Tekort Museum Oud Amelisweerd neemt toe. Het wordt door media en politiek te laag voorgesteld. Waarom?

moa-1

Op 2 november werd eindelijk de Jaarrekening 2015 op de site van Museum Oud Amelisweerd gepubliceerd. De huidige exploitant van het landhuis Oud-Amelisweerd. Meer dan vier maanden te laat. Omdat de Stichting MOA ANBI-plichtig is had dat op 1 juli 2016 moeten gebeuren. Een deskundige zegt daarover: ‘Publiceren mag op de eigen website of op een gemeenschappelijke internetsite met andere goede doelen’.

Het aantal bezoekers was in 2015 22.000. Dat is op twee manieren een afname vergeleken met 2014 toen ruim 30.000 bezoekers werden geteld. 2015 Was het eerste volledige jaar van openstelling van het museum. Afname van het aantal bezoekers is zoals het verslag opmerkt niet ongewoon en kan toegeschreven worden aan het effect dat een nieuw geopend museum in het eerste jaar meer bezoekers trekt en daarna te kampen krijgt met teruggang. Voor de komende jaren is het daarom realistisch om uit te gaan van 22.000 bezoekers per jaar, en niet van 30.000. Mede omdat er door bezuinigingen bespaard dient te worden op loon- en projectkosten en activiteiten met betrekking tot publiciteit en marketing eerder af- dan toe zullen nemen.

Er klinken tegenstrijdige berichten op uit de jaarrekening. Het bestuur zegt in het bestuursverslag dat het ‘vooralsnog’ wel goed zit met de financiële continuïteit voor de korte als middellange termijn. Onder dat laatste wordt doorgaans een termijn van 3 tot 5 jaar verstaan, zodat de financiële continuïteit volgens het bestuur tot 2021 gewaarborgd is. Dat lijkt een cruciaal jaar te zijn. Huidige problemen worden doorgeschoven naar de toekomst. Zoals het bestuur verduidelijkt loopt dan de uitbetaling van de Amersfoortse bruidsschat af en moet een lening van 160.000 euro aan de provincie Utrecht worden afgelost. Deze lening werkt trouwens twee kanten uit omdat de provincie Utrecht bij een faillissement van de Stichting MOA deze 160.000 euro kwijt is. En zich daarom tot belanghebbende bij het voortbestaan van de Stichting MOA heeft gemaakt.

Resumerend, in 2021 stoppen de inkomsten uit Amersfoort en moet de renteloze lening van de provincie Utrecht worden terugbetaald. Het bestuur legt stilzwijgend een bodem onder deze zorgen met een verwijzing naar de Armando Stichting dat schilderijen van Armando beheert. Met een marktwaarde van 22 miljoen euro. In november 2015 liet het inmiddels afgetreden bestuurslid van de Stichting MOA Geert Noortman zich ontvallen bij een dreigend faillissementdesnoods werken van Armando [te] verkopen, mocht hij daar toestemming voor geven’. Dat kan echter niet hardop worden gezegd omdat het verkopen van werken uit de collectie om gaten in de exploitatie te vullen voor een museum niet zomaar mogelijk is. Zelfs als in 2021 Stichting MOA door het overlijden van Armando eigenaar is geworden van deze werken, dan nog kan het volgens de ethische code van de museumvereniging geen werken uit de collectie afstoten om genoemde lening van de provincie Utrecht terug te betalen of de weggevallen Amersfoortse subsidie op te vangen.

In de publiciteit wordt door zowel lokale media als Utrechtse politici het beeld gevormd dat het tekort van de Stichting MOA over 2015 70.382 euro bedraagt. Dat past kosmetisch mooi bij een advies van een Utrechtse commissie Cultuur uit mei 2016 over een subsidie van 75.000 euro die door het college wegens afspraken echter niet kan worden opgevolgd. Maar wie de jaarrekening breder interpreteert ziet dat bij het tekort op de exploitatie de lening van de provincie Utrecht van 160.000 euro opgeteld moet worden en het tekort daarom uitkomt op 230.382 euro. Omdat de jaarrekening 2014 een tekort van 136.020 vertoonde is het resultaat over 2015 met een tekort van 70.382 euro niet beter, maar slechter dan in 2014. Dat is de echte beeldvorming.

