Jan De Volder claimt dat de integratie van de moslims via het christendom loopt. Hij begrijpt niet wat secularisme inhoudt

Mijn reactie op het artikelGeherwaardeerd christendom helpt de integratie van moslims’ van 16 mei 2018 in het Vlaamse tijdschrift Knack van Jan De Volder (politicus van de CD&V) op de FB-pagina bij dit artikel.

Foto 1: Schermafbeelding van deel artikelGeherwaardeerd christendom helpt de integratie van moslims’ van Jan De Volder in Knack van 16 mei 2018.

Foto 2: Reactie op FB-pagina van Knack bij artikel ‘Geherwaardeerd christendom helpt de integratie van moslims’ van Jan De Volder.

AlDe’emeh en Özdil wijzen op de kracht van de open samenleving

05817r

Het is vaker gezegd, Geert Wilders heeft de trouwste bondgenoten in die categorie Marokkanen en Turken in Nederland die zich isoleert, niet deelneemt aan de samenleving en blijft richten op het land van herkomst. Ze bevestigen de apartheid die Wilders nastreeft. Ze bevestigen hun eigen uitsluiting door er naar te handelen. Wilders heeft deze categorie nodig om zijn gelijk te bevestigen. Ze zijn niet te beroerd door het afwijzen van de open samenleving Wilders geloofwaardig te helpen maken. En zo electoraal een steuntje in de rug te geven. Wilders wijst ook de open samenleving af. Beide groepen bevinden zich aan dezelfde kant van de scheidslijn.

Twee academici van allochtone herkomst hebben kritiek op die herkomstgenoten die voor het verleden en segregatie kiezen. En tegen de open samenleving die West-Europa maakt tot wat het is. Deze groepen gaan niet mee in de verworvenheden ervan, maar verzetten zich ertegen. Wat zoals gezegd extreemrechts in de kaart speelt. Het is de Belgische Marokkaan Montasser AlDe’emeh die een opinie-artikel schrijft in Knack, en de Nederlandse-Turk Zihni Özdil die min of meer hetzelfde betoog houdt in NRC. Beide auteurs pleiten  voor de open samenleving en vinden dat Marokkanen en Turken in West-Europa de kansen moeten grijpen die hun wordt voorgehouden door te willen integreren en zich mentaal vrij op te stellen. Maar dat onvoldoende doen.

Montasser AlDe’emeh legt het falen van islamitische jongeren die zich identificeren met IS niet bij de overheid, maar bij die jongeren zelf: ‘België heeft mij alle kansen gegeven. Als je dat niet erkent, dan was je al lang vertrokken. Waarom stel je jezelf de vraag niet waarom je België verkiest boven het land van je voorouders? Ik weet waarom: omdat het hier verdomde goed is.’ Het is de paradox dat deze jongeren meer vrijheid en ontplooiingsmogelijkheden hebben in West-Europa dan in bijvoorbeeld Libanon, Palestina, Syrië of Noord-Afrika, maar dit toch niet inzien en er in elk geval niet naar handelen. En het zeker niet toe willen geven. Hij sluit zijn betoog aldus af: ‘Ik heb geen religieuze gemeenschap nodig om me te vertegenwoordigen. Het wordt tijd dat je inziet dat ook jij die niet nodig hebt. Het wordt tijd dat jij als vrije burger een positieve bijdrage levert aan deze samenleving. Sta dus op en bescherm die samenleving die ons allen zo dierbaar is.

Zihni Özdil vindt dat Turkse Nederlanders geen loopjongen van Erdogan moeten zijn en het in hun belang is dat ze zich bezighouden met zaken in Nederland, zoals zorg, onderwijs en milieu. Maar dat gebeurt niet: ‘Uiteraard hebben Turkse Nederlanders, net als elke andere Nederlander, het recht om te demonstreren waar ze voor willen. En uiteraard staat het hen vrij om zichzelf te identificeren hoe ze willen, maar uit een eerlijke analyse volgt wel dat het enorm zorgwekkend is dat na vijftig jaar en bijna vier generaties zoveel Turkse Nederlanders hun Turksheid niet als erfgoed zien dat hun Nederlandse identiteit aanvult, maar andersom: de Turkse blut und boden is het enige dat telt.’ Özdil ziet deze categorie Turken zelfs als een vijfde colonne die voor de vijand Erdogan zou werken: ‘de feiten noodzaken mij er wel bang voor te zijn dat het gedrag van veel Turkse Nederlanders de trekjes lijkt te hebben van een vijfde colonne‘.

