Promotiefilmpje van Noord-Brabant over cultuur is voorbeeld van slechte marketing en gebrek aan zelfbewustzijn

De provincie Noord-Brabant zegt in bovenstaande promotiefilm rijk aan cultuur te zijn. Het voegt toe: ‘Cultuur is belangrijk voor onze Brabantse identiteit en samenleving’. Maakt Noord-Brabant die claim met dit filmpje waar? Het lijkt er in de verste verte niet op. Wat opvalt is het volledig ontbreken van de belangrijkste dragen van cultuur in elke Nederlandse provincie, wellicht op Friesland na, namelijk de Nederlandse taal. Precies dat wat onmisbaar is voor menselijk contact, identiteit, samenleving literatuur, zangkunst, toneel ontbreekt.

Een glibberig, onbestemd soort nietszeggende Engelstalige non-muziek begeleidt de filmbeelden. Dat blijft nergens aan haken. Vindt het bestuur van de provincie Noord-Brabant dat deze rimpelloze deun typisch voor de Brabantse cultuur is? Dat is geen aanbeveling. Houdt het provinciebestuur werkelijk van een identiteitsloze pudding van Engelstalige riedeltjes zonder veel karakter en vindt het typisch voor de Brabantse cultuur? Is deze kleurloosheid het nieuwe niks dat cultuurgedeputeerde Henri Swinkels vindt dat Noord-Brabant naar buiten moet brengen? Dan ziet het er beroerd uit voor deze provincie die altijd trots beweerd voor cultuur te gaan. Staat de vorm van dit filmpje niet per ongeluk haaks op wat het via de inhoud wenst te vertellen?

Het debat over de in veel gevallen onnodige verengelsing van het onderwijs aan de Nederlandse universiteiten is afgelopen week losgebarsten. Dat kent nog een logica van commercie en internationalisering. Maar dat de provincie Noord-Brabant de cultuur van Brabant die zo belangrijk heet te zijn voor de Brabantse identiteit en samenleving zonder enige noodzaak verengelst is pas echt merkwaardig. Noord-Brabant beseft niet eens wat haar eigen identiteit, cultuur, taal en dialect inhouden. Het levert alles onachtzaam in voor slechte marketing.

College Noord-Brabant heeft zich in de nesten gewerkt met neptitel ‘Europese Regio van de Gastronomie 2018’.

nb

De statenfractie Noord-Brabant van de Partij voor de Dieren (PvdD) dient op 16 december 2016 een motie in ‘om geld bestemd voor gastronomie naar cultuur te verschuiven.’ Uit onderzoek van het Brabants Dagblad bleek dat de titel ‘Europese Regio van de Gastronomie 2018’ waartoe Noord-Brabant uitverkozen zou zijn niet het gevolg was van een echte wedstrijd. Het was een onderonsje tussen negen regio’s die elk de titel winnen. Een nepwedstrijd dus. De partij vindt het niet te verteren dat de provincie hieraan 7 miljoen euro uitgeeft.

Wat opvalt is dat het provinciebestuur er niet open is over geweest. Het BD: ‘Deze zomer maakte de provincie met veel tromgeroffel bekend dat zij Europese Regio van de Gastronomie 2018 geworden was. Daarbij werd de schijn gewekt dat er een hele wedstrijd aan ten grondslag lag. In een persbericht werd gesproken over een ‘prestigieuze titel’ en een ‘award’ die door gedeputeerde Anne-Marie Spierings en haar Brabantse delegatie in ontvangst werd genomen.’ Achteraf geeft het provinciebestuur toe ‘dat er van een echte verkiezing geen sprake is’ en het ‘niet goed gecommuniceerd’ is. De hamvraag is echter of het hier goed beleid betreft.

