf uit beginselprogramma ‘25 CONCRETE IDEEËN’ van NIDA Rotterdam. Kopie  in eigen commentaarHet zijn NIDA’s principes die hebben geleid tot een breuk in het Rotterdamse Links Verbond. SP, PvdA en GL nemen terecht afstand’.

Onderzoek salafistische moskeescholen van Nieuwsuur en NRC. Politiek handelt onoprecht en dubbelzinnig in de aanpak

Je moet oproepen tot geweld tegen andersdenkenden in Koran of Bijbel niet te letterlijk nemen, zo zegt Ulysse Ellian, de VVD fractievoorzitter in Almere in gesprek met Omroep Flevoland. Aanleiding is een onderzoek van Nieuwsuur en NRC over salafistische ‘scholen’ die buiten het reguliere onderwijs vallen. Het lijkt dat Ellian hiermee de strekking van zijn eigen woorden niet goed begrijpt. Dit tekent het misverstand over religieuze organisaties die niet op hun woord worden geloofd, maar pas verdacht worden als ze wel op hun woord worden geloofd. Dat is van een verregaande dubbelhartigheid van bestuurders. Wegkijken en goedpraten bij uitstek. Want wie is de scheidsrechter of religieuze organisaties op hun woord moeten worden geloofd?

De politici Gert-Jan Segers (CU) en Klaas Dijkhoff (VVD) pleitten in een uitzending van 10 september 2019 van Nieuwsuur voor verder onderzoek van dit informele salafistische onderwijs voordat er concreet opgetreden wordt. Er moet in kaart gebracht worden wat er aan de hand is op de salafistische naschoolse ‘scholen’ die hoofdzakelijk door Saoedi-Arabië gefinancierd worden. Dat is een voorzichtige aanpak.

Zoals uit de uitzending van Nieuwsuur blijkt gaat het om wederkerigheid, en om de weerbaarheid van de democratie. Dat wil zeggen dat wie vrijheid voor zichzelf opeist die vrijheid ook aan anderen moet gunnen. Dat doen genoemde salafistische scholen volgens de reportage niet. Zij eisen vrijheid op om de vrijheid van anderen te beperken. Daarmee plaatsen de salafisten zich buiten de orde. Uiteindelijk is een verbod hiervan de gepaste maatregel. Mogelijk via het strafrecht, mogelijk via de politiek-bestuurlijke weg. Er moet van geval tot geval bekeken worden welke predikers namens welke salafistische scholen aan de hand van welk lesmateriaal wat zeggen. Aan de hand van criteria kan vervolgens besloten worden door de rechter of de politiek (naargelang de gevolgde weg) welke salafistische scholen ontmanteld en verboden moeten worden.

Sluiting van salafistische scholen die over de schreef gaan gaat er niet in de laatste plaats om om andersoortige islamitische scholen te beschermen tegen deze radicalisering. De salafisten verzieken het klimaat binnen de Nederlandse islam, ook via sociale media. De Nederlandse staat garandeert de grondrechten via de politieke filosofie van het secularisme. Dat betekent dat iedereen in vrijheid een godsdienst of levensovertuiging kan kiezen. Of niets kiest. Reguliere islamscholen die zich aan de Nederlandse wet houden zijn het slachtoffer van de salafistische predikers. Het is onaanvaardbaar dat een specifieke groepering als salafisten deze consensus doorbreekt met verwijzingen naar geweld. Een weerbare democratie kan niet laten bestaan dat die van binnenuit ondermijnd wordt.

Interessant is dat de predikers de kinderen motiveren om te emigreren naar een islamitisch, wat zij noemen niet polytheïstisch land. Dit roept de vraag op waarom deze predikers niet zelf Nederland verlaten. Want wat hebben ze zelf te zoeken in het polytheïstische Nederland dat zij zo resoluut afwijzen? Het lijkt er sterk op dat de predikers de kinderen iets adviseren waar ze zelf geen gevolg aan geven. Dat is schijnheiligheid van deze salafistische predikers. Als ze volgens hun eigen advies zouden leven, dan moesten ze Nederland verlaten. Saoedisch geld houdt deze predikers vermoedelijk in Nederland zodat ze over de hoofden van de kinderen die aan hen zijn toevertrouwd carrière kunnen maken.

