De tragiek van Antonio Ligabue en zijn liefde voor Cesarina

Antonio Ligabue (1899-1965) was een Zwitsers-Italiaanse schilder. Hij wordt beschouwd als vertegenwoordiger van de outsider kunst, naïeve kunst, art brut. Na zijn dood werd in 1977 door de Italiaanse publieke omroep RAI de biografische driedelige televisieserie ‘Ligabue‘ over zijn leven gemaakt. Een ingekorte versie die ik toen in de bioscoop zag maakte diepe indruk op me. Ligabue scheurde op zijn rode Moto Guzzi (in 2021 was het merk 100 jaar oud) door Reggio Emilia.

De foto van Ligabue met een vrouw wordt ook wel als voorbeeld gegeven om aan te tonen dat er niet alleen duisternis in zijn leven was, maar ook genegenheid. Hij geeft zijn ‘vriendin’ Cesarina een roos.

In Zwitserland werd hij opgenomen in een psychiatrische kliniek en in 1919 als zoon van een Italiaanse emigrant naar het land van zijn Italiaanse vader verbannen. Zijn moeder en drie broers waren in 1913 door een voedselvergiftiging overleden. Zijn vermoedelijke vader was uit beeld geraakt. Antonio veranderde uit haat voor zijn vader zijn naam van Laccabue in Ligabue. In 1920 begon hij te schilderen. Hij werd ermee een van de bekendste naïeve kunstenaars van Europa. Het is wat men een tragisch leven noemt.

Of Ligabue zijn tijgers en jungle-achtige landschappen losjes baseerde op het werk van de Franse naïeve kunstenaar Henri Rousseau (le Douanier) roept zijn werk op. Ook de Georgische naïeve kunstenaar Niko Pirosmani had een thematiek van wilde beesten, landschappen en portretten. Is dat toeval? Bij Ligabue lijkt de verstilling het meest afwezig.

Ligabue’s levensverhaal doet denken aan die andere van oorsprong tamelijk bekend geworden Zwitserse kunstenaar, de schrijver Robert Walser die zijn vrijheid niet vond in een motor, maar in het wandelen. Nederlanders zullen wellicht de associatie maken met dichter Jan Hanlo die in 1969 met zijn motorfiets tegen een landbouwtractor reed en twee dagen later overleed. Hij was eerder wegens een psychose opgenomen in een psychiatrische kliniek. Net als Schriftsteller Walser.

Op de Facebookpagina van de Fondazione Archivio Antonio Ligabue Parma-Archivio dal 1983 waar de hier geplaatste foto’s zonder details werden gepubliceerd staat bij de foto met Cesarina de volgende toelichting. Vertaald: ‘De schilder had nooit een partner, maar slechts één grote ongelukkige liefde: Cesarina, zus van zijn vriend Ivo, manager van de herberg La Croce Bianca in Guastalla. // “Geef een zoen” zei hij tegen haar, die met haar wilde trouwen, haar naar een kasteel wilde brengen en haar tot zijn koningin wilde maken. Toni, zo lang hij zich kon herinneren verkeerd begrepen en mishandeld, verborg in zijn hart alleen de zoektocht naar een perfecte, sprookjesachtige “finale”‘.

Het is de vraag of de Fondazione de sprookjesachtige romantiek van de nobele wilde goed weergeeft of extra aanscherpt. Wie wel eens een opening van een lokale kunsttentoonstelling in Frankrijk, Italië of Spanje heeft meegemaakt weet dat de bestuurders zich doorgaans belangrijker maken dan de kunst en de kunstenaars. De foto’s op de site van de Fondazione bevestigen dat patroon waarachter Antonio Ligabue wordt teruggebracht tot een vehikel voor marketing om het bestuur te dienen. Ook dat is de tragiek van een kunstenaar om na de dood in een vreemd regiment ingelijfd te worden.

