Is de politiek bereid om instelling van een ‘Restitutiecommissie Kunstbezit Koninklijke Familie’ serieus te overwegen?

Mijn reactie bij het item ‘Musea balen: kunst Koninklijk Huis gaat naar veiling’ op het YouTube-kanaal van Nieuwsuur. Het is trouwens een kwestie van perspectief of deze titel juist is. Want de vermeende verkoper van de kunst, te weten prinses Christina is wel lid van de koninklijke familie, maar sinds 1975 niet meer van het koninklijk huis. Als dit kunstbezit echter wordt beredeneerd vanuit de logica dat het door overerving niet doorgegeven is aan diverse leden van de koninklijke familie, maar nog steeds als langdurige bruikleen wordt beheerd door het koninklijk huis, dan is de titel wel juist:

De samenleving dient actie te ondernemen om duidelijkheid te krijgen over de rechtmatigheid van de kunst die in het bezit van leden van de Nederlandse koninklijke familie is. Nu bestaat daarover vaagheid. Door een (kunst)historische en juridische inventarisatie kan gereconstrueerd worden hoe de verwerving is verlopen. Bijvoorbeeld in de 19de eeuw ten tijde van Koning Willem II toen kunstwerken werden betaald vanuit de staatskas, maar in het bezit van de koninklijke familie kwamen. Door overerving is de duidelijkheid over de herkomst verder vertroebeld. De met steun van de staat verworven werken dienen teruggeven te worden aan de Nederlandse staat.  Zo kunnen rechtmatig en onrechtmatig bezit onderscheiden worden. Als het koninklijk huis hieraan meewerkt, dan kan het het eigen draagvlak versterken. Door deze kwestie dreigt die sterk onder druk te worden gezet.

Ik pleit voor het instellen van een Restitutiecommissie. Vergelijking met nazi-roofkunst uit voornamelijk Joods kunstbezit dringt zit op. Een Restitutiecommissie werd daartoe in 1997 opgericht om te adviseren over de rechtmatigheid van claims. Nodig is een op een dezelfde wijze werkzame Restitutiecommissie over het kunstbezit van de koninklijke familie. De opdracht is het tegen het licht houden van de rechtmatigheid van de kunstobjecten uit de collecties van (leden van) het koninklijk huis of de koninklijke familie in bredere zin. Door inventarisatie en documentatie kan per object worden geadviseerd over teruggave aan de staat.

Daarna kunnen de kunstobjecten in langdurige bruikleen worden gegeven aan Nederlandse musea. Feit dat zo’n Restitutiecommissie die de teruggave van kunst in het bezit van de koninklijke familie afhandelt nooit van de grond is gekomen heeft te maken met de lange arm van de Oranjes. De politiek heeft nooit een vuist durven maken en toont zich tot op de dag van vandaag bang voor of geïntimideerd door het staatshoofd. Hopelijk durft een nieuwe generatie politici die zich bekommert om Nederlands kunstbezit door te pakken om een weeffout te herstellen van met staatsgeld aangekochte kunst die in een privécollectie is verdwenen.

Het probleem is dat de politieke partijen niet durven in te gaan tegen het koninklijk huis. Daar wijst ook de reactie op van premier Rutte die vandaag in het openbaar het voornemen van de koninklijke familie steunt om kunst uit het Nederlands kunstbezit te verkopen. Waaronder de genoemde tekening van Rubens. Rutte meent dat de Oranjes dit juridisch mogen doen omdat verkoop een privézaak zou zijn. Maar dit is nog maar helemaal de vraag die juist onderzocht dient te worden. En nooit systematisch is onderzocht. Want zolang er onduidelijkheden over de herkomst van bepaalde werken bestaat is het de vraag of het in alle gevallen een privézaak betreft, of een zaak van algemeen belang.

In elk geval gaat het hier om een ethische kwestie zoals politiek commentator van RTL Nieuws Frits Wester aangeeft: ‘Maar de vraag is gerechtvaardigd of de Oranjes, een door de belastingbetaler zwaar gesubsidieerd instituut, niet de morele plicht hebben om nationaal erfgoed dat zij bezitten eerst aan Nederlandse musea moeten aanbieden. En volgens mij moet het antwoord op die vraag volmondig ja zijn.’