Het onderliggende probleem is dat religie een vrijplaats kan zijn waar straffeloos meningen kunnen worden verkondigd die haaks staan op de grondwet. De predikers van de salafistische scholen richten zich tegen andersdenkenden, en de Nederlandse democratie en rechtsstaat. Dat is ontoelaatbaar voor het openbaar bestuur dat bevolkingsgroepen met elkaar probeert te verbinden en de vrijheid bewaakt. Binnen religieuze organisaties is het toelaatbaar. Zolang ze niet oproepen tot geweld kunnen deze vertegenwoordigers in eigen kring zonder interne tegenspraak of correctie en met een beroep op eigen leerstellingen verkondigen wat ze willen. Ook intolerantie of in gevallen zonder verdere maatschappelijke gevolgen onzin of onredelijkheid.

Wie deze salafistische predikers echt aan wil pakken moet de politieke voorkeurspositie van religieuze organisaties ter discussie durven stellen. Daar schort het tot nu toe aan. Want dat vraagt van bestuurders rechtlijnigheid, intellectuele durf, het doen van heel veel huiswerk, politieke bewegingsruimte en het ingaan tegen het eigenbelang van de eigen doelgroep. Bedenk dat de christelijke SGP voor de toekomst een theocratische staat propageert die principieel weinig verschilt van wat salafistische predikers propageren. Verschil is wel dat de SGP zich ‘in de tussentijd’ gouvernementeel en rechtsstatelijk opstelt en de salafistische predikers niet. Als de eigen kring van de salafisten wordt aangepakt, dan raakt dat direct aan de eigen kring van christelijke organisaties. Daarom zijn tot nu toe de salafisten niet aangepakt door de politiek of het OM dat van de minster een aanwijzing krijgt om in dit dossier te handelen.

Het is de hoogste tijd voor een fundamenteel debat over de positie van religieuze organisaties binnen onze samenleving. Het lijkt er sterk op dat ze te veel politieke voorrechten genieten in een samenleving waar de meerderheid van de bevolking zich niet langer laat inspireren door godsdienst. Hopelijk biedt het onderzoek van Nieuwsuur en NRC voldoende aanknopingspunten om de afwachtende houding van de politiek die neerkomt op ‘we willen wel, maar we kunnen niet’ te doorbreken.

Het is trouwens ontluisterend voor het optreden van overheid en de coalitiepartijen VVD, CDA, D66 en CU en een opsteker voor goede onderzoeksjournalistiek dat media dit boven water tillen. Hebben VVD en D66 zich in slaap laten sussen? Heeft de overheid niet doorgepakt omdat het gegijzeld wordt door de druk van de christelijke partijen die vrezen dat bij krachtig overheidsoptreden ook christelijke organisaties geraakt worden in hun autonomie? De politiek en het openbaar bestuur kunnen het goedmaken door afstand te doen van hun slaapzuchtige afwachtendheid, kortzichtigheid en deelbelangen. Laten de onderwijsinspectie, het OM en het parlement aan het werk gaan.

Canada staat alleen in conflict met Saoedi-Arabië over mensenrechten

Een inzichtelijk interview van Vassy Kapelos op de Canadese publieke omroep CBC met president Obama’s voormalige Global Engagement Director Brett Bruen. Het gaat om een diplomatieke crisis tussen Canada en Saoedi-Arabië waarbij Canada in de verdediging is gedrongen. Aanleiding is een tweet van 3 augustus van het Canadese ministerie van Buitenlandse Zaken over de oproep om mensenrechtenactivisten in Saoedie-Arabië vrij te laten. Over deze omgekeerde Twitter-diplomatie van president Trump vraagt onder meer hoogleraar internationale zaken David Carment zich af of dit een geschikt en handig instrument is om de finesses van diplomatie en buitenlandse politiek af te dekken. Dus zo bekeken valt Canada ook wel wat te verwijten.