Verwijzing naar slechte communicatie is geen voldoende verklaring voor het handelen van het college. Publiek en media zijn bewust voorgelogen over de titel. Hoewel het persbericht van 17 maart 2016 op twee gedachten hinkt en informatie, marketing en zelfpromotie vermengt. Het zegt dat Brabant de titel in de wacht wil slepen en het bidbook voor de kandidatuur van de titel aan een internationale jury wordt aangeboden, maar gaat er vervolgens al geheel van uit dat die titel ook gewonnen wordt. Een neppersbericht dus over een nepwedstrijd.

bb

Het bidbook bevat de begroting van 7 miljoen euro waarvan de PvdD met haar motie nu voorstelt om er 1,5 miljoen euro van te besteden aan culturele instellingen die op omvallen staan doordat de provinciesubsidie wegvalt. Waarschijnlijk is de PvdD evenmin enthousiast over de privaat-publieke samenwerking van het samenwerkingsverband AgriFood Capital van ondernemers, overheden en onderwijsinstellingen met de provincie. Ze hebben samen het bidbook opgesteld en zo hun belangen vermengd. AgriFood pleit onder meer voor industriële biologische varkenshouderij waarvan het de vraag is hoe dat past bij dierenwelzijn waar de PvdD voor pleit. Op de site van AgriFood Capital is een bericht erover niet meer terug te vinden, elders wel.

Behalve de PvdD hebben ook anderen kritiek op de wedstrijd en de verkeerde voorstelling van zaken erover. En dan vooral door de verantwoordelijke gedeputeerde Agrarische ontwikkeling Anne-Marie Spierings (D66). Wat erachter zit is een politieke cultuur van zaken doen buiten de politiek om. Jan Heijman van Lokaal Brabant stelt schriftelijke statenvragen en vraagt het college onder meer of het ‘dit project gaat stopzetten’. Paula Anguita besteedt in een artikel voor Tilburgers aandacht aan de kwestie en de voorgestelde verschuiving van 1,5 miljoen euro van gastronomie ‘om economische redenen’ naar cultuur. Ze trekt het door naar de kritiek op kenniscentrum BKKC waar provincie of BKKC zelf niet op reageren, zoals blijkt uit een overzicht van Toine van Corven. De BKKC ligt door een afwachtende houding, het gebrek aan onafhankelijkheid, de vermenging van vier kernfuncties en de volgens onder meer Anton Dautzenberg te dure en ondoelmatige bedrijfsvoering onder vuur. De motie van de PvdD combineert de losse Brabantse politieke cultuur met cultuurbezuinigingen.

Foto 1: Schermafbeelding van motie ‘Zet geld voor nepprijs in voor echte cultuur’ van de Partij voor de Dieren in de Provinciale staten van Noord-Brabant, 25 november 2016.

Foto 2: Schermafbeelding van het budget van 7 miljoen euro uit het bidbook van de provincie Noord-Brabant voor de titel ‘Europese Regio van de Gastronomie 2018’. 

Petitie ‘Kunstklimaat Brabant’. Over PARK Tilburg

kunstkli

Wij, kunstminnend publiek, kunstenaars, professionals en vrijwilligers in het kunstenveld van Brabant maken ons ongerust over de gevolgen die de uitvoering van de adviezen van de Commissie Kunsten van de Provincie Noord-Brabant zal hebben voor de culturele infrastructuur‘, zo begint deze petitie over het kunstklimaat van Noord-Brabant. Het bekritiseert de gang van zaken rond de ‘Toekenningen nieuwe kunstenplanperiode van de provincie Noord-Brabant’ die op 3 november werd gepubliceerd. De kritiek richt zich op kleinere culturele instellingen (paragraaf 2) waarover het persbericht zegt dat er ’27 aanvragen voor een totaalbedrag van € 11 miljoen werden ingediend, maar er slechts een budget van € 4,5 miljoen beschikbaar is.’

Dat wringt niet alleen, maar leidde tot onbegrip bij kleinere instellingen zoals het Tilburgse Kunstinitiatief PARK dat vanwege ‘het vastgestelde subsidieplafond’ geen subsidie kreeg. Het is een initiatief dat al sinds begin jaren ’80 bestaat en voortbouwt op het werk van onder meer keramist Guido Geelen, fotografe Korrie Besems en schilderes Nan Groot Antink in de Stichting ENNU. Laatstgenoemde had er tot enkele jaren terug haar atelier totdat PARK er introk. Nu dreigt er een einde te komen aan 35 jaar kunstenaarsinitiatief op die plek aan het Wilhelminapark. Op de opening van een tentoonstelling van Charlotte Schleiffert en Paul Bogaers op 5 november zegde de Tilburgse wethouder Marcelle Hendrickx (D66) toe te zullen lobbyen voor subsidie bij de provincie. Maar haar beroep op de aanwezigen dat neerkwam op ‘we moeten allen ons best doen voor kunst’ klonk te simpel. Ze liep weg voor haar politieke verantwoordelijkheid. Alsof een willekeurige aanwezige op een opening evenveel invloed heeft op het cultuurbeleid als een cultuurwethouder van een grotere stad.