In de documentaire Nebbia (Mist) van Raffaele Andreassi uit 1961 (onderstaande versie is op 3 minuten na volledig) zien we (vanaf 8′ 10”) Toni met Cesarina. Hij geeft haar een ‘gestolen’ zoen. Zij laat het zich welgevallen. Je hart breekt als je het ziet. De mist in zijn hoofd lijkt op te trekken. Is het dier even getemd? Vanaf 1955 werd Ligabue bekend. Je moet er niet aan denken wat dat nu voor publiciteit had gegeven en hoe onrustig hem dat had gemaakt. Dat is hem gespaard gebleven.

Documentaire Nebbia (Mist) van Raffaele Andreassi uit 1961.

Kunst moet van rechts en links de politieke zaak dienen en er het zwijgen toe doen. Autonomie van kunst is niet de bedoeling

Prikkelende column van Özcan Akyol in het AD. Hij schrijft: ‘Kunst en cultuur zijn verdacht gemaakt door rechtse politici die te maken kregen met onwelgevallige meningen.’ Dat klopt, maar het is de vraag of de onwelgevallige meningen niet vooral vanuit henzelf komen. En vanuit hun politieke gedachtegoed. De haat tegen vooral de hedendaagse kunst (cultuur zou Akyol niet op een hoop moeten gooien met kunst) bestaat al tientallen jaren in een partij als de VVD. Google maar eens op ‘Jan Hanlo’ en ‘Willem Carel Wendelaar’, een Eerste Kamerlid van de VVD die in 1952 vragen stelde over een gedicht van Hanlo dat hij een ‘onaanvaardbare uiting van kunst’ vond. Alsof Wendelaar ook maar enig verstand van kunst had en zich als politicus met de inhoud van kunst zou moeten bemoeien. De VVD is de kwade genius achter de afbraak van de kunstsector.

Dat is een verre echo van wat de toenmalige liberale premier Rudolf Thorbecke in 1863 zei: ‘De kunst is geene regeringszaak, in zooverre de Regering geen oordeel, noch eenig gezag heeft op het gebied der kunst.’ Maar zoals Marita Mathijsen in een repliek op een stuk van Melle Daamen in 2014 opmerkte in haar uitleg over wat Thorbecke werkelijk bedoelde over kunst is dat advies aan de huidige Nederlandse politici niet besteed: ‘Dat de overheid een taak in de kunsten had als iets publiek belang had en de macht van particulieren te boven ging, zag hij wel degelijk. Maar een Raad voor Cultuur, die in opdracht van de regering oordelen velt, daarvan zou hij gegruwd hebben.’ Nu is het gebruik dat kunst door bestuurders wordt gebruikt voor het realiseren van politieke doelen, zoals voorbeelden in Amsterdam of Utrecht laten zien. In de visie van de huidige linkse en rechtse, landelijke en lokale bestuurders is kunst niet langer vrij, onafhankelijk en tegendraads, maar een beleidsinstrument. Kunst is getemd en ondergeschikt gemaakt. Kunst mag niet langer autonoom zijn.

Het is een trieste constatering dat Wendelaar vele navolgers heeft. Die zich doorgaans minder uitdrukkelijk manifesteren en geniepiger opereren. De voormalige staatssecretaris van OCW Halbe Zijlstra (ook VVD) was daarop nog een uitzondering omdat hij het als een voordeel zag dat hij een outsider in de kunstwereld was. Hij pochte met zijn onkunde. In de politiek geldt deskundigheid als een vereiste bij beleidsterreinen als zorg, landbouw, defensie, onderwijs, waterstaat, financiën, rechtspraak, diplomatie of noem maar op, maar niet bij kunst. Bij kunst wordt door Nederlandse politici deskundigheid als nadeel gezien. Minister Ingrid van Engelshoven is daar het laatste, trieste dieptepunt van. Tekenend is dat letterkundige Aad Nuis (D66) van 1994 tot 1998 de laatste staatssecretaris van OCW was die zelf voortkwam uit de kunstsector. In andere landen willen schrijvers of zangers nog wel eens minister van cultuur worden, maar niet in Nederland. Waarom in de Nederlandse politiek voor bewindslieden deskundigheid in de kunst als nadeel wordt gezien is duidelijk. Kunstbeleid dient niet primair de kunst, maar politieke doelen die kunst gebruiken. Het is niet de bedoeling dat een Nederlandse politicus echt opkomt voor de kunst. Daar ontstaan alleen maar misverstanden door.