Maar het grootste verwijt treft het Koninkrijk Saoedi-Arabië, die theocratie waar sinds de 18de eeuw een tweezijdig verbond van kracht is tussen de wereldlijke macht van het Saoedische koningshuis en geestelijke macht van de orthodox-islamitische stroming van het wahabisme. Dat verbond kreeg vanaf 1979 nieuwe betekenis na de mislukte bezetting door islamitische extremisten van de Al-Masjid al-Haram moskee in Mekka. Bang geworden voor de eigen machtspositie door onder meer de Iraanse volksopstand van 1979 die ayatollah Khomeini aan de macht bracht werd de verwestersing van Saoedi-Arabië teruggedraaid, de vrijheden ingeperkt en de orthodoxe islam opnieuw opgepoetst. Zelfs tot een exportproduct gemaakt. Sinds kort lijkt de feitelijke machthebber kroonprins Mohammad bin Salman al-Saoed de teugels te vieren, maar het vermoeden is dat hij dat niet om culturele, religieuze of juridische redenen doet, maar om economische redenen om het koninkrijk toekomstbestendig en minder afhankelijk van olie inkomsten te maken.

Door een terugtredende VS die onder president Trump meer ruimte geeft aan autoritaire landen weet ook Mohammad bin Salman al-Saoed dat zijn speelruimte groter is. Daarom kan hij een geïsoleerd Canada fors aanpakken. In navolging van de VS aarzelt ook de EU om zich krachtdadig uit te spreken tegen de schending van de mensenrechten in Saoedi-Arabië. Niet in het minst vanwege economische belangen en bescherming van de eigen wapenindustrie. Slechts individuele landen als Zweden sputterden de afgelopen jaren tegen.

Pikant is dat zoals uit een tweet blijkt de Canadese minister van Buitenlandse Zaken Chrystia Freeland op 6 augustus op een LHBTI-conferentie in Vancouver een gesprek had met de Nederlandse minister Ingrid van Engelshoven (OCW) over ‘mensenrechten, in het bijzonder vrouwenrechten en EqualRightsCoalition’. In een verklaring zegt Van Engelshoven: ‘Nu moeten we de mooie woorden omzetten in daden.’ Op sociale media zijn de goede bedoelingen immens om ‘niemand achter te laten’. Het lijkt er echter sterk op dat de ‘gewone’ mensenrechten moeten wijken, zoals Samar en Raif Badawi in Saoedi-Arabië nu aan den lijve ondervinden.

Foto: Gewaakte tweet van het Canadese ministerie van Buitenlandse Zaken, 3 augustus 2018.

Frans manifest tegen het nieuwe antisemitisme roept op tot modernisering van de islam

Een manifest in het Franse dagblad Le Parisien tegen ‘het nieuwe antisemitisme’ roept op tot bewustwording. Er zou een nieuw antisemitisme zijn ontstaan onder moslimextremisten en joden worden bedreigd. Frankrijk zou het toneel van een dodelijk antisemitisme zijn geworden. De oproep is een initiatief van oud-directeur Philippe Val van het satirische tijdschrift Charlie Hebdo. Meer dan 250 politici, volksvertegenwoordigers, kunstenaars en intellectuelen hebben het manifest ondertekend. Een specifieke passage is opmerkelijk wanneer het manifest verwijst naar de Koran. In een bericht van de NOS wordt dat ingekort vertaald: ‘Verzen uit de Koran waarin wordt opgeroepen Joden, christenen en ongelovigen te doden, moeten worden afgewezen. Zodat niet één gelovige zich nog op een heilige tekst kan beroepen om een misdaad te begaan.’