Het is zaak dat er ‘een structurele oplossing’ wordt gevonden voor exploitatie van landhuis Oud-Amelisweerd. Daarover bestaat bij Utrechtse raadsleden verwarring zoals bleek uit de vergadering van de Commissie Mens en Samenleving op 1 november 2016. Zie hier voor een beeldverslag. Tekenend voor het onbegrip is wat Jedija Inkelaar van de ChristenUnie zegt in een bericht van RTV Utrecht: ‘Omdat er niet zomaar een andere huurder is voor dit pand, is het belangrijk om met het museum te praten over mogelijkheden het open te houden’. Ze verwart oorzaak en gevolg. Ze geeft het initiatief van de raad uit handen om verder te kijken.

Het probleem dat nu optreedt met de exploitatie van het MOA en al in 2012 door museumexperts maar ook Utrechtse raadsleden voorspeld werd valt te herleiden tot drie oorzaken: 1) Zoals de Raad voor Cultuur in een advies uit 2016 zegt sluit het MOA onvoldoende aan bij de plek; 2) Het rijksmonument is ongeschikt en in de exploitatie ‘te duur’ voor een publieksmuseum dat streeft naar een bezoekersaantal van 30.000-40.000; 3) Er is in de jaren 2010-2011 door de toenmalige verantwoordelijke politici in Utrecht en Amersfoort nooit serieus gezocht naar de beste huurder. De politiek heeft Stichting MOA het landhuis Oud-Amelisweerd laten kapen.

Als Inkelaar en Utrechtse raadsleden streven naar ‘een structurele oplossing’ voor de bestemming van landhuis Oud-Amelisweerd, dan zouden ze liefst met een ruime blik naar deze kwestie kijken en zich niet laten dwingen in het frame dat hun door het MOA opgedrongen wordt. De gemeente Utrecht heeft meer dan 1,6 miljoen euro geïnvesteerd in landhuis Oud-Amelisweerd. Voorbeeldig. Samen met de Rijksdienst Cultureel Erfgoed en de huidige exploitant, en met begeleiding van de toenmalige beheerder het Centraal Museum. Dat resulteerde in 2016 in het winnen van de Erfgoedprijs Europa Nostra. Utrechtse raadsleden moeten beseffen dat ze kunnen streven naar een optimale oplossing voor de exploitatie van landhuis Oud-Amelisweerd. Tussen haalbaarheid, ambitie en realiteitszin in. Doorschuiven van problemen naar de toekomst kan politiek gewenst zijn, als ze maar beseffen waar ze mee bezig zijn en blikvernauwing nieuwe problemen oproept.

Foto: Schermafbeelding van deel jaarrekening 2015 van de Stichting Museum Oud Amelisweerd. Gepubliceerd op 2 november 2016.

Advertentie

SIKC haalt islamitische collectie weg bij Wereldmuseum

imageproxy.asp

Directeur Stanley Bremer van het Wereldmuseum staat Sjors van Beek van de Groene niet meer te woord, aldus het artikel Islamitische collectie weggehaald bij het Wereldmuseum. Grotere eer voor een onderzoeksjournalist is bijna niet mogelijk. Dat is wat je noemt iets op het spoor zijn en de macht tegen de haren in strijken.

Maar het gaat natuurlijk niet om de personen, maar om de zaak. Die is opmerkelijk. De Stichting Islamitische Kunst en Cultuur (SIKC) die in het Wereldmuseum de deelcollectie islamitische kunst -eigendom gemeente Rotterdam- van zo’n 190 objecten beheert haalt deze weg bij het Wereldmuseum en brengt deze onder bij het Volkenkundig Museum (nu: Nationaal Museum voor Wereldculturen) te Leiden. Opvallend is trouwens dat de SIKC bij de Kamer van Koophandel in Rotterdam geregistreerd staat als een welzijnsorganisatie.

