
Het opinie-artikel van Rick Honings over de omgang van Nederland met het koloniale verleden is niet zozeer prikkelend of verkeerd, maar onevenwichtig. Honings is de Scaliger-hoogleraar Bijzondere Collecties aan de Universiteit Leiden. De koppeling van deze collectie met dit onderwerp is dat de 16de-eeuwse Franse humanist Scaliger zijn handschriften en boeken in oosterse talen aan de Leidse bibliotheek naliet.
Honings verwijst voor de omgang van Nederland met het koloniale verleden naar de term Vergangenheitsbewältigung die hij omschrijft als ‘het proces in Duitsland om in het reine te komen met zijn naziverleden‘. Dat betreft dus vooral de omgang met de oorlogsmisdaden tegen onder meer de Slavische volkeren en de misdaden tegen de menselijkheid zoals die tijdens het proces van Neurenberg (1946) in een handvest werden opgesteld.
Honings stelt dat recente verleden van Nederland en Duitsland niet gelijk, maar gaat tegen de feiten in als hij zegt dat Indonesiërs niet in concentratiekampen werden opgesloten. Dat gebeurde van 1926 tot 1942 wel degelijk in Boven-Digoel dat een strafkamp werd genoemd en waar onder meer Rudy Kousbroek in het Oostindisch Kampsyndroom uitgebreid verslag van heeft gedaan. Een Duits Konzentrationslager was geen Vernichtungslager zoals Auschwitz of Treblinka, hoewel de mortaliteit in een concentratiekamp hoog kon zijn.
Honings meent aan de hand van de Duitse omgang met het recente verleden dat Nederland daar een voorbeeld aan moet nemen voor het koloniale verleden. Maar hij stelt het mooier voor dan het is. Hij kijkt selectief. Waarom vergeet Honings de eerste genocide van de 20ste eeuw te noemen, de Namibische Genocide? Duitse troepen vermoordden tussen 1904 en 1908 doelbewust 80.000 leden van het Herero- en Namavolk. Pas in 2015 erkende een vertegenwoordiger van de Duitse regering deze genocide. Meer dan 100 jaar nadat die had plaatsgevonden. Zo voorbeeldig is de omgang van Duitsland met het eigen verleden niet.
Honings doet aan begripsverwarring. Hij hanteert Vergangenheitsbewältigung alsof het gaat om Wiedergutmachung als hij gratis studeren van Indonesische studenten in Nederland erbij haalt. Hij wil rekeningen vereffenen die nog open zouden staan voor dat koloniale verleden door het goed te maken met de nakomelingen van de slachtoffers. Dat is wat anders dan als land in het reine komen met het eigen verleden. Nederlanders moeten zelf tot inzicht komen om de blik op hun kolonialisme bij te stellen. Per definitie kunnen anderen daar alleen indirect als aangevers bij betrokken zijn. Daarnaast is Wiedergutmachung een leeg gebaar als het dient om jezelf er beter of minder schuldig over te hoeven voelen.
Honings heeft een punt als hij stelt dat Indonesiërs met hun expertise en talenkennis die in Nederland aan het verdwijnen is behulpzaam kunnen zijn bij het ontsluiten van bronnen. De samenwerking tussen Indonesische en Nederlandse instituten en universiteiten zou in beider belang op een hoger plan gebracht kunnen worden voor de gezamenlijke studie van de Nederlands-Indonesische geschiedenis.
Met Vergangenheitsbewältigung of Wiedergutmachung heeft dat echter niks te maken. Honings verwart het opbouwen van een solide infrastructuur voor academische studie met een schuldgevoel dat Nederland jegens hedendaagse Indonesiërs zou hebben. Opmerkelijk is dat Indonesiërs daar niet op zitten te wachten. De sorry-cultuur leeft in Indonesië minder dan aan de Universiteit Leiden. De eigenlijke vraag is dus tot wie Honings zich richt en waarom hij Indonesiërs meent te moeten gebruiken voor een intern Nederlands, of wellicht zelfs Leids debat.
Honings stelt zich op als de typische post-koloniaal. Hij meent het goede te doen, maar sluit Indonesiërs vanuit een idee van ongelijkheid op in slachtofferschap. Een nieuw slachtofferschap. Het is de vraag in hoeverre hij dat beseft.
Honings zet in zijn opinie sterk in op schaamte en schuld die hij projecteert op een koloniaal verleden. Dat compliceert op onnodige wijze een zorgvuldige omgang met de geschiedenis. Het beste dat Honings en andere Nederlandse onderzoekers die zich bezighouden met de koloniale geschiedenis kunnen doen is het verrichten van gedegen historisch onderzoek. Als dat leidt tot het retourneren van roofgoed dan zijn Indonesiërs daar meer mee gediend dan met gevoelens van schuld en schaamte van 21ste-eeuwse Nederlanders die vooral voor intern gebruik zijn bedoeld.