De strekking van de tekst is breder en verwijst naar het Vaticaan en het katholieke karakter van Frankrijk. Dat geeft het manifest focus: ‘En conséquence, nous demandons que les versets du Coran appelant au meurtre et au châtiment des juifs, des chrétiens et des incroyants soient frappés d’obsolescence par les autorités théologiques, comme le furent les incohérences de la Bible et l’antisémite catholique aboli par Vatican II, afin qu’aucun croyant ne puisse s’appuyer sur un texte sacré pour commettre un crime.’ Vrij vertaald: ‘Daarom vragen we dat de verzen van de Koran die oproepen tot het doden en straffen van joden, christenen en ongelovigen als achterhaald worden bestempeld door theologische autoriteiten, zoals de incoherenties van de Bijbel en het katholieke antisemitisme werden afgeschaft door het Tweede Vaticaanse Concilie, zodat geen gelovige kan vertrouwen (= zich kan baseren, voortbouwen) op een heilige tekst om een misdaad te plegen’.

Deze oproep tot emancipatie raakt aan de vrijheid van godsdienst en geeft aan hoe lastig het is om religieuze denkbeelden ondergeschikt te maken aan de rechten en vrijheden van de nationale rechtsstaat en het daar in te laten passen. Of in ruimere zin opgevat, het te dwingen tot redelijkheid. Aan godsdiensten kan per definitie geen redelijkheid opgelegd worden. Godsdiensten baseren zich als vanouds ook niet op redelijkheid, maar op het tegengestelde van redelijkheid. Het geloof draagt onredelijkheid en uitsluiting van andersdenkenden in zich en dat maakt er voor vele gelovigen de aantrekkingskracht van uit. Een oproep tot modernisering van de islam, zoals het Vaticaan begin jaren ’60 deed met het katholicisme is een begrijpelijke reactie en projectie van het recente verleden in het katholieke Frankrijk, maar ook een wereldvreemde en machteloze oproep.

Godsdiensten komen weg met hun onredelijkheid, wat zeker niet wil zeggen dat de meerderheid van Franse of Europese moslims niet redelijk is. Integendeel, maar als een heilig schrift met ondersteuning van geestelijke leiders in autoritaire landen buiten Europa voeding blijft geven aan een harde kern van onredelijke gelovigen die zich koesteren in apartheid, dan is daar geen kruid tegen gewassen. Des te meer omdat Koranstudie een taboe is binnen de machtigste instituten van de islam en het onderzoek naar de omstandigheden van het eigen ontstaan vanuit de dogmatiek van de godsdienst wordt geblokkeerd. Zo is een cyclische zelfverwijzing binnen de islam gecreëerd waar modernisering niet in kan breken. Wat overigens niet wil zeggen dat alle islamologen zich daar aan houden. Maar islamstudie is een ‘gevoelige zaak’ zoals blijkt uit een overzicht van 1999 in The Atlantic. Emancipatie en modernisering van een godsdienst is een smal en gevaarlijk pad een steile berg op. Maar er is geen alternatief. Op dit moment is wensdenken over de islam het ultieme realisme.

Foto: Schermafbeelding van deel artikelManifeste «contre le nouvel antisémitisme»’ in de zondageditie ‘Aujourd’hui en France Dimanche’ van Le Parisien, 22 april 2018.

Op Filippijnen wordt islam als religie van vrede gezien. Met een springlevende Fethullah Gülen, wensdenken en tegenstrijdigheid

Op de Filippijnen lijkt het gedachtengoed van de islamitische prediker Fethullah Gülen springlevend. Dat blijkt uit een artikel in Business Mirror dat begint met een uitspraak die aan hem wordt toegeschreven: ‘A Muslim cannot be a terrorist. And a terrorist cannot be a Muslim.’ De werkelijkheid is anders. De wereld is vergeven van terroristen die zich om uiteenlopende redenen op de islam beroepen en zichzelf als moslim beschouwen. Volgens de traditie van de islam kunnen ze dat met recht doen. Cihangir Arslan heeft daar geen boodschap aan en stelt zich op het standpunt dat de islam een religie van vrede is. Hij winkelt selectief in koran en in islam. De weg die hij in navolging van Gülen bewandelt door de islam te willen moderniseren is positief, maar het schort aan zijn wereldwijsheid en het onder ogen zien van de kwalijke kanten van de islam. Mijn reactie:

Maybe the best antidote to extremism invoking islam is not religious education, but non-religious education. Because as Gülen and Arslan believe islamic or islamist terrorism can not be traced to islam.