Twee opmerkelijke momenten gingen hieraan vooraf die licht op de zaak werpen. De eerste was het idee dat de SIKC in 2006 opgeheven was, maar uiteindelijk  bleek dat toch niet gebeurd te zijn. Om onduidelijke redenen had directeur Bremer de papieren niet ingediend om de SIKC op te heffen. Vervolgens kwam in april 2014 het aanbod van het Wereldmuseum dat de SIKC de eigen deelcollectie die het beheerde in ruil kreeg voor het afstaan aan het Wereldmuseum van het nog aanwezige saldo van 14.000 euro op de eigen rekening.

Een vreemd voorstel omdat de deelcollectie geen eigendom is van het Wereldmuseum, maar van de gemeente Rotterdam. Desgevraagd wilde het Nationaal Museum voor Wereldculturen de deelcollectie niet herbergen onder de door het Wereldmuseum genoemde voorwaarden van een uitruil van het banksaldo: ‘Directeur Stijn Schoonderwoerd: ‘Het klonk ons allemaal wat te lichtvoetig in de oren. Ontzamelen kun je niet lichtvoetig doen. Het banksaldo van SIKC is bedoeld om de rijkscollectie te versterken, niet om onderdeel te zijn van een wat onduidelijk ruilproces van het Wereldmuseum.’  Zonder die ruil ziet het Leidse museum geen bezwaren.

Steen voor steen brokkelt de geloofwaardigheid van directeur Bremer af. Sjors van Beek wees al eerder op opbrengsten uit verkoop van hedendaagse kunstwerken uit de collectie van de Stichting Vrienden van het Wereldmuseum waarvan vooralsnog onduidelijk is waar die heen zijn gegaan. Van Beek memoreert dat ‘de Aziatische objecten die momenteel nog zichtbaar zijn in het Wereldmuseum blijken voor het overgrote deel niet afkomstig uit de museumcollectie zelf maar zijn bruikleen van de Stichting Bodhimanda, een stichting ter bevordering van het boeddhisme. Voorzitter Imrat Verhoeven schat dat 75 à tachtig procent van de getoonde collectie eigendom van zijn stichting is.’ Zodat zich steeds meer de vraag opdringt wat de realiteitszin, de rechtvaardiging en het perspectief van een Wereldmuseum onder leiding van Stanley Bremer nog zijn.

NB: In een eerdere versie werd gesproken over 2300 objecten die de deelcollectie SIKC vormden. Dat aantal betreft echter de totale deelcollectie islamitische kunst van het Wereldmuseum. Het is gewijzigd in 190 stuks.

Foto: Koranpagina: eind soera 84, begin soera 85; koranpagina, 14de eeuw. Collectie Wereldmuseum.

Wereldmuseum deed goede zaken op veiling. En de opbrengst?

dk

Op 19 november 2012 merkte TopengMarah in reactie op bij Het Wereldmuseum: Rotterdam op zijn smalst?: ‘Vorig jaar zijn twee schilderijen van Hendra Gunawan bij Cristie’s geveild (http://www.digitalekunstkrant.nl/?p=1272 ) Officieel waren deze schilderijen van de Vrienden van het Wereldmuseum, zodat de Gemeente Rotterdam hier niets aan kon doen. Bremer is trouwens de voorzitter van de Vrienden van het Wereldmuseum.

Sjors van Beek pakt het in De Groene op en vraagt zich deze week af waar de opbrengst van de bij Christie’s verkochte werken is gebleven. Hij vraagt het aan museumdirecteur Stanley Bremer die Van Beek de gevraagde informatie niet wil verschaffen. Bremer verwijst naar het bestuur van de Stichting Vrienden van het Wereldmuseum, Rotterdam. Waar hij zelf de voorzitter van is zoals de jaarrekening 2011 verduidelijkt.