Vraag is of er iets mis is gegaan in de afstemming over het advies tussen de Adviescommissie Kunsten en de verantwoordelijke gedeputeerde Henri Swinkels. Uiteraard hebben adviescommissie en provinciebestuur gescheiden verantwoordelijkheden. De eerste oordeelt aan de hand van criteria en kwantificeert dat. En laatstgenoemde stelt regels, bepaalt het budget en kent subsidie toe. Maar wie op pagina 98 de beoordeling over PARK leest ziet een positief verhaal dat eindigt in een anticlimax. Het leest als een schoolrapport waarin PARK op vier criteria ‘ruim voldoende’ scoort. Omdat het eerste criterium ‘Inbedding in de Brabantse culturele infrastructuur’ dubbel telt komt de score uit op 35 punten. Het subsidieplafond ligt volgens de toelichting van de Adviescommissie ‘rond de veertig punten’. Kunstpodium T zit met 39 punten (goed, goed, goed, ruim voldoende) met de kop tegen het plafond, dus blijkbaar is die ‘rond de veertig punten’ meer dan 39.

Deze gang van zaken valt niet de Adviescommissie Kunsten te verwijten, maar wel de politiek. Je zou alleen kunnen zeggen dat een adviescommissie zich niet in zo’n onmogelijke situatie moet laten dwingen. Als het dat vooraf had geweten. Politici getuigen in het bijzijn van minister Bussemaker graag over hun inzet en liefde voor de kunst, maar geven vervolgens niet thuis als het om de centen gaat. Ach, kunst en kunstenaars zijn zo sexy en scoren fijn in de publiciteit. Politici zijn echter wel de verantwoordelijken voor de culturele kaalslag. Sinds 2011 is er jaarlijks meer dan 200 miljoen euro gekort op kunst. Enfin, een reparatie schijnt in de maak te zijn. Wethouder Marcelle Hendrickx wees er al op. Dan wordt het subsidieplafond wellicht verlaagd van ‘rond de veertig punten’ naar een lager aantal. Hopelijk voor PARK naar minder dan 35 punten.

Foto: Petitie ‘Kunstklimaat Brabant’ op petities24.com.

Dautzenberg heeft kritiek op BKKC. Wat doet provincie Noord-Brabant?

ad

Uit het verslag door Toine van Corven van een tweegesprek met schrijver Anton Dautzenberg en directeur Chris van Koppen van het BKKC (Brabants Kenniscentrum Kunst en Cultuur) rijst een ontluisterend beeld op van die organisatie en Van Koppen. Het vond afgelopen zaterdag 29 oktober plaats tijdens ‘een speciale aflevering van Het Cultureel Café in het kader van Tilburg voor Cultuurnacht’. Volgens Van Corven maakte Dautzenberg aannemelijk dat het BBKC niet goed functioneert en de directeur er niet alleen onvoldoende zicht op heeft, maar ook de verkeerde keuzes maakt. Die komen niet de kunstenaars, maar het BKKC ten goede.

Anton Dautzenberg is een kunstenaar met principes die vindt dat kunst ergens over moet gaan. Ofwel, ‘moet schuren’. Zie hier voor blogpostings over hem. Bij het BKKC hebben zulke kunstenaars weinig te zoeken: ‘Kunstenaars met “te veel principes” hoeven bij het BKKC niet op steun te rekenen, zoveel werd wel duidelijk. Dat het juist de taak is van een kunstenaar om te schuren en controverses bloot te leggen, gaat er bij het BKKC niet in. Althans, zulke kunstenaars steunen, daarvan is geen sprake.’ Andere kritiek van Dautzenberg is dat BKKC geldverslindend en weinig effectief is en kunstenaars door ingewikkelde procedures op afstand zet.