Kortom, twee zaken zijn nodig. Voor de korte termijn opschorting van verkoop omdat hoogwaardige kunstobjecten uit de collectie van de Nederlandse koninklijke familie naar het buitenland dreigen te verdwijnen. Dat is ongewenst. Voor de langere termijn de instelling van een ‘Restitutiecommissie Kunstbezit Koninklijke Familie’ die onderzoekt en adviseert welke kunstwerken die nu in het bezit van de koninklijke familie zijn vanwege ontbrekende rechtmatigheid teruggeven dienen te worden aan de Nederlandse staat.

Oranjes moeten afzien van kunstveiling. Restitutiecommissie gevraagd voor teruggave van kunst koninklijke familie naar staat

Het heeft even geduurd, maar museumdirecteur Sjarel Ex neemt moedig het voortouw in de kritiek op de voorgenomen verkoop van kunstobjecten op een veiling bij Sotheby’s op 30 januari 2019 door de koninklijke familie. Waarschijnlijk prinses Christina. Aanleiding is een houtskooltekening van Peter Paul Rubens met een geschatte waarde van 2 miljoen euro. Museum Boijmans van Beuningen waarvan Ex directeur is bezit een grote collectie van Rubens’ werk. In een bericht in het AD noemt hij de kunstveiling niet ‘de koninklijke weg’.

Essentieel is de herkomst en aankoop van de werken. Wie behoren ze toe en is verkoop ethisch wel in de haak? De angst in politiek en wetenschap voor de lange arm van de Oranjes is blijkbaar groot als een ‘prominente kunsthistoricus’ slechts op basis van anonimiteit in het AD achtergrondinformatie wenst te geven. Welke druk dwingt tot anonimiteit? Heeft het mechanisme van zelfcensuur te maken met vrees dat het zich in het openbaar uitspreken de eigen carrière beschadigt? De opmerking is vernietigend en slaat de bodem weg onder het draagvlak voor de voorgenomen verkoop. De werken werden ‘grotendeels’ aangekocht door de toenmalige koning Willem II en diens echtgenote Anna Paulowna, maar niet zij maar de staat betaalden daarvoor: ‘In een tijd dat alle uitgaven van de koninklijke familie rechtstreeks uit de Nederlandse staatskas kwamen. Daardoor zijn ze niet als privé-eigendommen te beschouwen.’ Kortom, verkoop is moreel niet verantwoord en dient opgeschort te worden tot er volledige duidelijkheid over herkomst en aankoop is.

Zo ontstaat een beeld van kortzichtigheid en zelfverrijking door graaiende leden van de koninklijke familie die zich afkeren van de Nederlandse samenleving en museumsector. Ze schenken de kunst of de opbrengt ervan niet aan Nederlandse musea, maar houden die voor zichzelf terwijl de kunst grotendeels is aangekocht vanuit de staatskas. Deze weeffout is door overerving niet hersteld. Evenmin gaan ze met de musea in gesprek zoals gebruikelijk is bij ontzamelen, hoewel dat voor openbare en niet voor privécollecties geldt. Maar dat staat juist ter discussie. Is de (deel)collectie die ter veiling wordt aangeboden in feite nou openbaar of privé kunstbezit?

Men kan zich alleen maar verbazen over de rol van prinses Beatrix die bekendstaat als kunstliefhebber en kunstverzamelaar. Waarom heeft ze als nestor van de koninklijke familie haar familie er niet van weten te overtuigen dat de overdracht van objecten uit de kunstcollectie van Willem II en Anna Paulowna aan de Nederlandse musea moreel de enige juiste weg is? Het Rotterdamse D66-kamerlid Salima Belhaj heeft over deze voorgenomen veiling kamervragen gesteld aan premier Rutte. Ook de Vereniging Rembrandt is kritisch.