De opbrengst van de twee werken van Hendra Gunawan alleen al bedraagt meer dan 1,11 miljoen euro zodat het om substantiële bedragen gaat. Het is op z’n minst opmerkelijk dat inkomsten uit verkoop in genoemde jaarrekening 2011 noch op de balans noch als bijdrage aan het Wereldmuseum zijn terug te vinden. Zoals ook Sjors van Beek constateert. In 2011 is de bijdrage van de Stichting Vrienden aan het Wereldmuseum slechts 9.600 euro. Hoeveel hoger dat bedrag is door de opbrengsten uit de verkoop van schilderijen en grafiek van hedendaagse kunstenaars als Charles Hossein Zenderoudi, Dia Al-Azzawi, Ali Omar Ermes of Rachid Koraichi uit de collectie van de Stichting Vrienden van het Wereldmuseum is de vraag die beantwoord moet worden.

ali

Foto 1: Wereldmuseum Rotterdam doet goede zaken bij Christie’s in Digitale Kunstkrant, september 2011.

Foto 2: Over Ali Omar Ermes met tekst ‘He is one of the most widely collected artists in Islamic Art, represented in art collections in the British Museum, Tate Britain, London; Ashmolean Museum, Oxford; State Hermitage Museum, St. Petersburg; State Museum of Oriental Art, Moscow; Wereld Museum, Rotterdam; National Gallery of Jordan, Amman; Smithsonian Institute, Washington DC and many others.’

MuseumgoudA kiest voor politiek conservatisme

Voormalig directeur collecties van het Rijksmuseum Jan Piet Filedt Kok veroordeelt in een ingezonden brief van 17 september in de NRC de verkoop door museumgoudA van The Schoolboys. Hij schrijft:
‘(..) Marlene Dumas’ schilderij The Schoolboys (1987) paste uitstekend in de collectie van museumgoudA. Het vormde het hoogtepunt van de verzameling hedendaagse kunst en werd vrijwel steeds tentoongesteld. (..)
De aankoop van het schilderij in 1988 vormde de bekroning van het in de laatste decennia van de vorige eeuw gevoerde beleid om door vrouwelijke kunstenaars vervaardigde kunst bijeen te brengen. Onder de directie van Josine de Bruyn Kops (1940-1987) en haar opvolgers is op dit gebied een gevarieerde en fraaie verzameling hedendaagse kunst bijeengebracht. Ook die dreigt met andere onderdelen van de collectie door het museum verkocht te worden. Waar het een nieuw aangestelde museumdirecteur vrij staat, in overleg met staf en gemeente, het verwervingsbeleid aan te passen of te veranderen, gaat het niet aan om in één keer veertig jaar verzamelgeschiedenis van het museum uit te wissen
.(..) Nog dramatischer zou het zijn als de resterende verzameling moderne kunst van het MuseumgoudA zou worden verkocht. 

Dit laatste gevaar lijkt voorlopig afgewend. In een open brief van 15 september aan voorzitter Hans Kamps van de Nederlandse Museumvereniging stelt directeur Gerard de Kleijn van museumgouda: Wij zullen eerst het deelcollectieplan hedendaagse kunst actualiseren, alvorens tot afstoting over te gaan; conform de LAMO. Maar zijn woorden kunnen ook opgevat worden dat-ie de afstoting van de hedendaagse kunst voorbereidt. Dan is alleen de actualisering volgens de Lamo.

De afweging van Filedt Kok komt overeen met wat hier over de verkoop (zie Tagwolk bij museumgoudA) sinds de aankondiging van de verkoop in mei 2011 is beweerd. Gezien de manier van redeneren, of liever gezegd het gebrek eraan, van zowel museumdirecteur De Kleijn, het Goudse openbaar bestuur als de politieke partijen moet gevreesd worden dat inhoudelijk-museale argumenten tegenwoordig niet meer zwaar tellen.

Opvallend is dat twee soorten conservatisme elkaar kruisen. Het politieke conservatisme (=restauratie) van De Kleijn en het museale conservatisme (=behoud) van Filedt Kok. Waarbij De Kleijn namens anderen spreekt. Zeg maar zich louter instrumenteel opstelt. Deze dienende opstelling is aanvaardbaar voor de politiek, maar diskwalificeert hem als gesprekspartner voor de museumsector. We zien twee soorten behoudzucht waarbij vakmatigheid het verliest van een nieuwerwetse traditie die terugspringt naar het verleden, het heden uitwist en uiteindelijk nergens voor staat.