Opvallend is dat Van Koppen geen weerwoord heeft: ‘Gaandeweg het gesprek schetste Dautzenberg een door Van Koppen nauwelijks weersproken ontluisterend beeld van het BKKC als zijnde een sterk bureaucratische geldverslindende strijkstok-laag tussen aan de ene kant subsidieverstrekker de Provincie en aan de andere kant kunstenaars die weinig of niets van al dat subsidiegeld merken. Kunstenaars zijn vooral ook ondernemers, luidt het adagium en dat betekent volgens het BKKC dat verstandige ondernemers er niet alleen goed aan doen hun eigen ruiten niet in te gooien door er “te veel principes” op na te houden, maar dat ze gewoon moeten zorgen dat debet en credit kloppen. Echter, terwijl het BKKC van kunstenaars dus cultureel ondernemerschap verlangt, brengt de organisatie daar zelf weinig van terecht, rekende Dautzenberg Van Koppen fijntjes voor.

De kritiek is in lijn met een commentaar van april 2013. Hierin staat een ander aspect voorop, namelijk de vermenging van de vier kernfuncties kenniscentrum, makelaar, adviseur en financier die strijdig met elkaar zijn en niet binnen een organisatie verenigd zouden moeten zijn. Mijn conclusie: ‘In het bkkc wordt geld rondgepompt dat daardoor niet in het kunstenveld terecht komt. De bkkc lijkt niet zozeer vraag en aanbod bij elkaar te brengen, maar vraag en aanbod te vermengen. Het lijkt zich met medewerking van provinciale bestuurders onmisbaar te hebben gemaakt door expertise, promotie, advisering en verstrekking van subsidies schaamteloos naar zich toe te hebben getrokken. In Brabant waar het Brabantse draagvlak een aanvraag maakt of breekt wreekt zich het gebrek aan afstand. Kunstenaars en de culturele instellingen met hun voeten in de modder hebben het nakijken. Het zou de provinciale bestuurders sieren als het de diverse functies van het bkkc zou ontvlechten. Hoe zakelijk en creatief het bkkc het van zichzelf ook vindt dat het een loket voor de Brabantse kunst en cultuur is.’ Het provinciebestuur en gedeputeerde Cultuur Henri Swinkels zijn aan zet.

Foto: Schermafbeelding van deel artikelSchurende kunst en ondernemerschap onverenigbaar? – Schrijver Anton Dautzenberg maakt gehakt van BKKC’ in Tilburgers, 30 oktober 2016.

EKWC: Motie repareert afwijzing door Bussemaker van positief advies Raad voor Cultuur

tk

Bovenstaande motie is op 28 juni in stemming gebracht en aangenomen. Minister Jet Bussemaker had eerder in een overleg gezegd het oordeel aan de kamer over te laten. Dit betekent dat het EKWC alsnog jaarlijks een subsidie van 300.000 euro krijgt over de periode 2017-2020. Toen ze op 23 juni in een overleg de bereidheid om te repareren uitspraak liet de minister weten om formele redenen deze subsidie niet uit de BIS te kunnen financieren. Uit welk potje het dan wel komt is vooralsnog onduidelijk. Bussemaker had om formele gronden aangekondigd het advies niet over te nemen. Maar vanwege het positieve advies van de Raad, de inzet van het CDA en de provincie Noord-Brabant ontraadde ze een motie die dat wilde repareren evenmin.

Formele problemen ontstonden door de definitie van ‘Brabantstad’ in de regeling van oktober 2015 die door het ministerie van OCW niet was aangepast aan de ruimere definitie van Brabantstad die de provincie Noord-Brabant hanteerde en waarvan het wilde dat OCW die overnam. OCW weigerde dat en wilde er uitsluitend onder verstaan: ‘gemeente Den Bosch, gemeente Eindhoven of gemeente Tilburg’. Het EKWC is in Oisterwijk gevestigd. In een cyclische argumentatie beredeneerde de minister dat de regeling die door haar toedoen om budgettaire redenen niet aangepast mocht worden vanwege juridische redenen daarom een grond was om het positieve advies van de Raad voor Cultuur over het EKWC af te wijzen. Maar zo ver kwam de haarkloverij niet.

Foto: Motie van de leden Van Toorenburg en Monasch over een oplossing voor het Europees Keramisch Werkcentrum, 23 juni 2016.

