Ook Nederlandse journalisten zijn medeplichtig aan de moord op de democratie

Schermafbeelding van deel columnThe media treats Biden as badly as — or worse than — Trump. Here’s proof‘ van Dana Milbank in The Washington Post, 4 december 2021.

Het is een oud, welbekend probleem. Journalisten zijn de doodgravers van de democratie, maar door een gebrek aan zelfkennis ontkennen ze dat. Ze zouden ‘objectief’ verslag doen. Als ze trouwens al door anderen ter verantwoording worden geroepen. Journalisten zouden boven kritiek staan. Objectieve analyse ontbreekt of komt niet buiten het wetenschappelijke domein.

In Nederland hebben de media Geert Wilders en Thierry Baudet groot helpen maken. Pas toen deze ultra-rechtse politici eenmaal groot waren gingen sommige journalisten zich achter de oren krabben over wat ze hadden helpen aanrichten. Hadden ze de middenweg gemist tussen het cordon sanitaire en de rode loper? Maar zelfs nu krijgen deze ultra-rechtse politici en hun partijgenoten als Pepijn van Houwelingen, Freek Jansen of Gideon van Meijeren die de meest extreme uitingen doen die tegen de rechtsstaat en de democratie ingaan volop media-aandacht.

Media zoals De Correspondent of De Groene Amsterdammer hebben wel de journalistieke ambitie om door onderzoek achter de schone schijn van ultra-rechts te kijken, maar voor de publieke opinie zijn ze marginaal en weinig invloedrijk. Af en toe komen de gevestigde media met onderzoeksartikelen of scherpe analyses die dat ook beogen, maar dat blijven incidenten met weinig blijvende waarde.

Andere journalisten hadden zelfs dit zelfbesef achteraf niet. Als types als Jort Kelder of Wierd Duk die de rode lopen uitrollen voor ultra-rechts al journalist kunnen worden genoemd en niet politieke activisten die zich de uiterlijkheden van de journalist aanmeten. Ze worden aanvaard binnen hun beroepsgroep en het publiek ziet hen als journalist.

Schermafbeelding van een diagram over het vertrouwen in journalisten dat in Nederland met 30% betrekkelijk hoog is. In: GLOBAL TRUSTWORTHINESS INDEX 2021 van Ipsos, oktober 2021.

Wie op dit moment de Nederlandse kranten leest of naar nieuwsrubrieken als Op1 of Nieuwsuur kijkt kan niet anders dan concluderen dat premier Rutte en minister De Jonge, de partijleiders Kaag, Hoekstra en Segers door de media tot schietschijf zijn gemaakt. Ze krijgen dagelijks van alle kanten volop kritiek. Het lijkt onderhand op een kruistocht tegen de middenpartijen. Wat willen de journalisten aantonen die daar aan meewerken en beseffen ze wel waar ze mee bezig zijn?

Het is niet dat deze politici door respectievelijk een ondoelmatige en chaotische aanpak van de COVID-19 pandemie en de verprutste en onprofessionele werkwijze in de formatie geen kritiek verdienen. Dat verdienen ze ten volle. De generatie politici die nu aan de bal is blinkt niet uit in kwaliteit. Het punt is dat de media geen objectief, omvattend beeld geven van de omgeving waarin deze politici opereren.

Journalisten zeggen zich neutraal op te stellen door de standpunten van alle kanten aan bod te laten komen. Dat is een valkuil waar ze intuimelen en ze zich weliswaar onwillekeurig van bewust zijn, maar toch geen passend antwoord op weten. Nog steeds niet na vijf jaar desinformatie door populistische politici. In het tijdperk waarin ultra-rechtse politici desinformatie en leugens hanteren als politiek middel om hun opponenten en de waarheid te ondermijnen, zichzelf electoraal te positioneren en politiek als middel zien om geld uit te halen (Trump, Baudet), werkt die benadering van vermeende onzijdigheid niet meer.

Politieke journalisten staan liever routinematig met verkeerde, dan hulpeloos met lege handen.

In een column voor de Washington Post gaat Dana Milbank in op de houding van de media tegenover de politiek. Hij onderbouwt de stelling dat de media president Biden slechter behandelen dan ze voormalig president Trump behandelden. Hij concludeert aan de hand van een analyse van meer dan 200.000 artikelen dat waarmee ik begon: ‘Mijn collega’s in de media zijn medeplichtig aan de moord op de democratie‘.