Vergelijking met nazi-roofkunst uit voornamelijk Joods kunstbezit dringt zit op. Een Restitutiecommissie die eerst Commissie-Ekkart heette werd daartoe in 1997 opgericht om te adviseren over de rechtmatigheid van claims. Nodig is een op een dezelfde wijze werkzame Restitutiecommissie. Omdat hoogwaardige en iconische kunstobjecten uit de collectie van de koninklijke familie naar het buitenland dreigen te verdwijnen is opschorting van verkoop gewenst. De opdracht is het tegen het licht houden van de rechtmatigheid van de kunstobjecten uit de collecties van (leden van) het koninklijk huis. Door inventarisatie en documentatie kan per object worden geadviseerd over teruggave aan de staat. Als bijvoorbeeld kunst die in de 19de eeuw in bezit van de Oranjes kwam werd gefinancierd door de staat, dan dient die te worden teruggeven aan de staat.

Daarna kunnen de kunstobjecten in langdurige bruikleen worden gegeven aan Nederlandse musea. Feit dat zo’n Restitutiecommissie die de teruggave van kunst in het bezit van de koninklijke familie afhandelt nooit van de grond is gekomen heeft te maken met de lange arm van de Oranjes. De politieke klasse heeft nooit een vuist durven maken en toont zich tot op de dag van vandaag bang voor de macht van het staatshoofd. Hopelijk durft een nieuwe generatie politici die zich bekommert om Nederlands kunstbezit door te pakken om een weeffout te herstellen van met staatsgeld aangekochte kunst die in een privécollectie is verdwenen.

Hoe dan ook is het merkwaardig dat de Oranjes nooit tot het zelfinzicht zijn gekomen dat ze moreel verplicht waren om kunstobjecten die met staatsgeld waren betaald vrijwillig terug te geven aan de Nederlandse staat.

Foto 1: Schermafbeelding van aankondiging van veiling door Sotheby’s op 30 januari 2019 van kunst door de Nederlandse koninklijke familie.

Foto 2: Schermafbeelding van deel artikelOranjes moeten afzien van kunstveiling: ‘Dit is niet de koninklijke weg’’ van Jeroen Schmale in AD, 9 januari 2019.

Tradities blijven om te veranderen. Ook God, Nederland en Oranje

trad

Petitionaris Dennis Besten gaat flink tekeer. Hij meent dat met name buitenlanders een probleem maken van tradities in Nederland en verzoekt daarom geen rekening te houden met de buitenlanders in Nederland. En dus over te gaan tot de traditie van de dag. Het is de vraag of buitenlanders zo kritisch zijn op Nederlandse tradities. Ik herhaal graag wat ik eerder schreef over tradities die minder gehecht zijn dan velen denken:

Maar wat is eigenlijk een traditie? Zwarte Piet is uitgevonden in de tweede helft van de 19de eeuw en het grootschalig afsteken van vuurwerk door de bevolking met nieuwjaar kwam pas na 1955 in de mode. Vanuit evolutionair gezichtspunt moeten deze tradities een functie hebben. Want anders zouden ze niet bestaan.

Wikipedia omschrijft het kernachtig: ‘Uitgevonden tradities zijn nationale symbolen en rituelen die worden voorgesteld als oude tradities.‘ Uitvinden van tradities heeft zin omdat het de nationale identiteit versterkt. Wat weer de nationale eenheid bevordert. De paradox is dat het besef ervan die eenheid weer verstoort. Zodat het voor de nationale eenheid beter is om niet ter discussie te stellen hoe tradities zijn gevormd. En bestaan.

In Voskuils Het Bureau -gebaseerd op de wederwaardigheden van de auteur op het Meertens Instituut dat de Nederlandse taal en cultuur onderzoekt- is Han Voskuil sceptisch over de herkomst van tradities. Hij laat weinig kansen ongebruikt om daar cynisch over te doen. Als een opposant van binnenuit. In zijn dubbelrol van documentalist en analist. Complicatie voor een na-oorlogse bevolking was dat de nazidictatuur volkstradities had misbruikt die zo bezoedeld waren. Ook dat smeekte als het ware om nieuwe ijkpunten voor tradities.