So it is one or the other. Or extremism about which the perpetrators say it is based on islam has nothing to do with islam or it has something to do with islam. In the first case the terrorists can only be reached by a non-religious education, following the perspective taken by Gülen and Arslan.

It seems they are ambiguous in their view. They denounce islam’s responsibility as a cause of terrorism about which the perpetrators say it is based on islam, but in islam they see the solution to the issue of extremism based on islam while they refuse the perpetrators to make the connection with islam. That seems contradictory and far from logical.

Foto: Schermafbeelding van deel artikelUnderstanding Love from the Heart of Islam’ van Marilou Guieb op Business Mirror, 3 september 2017.

Hoofddoek is geen gebod in de islam. Amsterdamse politie onderzoekt het dragen ervan. Op politieke gronden?

De politie van Amsterdam onderzoekt of het vanwege het personeelsbeleid verstandig is om hoofddoeken toe te staan. Het wil meer allochtone agenten werven en bedoelt daar vermoedelijk agenten mee die actief de islam belijden. Zoals opgemerkt is er een landelijke code die zoiets verhindert, dus het is de vraag waarom Amsterdam overweegt zo’n landelijke afspraak te passeren. En of het die bestuurlijk-juridisch kan passeren.

Bij alle debatten hierover moest ik denken aan een opmerking over de hoofddoek in een NRC-interview van de Amerikaanse zwarte moslimvrouw Amina Wadud die publieke islamitische gebedsdiensten leidt: ‘Maar als ik in een gezelschap verkeer waarin iedereen doet alsof het dragen van een hoofddoek de uiting van de deugdelijkheid van een persoon is, dan doe ik hem juist af. Gewoon om te laten zien dat het aan Allah is om te beoordelen of iemand deugt, en aan niemand anders. Het is een misvatting dat het dragen van de hijab, het Arabische woord voor hoofddoek, een gebod is in de islam. Dat woord komt niet eens voor in de Koran.’

Als de hoofddoek geen religieus, maar cultureel symbool is, dan kan de scheiding van kerk en staat het dragen ervan in overheidsdienst niet blokkeren. Maar als het geen religieus symbool is dat vanuit de leerstellingen van de islam verplicht wordt gesteld of daar direct en onontkoombaar uit volgt, dan kunnen de dragers van een hoofddoek evenmin op godsdienstige gronden een uitzonderingspositie op het dragen ervan in overheidsdienst claimen. Dat alles roept weer de vraag op waarom de Amsterdamse korpsleiding het verstandig acht om zo’n maatschappelijk mijnenveld in te lopen vol culturele, politieke en religieuze noties.

Het probleem met het Amsterdamse debat is dat het de korpsleiding confronteert met ongelijksoortige feiten en aannames waarvan het niet weet wat ze waard zijn. Met de complicatie dat het niet onmogelijk is dat de adviseurs van de korpsleiding hun eigen politieke agenda hebben en daarom hun politieke als religieuze argumenten verkopen. Zo wordt het onoverzichtelijk en ontstaat er geen zuiver debat. Want het is uiteindelijk een politiek en geen religieus argument om het dragen van een hoofddoek in overheidsdienst toe te laten. Als de politieleiding van Amsterdam werkelijk wil weten hoe het precies zit met de verplichting vanuit de islam aangaande het dragen van een hoofddoek, dan zou het zich beter verlaten op academische  islamdeskundigen en niet op huidige adviseurs die er belang bij kunnen hebben om religie, cultuur en politiek te vermengen.

