Mak en Maatman nemen tegenovergestelde standpunten in over de functie van kunst. Tussen grote geschiedenis en hobby in

In een opinie-artikel voor de Theaterkrant probeert theaterwetenschapper Bregje Maatman te relativeren. Ze komt met zinvolle beweringen, maar de vraag is of ze daarmee niet te ver gaat. Aanleiding is de uitspraak van schrijver Geert Mak over zijn vriend theatermaker Johan Simons die de Otto von der Gablentz Prijs van het Duitsland Instituut heeft gewonnen. In zijn lofrede maakt Mak een vergelijking met de Joods-Oostenrijkse schrijver Joseph Roth (1894-1939) en ziet een vraag die ‘iedere kunstenaar permanent hoort te beheersen’, namelijk ‘De vraag: hoe geef ik vorm aan de onderstromen van onze tijd, van onze cultuur, van ons Europa.’

Het is zoals Maatman stelt onterecht van Mak om kunst zo’n grote maatschappelijk-politieke rol toe te delen. En zo lijkt me, het getuigt ook van wensdenken en onnozelheid van Mak tegen beter weten in. Die rol neemt tegenwoordig zelfs de partijpolitiek niet meer in. In een samenleving waar de democratie steeds maar als een excuus en dekmantel functioneert. Niet als een onaantastbaar basisprincipe. Steeds meer macht wordt achter de schermen verdeeld in bestuurskamers van multinationals of financiële instellingen, in vergaderkamers van supranationale organisaties of in informele overleggen tussen landen. Daar komt de burger nog nauwelijks aan te pas. En evenmin de kunst of de kunstenaar. Het valt niet in te zien hoe in Europa kunst belangrijker is dan partijpolitiek. Mak schuwt het grote gebaar niet, maar verliest daarmee zoals vaker de zorgvuldigheid uit het oog. Mak redeneert vanuit een werkelijkheid die niet meer bestaat. Of wellicht zelfs nooit bestaan heeft.

Is kunst daarmee een hobby, zoals Maatman prikkelend zegt? Maatman: ‘Laten we toegeven dat kunst, net als bijna alles in het leven, een hobby is.’ Nee, dat is weer te minimalistisch. De functie van kunst moet worden gesitueerd tussen het wensdenkend maximalisme van Mak en het ironisch minimalisme van Maatman in. Kunst heeft wel degelijk maatschappelijke relevantie. Maar een andere dan Mak en Maatman stellen.

Kunst is een vaag focuspunt, een grove filter van een veelgelaagde en diffuse esthetische uiting die buiten de opzet van de maker in zichzelf kan overstijgen. Doordat het anderen aanspreekt, motiveert en verbindt. Kunst trotseert eeuwen en kan daarom per definitie niet nauw gedefinieerd zijn. Erin kunnen functies gecombineerd worden die de autonomie van kunst overschaduwen. De makke van Mak is dat hij de niet-esthetische functies isoleert en de onmatigheid van Maatman is dat zij -waarschijnlijk uit weerbarstigheid en omwille van de aanscherping van het debat- die functie ontkent. Kunst is (een) kleine beweging. Kunst scherpt aan, kunst toont door verdichting een echter gezicht van de werkelijkheid dan de werkelijkheid zelf en kunst spiegelt. Dat is geen romantisch beeld zoals Maatman zegt, maar een functie die kunst nu eenmaal in zich draagt. Maar kunst is evenmin de parodie van Mak. Hij maakt de kunstenaar tot een missionaris met verplichte vragen ‘die iedere kunstenaar permanent hoort te beheersen’ en de kunst tot filiaal van de grote geschiedenis.

De waarde van kunst is dat het zich grotendeels ontworsteld heeft aan de macht en weerstand biedt aan onderwerping. Het heeft voor de kunstenaars die de kunst instromen een vrijplaats bevochten. Enigszins vergelijkbaar met religie die een vergelijkbare maatschappelijke rol gegund wordt. Kunstenaars staan niet zozeer op de schouders van een inhoudelijke traditie zoals in de Renaissance over de Grieken werd gezegd, maar op de schouders van een toevallige bundeling van omstandigheden die lang geleden genoeg opgestart is om nu stand te kunnen houden. In rituelen. Dat tekent tevens de paradox van kunst. Kunst moet ver genoeg van politieke en maatschappelijke krachten blijven om er vrij en onbevreesd op te kunnen spiegelen, maar moet ook weer niet te veel afstand nemen om ‘voor eigen bestwil’ in een reservaat te eindigen. Mak en Maatman maken in combinatie door hun stellingname duidelijk dat de waarheid over kunst in het midden ligt.

