Utrecht moet Oud Amelisweerd weghalen uit greep gemeentelijke organisatie en buitenstaanders betrekken bij een oplossing

Landhuis Oud Amelisweerd kan vergeleken worden met een apparaat dat goedkoop is in de aanschaf, maar duur in het gebruik. Het is betrekkelijk makkelijk om erin te stappen, maar bijna onmogelijk om de exploitatie rond te krijgen. Dat heeft ermee te maken dat het om een rijksmonument gaat dat kwetsbaar antiek Chinees behang bevat en door de klimatisering beperkende voorwaarden stelt aan de bedrijfsvoering. Daarnaast is het landhuis tamelijk excentrisch gelegen in een bos aan de rand van Bunnik, en niet makkelijk bereikbaar.

In een commentaar van 22 december 2019 deed ik een voorstel voor een permanente invulling. Dat had als uitgangspunt de Atlas Munnicks van Cleeff en de eigenaar ervan, de Utrechtse ondernemer John Fentener van Vlissingen. Mijn conclusie is dat het recente verleden met de Stichting Museum Oud Amelisweerd (in de wandeling het Armando Museum of MOA geheten) aantoont dat er een externe dynamiek nodig is om de patstelling te doorbreken die al sinds 2012 bestaat. Toen besloot de Utrechtse raad dat er geen euro in de exploitatie (van de toenmalige huurder) gestoken mocht worden. Dat is een extra beperkende voorwaarde voor de bedrijfsvoering. Het MOA kon tegen de beloftes in geen weerstandsvermogen opbouwen en liep continu achter de feiten aan. Het teerde op een snel opdrogend krediet van 1 miljoen euro van de gemeente Amersfoort en een lening van de provincie Utrecht en kon in geen enkel jaar in de buurt van een positief saldo komen. In de Amersfoortse raad wordt de oproep van enkele oppositiepartijen voor een onderzoek naar de financiële en politieke verwikkelingen door het college naast zich neergelegd. In de Utrechtse raad is het nog stiller, daar valt tot nu toe geen enkele ambitie te erkennen om te leren van de mislukking van het MOA.

Hoe dan ook is in de gemeente Utrecht (dat eigenaar is van landhuis Oud Amelisweerd) een integraal plan nodig dat lering trekt uit het falen van het MOA en de constatering dat een tijdelijke bestemming van een pop-up museum evenmin soelaas biedt. Randvoorwaarde daarvan is hoe dan ook een ‘duurzame openstelling van het landhuis voor publiek’ zoals André van Schie (VVD) en Aline Knip (D66) in een aangenomen motie uit 2017 formuleerden. Verstandig lijkt het om in te zetten op een structurele oplossing die verder kijkt dan een tijdelijke oplossing. Dat laatste heeft immers als nadeel dat het om de paar jaar voor politieke stress zorgt.

Naast de weeffout van een landhuis dat duur is in de exploitatie is er nog een bestuurlijke weeffout waardoor Oud Amelisweerd niet van de grond komt. Het beheer is in handen van de Utrechtse Vastgoed Organisatie (UVO) die een dominante greep heeft op Oud Amelisweerd. Dat is ongewenst. Het is ook onlogisch omdat de UVO zeker de verdienste heeft dat het de restauratie van Oud Amelisweerd in goede banen heeft geleid, maar die fase is voorbij. De blijvende greep van de UVO verklaart waarom dit dossier in de afgelopen 10 jaar wat het vinden van een geschikte huurder betreft zo amateuristisch is behandeld met teleurstellende resultaten. Tegelijk geeft dit de mogelijkheid om het beter te doen. Dat geeft hoop. Oud Amelisweerd moet uit de greep van de UVO gehaald worden. Zeker waar het de niet-bouwkundige aspecten betreft. Het debat over een nieuwe bestemming van Oud Amelisweerd moet niet gedomineerd worden door bouwkundigen of makelaars, maar door museale experts met contacten in de museumsector en kennis over de exploitatie van een museum.