Dat een volk zichzelf voorliegt met een werkelijkheid die er nooit was gaat verder dan Zwarte Piet of vuurwerk dat bij de jaarwisseling massaal afgestoken wordt. Deze gebruiken kunnen gezien worden als uiterlijkheden. De mythe van God, Nederland en Oranje is evenals Zwarte Piet ook een in de 19de eeuw uitgevonden traditie. In die eeuw van nationalisme, emancipatie van de katholieken, politieke en economische ontwikkeling.

De traditie van God, Nederland en Oranje is verstrekkender omdat deze in het publieke debat nog steeds een politieke rol speelt. God is als een van de drie pilaren weggezakt omdat godsdienst aan relevantie verloren heeft. Vaak wordt God dan vervangen door Sport. De traditie van Nederland en Oranje werd onlangs bij de viering van 200 jaar Koninkrijk nieuw leven ingeblazen om de nationale eenheid te bevorderen. Ook bij de troonswisseling van Beatrix door Willem-Alexander wordt continuïteit gesuggereerd om eenheid op te leggen. Met een overdaad aan nationalistisch publicitair geweld dat praktisch geen ruimte laat voor andere meningen.

Maar deze mythe van Nederland en Oranje oogt slof en gedateerd omdat het nieuwe ontwikkelingen niet echt meer kan integreren. Sowieso lastig in een open samenleving als Nederland. De poging om de multicultuur te integreren wringt met het uitgangspunt dat een uitgevonden traditie de nationale identiteit versterkt. Daarom kunnen de machthebbers die de nationale eenheid willen bevorderen niet meer als voorheen leunen op Nederland en Oranje. Ze moeten op zoek naar een nieuwe uitgevonden traditie die alle Nederlanders omvat.

Kortom, een traditie zeilt per definitie mee op de wind die in de samenleving waait. Als ‘de buitenlanders‘ eraan meehelpen om de mythische tradities van God, Nederland en Oranje te problematiseren, dus ter discussie te stellen, dan hoeft dat niet negatief uit te pakken. Integendeel, het maakt Nederland klaar voor de toekomst. Trouwens: Zwarte Piet moet blijven om te veranderen. Zowel de verbieders in hun triomfalisme als de voorstanders die alles bij het oude willen laten begrijpen in hun kortzichtigheid niet hoe tradities werken.

Foto: Schermafbeelding van petitie ‘Nederland: Onze tradities niet aanpassen’.

Uitgevonden tradities: van Zwarte Piet en vuurwerk tot Oranje

dutchness dansen-1

Je kunt enkele miljoenen mensen niet hun traditie afnemen. Het vuurwerk zal, net als Zwarte Piet, niet verdwijnen.’ Zo citeert de NOS de winkelier Hans den Bleker die deze dagen in z’n winkel vuurwerk verkoopt. Maar wat is eigenlijk een traditie? Zwarte Piet is uitgevonden in de tweede helft van de 19de eeuw en het grootschalig afsteken van vuurwerk door de bevolking met nieuwjaar kwam pas na 1955 in de mode. Vanuit evolutionair gezichtspunt moeten deze tradities een functie hebben. Want anders zouden ze niet bestaan.

Wikipedia omschrijft het kernachtig: ‘Uitgevonden tradities zijn nationale symbolen en rituelen die worden voorgesteld als oude tradities.‘ Uitvinden van tradities heeft zin omdat het de nationale identiteit versterkt. Wat weer de nationale eenheid bevordert. De paradox is dat het besef ervan die eenheid weer verstoort. Zodat het voor de nationale eenheid beter is om niet ter discussie te stellen hoe tradities zijn gevormd. En bestaan.

In Voskuils Het Bureau -gebaseerd op de wederwaardigheden van de auteur op het Meertens Instituut dat de Nederlandse taal en cultuur onderzoekt- is Han Voskuil sceptisch over de herkomst van tradities. Hij laat weinig kansen ongebruikt om daar cynisch over te doen. Als een opposant van binnenuit. In zijn dubbelrol van documentalist en analist. Complicatie voor een na-oorlogse bevolking was dat de nazidictatuur volkstradities had misbruikt die zo bezoedeld waren. Ook dat smeekte als het ware om nieuwe ijkpunten voor tradities.