Het beleid rechtvaardigt dat niet. De aanpak van voormalig president Trump van de pandemie was rampzalig en kostte velen onnodig het leven. President Biden heeft op de puinhopen van Trumps aanpak het probleem van de besmettingen doelmatig aangepakt. Maar nog meer dan in Nederland zetten om politieke redenen anti-vaxxers hun lichaam in om het vaccinatiebeleid van de zittende regering te ondermijnen. Daar doen in beide landen journalisten niet goed verslag van. Of ze durven niet of ze willen niet of wat erger is, ze zien het niet.

Er is meer in Trumps beleid dat de toets der kritiek niet kon doorstaan en Biden beter doet. Zoals belangrijke wetgeving die Biden succesvol door het congres loodst. In de media is dat niet terug te vinden in de verslaggeving. Zo krijgt de deconstructivist Trump een positievere pers dan Biden die zich constructief opstelt. Journalistiek is de omkering van waarden geworden.

Hoe dat komt verklaart Milbank zo: ‘Ik vermoed dat mijn collega’s in de media het slachtoffer zijn geworden van onze asymmetrische politiek. Biden regeert volgens traditionele normen, terwijl de Republikeinen een schokkende campagne voeren om hem te delegitimeren met de ene verzonnen aanklacht na de andere. Deze week dreigden de Republikeinen met een sluiting van de regering om de vaccinmandaten van Biden te blokkeren, na een jaar van inspanningen om vaccinatie te ontmoedigen. Maar, ongelooflijk, ze geven Biden tegelijkertijd de schuld van sterfgevallen door coronavirus – sterfgevallen die bijna volledig voorkomen onder niet-gevaccineerden,’

Milbanks concludeert over de Amerikaanse media wat in mindere mate ook geldt voor de Nederlandse media. In Nederland staat nog niet het voortbestaan van de democratie op het spel zoals in de VS, maar wel de sociale cohesie en de geloofwaardigheid van de politiek: ‘Te veel journalisten zitten gevangen in een hersenloze neutraliteit tussen democratie en haar saboteurs, tussen feit en fictie. Het is tijd om een standpunt in te nemen.’

FvD’ers zijn eigenlijk minder sterk anti-EU dan het lijkt. Ze worden door media en partijleider Thierry Baudet zo gemaakt. En misleid

FVD’ers zijn sterker anti-Europa dan PVV’ers’, zegt de inleiding van een artikel in NRC van 24 mei 2019. Het baseert zich voor deze conclusie op het onderzoekEP19; Verkiezingsonderzoek Ipsos in opdracht van de NOS’ van IPSOS dat als officiële publicatiedatum 29 mei 2019 heeft. Het is onduidelijk op welke versie van het onderzoek de journalist van NRC zich voor zijn artikel heeft gebaseerd. Uit het onderzoek komt een gemengd beeld naar voren en blijkt niet eenduidig dat FvD’ers sterker anti-Europa zijn dan PVV’ers. Waarom NRC het heeft over ‘anti-Europa’ en niet ‘anti-EU’ is raadselachtig. Want het onderzoek gaat er uiteraard niet over of Nederland uit Europa moet stappen. Zo is 36% van de stemmers op FvD het ermee eens dat ‘Nederland uit de Europese Unie moet stappen’, terwijl dat percentage voor de PVV’ers 45% is. Met de stelling ‘Nederland moet de euro omruilen voor de gulden’ is 38% van de stemmers op FvD het eens, terwijl dat percentage voor de PVV’ers 45% is. Dit rechtvaardigt echter niet de conclusie dat FvD’ers sterker anti-Europa zijn dan PVV’ers. Het is eerder andersom. Maar de stemmers op deze twee radicaal-rechtse partijen verschillen in standpunten over de EU met elkaar significant ten opzichte van de gemiddelde Nederlander die op andere partijen stemt.

Wat uit het onderzoek blijkt is dat FvD’ers iets negatiever denken over het door de EU verplicht opgelegde opnemen van asielzoekers en het verminderen van immigratie van buiten de EU dan PVV’ers. Maar dat maakt FvD’ers vooral sterk anti-immigratie. Dat heeft op zich niks te maken met hun houding tegenover de EU.