Een FB-posting van Wijbrand Schaap was aanleiding voor dit commentaar. Hij wordt bedankt.

Foto: Schermafbeelding van deel artikelBregje Maatman: ‘Laten we toegeven dat kunst een hobby is’’ van Bregje Maatman voor Theaterkrant, 23 juli 2017. Zonder toelichting  is de titel op 23 juli inmiddels veranderd in ‘Bregje Maatman: ‘Kunst heeft niet per se iets te melden’.

Ongelijk van Halbe Zijlstra’s cultuurbeleid opnieuw aangetoond

geven

Halbe Zijlstra (VVD) wist hoe het zat toen hij staatssecretaris van cultuur (2010 -2012) was. Zo pretendeerde hij. Bezuinigen op kunst door de overheid kon omdat particulieren en bedrijven in het financiële gat zouden springen. Dat was ‘Een nieuwe visie op cultuurbeleid’ zoals hij dat in een kamerbriefMeer dan kwaliteit, een nieuwe visie op cultuurbeleid‘ van 10 juni 2011 presenteerde. Er is niets van Zijlstra’s plannen uitgekomen, want de markt had weinig behoefte om in het gat te stappen dat de overheid bewust liet ontstaan. Er werd al in 2010 door vele kanten voor gewaarschuwd dat hij het bij het verkeerde eind had. Het was niet meer dan blufpoker en nattevingerwerk zonder onderzoek waar de VVD’er zich op baseerde. Op weg naar de volgende functie zonder verantwoording af te hoeven leggen voor zijn miscalculaties. Met rampzalige gevolgen.

Vandaag wordt de onjuistheid van Zijlstra’s beleid opnieuw bevestigd. Daan van Lent citeert voor NRC uit het morgen te verschijnen tweejaarlijkse rapport ‘Geven in Nederland’ van het Centrum voor Filantropische Studies aan de VU: ‘Giften aan cultuur zijn sinds 2011 verder teruggelopen. (..) De daling is opmerkelijk, omdat de overheid in 2011 besloot fors te bezuinigen op cultuur en een beleid inzette dat instellingen juist meer geld zouden moeten aantrekken uit de particuliere sector. (..) De daling komt vooral door sterk dalende sponsorgelden. De onderzoekers geven daarvoor geen verklaring. Maar uit jaarverslagen van culturele instellingen bleek vorig jaar al dat musea, orkesten, toneel- en dansgezelschappen bij bedrijven merken dat deze sinds de recessie de hand op de knip houden en bovendien geen zin hebben om in het gat te springen dat de overheden hebben laten liggen liggen.’ Nogmaals, het was voorspeld dat het zo zou gaan.

Het is dus allemaal nog veel erger dan wat Zomergast Johan Simons in 2013 zei: ‘Onze vorige staatssecretaris van Cultuur Halbe Zijlstra die zei dat hij blij was dat hij geen verstand had van kunst, want dan kon hij heel makkelijk snijden. Ik weet niet of er überhaupt bezuinigd moet worden, daar zijn ook andere stemmen, maar de manier waarop die man omgegaan is met ons kunstenaars neem ik hem zeer kwalijk en zal ik hem ook altijd kwalijk nemen. Het gaat niet aan dat iemand die staatssecretaris van Cultuur is dat durft te zeggen, terwijl een staatssecretaris van Cultuur het hoort op te nemen voor cultuur. Ook al krijg je als opdracht om te bezuinigingen dan moet je dat serieus uitleggen. (..) Je kunt toch niet zeggen als je een ministerie onder je hebt blij te zijn niet zoveel verstand van kunst te hebben om makkelijker te kunnen snijden. (..) Ik vind het respectloos beleid. We hebben te maken met een regering die redelijk respectloos met de kunst omgaat.’