Een andere ingezonden briefschrijver Johan Galjaard uit Amersfoort neemt het op voor De Kleijn en legt de schuld bij de gemeente Gouda. Daarmee ben ik het eens zoals ik hier beredeneerde. Indirect onderstreept Galjaard echter ook dat De Kleijn zich heeft laten gebruiken en onvoldoende voor zijn museum is gaan staan.

Galjaard laat zich leiden door persberichten van museumgoudA die stellen dat er een groot tekort was. Maar er is geen enkele logica in de bewering van museumgoudA dat het al vijf jaar een schuld van 1,2 miljoen euro zou hebben. In het beleidsplan ‘Tussen hemel en aarde’ noemt De Kleijn trouwens een incidenteel tekort van 700.000 euro. Maar dat wordt evenmin met harde feiten onderbouwd. De Kleijn overtuigt niet als-ie beweert de Dumas te hebben moeten verkopen om tekorten weg te werken. Hij maakt het nergens aannemelijk.

In een persbericht van 30 juni stelt museumgoudA dat de netto veilingopbrengst van The Schoolboys bij Christie’s Londen van 950.000 euro wordt besteed aan:
-de aankoop voor 109.000 euro Weissenbruch: ‘Molen bij Noorden’ bij Christie’s Amsterdam
-restauratie van 16e eeuwse altaarstukken
-onderhoud collectie Gouds plateel en gevelstenen
-verbouwing interne ruimtes tot (open) depot ten behoeve van collectiebehoud
-risicoreserve

In de Nieuwsbrief September 2011 heeft museumgoudA inmiddels de opbrengst met 40.000 euro verhoogd tot 990.000 euro. Ook deze nieuwe opbrengst van 990.000 euro is kleiner dan een tekort van 1,2 miljoen euro. Maar toch kunnen van dat negatieve vermogen van 130.000 euro (1,2 ml- 0,99 ml) een Weissenbruch van 109.000 euro, restauratie van altaarstukken, onderhoud plateel en gevelstenen, interne verbouwingen en risicoreserve bekostigd worden. Gecompliceerd door een niet te volgen redenering over een legaat en de conclusie: Dus de aankoop van de Weissenbruch heeft ons niet in financiële problemen gebracht. Het is net andersom. Volgens De Kleijn verkleint dus een aankoop van 109.000 euro de financiële problemen van een museum dat zegt het financieel moeilijk te hebben.

Kunt u het nog volgen? MuseumgoudA bij monde van De Kleijn geeft geen consistente uitleg over vermeende tekorten en brengt steeds wisselende cijfers naar buiten. Dat is op zijn minst merkwaardig en opmerkzaam. Volgens de accountantsverklaringen van 5 jaar geleden was het negatieve eigen vermogen, zeg: tekort van museumgoudA in 2006 trouwens 100.000 euro. Volledig in lijn met eerdere jaarrekeningen.

Anders gezegd, de tekorten bestaan, maar zijn kleiner dan door De Kleijn gesuggereerd wordt. Waarom hij dat doet blijft gissen. Een onafhankelijk onderzoek dat het Goudse college en museumgoudA tegen het licht houdt kan duidelijkheid bieden. De onregelmatigheden van museumgoudA bezorgen de museumsector een te slechte naam. Hamvraag is of het politieke conservatisme waarvoor museumgoudA zegt te moeten kiezen wel zo onvermijdelijk is als het zelf beweert. Mogelijk is zo’n onderzoekscommissie iets voor Jan Piet Filedt Kok.

Foto 1: Jan Hendrik Weissenbruch, Zomerdag, Collectie Rijksmuseum

Foto 2: Jan Hendrik Weissenbruch, Molen bij Noorden, recente aankoop museumgoudA

Foto 3: Jan Hendrik Weissenbruch, Te Noorden bij Nieuwkoop, Dordrechts Museum, bruikleen RCE

Foto 4: Jan Hendrik Weissenbruch, Ophaalbrug te Noorden, Collectie Rijksmuseum; aquarel