Kritiek op gemeentebestuur Amsterdam dat politieke voorwaarden stelt aan de toekenning van kunstsubsidies

Doorgaans valt te voorspellen hoe rechtse media reageren op de kunstsector. De term de linkse kerk is de nieuwe religie die door rechts opgetuigd wordt. Aanleiding is de gemeentelijke kunst- en cultuurnota 2021-2024 van Amsterdam. Erin wordt vastgelegd hoe kunstsubsidies worden besteed en welke doelen daarmee behaald moeten worden. Wethouder Meliani vraagt aan alle indieners om een actieplan diversiteit en inclusie. Dat is een voorwaarde voor de indieners om subsidie te krijgen. Meliani legitimeert dat door te stellen dat de ‘kunst- en cultuursector’ een afspiegeling is van de stad Amsterdam. Dat is een goed streven, maar vraag is of dat zo dwingend opgelegd moet worden. Want het risico is dat de politiek zich te verregaand bemoeit met de inhoud van kunst. Dan is de kunst niet meer vrij. Ik juich de intentie om kunst divers en inclusief te maken toe, maar wijs de manier waarop dat in links bestuurde gemeenten zoals Amsterdam of Utrecht gebeurt sterk af. Het geeft de rechtse media alsnog gelijk in hun kritiek op de linkse kerk die niet bestond maar door linkse wethouders alsnog gevestigd wordt. Mijn reactie bij het artikelAmsterdam smijt 100 miljoen over de balk voor ‘inclusieve’ en ‘diverse’ kunst- en cultuurnota‘ van 15 november 2019 van Wout Willemsen op DDS.

Foto’s: Schermafbeeldingen van artikelAmsterdam smijt 100 miljoen over de balk voor ‘inclusieve’ en ‘diverse’ kunst- en cultuurnota‘ van 15 november 2019 van Wout Willemsen op DDS plus reactie.

Cultuurnota ‘Kunst Kleurt de Stad’ van de gemeente Utrecht bevat weeffout omdat het een waardeoordeel over kunst geeft

In juli 2019 verscheen de Cultuurnota 2021-2024 ‘Kunst Kleurt de Stad’ van de gemeente Utrecht. In een commentaar van 3 juli 2019 toonde ik begrip voor de kritiek van Henk Westbroek over het Berlijnplein in stadswijk Leidsche Rijn. Hij sprak over ‘stadskunst‘. Mijn slotsom: ‘Het stadsbestuur moet wegblijven van de inhoud. Ook indirect via organisaties die het subsidieert’. In een toelichting op de Cultuurnota heeft de verantwoordelijke wethouder Anke Klein het over aanmoedigen en gedragsbeïnvloeding van kunstenaars. ‘Nudging’ dus, dat middel uit de timmerkist van hedendaagse bestuurders dat de inhoud bepaalt onder het mom dat die uitsluitend voortkomt uit het gedrag van de burgers. Dat is een valse voorstelling van zaken. Klein doet in de Cultuurnota niet aan ‘nudging’, maar aan sturing via beleidsmaatregelen. Mijn commentaar bij het artikelNieuwe cultuurnota Utrecht: ‘We moedigen de culturele sector aan buiten de lijntjes te kleuren’:

De Cultuurnota bevat in de kern een weeffout. Het blijkt voor het stadsbestuur een lastige opgave om tegelijk aan de zijlijn te staan en tegelijk te willen sturen. De fout die wethouder Klein maakt is dat ze zich niet terughoudend opstelt. Ze wil de kunst gebruiken om de samenleving te veranderen, of die een afspiegeling van de samenleving te laten zijn. Maar hiermee rekt ze haar mandaat op. Dat is niet haar taak.

Als vanouds is in het Nederlands openbaar bestuur het adagium van Thorbecke leidend: ‘De kunst is geene regeringszaak, in zooverre de Regering geen oordeel, noch eenig gezag heeft op het gebied der kunst.’ Ofwel, de overheid moet de kunst steunen, maar er geen waardeoordeel over geven.