Nogmaals het EKWC. Waarom is de regeling met de definitie van Brabantstad in oktober 2015 door OCW niet aangepast?

ekwc

Vandaag werd het verslag van een algemeen overleg op 2 juni 2016 van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) op de site van de Tweede Kamer geplaatst. Het overleg ging over het advies van de Raad voor Cultuur over de basisinfrastructuur 2017-2020 en reacties erop van kamerleden en minister.

Hierboven het antwoord van minister Jet Bussemaker over het EKWC (Europees Keramisch Werkcentrum of Sundaymorning@ekwc) in Oisterwijk. Dit naar aanleiding van opmerkingen van Madeleine van Toorenburg (CDA) en Michiel van Veen (VVD). De Raad voor Cultuur had positief beslist over de aanvraag van het EKWC en 300.000 euro per jaar toegekend, maar OCW meende dat om ‘formele redenen‘ terug te moeten draaien. Het gaat erom welke redenen minister Bussemakker aanvoert, hoe geloofwaardig deze zijn en hoe ze aansluiten bij de voorgeschiedenis van de totstandkoming van de regeling die tot haar besluit heeft geleid.

Bussemaker stelt dat het van het advies van de Raad moet afwijken omdat het EKWC niet voldoet ‘aan de eis die in de regeling aan de standplaats wordt gesteld’. Die regeling op het specifiek cultuurbeleid die dateert van 25 oktober 2015 zegt in artikel 3.1: ‘Brabantstad: gemeente Den Bosch, gemeente Eindhoven of gemeente Tilburg’. EKWC dat in Oisterwijk is gevestigd valt erbuiten. De essentie van het geschil is waarom OCW de regeling in oktober 2015 niet tussentijds heeft aangepast, hoewel de provincie Noord-Brabant daar bij OCW naar eigen zeggen op aangedrongen heeft. In een brief van 25 mei 2016 zegt gedeputeerde Henri Swinkels namens de provincie Noord-Brabant en BrabantStad Cultuur: ‘We ageerden al eerder bij u tegen de afbakening die u hanteert voor het definiëren van BrabantStad.’ De provincie zag de bui al hangen en verzocht bij OCW om een ruimere definitie die aansloot bij de eigen definitie van Brabantstad. OCW weigerde deze aanpassing.

Het argument dat Bussemaker aanvoert waarom zij op verzoek van onder meer Noord-brabant de definitie van Brabantstad in de regeling niet heeft aangepast luidt: ‘Maar dat zit nu eenmaal wel in het kader dat mijn voorganger heeft gemaakt. Wij hebben dat niet veranderd.’ De minister voert als reden waarom ze het niet veranderd heeft een kostenaspect aan: ‘Op dat moment kun je het aanpassen, maar dat laat onverlet dat er destijds heel bewust is gekozen voor een standplaats en een kernpunt. Men heeft dat gedaan, omdat het anders veel te moeilijk zou worden om de zeer beperkte pot met subsidie goed te verdelen.’ De minister vermengt hier de regeling en de uitvoering ervan. Zij geeft geen helder antwoord op de vraag waarom de definitie van Brabantstad in de regeling door OCW niet is aangepast en wat OCW daartoe nou echt weerhield.

Gevolg van dit opereren van OCW is dat het ministerie in de publiciteit een beeld van formalistisch handelen van zichzelf heeft opgeroepen. Onduidelijk is waarom OCW op verzoek van de provincie Brabant de definitie van Brabantstad in de regeling niet heeft aangepast. Was het een kwestie van competentie tussen Haagse ambtenaren en Brabantse bestuurders? Of ging het OCW echt om het kostenaspect, en is dat mede de reden voor de verklaring dat Brabantse culturele instellingen in de basisinfrastructuur (BIS) schromelijk onderbedeeld zijn? Of gaat het om een gebrek aan regie op OCW, een haperende organisatie en afstemming tussen minister en haar beleidsambtenaren? Waarom het EKWC om ‘formele regels’ volgens OCW niet in aanmerking kan komen voor een plek in de BIS is na de uitleg van minister Bussemaker nog een groter raadsel dan het al was.

Foto: Schermafbeelding van deel van een verslag van een algemeen overleg op 2 juni 2016 van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW).