Gisteren 4 november 2021 bezocht ik het depotgebouw van Museum Boijmans van Beuningen in Rotterdam dat vandaag officieel geopend wordt door koning Willem-Alexander. Er is de laatste dagen in de algemene media al veel over gesproken en van het fotogenieke interieur zijn op sociale media vele foto’s geplaatst. Ook gisteren liepen er professionele fotografen door het gebouw.
De teneur ook in de internationale pers is dat het prachtig is geworden. Daar sluit ik me bij aan. Ik heb genoten. De architectuur van beton, glas en staal imponeert zonder daar uitdrukkelijk op uit te zijn, zoals sommige Duitse musea dat wel zijn. De nutsfunctie van de opslag maakt terughoudend en maakt indruk door geen indruk te willen maken. Het is knap van architect Winy Maas en de opdrachtgever dat die verleiding is weerstaan. Dat past in de Hollandse traditie van soberheid en droogheid. Wellicht werd dat ook ingegeven door het programma van eisen dat weinig ruimte liet voor gekkigheid. De frivoliteit zit aan de buitenkant met de spiegelende vlekken. Dat levert filosofische verklaringen door de opdrachtgever op die dit gebouw helemaal niet nodig heeft.
Een openingsfeest is niet het gepaste moment om kritiek te hebben. Toch maak ik me zorgen als ik zo’n filmpje van de Rabobank zie. Hoofd Kunstzaken Rabobank Verily Klaassen zegt: ‘We zetten de deuren open. En dat doen we niet alleen. Dat doen we ook samen met kunstenaars, wetenschappers en allerlei andere innovatieve denkers. Voor ons is het belangrijk dat we die kunst en cultuur laten bijdragen aan allerlei transities die we ook bij de bank belangrijk vinden.’
Zo’n uitspraak hangt niet noodzakelijk met dit depotgebouw samen, maar verwoordt onbewust de oude klacht dat de kunst niet autonoom mag zijn en allerlei politieke, maatschappelijke, zakelijke en andersoortige belangen moet dienen. Vraag is of deze tendens door het depotgebouw versterkt wordt. Immers toch een herschikking van bestaande belangen.
Dat geeft in een notendop de valkuil van het depotgebouw aan. Waarbij niet eens het grootste risico is dat Boijmans daar direct intrapt, maar indirect huurders als de Rabobank het depotgebouw met hun marketing verdacht maken. Vraag is hoeveel invloed Boijmans heeft om dat beeld te bewaken en de meest schaamteloze pogingen van de gebruikers terug te dringen.
In Rotterdam zijn geen ‘freeport kings‘ als Yves Bouvier aan het werk die overal ter wereld freeports inrichten waarin kunst verdwijnt, uit het zicht van de publieke opinie. Vaak op het randje van de wet en vaak er in het verborgene een stuk overheen. De verdienste van het Rotterdamse depotgebouw is dat het deze tendens die sinds 2010 in de kunstsector is opgekomen beantwoordt met openbaarheid en debat. Weliswaar is dat in volume een bescheiden antwoord, maar symbolisch is het belangrijk omdat het een weg tekent naar de toekomst voor de museumsector.
Deze profylactische kwaliteit maakt het depotgebouw visionair. Het zoekt door het uitsteken van de eigen nek de uitdaging om te voorkomen dat de kunst- en museumsector volledig ondergeschikt wordt aan het grote geld of de politiek. Zoals gezegd is het risico dat Boijmans straks publicitair geen baas in eigen huis is en het concept verwatert door huurders als de Rabobank. Voor nu: directeur Sjarel Ex ontmoet door de aanval te zoeken het gedachtengoed van Jan Hoet. Niet door te boksen, wel door mee te buigen en harder te lopen dan de anderen.