De VVD is de oorzaak voor de recente kaalslag op cultuur en heeft dat in de afgelopen jaren voorbereid en vormgegeven. Eerst binnen de VVD-fractie bij monde van cultuurwoordvoerder Han ten Broeke, in 2010 door VVD-informateur Ivo Opstelten in het regeerakkoord en in de uitvoering door staatssecretaris Halbe Zijlstra. Een toelichting bij het rapport ‘Manifestaties van de vrijheid des geestes’ van de Teldersstichting claimde de eigen verdienste: Omdat cultuur en sport voor de gemiddelde burger vrijetijdsactiviteiten zijn, vormen van vermaak, rijst de vraag hoe de gewijzigde taakopvatting van de overheid op de terreinen van cultuur en sport zich verhoudt tot de liberale staatsopvatting. Voor de VVD is cultuur een vorm van vermaak. Dan is blijkbaar alles geoorloofd om de burgers wat op de mouw te spelden en slecht doordacht beleid voor te zetten.

Schlaraffenland
Foto 1: Schermafbeelding van hoofdstuk ‘1.5 Geven aan cultuur’ uit kamerbrief ‘Meer dan kwaliteit: een nieuwe visie op cultuurbeleid’ van Halbe Zijlstra (2011).

Foto 2: Pieter Bruegel de Oude, ‘Luilekkerland’ (1567). Collectie: Alte Pinakothek, München.

Frie Leysen kritisch op uitverkoop kunst door politiek

3218576383_22e3fa25cf_o

Het dankwoord van Frie Leysen, bij het ontvangen van de Erasmusprijs op 12 november 2014:

(…) De toekenning van de prijs dit jaar zie ik als een alarmsignaal. Realiseren we ons wat we aan het verliezen zijn in dit klimaat van verrechtsing, nationalisme en commercialisering?

Deze prijs wordt mij uitgereikt door de koning van Nederland, Koning Willem-Alexander. Majesteit, uw land is een plek geworden waar de kunsten nog nauwelijks kunnen ademen,

Waar het onderscheid tussen kunst, cultuur en culturele industrieën nog nauwelijks gemaakt wordt;
Waar brutaal het mes gezet werd in de cultuur- en kunstbudgetten. Het theaterlandschap is grondig opgekuist. Alle wildgroei en onkruid zijn netjes weggesneden. Jammer, want van daaruit komt precies vernieuwing, verandering…;
Een land waar artistieke creatieplekken, laboratoria en onderzoekscentra niet meer bestaan;
Waar conservatisme welig tiert;
Waar kunst een ‘hobby van de linksen’ genoemd wordt;
Waar internationale circulatie van artiesten en hun werk tot een belachelijk minimum herleid is;
Waar schouwburgen (bijna) allemaal, op enkele uitzonderingen na, hetzelfde doen: een ongeprofileerd programma aanbieden, voor elk wat wils, met als belangrijkste doel cijfers halen. Met als gevolg dat de meeste leeggelopen zijn;
Een land waar het artistiek geïnteresseerde publiek niet meer aan zijn trekken komt;

Kortom, een land waar kunst en cultuur, en hun publiek, stevig onder druk staan. Niet alleen in Nederland trouwens, overal in Europa is de aanslag op kunst en cultuur ingezet. Ook mijn eigen land, België, deelt sinds kort in de klappen. Er is iets dat ik niet begrijp. België en Nederland behoren tot de rijkste regio’s ter wereld, de crisis is in beide landen nog tamelijk beperkt gebleven. En tot voor kort voerden beide een heel stimulerend en toonaangevend kunstenbeleid. Hoe kan het dat dit beleid en alle investeringen zomaar, met één pennentrek afgevoerd worden? Dat begrijp ik echt niet. En ik weiger het te begrijpen.

Het veranderende politieke klimaat is één ding. Maar onder het aloude motto – het is goed in eigen hart te kijken – kan het geen kwaad ook onszelf te bevragen. Zijn de kunsten niet te ver meegegaan in politieke, economische, diplomatieke, behaagzieke logica’s? Laten we ons niet te veel voor de kar spannen van de politiek om problemen op te lossen die de politiek zelf niet geklaard krijgt, zoals sociale achterstand, migratie, racisme? Problemen die de kunsten niet zullen/moeten/kunnen oplossen. Ook de modieuze “participatieve kunst”, of het “iedereen kunstenaar!” niet. Niet iedereen is interessant, en zeker niet iedereen is kunstenaar. Rechtvaardigen we onszelf niet te veel met cijfers en economische argumenten in de plaats van inhoudelijk-artistieke? (…).

Deze prijs verdedigt de kunstenaars en hun werk, die dreigen te verstikken in een bourgeois en artificieel wereldje van glamour, geld, macht, namedropping, prestige, commercie, behaagzucht, compromissen, ziekelijk carrièrisme en ijdelheid. Het Disneyland van de artistieke 21ste eeuw. (…).

Deze prijs gaat over de kern van ons werk, over kunstenaars en hun werk, over engagement, over risico’s nemen, over radicaliteit en verandering. Het herdenken van structuren en werkwijzen, aangepast aan de noden van vandaag. (…).

Op het politieke en economische vlak stelt Europa vandaag wereldwijd niet veel meer voor. Maar onze cultuur en kunsten blijven internationaal toonaangevend. Daarvoor moeten we blijven vechten. Tegen de stroom in om alles te herleiden tot het museaal bewaren van ons verleden, moeten we blijven investeren in een klimaat van levendige, open en innoverende kunsten voor de toekomst. (…).

Ik durf te dromen dat deze geste de politieke wereld mee aan het denken zet over waar het naar toe moet met de kunsten, voor wie, hoe en waarom. (…).

In de reacties is het merkwaardig dat deze toespraak als moedig en gedurfd wordt omschreven. Niet dat het dat niet is, maar gek is dat dat nou het eerste is wat eraan op zou vallen. Feitelijk is voor elke kunstenaar met zelfbewustzijn en ambitie geen andere houding mogelijk. Deze witte raaf uit België laat zien hoe murw en getemd de Nederlandse kunstwereld sinds de politieke kaalslag onder leiding van de VVD is geworden. Verdwaald in een leegte tussen overschreeuwen om beschaving, en een intellectueel antwoord en dat wat in Vlaanderen contestatie heet. Het uitdagen van de macht.

Het is voor een post-1968 generatie wennen dat kunst meer kan zijn behang en franje bij de macht. De mooiste zin uit het verslag in De Volkskrant over de prijsuitreiking gaat over de zure reactie van de opperbobo van de kunstbobo’s die dan maar recht praat wat naar zijn idee krom is: ‘Martijn Sanders had het er even moeilijk mee, maar zei blij te zijn te leven in een land waarin dit zomaar kan.’ Het kan dus, in opstand komen tegen het cultuurbeleid van de politieke klasse van Nederland opdat de verbeelding weer aan de macht komt.

Kunst is niet voor iedereen. Niets is voor iedereen

9049926636_44e703227e

Kunst is voor iedereen: laat dat de basis zijn, en laten we vanuit daar zoeken naar manieren om artisticiteit en inkomsten te verenigen. Aldus toneelschrijver Winnie Hänschen in De Volkskrant. Ze houdt heel erg van puzzelen en breien, en heeft twee katten. Ze redeneert vanuit de podiumkunsten die ze ‘kunst‘ noemt.

Winnie Hänschen zegt dat kunst niet elitair is: ‘Kunst is niet elitair, en het is niet alleen gemaakt voor mensen ervoor gestudeerd hebben, of die al hun hele leven naar theaters en musea gaan.’ Die ervoor gestudeerd hebben? Maar waarom zou kunst niet ‘elitair’ mogen zijn? Stelt iemand zich ooit de vraag over religie of het gemaakt is voor dominees en mensen die al hun hele leven naar de kerk gaan? Natuurlijk is religie in die zin elitair, zoals sport, kantklossen, volksdansen, circus en wadlopen dat ook zijn. Niets is voor iedereen.