Wie de Cultuurnota leest struikelt over de waardeoordelen en de sturing. Dat bracht Henk Westbroek in een uitgesproken column onlangs tot de terechte vraag of hier geen sprake is van ‘stadskunst’. Daar lijkt het sterk op. Dat is ongelukkig en ongewenst. Het stadsbestuur wil blijkbaar zo graag het goede doen, dan het het foute doet. Het stadsbestuur dient de voorwaarden voor kunst te scheppen, maar zich te onthouden van oordelen.

In hoofdstuk 1.3.2. over ‘een inclusieve cultuursector’ staat zo’n oordeel dat in tegenspraak is met de opvatting van Thorbecke: ‘Met zo’n grote diversiteit is het, in een stad die bovendien groeit, de uitdaging niet uit elkaar te groeien. Kunst en cultuur kunnen daarbij een rol spelen, juist door verbindingen aan te gaan. Dat maakt inclusiviteit voor deze sector extra belangrijk. Kunst en cultuur zijn bij uitstek in staat alle inwoners van de stad aan te spreken, met verschillende verhalen en cultuurvormen.

De Cultuurnota introduceert verwarring door te spreken over zowel kunst als cultuur. Kunst en cultuur worden op dezelfde hoop gegooid terwijl ze verschillende functies hebben. Dat is een ongelukkige, en ook wel kwaadaardige begripsverwarring en -vervaging. Cultuur verbindt en heeft een sociale component die ingezet kan worden om politieke doelen te bereiken. Maar dat geldt niet in de meest gangbare opvatting over kunst.

Kunst die voor politieke doeleinden wordt gebruikt houdt op kunst te zijn. Wethouder Anke Klein en haar beleidsambtenaren verliezen in deze Cultuurnota de functie van kunst uit het oog. De Cultuurnota maakt kunstenaars onnodig afhankelijk van de gemeentelijke overheid. De Cultuurnota wil de kunst temmen en in lijn met het overheidsbeleid brengen.

Hiermee wordt het voor kunstenaars die afhankelijk zijn van de voorzieningen die door overheidssubsidie worden gerealiseerd lastig gemaakt om zich in alle vrijheid tot die overheid te verhouden Kunstenaars moeten zich voegen in deze Cultuurnota. Het helpt niet als daar ‘onafhankelijke’ beoordelaars tussen worden gezet omdat de overkoepelende en inkaderende Cultuurnota de sturing blijft geven.

Het valt te hopen dat de leden van de Utrechtse gemeenteraad kritische vragen stellen over de Cultuurnota in het besef dat de overheid geen waardeoordeel of sturing moet willen geven aan de kunst, maar dat met deze Cultuurnota wel beoogt. De raad moet beseffen dat de Cultuurnota een weeffout bevat en dient bij zichzelf te rade te gaan of het dat gewenst vindt. Dat is geen debat over links of rechts, of over pro of contra de zittende coalitie. Dit is een debat over de functie van kunst.

Daarnaast bevat de Cultuurnota tegenstrijdige uitgangspunten die met elkaar in tegenspraak zijn. Want hoe kan kunst tegelijk ‘experimenteel’ en ‘voor iedereen’ zijn? Dat is als de kwadratuur van de cirkel, namelijk een vraagstuk dat onoplosbaar is. Wethouder Klein doet met deze Cultuurnota alsof de verschillende doeleinden die met elkaar in tegenspraak zijn verenigbaar zijn.

Of dat voortkomt uit gemakzucht, intellectuele luiheid, een doorgeslagen politiek compromis waardoor geen echte keuzes kunnen worden gemaakt valt te bezien, maar dat maakt voor de weging van de kwaliteit van de Cultuurnota weinig uit. Die bevat een weeffout en deugt niet.