Openbare spot en minachting van de islam? Aanklacht in Denemarken wegens verbranden koran

fb

In Denemarken is de aanklager een strafzaak wegens godslastering begonnen tegen een 42-jarige man uit Noord-Jutland die in december 2015 op de Facebook-pagina JA TIL FRIHED – NEJ TIL ISLAM (‘Ja tegen vrijheid, nee tegen de islam’) een video postte waarin hij een koran verbrandde. De aanklager beroept zich hierbij op overtreding van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht. In een persbericht van 22 februari 2017 zegt Mikkel Thastum (vertaald in het Engels): ‘It is the prosecution’s view that the circumstances of the burning of holy books like the Bible and the Qur’an implies that in some cases it may be a violation of blasphemy provision, which deals with public mockery or scorn against a religion.’

De aanklager geeft als reden openbare spot of minachting van een religie. Iemand verbrandt in zijn achtertuin een koran, maakt daar een video van, zet er een tekst bij, maakt daar een posting van op een openbare FB-groep en wordt aangeklaagd. Wie door de FB-pagina JA TIL FRIHED – NEJ TIL ISLAM scrollt wordt niet vrolijk van de aanvallen op de islam en de steun voor tegenstanders van de islam. Maar daar gaat het niet om. Het is de vraag of dit gebrek aan nuancering de actie van de aanklager onder de verwijzing naar spot en minachting rechtvaardigt. De 42-jarige man is nog niet veroordeeld en de rechter moet uitmaken of er sprake is van godslastering volgens het Wetboek van Strafrecht. Dus af te wachten valt hoe het staat met de vrijheid van meningsuiting in Denemarken en hoe heet de deze week opgediende soep uiteindelijk gegeten wordt.

Het is lastig om iemand voor openbare spot van een religie te veroordelen. Want spot of belediging hoort bij een dynamische samenleving met weerbare burgers die zich tegenover elkaar uitspreken. Georganiseerde religieuze instellingen hoeven geen extra juridische bescherming. Hoewel in de rechtstoepassing die voorrechten in westerse samenlevingen nog steeds bestaan. Een open samenleving heeft een publiek debat waarin het kan spetteren. Laat maar botsen. Een uitzondering kan gemaakt worden voor groepen die niet voor zichzelf op kunnen komen, zoals kinderen, hoogbejaarden, gehandicapten of laagbegaafden. In die gevallen kan de overheid inspringen. Pas waar spot overgaat in haatspraak en aanzetten tot geweld wordt een grens overschreden. Het oogt gekunsteld om te veronderstellen dat minachting van een wereldreligie die tientallen landen in haar greep heeft en meer dan 1,6 miljard volgelingen heeft aan de orde is. De gelovigen van de islam zijn ook in Europese landen sterk en krachtig genoeg georganiseerd om voor hun geloof op te komen.

Waarom de aanklager meent hier een zaak van te moeten maken is onduidelijk. Het kan het omgekeerde betekenen van wat het lijkt. In dit soort zaken bestaat altijd het vermoeden dat druk uit islamitische landen en een dreigende boycot van Deense producten op enigerlei manier van invloed zijn op de beslissing van een aanklager om er een zaak van te maken. Mogelijk op aanwijzing van het ministerie van Justitie. Als dat zo is, dan is het de verkeerde reden. Maar het omgekeerde kan ook, namelijk dat de Deense samenleving aan de islamitische kritiek subtiel duidelijk wil maken hoe genuanceerd en evenwichtig een westerse rechtsstaat werkt. Met de stille hint om die nuanceringen in de islamitische landen over te nemen. Als God het wil. 

Foto: Schermafbeelding van deel FB-pagina JA TIL FRIHED – NEJ TIL ISLAM.

