In haar conventionele wijsheid en angst voor de beeldvorming raakte het Vaticaan afgelopen weekend in paniek over een interview van Paus Franciscus met La Repubblica’s Eugenio Scalfari en ontkende feiten die hij noemde. Zoals het gegeven dat er pedofielen onder bisschoppen en kardinalen zijn. Natuurlijk zijn die er. Bewijzen genoeg. Waarom zouden ze er zijn onder de lagere kerkdienaars, maar niet onder de hogere? Denk aan de latere bisschop Jo Gijsen die in 1958 of 1959 eerst een jongetje chocolademelk gaf, hem op z’n schoot trok en toen met z’n hand in de onderbroek van dat jongetje zat om met z’n penis te spelen. Van dat werk dus. Alles keihard vastgelegd door een Klachtencommissie voor seksueel misbruik in de R.-K. Kerk.
De openbaarheid over pedofilie die Franciscus nastreeft is het Vaticaan te veel. De paus noemt een aantal van 2% van de geestelijken dat pedofiel is. Een getal dat critici een te lage inschatting vinden, maar dan nog gaat het om meer dan 8.000 katholieke geestelijken. Wat doet Franciscus concreet naast zijn moedige woorden? Worden de meer dan 8.000 katholieke geestelijken aangepakt en stelselmatig uit hun ambt gezet? Nee, de paus heeft tot nu toe geen enkele concrete maatregel genomen. Het lijkt erop dat de paus behoedzaam moet opereren en nog niet tegen de macht van de curie op kan boksen op dit dossier van pedofilie. De Vaticaanse curie kan de openheid van Franciscus niet aan. Maar zoals Cenk Uygur terecht opmerkt, de paus die al meer heeft gedaan dan andere pausen verdient enig respijt. Rome is niet op een dag gebouwd. Maar de tijd dringt.