Het standpunt van FvD over de Europese Unie staat op de site. Het betoog in deze paragraaf komt erop neer dat de EU niet te hervormen is, en Nederland er daarom uit moet stappen. Dat moet via een referendum. Dat is een verdedigbaar standpunt, maar omdat FvD het beredeneert met aannames die niet onderbouwd worden maar claims blijven, zoals ‘De EU is grenzeloos uitgedijd en verworden tot een volstrekt ondemocratische moloch’ en ‘Het is een achterhaald bestuursmodel; een kartel bovenop het kartel’ draait deze paragraaf vooral in zichzelf rond. Als een draaitol die graag de aandacht op zichzelf vestigt en nergens start en nergens landt.

FvD spreekt zichzelf tegen als het zegt: ‘De open grenzen leiden tot ongecontroleerde immigratie en een hoger risico op terreuraanslagen’. Als dit zo is, wat zeer te betwijfelen valt, dan is dit des te meer een reden om dit aan te pakken door het beleid te veranderen en zo de EU te hervomen. Dat is in praktijk ook precies de realiteit van het migratiebeleid van de EU sinds de Turkije-deal uit 2015 van Rutte en Merkel met Erdogan.

De volgende zin verdient extra aandacht omdat het perfect aantoont hoe FvD feiten uit meningen laat volgen: ‘(..) roekeloos avonturisme (zoals bijvoorbeeld het dramatische Associatieverdrag met Oekraïne, dat een burgeroorlog en een conflict met Rusland veroorzaakte’. Daar valt los van het slordig en overbodig gebruik van adjectieven veel op af te dingen. Zo is er sinds 2014 geen sprake van ‘burgeroorlog‘ in Oost-Oekraïne, maar van een oorlog tussen landen: Oekraïne en de Russische Federatie. Reguliere (speciale) troepen van de Russische krijgsmacht opereren sinds 2014 onrechtmatig op Oekraïens grondgebied, te weten de Donbas en de Krim en doen ermee volgens de meerderheid van de wereldgemeenschap de soevereiniteit en territoriale integriteit van Oekraïne geweld aan. De associatie overeenkomst van de EU met Oekraïne kent een lange voorgeschiedenis van 20 jaar onderhandelingen. Op 21 november 2013 was het niet de EU die roekeloos handelde, maar zette het Kremlin de toenmalige pro-Russische Oekraïense president Viktor Janoekovitsj onder druk om de onderhandelingen op te schorten. Dit werd de aanleiding voor de Maidan-opstand van februari 2014 toen Janoekovitsj zich gedwongen voelde om naar de Russische Federatie te vluchten. Het was het Kremlin die de eigen invloed in Oekraïne had overschat, Oekraïne geen neutrale en autonome positie tussen Oost en West gunde en dit conflict eigenhandig had veroorzaakt. FvD stelt de feiten verkeerd voor.

Door de afwijzing van de muntunie en de euro wil FvD terugkeren naar de situatie van voor 2002, toen Nederland de gulden had. Hiermee kiest FvD voor een Nederland dat op zichzelf wordt teruggeworpen en afhankelijk is van andere landen. Zoals het wispelturige VS van Trump of een economisch agressief China die regeren via macht en geen compassie hebben voor zwakke landen. Met losvaste verdragen en lidmaatschap van de Europese Economische Ruimte kan Nederland geen vuist maken. Door te kiezen voor de gulden zou Nederland zich afhankelijk maken van het internationale betalingssysteem SWIFT dat door de VS wordt gedomineerd. Van ontwikkelingen om de euro als internationale betalingsmunt naast en in plaats van de dollar te gebruiken zodat de onafhankelijkheid van de EU-lidstaten wordt veiliggesteld neemt de FvD afstand. Dat is een kortzichtige en eerlijk gezegd nogal naïeve politiek die Nederland en de Nederlanders beschadigt.

Waarom de FvD niet inzet op de eis voor een harde en stevige hervorming van EU en de Eurozone is het raadsel van deze paragraaf. Ondanks het beeld dat NRC van de achterban van FvD schetst is die niet sterker anti-EU dan de achterban van de PVV. De enige logische verklaring voor alle ongerijmdheden en onwaarheden in deze paragraaf is dat partijleider Baudet niets met de feiten en het welzijn van de Nederlanders heeft, maar vooral een spel speelt dat bestaat uit negativisme en balorigheid die zijn eigen profilering moet dienen. Meer is het niet. Het valt vooral de meelopers in FvD te verwijten dat ze hierin Baudet kritiekloos volgen. Ze geven hem de gelegenheid en laten zich zonder tegenspraak kleinmoedig verleiden tot het volgen van onwaarheden.