AlDe’emeh en Özdil brengen in hun loopbaan en opinie naar voren wat integratie is en hoe het werkt. Ze spreken niet alleen hun ex-landgenoten die zich identificeren met IS of een partij als DENK of Geert Wilders en extreemrechts aan, maar lijken ook het opgekoekte stof van de bewustwording over de open samenleving af te willen blazen. Het zijn de verdedigers ervan die weer even bij de les gehouden moeten worden. Het is analoog aan de EU. Dat is een verhaal dat mits overtuigend en goed verteld waardevol is en feitelijk geen concurrenten heeft. Maar we moeten wel beseffen erin te geloven en doorgaan met erover te vertellen.

AlDe’emeh en Özdil zeggen dat we moeten blijven geloven in wat in West-Europa is opgebouwd. Omdat velen het vergeten zijn en het als vanzelfsprekend ervaren. Maar dat is het niet. Wat te doen met de fanatici die daar bewust niet in mee willen gaan en die samenleving zelfs vijandig bejegenen? Ach, die kunnen oprotten zoals burgemeester Ahmed Aboutaleb al meermalen heeft gezegd. Zelfbescherming is onderdeel van de weerbare democratie die voor zichzelf opkomt. Daarbij pas geen naïviteit. Een overheid die in zichzelf gelooft dient er actiever gevolg aan te geven dan nu gebeurt. Voor het debat erover is het belangrijk om in het oog te houden hoe de scheidslijn loopt en wie de verdedigers van de open samenleving zijn. Wilders en extreemrechts zijn geen medestanders van de open samenleving, maar bestrijders ervan. Dat besef hoort bij de bewustwording.

Foto: Stadhuis Haarlem, tussen 1890 en 1900. Collectie: Library of Congress.

Bruno De Lillo: zichtbaarheid religieuze symbolen mag als het het gedrag in het werk niet beïnvloedt

bdl

In een opinieartikel voor het Vlaamse Knack breekt politicus (GROEN) Bruno De Lillo een lans voor de zichtbaarheid van religieuze symbolen. Of liever gezegd, hij wijst het onzichtbaar maken ervan onder het mom van de invoering van ‘laïciteit’ af. Hij ziet geen enkel bezwaar als iemand in overheidsdienst een hoofddoek, keppeltje of pastavergiet op het hoofd draagt. Dat laatste als symbool van de Kerk van het Vliegend Spaghettiwonder wordt trouwens in Nederland ondanks de vrijheid van godsdienst door de Rijksdienst van de Identiteitsgegevens dat onder Binnenlandse Zaken valt in een advies aan de gemeente Emmen afgewezen. De vrijheid van godsdienst in Nederland wordt zo onder het uitsluiten van nieuwe toetreders tot de religieuze sector een door de overheid beschermde markt van gevestigde godsdiensten.

De Lillo stelt een voorwaarde aan de zichtbaarheid van religieuze uitingen door werknemers. Het moet niet het gedrag van de werknemer beïnvloeden: ‘Ben je een ambtenaar die van 9 tot 5 aan een loket moet zitten, dan neem je geen 5 pauzes om te bidden. Is de winkel waar je werkt de hele week open, dan ben je er af en toe ook op zaterdag of zondag. Wil je dat niet, dan vertrek je maar.’ De norm voor gewenst gedrag is dat een werknemer met verwijzing naar de eigen religieuze inspiratie geen beperkingen opwerpt. Zoals de moslim die klanten geen hand wil geven, de katholieke arts die niet wil meewerken aan euthanasie of de ambtenaar die weigert een homohuwelijk te voltrekken. Ze maken zich ongeschikt voor hun functie omdat ze het gedrag in hun werk laten beïnvloeden door hun religieuze achtergrond en dat tussen zichzelf en hun werk zetten.

Religieuze uitingen van werknemers zijn toegestaan indien ze niet van invloed zijn op het werk. Wel past de kanttekening dat een hoofddoek, keppeltje of pastavergiet tamelijk bescheiden uitingen zijn. Hoe dat met religieuze uitingen zit die uitbundiger zijn en uit kostuums kunnen bestaan zoals Candomblé of Satanisme en in strijd kunnen komen met de representativiteit van een organisatie blijft de vraag. Ook valt een beperking te maken in functies die de neutraliteit van de staat symboliseren, zoals het openbaar onderwijs, de politie of de rechterlijke macht. Ofschoon daar geen eenduidigheid over bestaat. Maar het is ongewenst om andersom te redeneren en bij voorbaar te veronderstellen dat iemand met een hoofddoek of een volle baard het gedrag door religie laat beïnvloeden. Diversiteit mag, binnen alle voorwaarden die het werk niet in de weg staan.

Foto: Schermafbeelding van deel artikelWaarom het onzichtbaar maken van elke verwijzing naar religie niet wenselijk is’ door Bruno De Lillo in Knack, 8 januari 2016.