Kunstenaars moeten zelf kunnen uitmaken of ze inclusief, exclusief, excessief, obsessief of passief willen zijn. Daar gaat de overheid niet over en daar moet de overheid zich niet mee willen bemoeien. De overheid moet voorwaarden scheppen. En anders niks.

Foto: Schermafbeelding van deel artikelNieuwe cultuurnota Utrecht: ‘We moedigen de culturele sector aan buiten de lijntjes te kleuren’’ op DUIC, 16 juli 2019.

Heeft Henk Westbroek gelijk met zijn claim dat Utrecht aan ‘stadskunst’ doet bij de ontwikkeling van het Berlijnplein?

Heeft de Utrechtse columnist en oud-politicus Henk Westbroek gelijk met zijn overpeinzing dat het Utrechtse gemeentebestuur de kunst voor haar karretje spant en ondergeschikt maakt aan de visie die het op de stad heeft? Westbroek spreekt over de stadskunst van wethouder Anke Klein. Dat zou nog nergens vertoond zijn en nu in Utrecht voor het eerst in praktijk gebracht worden, aldus de columnist. Het gaat om de ontwikkeling van het Berlijnplein in de Utrechtse Vinex-wijk Leidsche Rijn. In een ‘ontwikkelkader’ wordt de opzet geschetst door het gemeentebestuur. Het maakt me aan het schrikken door onderstaande passage met de volgende uitspraak: ‘‘Vorm volgt ambitie’, zo staat het beschreven in het ontwikkelkader. Bij deze werkwijze past dat we eerste de ambities bepalen en daar vervolgens organisaties bij worden gezocht die daarbij passen.

Het gelijk van Henk Westboek staat of valt met de voorwaarden waaronder dat gebeurt. Het is gebruikelijk dat een stadsbestuur bij stadsontwikkeling de voorwaarden schept, maar het is ongebruikelijk als het vervolgens gaat bepalen en selecteren welke kunst, kunstenaars en specifieke voorzieningen daarbij passen en daar zelf naar op zoek gaat. Direct of indirect via een organisatie die dat uitvoert voor en namens het stadsbestuur. In krom Nederlands zegt de notitie: ‘Bij deze werkwijze past dat we eerste de ambities bepalen’ en het vervolgt ‘en daar vervolgens organisaties bij worden gezocht die daarbij passen.’ Ineens is het onderwerp verdwenen door het gebruik van de lijdende vorm en moeten we gissen wie het is die ‘organisaties erbij zoekt’. Waarom wordt niet nadrukkelijk omschreven welke persoon of instelling de organisaties zoekt en fiatteert?

Westbroek verwijst in het slot van zijn commentaar naar een artikel in NRC dat lovend is over het initiatief van het Berlijnplein. Dat bevat een opvallende passage over een initiatief dat niet terugkomt omdat het te weinig bezoekers trok: ‘Het betekent ook dat mislukte projecten níét terugkomen. Showman’s Fair, een soort miniversie van theaterfestival De Parade, trok in november te weinig bezoekers voor een vervolg. Het stadsbestuur stopte de subsidie aan dit meerjarige initiatief. Het stadsbestuur laadt zo de verdenking op zich wel erg strak te sturen en zelf rechtstreeks invloed uit te oefenen op de inhoud van de kunst.