Winnie Hänschen zegt dat podiumkunst vluchtig is. Dat klopt omdat het zich altijd op een moment in de tijd afspeelt. Zoals popconcerten. Maar het is onzin om vervolgens te beweren dat dat dat tijdsaspect haar actueel en relevant maakt. Da’s namelijk volstrekt afhankelijk van hoe een voorstelling gemaakt, vormgegeven, gedistribueerd en gepresenteerd wordt. Kijk naar vele theaterstukken die zich verliezen in het herhalen van oud repertoire of het onbegrijpelijk ‘vertalen’ naar nu zonder dat een publiek het kan volgen. En registraties kunnen dat tijdsaspect zelfs oproepen. Dat maakt de podiumkunsten minder uniek dan ze vroeger waren.

Laat kunst in hemelsnaam elitair zijn. Voor zoveel mogelijk mensen. Dat wel. Kunst hangt boven de cultuur zoals toneelmaker Johan Simons vorige maand zo welsprekend en beeldend in Zomergasten uitlegde. Kunst die voor allen moet zijn eindigt ermee voor niets en voor niemand te zijn. Kunst heeft het hoog in de bol. Kunst laat iedereen naast de werkelijkheid kijken. Kunst kent emancipatie, doelgroepenbeleid, economisch profijt en maatschappijvorming als terloops neveneffect, niet als hoofddoel. Kunst is per definitie elitair.

Foto: Jim Shaw, Delude of Mythical Thinking, 2013.

Johan Simons ziet bij regering geen respect voor kunst. Zijlstra!

zg

Theaterregisseur Johan Simons was gisteren Zomergast. Veel over taal, acteren, kunst en cultuurbeleid. Door en door Nederlands kijkt-ie toch naar Nederland met een frisse blik. Hij werkte eerder in Gent en is voor vijf jaar aangesteld als intendant bij de Münchner Kammerspiele. Hij ‘moet’ nog twee jaar en studeert nu Dantons Tod van Georg Büchner in. Met Pierre Bokma die heerlijk ‘lelijk’ mag spelen om tot de kern te komen. Straks.

Johan Simons is een grote geest met het hart op de juiste plek. Hij weet zonder het ingewikkeld te maken de essentie te pakken, en schakelt moeiteloos van hoog naar laag. Interviewer Wilfried de Jong bood Simons volop ruimte voor dat laatste, maar kon Simons in dat eerste niet volgen en zat daar Simons in de weg. Zoals bij de openingsverklaring van Simons aan de hand van zijn keuze voor een fragment van Coetzee en Kayzer en de onmogelijkheid van het interview. De Jong pikte dat totaal niet op en maakte het in zijn ongeduld plat.

Interessant en bevlogen werd het toen Simons over het Nederlands kunstklimaat en het regeringsbeleid kwam te spreken. Zie Uitzending Gemist na 2 u, 36′, 24”. Het is de wereld van het niet meer serieus nemen van kunst. Net als in Italië is een deel van de kunst ook in Nederland door de vorige regering verdacht gemaakt:

Onze vorige staatssecretaris van Cultuur Halbe Zijlstra die zei dat hij blij was dat hij geen verstand had van kunst, want dan kon hij heel makkelijk snijden. Ik weet niet of er überhaupt bezuinigd moet worden, daar zijn ook andere stemmen, maar de manier waarop die man omgegaan is met ons kunstenaars neem ik hem zeer kwalijk en zal ik hem ook altijd kwalijk nemen. Het gaat niet aan dat iemand die staatssecretaris van Cultuur is dat durft te zeggen, terwijl een staatssecretaris van Cultuur het hoort op te nemen voor cultuur. Ook al krijg je als opdracht om te bezuinigingen dan moet je dat serieus uitleggen. Dus ik voel me als Nederlands kunstenaar echt geraakt. (..) Je kunt toch niet zeggen als je een ministerie onder je hebt blij te zijn niet zoveel verstand van kunst te hebben om makkelijker te kunnen snijden. (..) Ik vind het respectloos beleid. We hebben te maken met een regering die redelijk respectloos met de kunst omgaat.‘ De VVD is de kwade genius.

Schermafbeelding van Zomergasten 2013 met Johan Simons, 18 augustus 2013.