Özcan Akyol gaat verder met zijn beoog en betrekt het ook op links als hij zegt: ‘En in een gepolariseerde samenleving, waar het zwart-witdenken welig tiert, staat een pleidooi voor de kunst gelijk aan een flirt met oubollig links, dat in de beeldvorming zakken met geld naar kunstenaars bracht.’ Hier buitelen de hypotheses en het wensdenken over elkaar heen. Het is beeldvorming die niet overeenkomt met de politieke praktijk. Het dubbelzinnige ervan is dat links zich dat door rechts berustend én toestemmend laat zeggen, terwijl links weet dat het de kunst niet door dik en dun steunt. Maar die foute beeldvorming weerlegt het niet omdat de marketing helpt die zegt dat links opkomt voor de kunst. Niet dus. Je zou bijna hopen dat de scherts van Akyol waar was, want dan was er in elk geval nog linkse politiek die hart had voor kunst. Links steunt de kunst evenmin als rechts dat doet. Als links geld overheeft voor kunst is dat uitsluitend om eigen doeleinden te realiseren. Kunst moet van de rechtse en linkse politiek de politieke zaak dienen en er verder het zwijgen toe doen. Want autonomie van kunst is in Nederland niet de bedoeling. Ben je gek, dan kunnen wethouders en ministers niet meer timmeren, boetseren en figuurzagen met kunst als de ware hobby-boeren van de cultuur.

Foto: Schermafbeelding van deel artikelEen pleidooi voor de kunst staat gelijk aan een flirt met oubollig links’ van Özcan Akyol in het AD, 1 oktober 2019.

Wat bezielt de VVD om zich te keren tegen kunst? Bij een petitie die vraagt om Körmelings draaiend huis in Tilburg te verwijderen

Voorzitter Emmy Duinkerke van de afdeling Hart van Brabant van de JOVD is petitionaris van deze petitie van 20 november. De JOVD is een jongerenafdeling gelieerd aan de VVD. De petitie verzoekt vanwege financiële redenen om te stoppen met het kunstproject Het Draaiend Huis op de Hasselrotonde in Tilburg. Duinkerke schrijft de petitie namens de JOVD. Ze noemt de naam van de kunstenaar niet, maar dat is de in Eindhoven wonende kunstenaar/ architect John Körmeling. Hij werkt veel in de publieke ruimte, landelijke bekendheid kreeg Körmeling toen hij het Nederlandse paviljoen Happy Street voor de Expo 2010 in Shanghai ontwierp.

Duinkerke reageert waarschijnlijk op een bericht van 16 november 2018 van Omroep Brabant dat meldt dat het kunstwerk kapot is en de reparatie ervan 45.000 euro kost. Zij wijdt op haar persoonlijke FB-pagina een posting aan hetzelfde onderwerp: ‘De JOVD Hart van Brabant is een petitie gestart om het Draaiend Huis Tilburg uit te krijgen. Dit kunstproject heeft al ontzettend veel geld gekost en gaat nog meer geld kosten, waar wij als Tilburgers voor mogen opdraaien’. Aan het kostenaspect ontleent ze haar enige argument.

Het is opvallend dat de VVD en de adspirant-VVD’ers van de JOVD zich profileren door tegen hedendaagse kunst te schoppen. Afgelopen week was er nog het pleidooi van VVD-kamerlid en cultuurwoordvoerder Thierry Aartsen die ‘cultuur’ tegen ‘volkscultuur’ afweegt en meende dat de steun voor kunst afgebouwd moet worden ten gunste van volkscultuur. In het debat over de cultuurbegroting kreeg hij veel kritiek. Kamerlid Carla Dik-Faber van de ChristenUnie noemt Aartsens idee ‘ontzettend polariserend’. Een misverstand is dat in 2010 tijdens het staatssecretariaat van Halbe Zijlstra als verantwoordelijke bewindsman voor kunst niet de VVD maar de PVV de kwade genius zou zijn achter de afbraak van de kunstsector. De PVV had die macht niet en profileerde zich uitsluitend op het dossier immigratie, islam en integratie. Ik schreef in 2012 in een commentaar: ‘De VVD is de oorzaak voor de kaalslag op cultuur en heeft dat de afgelopen jaren voorbereid en vormgegeven. Eerst binnen de VVD-fractie bij monde van cultuurwoordvoerder Han ten Broeke, in 2010 door VVD-informateur Ivo Opstelten in het regeerakkoord en in de uitvoering door VVD-staatssecretaris Zijlstra.’