Meldpunt Internet Discriminatie billijkt ‘Sommige moslims menen uit de Koran te begrijpen dat homo’s gedood moeten worden’

rel

The Post Online publiceert in samenwerking met een melder van discriminatie deze brief van het Meldpunt Internet Discriminatie (MiND) in antwoord op een melding van homohaat op bladna.nl, ‘het forum van Marokkanen in de wereld’. Opvallend eraan is dat MiND concludeert dat homohaat juridisch niet strafbaar is als die vanuit een religieuze overtuiging wordt gedaan. Hiermee introduceert MiND rechtsongelijkheid en voorrechten voor leden van religieuze organisaties. Want die zouden ongestraft meer mogen kunnen zeggen dan degenen die geen lid zijn van een religieuze organisatie. Opmerkelijk is dat MiND in 2013 is opgericht op initiatief van het ministerie van Veiligheid en Justitie en het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Op het forum van bladna.nl vliegen de beledigingen over en weer, zoals hier. Het lijkt onbegonnen werk om alle overtreders van artikel 137 c-e van het Wetboek van Strafrecht aan te pakken. Monitoring op discriminatie lijkt ook eerder een taak voor Facebook. Men kan nog stellen dat dit soort uitingen niet goed doordacht zijn en in een onbewaakt ogenblik zijn gemaakt. Maar het wordt er gelijk een stuk serieuzer op als het een semi-overheidsinstantie als MiND betreft. Met als gevolg dat het billijken van een discriminerende uiting als verlengde van overheidsbeleid wordt gezien. Het houdt in dat iemand met een religieuze overtuiging een bevoorrechte positie heeft en daarom meer mag discrimineren dan iemand zonder een religieuze overtuiging.

De opstelling van MiND in bovenstaande brief leidde tot afkeuring op sociale media en in de Tweede Kamer. Louis Bontes en Joram van Klaveren (VNL) stelden kamervragen aan minister Ard van der Steur van Veiligheid en Justitie en Lodewijk Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Ze willen onder meer weten of ‘de islam (net als andere levensbeschouwingen) nooit gebruikt kan worden als excuus voor feitelijke discriminatie of het oproepen tot geweld?’ MiND heeft vandaag schuld bekend en zegt in een beknopte en onvolledige verklaring dat ‘de uitingen in eerste instantie onjuist zijn beoordeeld. Dat betreuren we ten zeerste.’

Maar hiermee is de kous nog lang niet af. De vraag die oprijst is wie bij MiND deze melding heeft beoordeeld en welke juridische expertise deze medewerker bezit. Nog belangrijker om te weten is of de medewerker aan   de hand van interne richtlijnen -die zeggen dat de islam een streepje voor heeft als het om discriminatie gaat- tot de afweging is gekomen. Dus minder streng beoordeeld dient te worden vanwege de religieuze overtuiging van degenen die discrimineren. Is MiND wel objectief en neutraal? Valt het te wel vertrouwen als onpartijdige instelling die overheidssubsidie krijgt? Wat deze kwestie vooral oproept is de vraag naar de status van een meldpunt als MiND. Wat voor toegevoegde waarde heeft het en treedt het doelmatig op? Het kan een verzoek doen aan iemand over wie wegens discriminatie in een melding is geklaagd, maar uiteindelijk is het machteloos en bezit geen dwangmaatregel. Uitsluitend het OM kan een strafrechtelijk onderzoek beginnen.

Er is trouwens best iets voor het standpunt te zeggen dat de vrijheid van meningsuiting onbeperkt is. Hoewel die situatie feitelijk nergens bestaat. Zodat moslims mogen zeggen dat homoseksuelen om hun geaardheid gedood moeten worden. Maar dan moeten anderen op hun beurt mogen zeggen dat moslims om hun geloof gedood mogen worden of gewoonweg achterlijk zijn vanwege het aanhangen van een achterlijk geloof. Het is van tweeën een. Of men handhaaft zonder uitzonderingen strikt de wet of men doet dat niet en maakt de vrijheid van meningsuiting onbeperkt. Wat de MiND heeft laten zien is het slechtste van twee werelden: rechtsongelijkheid en voorrechten voor mensen met een islamitische overtuiging die worden gerechtvaardigd.

Foto: Schermafbeelding van brief van het MiND aan iemand die een melding heeft gedaan van homohaat in het artikelMeldpunt Internet Discriminatie (MiND): ‘Islamitische homohaat is geen discriminatie want islam’’ van TPO, 1 december 2016.