Foto: Schermafbeelding van paragraafEuropese Unie’ op de site van FvD.

Keuze voor republiek wordt in Spanje politiek bepaald. Nederland kent geen debat erover, maar neemt steun voor monarchie wel af

Demonstranten in Madrid tegen de Spaanse monarchie is een typisch onderwerp voor het door het Kremlin gecontroleerde Sputnik Deutschland. Het geeft een beeld van verdeeldheid in een Europees land. Ter gelegenheid van de 88ste verjaardag van de proclamatie van de Tweede Spaanse Republiek op 14 april 1931 eisten demonstranten het einde van de monarchie en de vestiging van een Derde Republiek. De logica tussen het een en het ander is niet op voorhand duidelijk. De Spaanse monarchie werd in 1947 officieel hersteld.

De toon van de demonstratie staat in schril contrast met de situatie in Nederland. Uit een Ipsos-enquête onder 500 deelnemers die in opdracht van de NOS werd uitgevoerd bleek met name onder jongeren (18-34 jaar) de steun voor de Nederlandse monarchie ‘fors afgenomen’. Die bedraagt nu 55%. De steun voor de monarchie onder allen is met 68% iets hoger. Daartegenover is de steun voor een republiek met een gekozen president met 15% laag. Volgens de onderzoekers komt dat mede door onwetendheid over een presidentieel systeem: ‘Niet iedereen weet wat dit systeem inhoudt. Ze hebben een sterke associatie met de Verenigde Staten. Dat willen ze niet. Mensen beseffen niet dat er ook een systeem mogelijk is met een gekozen president met ceremoniële taken zoals in Duitsland’. Dat tekort aan bewustwording valt de Republikeinse facties en genootschappen aan te rekenen die de bevolking slecht voorlichten. Een andere reden die de NOS ongenoemd laat is dat geen enkele Nederlandse politieke partij zich ondubbelzinnig voor de republiek uitspreekt.

Vergeleken met de heetgebakerdheid, politisering en beladen geschiedenis in Spanje voelt het gebrek aan opwinding in Nederland over de keuze tussen monarchie en republiek weldadig aan. Het onderwerp lijkt de Nederlandse bevolking niet te interesseren. Hoewel Nederland een grote en indrukwekkende Republikeinse traditie heeft leeft het niet. Dat is een luxe positie, maar ook een positie waarin niet echt gekozen wordt. De kritiek van de jongeren op de monarchie heeft volgens de interpretatie van de onderzoeksresultaten door de NOS met de kosten ervan te maken. De Nederlandse monarchie zou naar verhouding de duurste van Europa zijn. Ter vergelijking: De ceremoniële Zwitserse president kost een half miljoen euro per jaar en had in 2018 een besparing van 345 miljoen euro op de kosten van de Nederlandse monarchie opgeleverd. Verder komt het bezwaar van de jongeren erop neer dat de monarchie ‘oubollig’ en ‘ouderwets’ is. Ze hebben ook kritiek op de erfopvolging. Een ondervraagde voor de NOS: ‘Als iets generatie op generatie wordt overgedragen, zegt dat niets over iemands bekwaamheid. Ik heb dan liever een republiek, waarbij het volk iemand mag kiezen.

Wat zegt het over de emancipatie van Marokkaanse- en Turkse Nederlanders dat godsdienstvrijheid rol speelt bij partijkeuze?

Het rapportTurkse en Marokkaanse Nederlanders over de komende verkiezingen’ werd in opdracht van de NOS door IPSOS met het Opiniehuis opgesteld. Het gaat om het politieke gedrag van Turkse- en Marokkaanse Nederlanders. Een conclusie luidt: ‘Marokkaanse Nederlanders voelen zich dan ook vaker Nederlander dan Turkse Nederlanders. Desalniettemin zijn godsdienstvrijheid, verdeeldheid in de samenleving en discriminatie van bevolkingsgroepen juist voor Marokkaanse Nederlanders belangrijke thema’s voor hun partijvoorkeur.’