Dat een volk zichzelf voorliegt met een werkelijkheid die er nooit was gaat verder dan Zwarte Piet of vuurwerk dat bij de jaarwisseling massaal afgestoken wordt. Deze gebruiken kunnen gezien worden als uiterlijkheden. De mythe van God, Nederland en Oranje is evenals Zwarte Piet ook een in de 19de eeuw uitgevonden traditie. In die eeuw van nationalisme, emancipatie van de katholieken, politieke en economische ontwikkeling.

De traditie van God, Nederland en Oranje is verstrekkender omdat deze in het publieke debat nog steeds een politieke rol speelt. God is als een van de drie pilaren weggezakt omdat godsdienst aan relevantie verloren heeft. Vaak wordt God dan vervangen door Sport. De traditie van Nederland en Oranje werd onlangs bij de viering van 200 jaar Koninkrijk nieuw leven ingeblazen om de nationale eenheid te bevorderen. Ook bij de troonswisseling van Beatrix door Willem-Alexander wordt continuïteit gesuggereerd om eenheid op te leggen. Met een overdaad aan nationalistisch publicitair geweld dat praktisch geen ruimte laat voor andere meningen.

Maar deze mythe van Nederland en Oranje oogt slof en gedateerd omdat het nieuwe ontwikkelingen niet echt meer kan integreren. Sowieso lastig in een open samenleving als Nederland. De poging om de multicultuur te integreren wringt met het uitgangspunt dat een uitgevonden traditie de nationale identiteit versterkt. Daarom kunnen de machthebbers die de nationale eenheid willen bevorderen niet meer als voorheen leunen op Nederland en Oranje. Ze moeten op zoek naar een nieuwe uitgevonden traditie die alle Nederlanders omvat.

Foto: Nederlandsheid. Credits: Meertens Instituut.

Oranjeviering: 200 jaar Koninkrijk. Wat is de bedoeling?

Fijne onzin voor fijnproevers. De gebruikelijke gladstrijkers, hermelijnvlooien, jaknikkers en hielenlikkers van Oranje ruiken hun kansen. Waarbij Paul van Vliet eerlijker is dan Brigitte Kaandorp die zich voor haar eigen Oranje-opportunisme lijkt te schamen. Er wordt deze dagen 200 jaar Koninkrijk gevierd. Dus nulpunt 1813. Maar hoe kan dat, want de beste koning die Nederland ooit had was Lodewijk Napoleon van 1806 tot 1810?

Pas in 1815 vestigde Oranje een beetje macht. Toen begon de heerschappij van de conservatieve koningen Willem I, Willem II en Willem III die vooral aan zichzelf dachten. Met als extraatje veel psychose en idiotie. Zelfs hedendaagse gladstrijkers, hermelijnvlooien, jaknikkers en hielenlikkers van Oranje zullen moeten toegeven dat er weinig te vieren valt met dit koningshuis. Door geschiedvervalsing en propaganda die elke kritische noot hard wegblaast kan nog enigszins aannemelijk worden gemaakt dat Oranje Nederland verder heeft geholpen. Maar de fijnproevers weten beter. President Kennedy wist jaren later het probleem van de Oranjes in een formule samen te vatten: ‘Vraag niet wat uw land voor u kan doen, vraag wat u voor uw land kunt doen‘. Jarenlang was dit aan het Nederlandse koningshuis niet besteed. Maar nu moeten we als Nederlanders onze vaderlandse geschiedenis vergeten om onze geschiedenis te kunnen vieren. Maar wat vieren we dan?

c4-609

Foto: De Roode Duivel, 21 augustus 1893, nr. 4: ontwerp voor een Gorilla Standbeeld (Koning Willem III). ‘In de brochure wordt gerept over het ‘misdadig leven’ en de ‘bedorven aard van het geslacht’ van de koning die verder wordt neergezet als een ‘sadistisch monster’ dat geen enkele consideratie heeft met zijn volk.’