Hoe dan ook moet er een dynamiek ontstaan zodat de UVO een stap terug doet en museale expertise in huis gehaald worden om een nieuwe huurder te vinden. Dat had al in 2010 moeten gebeuren en is toen niet gebeurd, maar het merkwaardige is dat dit na talloze waarschuwingen en ontsporingen nog steeds niet is gebeurd. Dat gaat de richting op van onzorgvuldig bestuur van de gemeente Utrecht of van grandioze desinteresse. Wethouders werken langs elkaar heen en de Cultuurwethouder zit niet in de bestuurdersstoel.

Vraag is hoe die dynamiek omgebogen kan worden. Op 1 september 2020 beëindigt Museum Huis Doorn de tijdelijke huur en staat Oud Amelisweerd weer leeg. Er moet in dit stadium niet zozeer op zoek gegaan worden naar een nieuwe huurder, maar naar een werkwijze om nieuwe huurders op een zorgvuldige wijze te selecteren en te toetsen, en er goede afspraken mee te maken. Want juist dat ontbreekt eraan. De UVO moet door het gemeentebestuur op afstand worden gezet. Rapporten over de verruiming van de exploitatie waaraan de UVO nu haar energie besteedt zijn niet alleen een bestuurlijke dwaalweg die een idee van daadkracht moeten geven, maar ook een doodlopende weg omdat het schrijven van meer rapporten niet is waar het om gaat. Daarbij vertraagt het de oplossing omdat anderen binnen de gemeentelijke organisatie zich daar weer achter verschuilen. Het is ook de vraag of het de taak van de UVO is om zich op een indirecte wijze met bouwkundige rapporten te begeven op museaal gebied waar het de nodige deskundigheid mist. Is het de makelaar die door de macht om de voorwaarden te mogen beschrijven een bestemming gaat bepalen?

De gemeente Utrecht doet er verstandig aan om te beginnen met een verkenning van de gewenste inhoud, zoals al in 2010 had moeten gebeuren. Aan de hand van interviews met inhoudelijke deskundigen uit de museumsector -conservatoren, directeuren en kunsthistorici- kan een shortlist worden opgesteld van mogelijke invullingen. Te denken valt aan een museum dat aansluit bij het Chinese behang, het landgoed, de historie van het landhuis of een andere permanente invulling die past bij landhuis, ensemble en plek.

Het is de hoogste tijd om het dossier Oud Amelisweerd dat nu al 10 jaar onevenredige aandacht vraagt en ondanks de goede investeringen van de gemeente Utrecht publicitair en cultureel slecht rendeert definitief vlot te trekken door samen met geloofwaardige en daadkrachtige partners te investeren in de inhoud. Het is bizar dat de UVO opgezadeld is met een taak waar het niet voor geëigend en op berekend is. Een parallel traject is de optie dat de gemeente Utrecht het landhuis overdraagt aan een instelling die betrokkenheid en expertise heeft in het beheer van museumhuizen. Zodat de gemeente verlost wordt van dit probleemdossier waar zo langzamerhand niemand binnen het gemeentebestuur nog zijn handen aan durft te branden.

Foto: Schilderijen van Robert Devriendt op tentoonstelling Mangistan van Centraal Museum in Oud Amelisweerd, 2001.

Advertentie

Landhuis Oud Amelisweerd dreigt tijdelijk pop-up museum te verliezen. Utrecht moet onderzoek beginnen vanuit de inhoud

Op 24 april 2019 tekende Herman Sietsma, directeur van Museum Huis Doorn een huurcontract van één jaar voor landhuis Oud Amelisweerd in Bunnik. Opzet was een tijdelijk pop-up museum waar de Stichting Samenwerkende Kasteelmusea Utrecht objecten uit de depots van vier verschillende kastelen tentoonstelde. Het huurcontract zou verlengd worden als de tentoonstellingen succesvol bleken te zijn. Uit een bericht van 13 januari 2020 van Peter van de Vusse in het AD blijkt dat niet het geval te zijn. Onduidelijk is of per 1 mei 2020 het contract verlengd wordt. Sietsma laat weten dat er een tekort van 40.000 tot 50.000 euro dreigt omdat het tijdelijke museum in een jaar geen 20.000 bezoekers trok dat nodig is om kostendekkend te zijn, maar naar verwachting 10.000 bezoekers. Volgens het bericht in het AD neemt later deze maand de Raad van Toezicht een besluit over de verlenging van het huurcontract. Sietsma acht de kans dat het doorgaat 50%.