Het artikel bevat ook een verwijzing naar de bezuinigingen van oud-staatssecretaris Halbe Zijlstra in 2013. Directeur Donica Buisma van RAUM verwijst naar een opiniestuk in NRC van George Brugmans en Marleen Stikker waarin ze pleiten voor ‘een centralere rol van kunstenaars in de maatschappij in het vormgeven van de toekomstige samenleving’. Een pleidooi dat plat valt als kunstenaars binnen de voorwaarden moeten opereren van het stadsbestuur. Direct of via ‘cultureel stadslab’ RAUM dat een van de organisaties is die uitgezocht zijn door het stadsbestuur omdat het bij de ambities past. Dan spelen de kunstenaars geen centrale, maar een ondergeschikte rol omdat ze worden ingezet voor stadsontwikkeling en -promotie. Dat is niet de strekking van Brugmans’ en Stikkers betoog. RAUM zegt over de eigen toekomstplannen: ‘Met de gemeente wordt gelijktijdig gewerkt om het terrein van RAUM (ook wel de ‘cultuurkavel) tot een culturele plek te ontwikkelen waar allerlei verschillende partijen hun plek kunnen vinden. RAUM is daarin de pionier en aanjager.

Het gevaar van ‘stadskunst‘ ligt op de loer. De Utrechtse raadsleden moeten er alert op zijn onder welke voorwaarden het Berlijnplein wordt ontwikkeld. De marges tussen wat aanvaardbaar en niet aanvaardbaar is zijn smal. Het stadsbestuur moet wegblijven van de inhoud. Ook indirect via organisaties die het subsidieert.

Foto: Schermafbeelding van deel notitie (ofwel ontwikkelkader) ‘Berlijnplein: Kunst en cultuur over de toekomst van de stad’ van de gemeente Utrecht, 22 juni 2019.

Politiek moet veranderen om hetzelfde te blijven


Nederlandse politiek houdt niet van avontuur en timmert liever een regeerakkoord dicht om achterdocht te bezweren dan iets open te laten. Vandaar dat de economische crisis onwelkom komt voor onze politiek. Niet zozeer omdat het budgetten onder druk zet, maar omdat het de logica van eigen regels doorkruist.

Deze houding verklaart de afkeer van inspraak. Niet omdat de burger geen eigen stem gegund zou worden, maar omdat het het fijngeregelde regelspel doorkruist. Regels zijn instrumenten van de Nederlandse politicus, zonder dat kan-ie niet opereren. Onze politieke trapezewerkers werken niet zonder net. Bang om zonder afspraken te komen en diep te vallen.

Dit verklaart de afkeer voor Geert Wilders en Jan Marijnissen. Niet vanwege hun politieke standpunten, maar vanwege het feit dat SP en PVV de interne afspraken en het Haagse regelspel anders spelen. Zij zetten afspraken op scherp door improvisaties en interventies, en zijn lastiger te paaien met een functie in het openbaar bestuur.

Door de smalle marges in het parlement lijkt het er deze keer anders toe te gaan. Maar da’s gezichtsbedrog. Het gedoogakkoord tussen VVD, CDA en PVV werkt volgens de oude logica waaraan alle partijen zich nauwgezet houden. Verschil is dat de PVV zich losser opstelt en het beeld geeft de samenwerking elk moment op te kunnen zeggen.

Media zijn uit hetzelfde hout gesneden en putten uit hetzelfde reservoir. Een programma over politiek wordt voorbesproken, uitonderhandeld en ontdaan van het onverwachte. Vanwege deze gedeelde mentaliteit passen media en politiek bij elkaar in voorspelbaarheid. Nederlandse televisieprogramma’s zijn even dichtgetimmerd als regeerakkoorden.

Vraag is of de afwijzing van politieke hervorming door de middenpartijen en het laten vallen van dit onderwerp door D66 ook volgens deze wetmatigheid van voorgekauwde afspraken en dichtgetimmerde akkoorden begrepen moet worden. Ofwel, zijn het minder de inhoudelijke bezwaren die politieke hervormingen blokkeren dan het machtsdenken van de politieke partijen zelf?

Waar gaat het bewaken van het eigen bestaan over in inflexibiliteit, in omwil om nog op de omgeving te willen reageren? In Europees verband is de Nederlandse politiek rigide in het afwijzen van vormen van directe democratie en geeft het geen inhoudelijke argumenten die het uitblijven van hervormingen billijken.