Wat het rapport onder godsdienstvrijheid verstaat wordt niet duidelijk gemaakt. Dat is een gemis omdat het een thema is dat op vele manieren kan worden opgevat. Dit maakt de strekking van het rapport diffuus. Wordt door de respondenten met de vrijheid van godsdienst of levensovertuiging verstaan het uit vrije wil of dwang kiezen van een godsdienst of levensovertuiging? Wordt er het in alle vrijheid en zonder sociale dwang of geweld het uit uit een godsdienst of levensovertuiging kunnen treden onder verstaan? Wordt er het in het openbaar het laten zien van de eigen godsdienstige overtuiging onder verstaan? En wordt dat alles uitsluitend begrepen voor de eigen etnische groep, de eigen geloofsgemeenschap  of de hele bevolking van Nederland? Het onderzoek legt ook vast dat 9 van de 10 Turkse- en Marokkaanse Nederlanders zich tot de islam rekenen.

Alle politieke partijen die meedoen aan de Tweede Kamer verkiezingen onderschrijven zonder uitzondering de Nederlandse grondwet inclusief artikel 6, de vrijheid van godsdienst. Het is weliswaar politieke realiteit dat Geert Wilders van de PVV ageert tegen de islam -zonder daarbij overigens buiten de wet te gaan- maar hij heeft geen macht of instrumenten om de vrijheid van godsdienst in te perken. In Nederland heeft geen enkele partij die macht of ziet het ernaar uit dat een partij in de nabije toekomst de macht krijgt om eenzijdig de grondwet aan te passen. De godsdienstvrijheid zou de respondenten in hun partijkeuze sturen. Maar alle partijen onderschrijven volmondig de grondwet en de vrijheid van godsdienst. Onderscheidend is dit niet.

De rol die de godsdienstvrijheid voor de partijkeuze bij de Turkse- en Marokkaanse Nederlanders speelt lijkt iets anders te zeggen dan het belang dat ze er zelf aan hechten. Namelijk dat deze twee groepen niet precies begrijpen wat de Nederlandse partijpolitiek inhoudt en ze evenmin doorhebben hoe hecht de democratische instituties, grondwet en rechtsstaat verankerd zijn in de Nederlandse samenleving. Dit leidt tot de conclusie over de emancipatie van beide groepen. Ze achten het blijkbaar nodig hun focus op de islam te vertalen in hun partijkeuze met voorbijgaan aan alle waarborgen die de Nederlandse rechtsstaat aan allen biedt.

Foto: Schermafbeelding van diagram ‘Top 5 thema’s die een rol spelen bij partijkeuze’ uit rapportTurkse en Marokkaanse Nederlanders over de komende verkiezingen’ van IPSOS.

Media: Religieus of levensbeschouwelijk manifest in Rotterdam?

man

Er is iets opmerkelijks aan de hand met de presentatie van het Rotterdamse manifest tegen uitsluiting en haat. In de media klinken verschillende geluiden. Soms wordt uitgemeten dat het breed is ondertekend door ‘tientallen leiders en vertegenwoordigers van de diverse religieuze en levensbeschouwelijke gemeenschappen in Rotterdam’ (Christelijk Nieuws). Soms wordt uitsluitend naar religieuze instellingen gewezen: ‘een manifest dat dinsdag door tientallen religieuze leiders in de stad is ondertekend’ (Nederlands Dagblad) of ‘Een breed scala aan geloofsgemeenschappen, waaronder de Joodse Gemeente, heeft gisteren een manifest getekend’ (NIK) . En soms staat er in de kop ‘Religieuze groepen in Rotterdam keren zich tegen haat’ wat anders dan in de tekst ‘Tientallen vertegenwoordigers van religieuze en levensbeschouwelijke gemeenschappen’ (RD).

Zo resteert een tegenstrijdig beeld  over de achtergrond van het manifest. Maar die verwarring is begrijpelijk, want behalve het Humanistisch Verbond betreft het uitsluitend religieuze organisaties. De ondertekenaars zijn 29 religieus geïnspireerde instellingen tegenover die ene ‘levensbeschouwelijke’ instelling. Zodat het de vraag is of er wel gesproken kan worden van ‘levensbeschouwelijke gemeenschappen’ als alleen het Humanistisch Verbond betrokken is, en andere levensbeschouwelijke gemeenschappen ontbreken.