De lijn Halbe Zijlstra – Thierry Aartsen – Emmy Duinkerke is geen toeval, maar bewust beleid binnen de VVD. De partij profileert zich met het schoppen tegen kunst en het terugdringen van overheidssubsidie voor kunst. Wat de partij denkt te bereiken door zich als vijand van kunst te profileren is de vraag. Want zowel in positieve als negatieve zin leeft kunst in Nederland nauwelijks bij het electoraat. Het risico bestaat dat gematigde liberalen om deze reden de VVD de rug toekeren. Vooral vanwege de volksmennerij die ermee samengaat. Op de rechtse flank van de politiek bestaat haat tegen kunst omdat het als een linkse hobby wordt beschouwd.

Uiteraard mogen politici zich tegen kunst keren als ze dat volgens hun overtuiging vinden. Maar dat de grootste partij van Nederland over de rug van de kunst denkt te kunnen scoren baart zorgen. Het gaat ook niet om backbenchers als Aartsen of Duinkerke die in de rat race van de politiek kunst aangrijpen om gehoord te worden. Zo werkt politiek nu eenmaal. Het gaat om een mentaliteit bij de VVD die handelt in oude reflexen.

De VVD in de jaren ’50 en ’60 was een elitaire partij van de gegoede burgerij. Zo noteert Jan Hanlo die Oote oote oote boe schreef in 1952 over een VVD’er: In dezelfde maand haalt het vers de Eerste Kamer waar Mr. W.C. Wendelaar (VVD) zich erover opwindt. Met name ergert hij zich aan het feit dat het vers gepubliceerd werd in een door het rijk gesubsidieerd tijdschrift. De pendule is na ruim 60 jaar terug bij de minachting door de VVD voor kunst. Pleidooien voor het schrappen van overheidssubsidie voor kunst zetten een doorgaande streep onder een VVD die vrijgestelden bedient en geld omploegt richting bedrijfsleven en banken.

Foto 1: Schermafbeelding van petitieStilstaand Huis Tilburg uit’ van Emmy Duinkerke, voorzitter van de JOVD Hart van Brabant, 20 november 2018.

Foto 2: John Körmeling, ‘Hasselt Traffic Circle’, Tilburg 2008. ‘Freestanding row house rotating on roundabout’.

De haai in de VVD is dood, maar leeft

Er zijn harde noten te kraken over de huidige koers van de VVD. Een gatenkaas van logica en gemiste kansen. Te rechts. Te neo-liberaal. Te hard. Te veel asfalt en huizen. Hoe komt dat beeld tot stand en kunnen we het in onze eigen tijd goed beoordelen? En hoe doet de eerste liberale premier in honderd jaar het?

Bij de VVD moet ik denken aan het werk dat Damien Hirst bekend heeft gemaakt. In 1991 maakte deze succesvolle BritArt-kunstenaar The Physical Impossibility of Death in the Mind of Someone Living. Volgens Don Thompson in ‘Shock Art’ formuleerde Hirst in het allereerste nummer van kunsttijdschrift Frieze het idee: Ik hou ervan om een gevoel te beschrijven door middel van een ding. De haai staat voor angst, hij is groter dan jij, en hij leeft in een voor jou onbekende omgeving. Hij lijkt levend als hij dood is, en dood als hij leeft. 