Paradox is dat middenpartijen bij zeldzame discussies over inspraak naar het spookbeeld van Geert Wilders of Henk Westbroek verwijzen. Omdat ze op de burger reageren worden ze populistisch genoemd. De politiek suggereert het beter te weten omdat het huidige systeem ontsporingen zou voorkomen. De misleiding is dat het politieke systeem zelf de ontsporing is geworden. Te groot om te zien.

Daarbij komt dat de politiek over zichzelf oordeelt. De vraag hoe de politiek presteert wordt nooit gesteld en angstvallig vermeden. Evaluaties van niet gehaalde doelen ontbreken. Perspectieven veranderen met verwijzing naar veranderde omstandigheden. Da’s altijd goed. Hierdoor vergeet iedereen hoe onwaarachtig en inflexibel het huidige systeem is. En nooit in de kern gecorrigeerd wordt.

Partijen zoals de SP en de PVV die er belang bij hadden om te morrelen hadden er meer werk van kunnen maken. Maar na een aanloopfase met kritiek hebben ze eieren voor hun geld gekozen. Da’s de wetmatigheid van het systeem. Daarom kan een doorbraak niet vanuit de politiek zelf komen. Het smoort eigen kritiek en blijft in zichzelf besloten.

Door inflexibiliteit, onwil tot verandering, onzekerheid over de ideale afstand tussen burger en instituties, de door Den Haag en Hilversum stilgezette beeldvorming over de politiek, minachting voor burgerinitiatieven en afwijzing van hervormingen van het systeem heeft de politiek elk vertrouwen van de burger verloren. Het systeem zit op slot.

Foto: Het grote oude slot van deze deur blijft gesloten

Het waanidee dat inspraak een waanidee is

Democratie is een avontuur en wie dat niet accepteert, verliest vertrouwen. De Nederlandse politiek houdt niet van onzekerheid. Het timmert liever een regeerakkoord dicht om achterdocht jegens partners te bezweren dan dat het iets open laat. Vandaar dat de economische crisis onwelkom kwam. Niet omdat het budgetten onder druk zette, maar omdat het de logica van de eigen regels doorkruiste.

Deze houding verklaart de afkeer door de Haagse politiek van inspraak door de burger. Niet omdat de burger geen eigen stem gegund zou worden, maar omdat het dit fijne regelspel doorkruist. Over kleinzieligheid kan de politiek zich heenzetten, maar over onzekerheid niet.

Regeltjes en afspraken zijn de instrumenten van de Nederlandse politicus. Zonder dat kan-ie niet opereren. Onze politieke trapezewerkers durven in de arena niet zonder net te werken. Bang dat ze zonder doorrekening komen en vallen. Nederlandse politiek is voor bange mensen.

Vandaar ook de afkeer voor Geert Wilders, eerder Jan Marijnissen en Pim Fortuyn. Niet zozeer door politieke standpunten die zij innemen, maar vanwege het feit dat SP en PVV het Haagse regelspel doorkruisen. Hun standpunten vallen binnen dezelfde bandbreedte als die van de rest. Achteraf worden Fortuyn en Marijnissen geaccepteerd, maar in de arena werden ze ooit verketterd.

Relatieve buitenstaanders zetten afspraken op scherp door interventies en zijn niet omkoopbaar met een functie in de landelijke of lokale politiek. Afwachten is hoelang de gewapende vrede tussen coalitie en Wilders duurt. Vraag is wie het eerst de afspraken schendt.

Media zijn een schaduw van de politiek. Hier wordt de voorspelbaarheid gedubbeld. Elke talkshow wordt voorbesproken en ontdaan van spontaniteit. Media en politiek sluiten vanwege dit gebrek aan avontuur op elkaar aan. Politieke mediaprogramma’s zijn in Nederland net zo dichtgetimmerd als een regeerakkoord.