Da’s niet alleen een gemiste, maar ook een wat overbodige kans in een land dat meer atheïsten dan gelovigen telt, zoals blijkt uit een recent onderzoek van Ipsos, politicoloog André Krouwel en godsdienstpsycholoog Joke van Saane van de Vrije Universiteit in opdracht van Trouw. Niet te verwachten valt dat dat in Rotterdam anders is. En 63 procent overigens denkt dat religie meer kwaad dan goeds brengt. Het is goed mogelijk dat genoemde religieuze organisaties dat ook van zichzelf denken en daarom het manifest hebben opgesteld.

tr

Omdat ze vinden dat ze zelf voor de meeste problemen zorgen en het nodig achten om hun gelovigen via het manifest nogmaals te wijzen op de werking van de rechtsstaat. Wie namens wie spreekt maakt het complex. Voor de duidelijkheid was het beter geweest als het Humanistisch Verbond z’n naam er niet aan had geleend.

Foto 1: Schermafbeelding van manifest en ondertekenaars uit Christelijke Nieuws, 21 januari 2015.

Foto 2: Artikel ‘Ongelovigen halen de gelovigen in’ met grafiek in Trouw, 16 januari 2015.

Over Europa en media. Politiek biedt geen echte keuze. Dus?

publishable

‘If the range of possible policies on any one issue were enumerated from 1 to 100, New Labour, Lib Dem and Tories offer you choices in the range 81 to 86. The electorate has noticed, and people are sick of it. People have noticed all over Europe too.’ Aldus de dissident en Britse oud-ambassadeur Craig Murray in een opiniestuk over de Europese verkiezingen in Groot-Brittannië en de onafhankelijkheid van Schotland.

Hetzelfde geldt voor Nederland. Politieke partijen lijken sterk op elkaar. VVD, PvdA, CDA, D66, GroenLinks, 50Plus en ChristenUnie zijn inwisselbaar. Programmatisch zijn er nuanceverschillen die neerkomen op een andere timing om het beleid in te voeren, maar over de hoofdlijnen bestaat geen fundamenteel verschil. Geen van de partijen zet kritische vragen bij het staatsbestel en de monarchie, het politieke bestel, de machtsdeling en de machtsverhoudingen. Evenmin als bij belangrijke beleidsterreinen als zorg, onderwijs, woningmarkt of veiligheid. Partijen als de SP, Partij voor de Dieren, SGP en PVV wijken iets meer af omdat ze elk op hun eigen manier een programmapunt hebben waarmee ze zich onderscheiden. De theocratie (SGP), de verzorgingsstaat (SP, PvdD) of immigratie en islam (PVV). Maar op andere programmapunten voegen ze zich in de consensus.

Sinds afgelopen donderdag op verkiezingsavond 22 mei in Nederland de exitpoll van onderzoeksbureau Ipsos gepubliceerd werd juichten de vermeende winnaars CDA en D66 en drukten de vermeende verliezers PvdA en PVV zich. De exitpoll was verre van bruikbaar omdat bij 4 van de 10 partijen het aantal zetels verkeerd bleek te zijn voorspeld. Aan zo’n ongewisse prognose had de publieke omroep nooit een verkiezingsavond op mogen hangen waarvan het vooraf had kunnen inschatten dat die tot allerlei conclusies zou leiden die niet klopten als de ‘definitieve prognose’ onbetrouwbaar was. Die dus inderdaad deels waardeloos bleek te zijn.

De verdeling van de 26 Nederlandse zetels was niet erg belangrijk. Zeker niet voor het Europarlement als geheel. Aardig voor de marketeers van politieke partijen en de gevestigde media die veel zenduren vulden onder het mom hun plicht te doen door aandacht te besteden aan EU en politiek, maar geeuw verwekkend oninteressant voor de kiezers die er weinig van opstaken. Zoals Murray opmerkt, het electoraat heeft het door en is het ziek dat verschillen die geen verschillen zijn door de media en de politieke partijen als verschillen worden gepresenteerd. Het is de afleiding van politiek die weliswaar politiek is, maar een politiek die geen echte keuze biedt. Maar wee je gebeente als je op dat politieke kluitjesvoetbal fundamentele kritiek hebt en zegt om die reden niet te gaan stemmen. Je verliest er je recht van spreken mee. De opperste bevrediging van de Nederlandse politicus en kiezer is voorspelbaarheid en herkenbaarheid. Uitgeslapen politieke copulatie.

Foto: Ondertekening van het EEG-verdrag en het EGA-verdrag. Rome, 25 maart 1957.