Marketing in kunst en politiek werken tegengesteld. De titel van Hirsts werk roept toeschouwers op om betekenis te geven. Bij politiek gebeurt het omgekeerde. Het politieke debat nodigt kiezers uit door opeenvolgende schijnbewegingen om geen betekenis te geven aan een programma of manifest. In elk geval worden kiezers of leden door een politieke partij bewust ontmoedigd. Op afstand gehouden.

Haai en politiek hebben gemeenschappelijk dat ze levend dood en dood levend zijn. Omdat de VVD dit idee consequent doorvoert, moet ik daarom bij deze partij aan de haai van Hirst denken. Een zombie kan ook.

Tegenwoordig wordt de VVD met CDA en PvdA als klassieke middenpartij gezien. Soms wordt D66 daar nog aan toegevoegd, maar die partij kent geen evenknie. Want het begrip middenpartij zegt dat het varianten heeft. Zoals in de recente politieke geschiedenis de VVD op haar flank Boerenpartij, Volksunie, Centrumpartij, Middenstandspartijen en LPF kende. Het CDA kent SGP en CU als flanken en de PvdA DS’70 en de SP.

In december 2009 schrijft de Utrechtse activist Kees van Oosten: Wat is er met de PvdA gebeurd? De standpunten van de PvdA van pakweg dertig jaar geleden, zoals neergelegd in het beginselprogramma 1978, hebben plaatsgemaakt voor standpunten die conservatief en rechts zijn vergeleken met het Liberaal Manifest 1980 van de VVD. Wat de VVD in 1980 schreef zou voor de huidige PvdA te gedurfd en te progressief zijn.

Een partij neemt een plek in het spectrum in. Dat loopt van links tot rechts, van progressief tot anti-revolutionair, van vrijzinnig tot religieus. Positionering volgt uit uiteenlopende ontwikkelingen. Het spectrum staat nooit stil. In de beweging met z’n allen een kant uit wisselen partijen doorgaans niet van positie.

De huidige beweging naar rechts wordt de VVD verweten. Aan de hand van partij-iconen als Oud, Toxopeus, Geertsema, Wiegel, Voorhoeve en Bolkestein wordt de oude koers verheerlijkt. Met Drees, Den Uyl en Kok als externe meetpunten. Soms ligt de vergelijking over de grens met Walter Scheel, Bill Clinton of Edmund Burke.

Het lijkt op de herwaardering van Pim Fortuyn. Pas na zijn dood werd-ie geaccepteerd. De dreiging was weg, zeker toen de LPF door het ijs zakte. Fortuyn werd waarschuwing voor iets ergers: Geert Wilders. Werkt hetzelfde mechanisme met terugwerkende kracht voor de oude VVD die als niet zo rechts wordt voorgesteld?

Het ligt eraan. De VVD in de jaren ’50 en ’60 was een elitaire partij van de gegoede burgerij. Zo noteert Jan Hanlo die Oote oote oote boe schreef in 1952 over een VVD’er: In dezelfde maand haalt het vers de Eerste Kamer waar Mr. W.C. Wendelaar (VVD) zich erover opwindt. Met name ergert hij zich aan het feit dat het vers gepubliceerd werd in een door het rijk gesubsidieerd tijdschrift. De pendule is na 60 jaar terug bij de minachting door de VVD voor kunst. En zoals Van Oosten opmerkt was in de tussentijd het Liberaal Manifest van de VVD uit 1980 linkser dan het programma van de PvdA anno 2011. Veel is betrekkelijk, maar niet alles.

Waar laat ons dat? De VVD zit door samenwerking met de PVV in een spagaat. Hierdoor is het met standpunten over de arbeidsmarkt naar links gedrongen en met die over integratie naar rechts. Met de afwijzing van hervormingen op de woningmarkt bindt de VVD haar achterban van huizenbezitters. Hervormen wordt genegeerd. Bezuinigingen op cultuur zetten een streep onder een VVD die vrijgestelden bedient.

De VVD grossiert in oude reflexen. De VVD is haai waar het kan en vertoont geen onnodige compassie waar het niet hoeft. Met een echo van zakelijkheid zonder moralisme. Da’s ten minste nog iets.

Foto: Damien Hirst, The Physical Impossibility of Death in the Mind of Someone Living, 1991-1992