Vraag is of de afwijzing van elke politieke hervorming of wijziging van het kiesstelsel door de middenpartijen en het opmerkelijke laten vallen van dit onderwerp door D66 ook volgens deze wetmatigheid van dichtgetimmerde akkoorden begrepen moet worden. Voorstelbaar is dat niet een inhoudelijk bezwaar de politieke hervormingen blokkeert, maar dat het voortkomt uit het machtsdenken van de partijen zelf.

De reactie tegenover buitenstaanders geeft de ware aard van de politiek aan. Toegegeven, een zeker idee van continuïteit heeft elk systeem nodig. Maar waar gaat het bewaken van het eigen bestaan over in inflexibiliteit en omwil om nog op de omgeving te willen reageren?

Nederlandse politiek is in Europees verband het meest rigide in het afwijzen van vormen van burgerinspraak en directe democratie. Het heeft geen steekhoudende argumenten die het uitblijven van hervormingen billijken. Politici verschuilen zich achter het waanidee dat burgerinspraak een waanidee isDe politiek en het bestuur zijn er juist om complexe problemen in haar totaliteit en in relatie met andere problemen op te lossen. 

Politiek maakt klein door het groot te maken. Deze arrogantie blokkeert elke systeemwijziging. Evengoed kan men zeggen dat de politiek de complexiteit boven het hoofd is gegroeid. Deze afstandelijkheid maakt hoe dan een stap voor stap oplossing onmogelijk. Of de kloof met de burger nou te klein of te groot is, er verandert niets. De burger wordt buiten de deur gehouden.

De 2% van de bevolking met een partijkaart bezet alle functies in politiek en openbaar bestuur. Gevolg is dat 98% het nakijken heeft. Zelfs de betekenis van hun stem in verkiezingen wordt pas achteraf bepaald. Merkwaardig is dat deze scheefgroei nergens ter discussie staat. Maar ook logisch omdat de partijen zelf de discussie bepalen.

Middenpartijen verwijzen bij discussies over invoering van vormen van directe democratie naar het spookbeeld van Geert Wilders of Henk Westbroek. Of naar het Zwitserse referendum over een bouwstop voor minaretten. De politiek stelt zich belerend op en zegt het beter te weten omdat het het risico van deze ontsporingen kent. Dat klopt omdat het Nederlandse politieke systeem zelf de ontsporing is en weet wat het verdedigt.

Een burger die nooit een kans krijgt, zal zich nooit kunnen bewijzen. Onderhand zijn er meer betrokken, hoogopgeleide en specialistische burgers buiten, dan binnen politiek en openbaar bestuur. Maar volgens de politiek kan alleen de politiek enkel en alleen complexe problemen in haar totaliteit en in relatie met andere problemen oplossen. 

Politiek oordeelt over zichzelf. Andere beoordelaars worden niet gehoord. Door het angstbeeld dat de gevestigde politiek oproept en met behulp van de media verspreidt blijft een afweging van hervormingen achterwege. Hierdoor vergeten burgers hoe onwaarachtig en inflexibel het huidige systeem is.

Partijen als SP en PVV die er belang bij hebben om te morrelen aan de zekerheden van het politieke systeem zouden meer kunnen doen. Ze hebben er bij te winnen om de burger dichter bij de politiek te betrekken en zich te profileren als veranderingsgezind.

 Ze weten veel niet-geïnteresseerden bij de politiek te trekken. Maar op de drempel van de macht slikken ze hun kritiek in.

Nederlandse politiek is in zichzelf gekeerd. Door de onwil of het onvermogen tot veranderen, de schijnwereld die met de publieke omroep in stand wordt gehouden, het misnoegen over burgerinitiatieven en de afwijzing van elke uiting van directe democratie gaat het elk avontuur uit de weg en verliest het elk vertrouwen van de burger. De politiek wantrouwt de burger en verschanst zich in regelgeving. Da’s haar kernwaarde.

Foto: Boris Karloff in Frankenstein.