Landhuis Oud Amelisweerd kan vergeleken worden met een apparaat dat goedkoop is in de aanschaf, maar duur in het gebruik. Het is betrekkelijk makkelijk om erin te stappen, maar bijna onmogelijk om de exploitatie rond te krijgen. Dat heeft ermee te maken dat het om een rijksmonument gaat dat kwetsbaar antiek Chinees behang bevat en door de klimatisering beperkende voorwaarden stelt aan de bedrijfsvoering. Daarnaast is het landhuis tamelijk excentrisch gelegen in een bos aan de rand van Bunnik, en niet makkelijk bereikbaar.

In een commentaar van 22 december 2019 deed ik een voorstel voor een permanente invulling. Dat had als uitgangspunt de Atlas Munnicks van Cleeff en de eigenaar ervan, de Utrechtse ondernemer John Fentener van Vlissingen. Mijn conclusie is dat het recente verleden met de Stichting Museum Oud Amelisweerd (in de wandeling het Armando Museum of MOA geheten) aantoont dat er een externe dynamiek nodig is om de patstelling te doorbreken die al sinds 2012 bestaat. Toen besloot de Utrechtse raad dat er geen euro in de exploitatie (van de toenmalige huurder) gestoken mocht worden. Dat is een extra beperkende voorwaarde voor de bedrijfsvoering. Het MOA kon tegen de beloftes in geen weerstandsvermogen opbouwen en liep continu achter de feiten aan. Het teerde op een snel opdrogend krediet van 1 miljoen euro van de gemeente Amersfoort en een lening van de provincie Utrecht en kon in geen enkel jaar in de buurt van een positief saldo komen. In de Amersfoortse raad wordt de oproep van enkele oppositiepartijen voor een onderzoek naar de financiële en politieke verwikkelingen door het college naast zich neergelegd. In de Utrechtse raad is het nog stiller, daar valt tot nu toe geen enkele ambitie te erkennen om te leren van de mislukking van het MOA.

Hoe dan ook is in de gemeente Utrecht (dat eigenaar is van landhuis Oud Amelisweerd) een integraal plan nodig dat lering trekt uit het falen van het MOA en de constatering dat een tijdelijke bestemming van een pop-up museum evenmin soelaas biedt. Randvoorwaarde daarvan is hoe dan ook een ‘duurzame openstelling van het landhuis voor publiek’ zoals André van Schie (VVD) en Aline Knip (D66) in een aangenomen motie uit 2017 formuleerden. Verstandig lijkt het om in te zetten op een structurele oplossing die verder kijkt dan een tijdelijke oplossing. Dat laatste heeft immers als nadeel dat het om de paar jaar voor politieke stress zorgt.

De gemeente Utrecht doet er verstandig aan om te beginnen met een verkenning van de gewenste inhoud, zoals in 2010 had moeten gebeuren. Aan de hand van interviews met inhoudelijke deskundigen uit de museumsector -conservatoren, directeuren en kunsthistorici, en geen consultants- kan een shortlist worden opgesteld van mogelijke invullingen. Te denken valt aan een museum dat aansluit bij het Chinese behang, het landgoed, de historie van het landhuis of een andere permanente invulling die niet haaks staat op landhuis, ensemble en plek. Het verschil met de tot nu toe gevolgde werkwijze van het Utrechtse gemeentebestuur is dat een benchmark-achtig onderzoek naar scenario’s grote kans loopt te eindigen in een schijnwerkelijkheid van projecties, inschattingen en extrapolaties die direct volgen uit de opdracht door de verantwoordelijke bestuurder waarbij de potentie van het landhuis niet wordt verkend en uiteindelijk niet wordt benut.

Het is de hoogste tijd om het dossier Oud Amelisweerd dat nu al bijna 10 jaar onevenredige aandacht vraagt en ondanks de goede investeringen van de gemeente Utrecht publicitair en cultureel slecht rendeert, definitief vlot te trekken door samen met geloofwaardige en daadkrachtige partners te investeren in de inhoud.

Foto: Schermafbeelding van artikelMuseum Oud Amelisweerd in Bunnik dreigt opnieuw dicht te gaan’ van Peter van de Vusse in het AD, 13 januari 2020.

Voorstel voor een permanente invulling van Oud Amelisweerd. Met aandacht voor topografie en het zwaartepunt op provincie Utrecht

Voorgeschiedenis en bestuurlijke afspraken
In 2018 ging de Stichting Museum Oud Amelisweerd (MAO) in landhuis Oud Amelisweerd failliet en liet schulden na. Het was vanaf het begin niet levensvatbaar. Dat had te maken met de lastige plek van een historische buitenplaats in een Bunniks bos, de strikte voorwaarden voor het uitbaten van een museum in verband met klimatisering, antiek 18de eeuws Chinees behang en het landgoed dat een rem op het bezoek zette, de slechte bedrijfsvoering en matige organisatie van Stichting MOA en de onvoldoende aansprekende en te smalle thematiek die was gebaseerd op het werk van de inmiddels overleden kunstenaar Armando. Hij nam gaandeweg afstand van de museumorganisatie waarmee hij een dubbelzinnige verhouding onderhield.

Gemeente Utrecht is eigenaar van het landhuis en heeft het onder beheer van het Centraal Museum en met medewerking van gemeentelijke diensten (Utrechtse Vastgoed Organisatie) en de Rijksdienst Cultureel Erfgoed met inzet van vele specialisten voorbeeldig gerestaureerd. De kosten voor Utrecht bedroegen € 1,66 miljoen wat de raad voldoende vond en het college in juni 2012 via de ingetrokken, maar door het college overgenomen motie 56 (Armando zonder overheidsgeld) tot de afspraak dwong dat er geen euro in de exploitatie gestoken zou worden. Dat hield ook in geen huurderving of culturele subsidies. Het Utrechtse college hield zich niet aan de afspraak toen wethouder Kees Diepeveen in december 2016 aan de gewraakte Stichting MOA een subsidie van 75.000 euro gaf. Die toekenning was tegen de afspraken in ondanks het feit dat de voorwaarden door de raad oneigenlijk waren opgerekt door later over ‘structurele subsidie’ te spreken.

In november 2016 vroeg de Utrechtse raad in motie 188 het college om ‘een toekomstbestendige en realistische openstelling van het landhuis Oud Amelisweerd’. Dat leidde tot een onderzoek en vergelijking van scenario’s. Opnieuw was het kostenaspect hierbij leidend. In die zin dat de gemeente Utrecht de financiële ruimte om het landhuis open te stellen en te beheren wilde maximaliseren op € 100.000 per jaar. Dit werd in juni 2017 vastgelegd in de aangenomen motie 111.

Huidige situatie
In november 2018 publiceerde de Utrechtse Vastgoed Organisatie het ‘SELECTIEDOCUMENT TIJDELIJKE EXPLOITATIE LANDHUIS OUD AMELISWEERD (BUNNIK)’. Dat begint zo: ‘De gemeente Utrecht zoekt een tijdelijke huurder voor de periode 1 maart 2019 tot 1 maart 2020 voor het Landhuis Oud Amelisweerd. (…). Uiteindelijk wil de gemeente vanaf 1 maart 2020 een nieuwe permanente invulling geven aan het landhuis.’ Het was op initiatief van Museum Huis Doorn dat gesteund door de partners van de Stichting Samenwerkende Kasteelmusea Utrecht (SSKU)  in juni 2019 een ‘popup museum’ inrichtte waarover werd gezegd dat het een tijdelijk karakter had. Objecten uit de depots van de vier verschillende kastelen worden er tentoongesteld. Een bericht van de DUIC van 26 april 2019 zegt: ‘Het Huis Doorn huurt het museum één jaar, met ruimte voor verlenging als de tentoonstellingen succesvol blijken’. Dat laatste lijkt niet volledig in lijn met het Selectiedocument dat vanaf 1 maart 2020 zegde een ‘nieuwe permanente invulling te geven aan het landhuis’.

Nieuwe permanente invulling
De ‘permanente invulling’ van landhuis Oud Amelisweerd heeft dus nogal wat voeten in de aarde. Een externe dynamiek is nodig om de patstelling te doorbreken die al sinds 2012 bestaat toen de Utrechtse raad besloot dat er geen euro in de exploitatie gestoken mocht worden. Die dynamiek kondigde zich afgelopen week aan met de berichtgeving in een uitzending van onderzoeksprogramma Zembla (BNNVARA) over de omstreden verkoop van de Atlas Munnicks van Cleeff door het Koninklijk Huis aan de Utrechtse ondernemer John Fentener van Vlissingen. Kunsthistoricus Rudi Ekkart verklaarde in de uitzending dat het het meest logisch zou zijn geweest als de 1600 topografische tekeningen en prenten van de stad Utrecht en omgeving uit de 17de en 18de eeuw in Het Utrechts Archief (HUA) zouden zijn terechtgekomen. Aan de Utrechtse Hamburgerstraat heeft HUA een tentoonstellingsruimte. In een debat beweerde premier Rutte dat de Atlas eerst aan Utrechtse culturele instellingen was aangeboden, maar zij lieten desgevraagd aan Zembla weten nooit benaderd te zijn. Over deze kwestie hebben D66 en Groenlinks, evenals SP afgelopen week kamervragen gesteld aan Rutte.

Zo kondigt zich een mogelijkheid aan om met als kern de Atlas Munnicks van Cleeff een nieuwe invulling voor landhuis Oud Amelisweerd te vinden. Historisch sluit de Atlas goed aan bij het 18de eeuwse Chinese behang en de historisch buitenplaats. Omdat de Atlas in particulier bezit is dient nog wel overeenstemming bereikt te worden over bruiklenen of toekomstige verkoop aan HUA. Premier Rutte heeft wat goed te maken in dit dossier en kan zijn goede wil tonen door de familie Fentener van Vlissingen een ruimhartige fiscale tegemoetkoming over toekomstige erfbelasting aan te bieden als het de Atlas verkoopt aan het HUA zodat deze collectie voor Nederland bewaard blijft. HUA is het archief van de stad en de provincie Utrecht zodat ook de provincie in beeld komt als partner die betrokken wordt bij de exploitatie van landhuis Oud Amelisweerd.

Uitwerking
De rest is uitwerking. Zo zijn er geklimatiseerde vitrines met een beperkt lichtniveau nodig om de tekeningen en prenten te tonen. Ze kunnen vanwege de kwetsbaarheid voor licht vermoedelijk niet langer dan 6 weken achtereen getoond worden. HUA is een archief dat geen museum is en ook niet de kennis en denkwijze van een museum in huis heeft, maar een digitale voorsprong heeft genomen in presentaties die het een zekere reputatie heeft opgeleverd. Juist dat is in het lastig te klimatiseren landhuis Oud Amelisweerd prima inzetbaar en kan een mooie aanvulling geven aan de tekeningen en prenten. Voor de museale component kan samenwerking met het Centraal Museum gezocht worden, de voormalige beheerder van Oud Amelisweerd.

Hedendaagse kunst van Utrechtse (provincie) kunstenaars kan samen getoond worden met een selectie uit de Atlas Munnicks van Cleeff. Beide illustraties van Utrechtse kunstenaars bij dit commentaar geven aan wat kan. Een mogelijkheid is om de topografie van Utrecht als uitgangspunt te nemen. Zodat inwoners van de provincie Utrecht hun stad, dorp of buurtschap belicht kunnen zien. Ook via een website die als verlengde van de tentoonstelling fungeert. Een en ander kan gethematiseerd en uitgewerkt worden in een museumbeleid dat bijzondere aandacht besteedt aan topografie en landkaarten. Ook in historisch en mentaal opzicht. Dit benadrukt halverwege kunst en realiteit de feitelijkheid van kunst. Dat kan goed aansluiten bij een educatief programma voor scholen omdat topografie zich hier bijzonder voor leent. Zoals gezegd, met digitale hulpmiddelen. De tentoonstellingsruimte van HUA in de Hamburgerstraat kan aanvullend gebruikt worden door objecten te tonen die vanwege de klimatisering niet in Oud Amelisweerd getoond kunnen worden. Samenwerking met de collectie en de conservator Stadsgeschiedenis van het aan dezelfde Lange Nieuwstraat gelegen Centraal Museum kan voor verdere verdieping en maatschappelijke en politieke borging zorgen.

Foto 1: Isabel Ferrand, wereldkaart World Lace samengesteld uit 1300 porseleinen tegeltjes, 2013.

Foto 2: Harmen Brethouwer, Hurricane (in de serie: Delft Waves Suite), 2004. Inkjetprint op forex.

Occupy en middenklasse vinden elkaar in kleinere publieke sector

wl-11occupy-mw81650

In VPRO’s Tegenlicht zegt ondernemer en miljonair John Fentener van Vlissingen dat de Occupy-beweging voor een groot deel gelijk heeft. Hij zou er bijna zelf een tentje bijzetten. Raken de machtigen en machtelozen elkaar? Wie maken feitelijk het tussengebied uit? Occupy symboliseert een nieuwe opvatting van burgerschap. Deels uit idealisme, deels gedwongen omdat de  herverdeling van macht en productiemiddelen stagneert. Een jonge generatie wordt buiten de deur gehouden. Maar ook anderen. Da’s het gevolg van een bewust proces.

Wie is de vijand van Occupy en van de anderen met gelijklopende belangen? Da’s iedereen die met een greep naar de macht de zeggenschap in de publieke sector naar zich toe heeft getrokken. En niet meer afstaat. Overheidsgeld houdt die motor draaiende. Hoe meer volume, hoe onoverzichtelijker de geldstromen en de controle erop worden. Verspilling loont. Niet stroomlijnen, maar compliceren is het instrument van deze belanghebbenden. Omdat de middenklasse met belastinggeld in meerderheid de motor van de publieke sector smeert is het de natuurlijke bondgenoot van Occupy. Door een cultuurverschil beseft het dat nog niet. Geholpen door de gevestigde media die de gevestigde belangen verdedigen en Occupy meestal verketteren.

Hoogleraar corporate governance bij Nijenrode Paul Fentrop schreef afgelopen zaterdag een NRC-artikel ‘De elite werd een kongsi die voor zichzelf zorgt‘. Trouwens een bijzondere plek omdat Paul Frentrop ooit de journalistiek van de NRC laakte en NRC-redacteur Menno Tamminga op zijn beurt vragen zette bij de integriteit van Frentrop. Hoe dan ook toont Frentrop overtuigend aan dat ‘de semipublieke mismanagers op een vulkaan vol borrelend ongenoegen leven’. Die overbodige laag van managers in de semipublieke sector die ondernemer spelen zonder eigen risico te lopen. Ingedekt en ingelikt als lid van een politieke partij.

Wat is de oplossing? De publieke sector moet minder zwaar worden. Deze dreigt onder druk van de crisis en de veelverdieners te bezwijken. Ze teren op de beurs van de belastingbetaler. Bijstandsgerechtigden en werklozen worden gekort. De Occupy-generatie komt niet aan de bak. De veelverdieners blijven door hun politieke dekking buiten schot terwijl ze een groter beroep op de schatkist doen. Een en ander kan bereikt worden door overbodige managers te ontslaan en bestuurslagen te schrappen. Een kleine compacte overheid kan dan belastingen verlagen, de economie stimuleren en zorgen dat het geld terechtkomt waar het nodig is.

Is zo’n oplossing binnen handbereik? Nee. De gevestigde belangen in politieke partijen, semipublieke sector en media houden dat uit alle macht tegen. Als een geheim genootschap dat immer indirect reageert. Zo praat de VVD over een terughoudende overheid en lagere belastingen, maar zadelt het de burger op met een BTW-verhoging van 2% en andere lastenverzwaringen. De overeenkomst tussen een echte ondernemer als Fentener van Vlissingen en Occupy is duidelijk. Ze vinden elkaar in de afkeer van de publieke sector en de wens voor transparantie, eerlijkheid, doelmatigheid en overzichtelijkheid. Het eerste doel is de bewustwording van de middenklasse. Het heeft alles te winnen bij wat Occupy voorstaat. Het wordt ze alleen door niemand verteld.

Foto: Tekstbord Occupy Amsterdam, 2011.