Op Doorbraak gaat Philip Roose in een opinie-artikel in op het besluit van de Vlaamse publiek omroep VRT om in het kader van de zogenaamde levensbeschouwelijke programma’s ‘Aan de 40 uitzendingen op Eén van verschillende godsdiensten twee islamitische vieringen toe te voegen’. De vraag die dit besluit oproept is of deze programma’s de bedoeling hebben om representatief te zijn of dat ze traditionele voorkeursposities van vooral katholieken beschermen. Door het ontbreken van betrouwbare statistische cijfers is het onduidelijk of het aantal moslims dit besluit rechtvaardigt. Daarbij komt de complicatie dat ze representatief moeten zijn voor Vlaanderen en het Vlaamse volksdeel. Zo stapelt zich onduidelijkheid op onduidelijkheid. Mijn reactie:
Als het secularisme wordt opgevat als een politieke filosofie die zegt dat alle godsdiensten en levensovertuigingen een gelijke plek behoren te hebben onder de garantie van de nationale overheid, dan past daarbij in de media wat de zendtijd betreft -mits het in lijn is met het statuut van de publieke omroep- dezelfde afweging tussen godsdiensten en levensovertuigingen.
Dat zal in de praktijk neerkomen op het terugschroeven van de aandacht voor uitingen van traditionele christelijke godsdiensten en/of christelijke organisaties die tot nu toe een voorkeurspositie innnemen. Een volgende stap is dat de tot nu toe bij de publieke omroep voor godsdiensten en levensovertuigingen gereserveerde zendtijd anders verdeeld moet gaan worden.
Het gevolg is dat betrekkelijk nieuwe godsdiensten en levensovertuigingen zoals de islam, de kerk van het vliegend spaghettimonster, de kerk van cannabis of het humanisme meer recht hebben op zendtijd. Uitgaande van een eerlijke representatie van de verschillende godsdiensten en levensovertuigingen zoals die zich in de samenleving voordoet.
Complicatie bij grote, diverse en gefragmenteerde religieuze organisaties als de islam is dat het vele verschijningsvormen kent. Waarvan sommigen binnen de geïnstitutionaliseerde islam niet worden erkend, zoals de Amiddaya of de Soefi’s. Daarnaast is er nog het zeurende conflict tussen Sjiieten en Soennieten, en dat tussen zogenaamde orthodoxe en zogenaamde gematigde moslims.
Het verdient aanbeveling dat de nationale statistieken ook binnen de islamitische organisaties een onderverdeling maken naar stroming en richting. Net zoals ze dat voor het christendom doen tussen katholieken, oud-katholieken, conservatieve katholieken (Opus Dei, Pius X), protestanten, gereformeerden, oud-gereformeerden, baptisten, lutheranen en de tientallen richtingen en stromingen die het christendom kent.
Beredeneerd vanuit de maatschappelijke representatie kan vervolgens de verdeling van de zendtijd bij de publieke omroep afgeleid worden. Probleem is dat België in tegenstelling tot Nederland geen betrouwbare cijfers heeft over het aantal moslims. Naar schatting van Jan Hertogen (http://www.npdata.be) is dat nu zo’n 7,2% van de bevolking. Of dat ook geldt voor Vlaanderen is trouwens onduidelijk.
Daarbij blijft onduidelijk hoe de vertegenwoordiging binnen de islamitische zuil precies is en hoe de verschillende islamitische stromingen en richtingen zich in België tot elkaar verhouden. Evenmin blijkt uit zo’n percentage hoeveel ‘culturele moslims’ het bevat. Dus de moslims die niet belijdend zijn of een moskee bezoeken en nauwelijks nog moslim zijn te noemen, maar zich om sociale of culturele redenen niet officieel uit laten schrijven uit het bevolkingsregister. Daarbij komt dat dit aspect van de vrijheid van godsdienst om een godsdienst te verlaten binnen de islam met taboes en verboden is omkleed en daarom de werekelijke stand van zaken niet weergeeft.
Ook is de Verbelging of Vervlaamsing van de in België wonende moslims niet in de cijfers terug te vinden. Dat is het proces van emancipatie waarbij moslims geleidelijk opgaan in de Belgische samenleving en de normen en waarden ervan verinnerlijken. Met als ultieme stap dat ze afscheid nemen van hun godsdienst en het secularisme omarmen. Juist omdat ze daar de garantie van de overheid vinden voor hun nieuw verworven positie.
Kortom, er moet nog eerst heel wat statistisch en demografisch onderzoek in België plaatsvinden voordat duidelijk is welke bevolkingsgroep met welke godsdienst of levensovertuiging bij de publieke omroep recht heeft op de daarvoor bedoelde zendtijd. Mits dat idee van evenredige vertegenwoordiging leidend is. Als voorlopige regeling is het goed voorstelbaar om vertegenwoordigers van de islamitische zuil een deel van de zendtijd in te laten vullen. Zo’n 5% van het volume ljkt redelijk en goed overeen te komen met het demografische belang van die zuil.
Maar een echte modernisering van de zendtijd gaat verder en zal om te beginnen de oude voorkeursbehandelingen voor de christelijke (katholieke) organisaties af moeten schaffen om die in lijn te brengen met de werkelijke aanhang in de samenleving.
In een land als Nederland waar meer dan de helft van de bevolking zich niet laat inspireren door godsdienst leidde dat overigens tot de vraag of die zendtijd voor godsdiensten en levensovertuigingen nog wel een taak voor de publieke omroep is. Juist door de fragmentering van de religieuze sector in vele stromingen en richtingen lijkt niet broadcasting, maar narrowcasting via sociale media de oplossing voor de steeds moeilijkere voorwaarden om aan die representativiteit te kunnen voldoen. Waarbij zoals gezegd in België het ontbreken van betrouwbare statistische cijfers over de aanhang van godsdiensten en levensovertuigingen een bijkomende complicatie is in het realiseren van een representatieve verdeling van de zendtijd voor dit soort levensbeschouwelijke programma’s bij de publieke omroep.
Foto: Schermafbeelding van deel artikel ‘Goddelijke televisie’ van Philip Roose op Doorbraak.be, 4 december 2017.