Antwoord aan Henk Slechte. Rotterdam moet meer ambitie tonen dan het fuseren van musea

Schermafbeelding van deel artikelFuseer drie Rotterdamse musea en verhuis naar Maritiem‘ van Henk Slechte in NRC, 1 juli 2021.

I. Ik moet even kauwen op het opinie-artikel van Henk Slechte (oud-hoofd collecties van het Maritiem Museum) in NRC. Het bevat aardige aanzetten, maar is onvoldragen in de uitwerking. Het is ook de vraag of het combineren van drie musea past bij de ambitie van de tweede stad van Nederland. Want hoe dan ook is dat vaandelvlucht waarbij de museumsector van Rotterdam inlevert en de aftocht blaast.

Slechte stelt voor om drie verwante thematische musea samen te voegen: het stadsmuseum, het Wereldmuseum en het Maritiem Museum. Hij stelt voor om die instelling te vestigen in het grote, centraal gelegen pand van het Maritiem Museum aan de Leuvehaven.

II. Slechte lijkt de musea niet te waarderen op hun situatie nu, maar achterom te kijken en verkeerd in te schatten. Anders is zijn opmerking niet te verklaren als hij over het Wereldmuseum zegt dat het eerder kritiek kreeg vanwege de commerciële koers. Dat is allang een omgeslagen bladzijde en niet meer relevant voor de huidige situatie.

Directeur Stanley Bremer is al sinds april 2015 verdwenen en het Wereldmuseum is praktisch geen zelfstandig, Rotterdams museum meer, maar sinds eind 2016 losjes opgenomen in het Nationaal Museum van Wereldculturen (NMvW). Het is niet meer de commerciële koers van Bremer, maar de politiek-populistische koers van het NMvW waaronder het Wereldmuseum nu lijdt.

Die ideologisering is vermoedelijk nog lastiger te bestrijden in de publieke opinie dan de duidelijke disfunctionerende vercommercialisering van het Wereldmuseum onder Bremer die velen op de been bracht. Want alleen de radicaal-rechtse partijen van toen steunden Bremer, terwijl de centrum-linkse coalitie van nu er met de hand op de knip vrede mee heeft dat het linksige MNvW vanuit Amsterdam de koers van het Wereldmuseum bepaalt.

De koers van het NMvW bestaat eruit dat kunst en kunstobjecten ondergeschikt zijn aan een vage linksige politieke ideologie. Het NMvW laat zich kennen door een gebrek aan professionalisme in de uitvoering en laat het Wereldmuseum daarom onder zijn mogelijkheden presteren. De door de raad in 2016 in een motie geëiste Rotterdamse signatuur van het Wereldmuseum is vijf jaar later een papieren werkelijkheid geworden.

Slechte zou gelijk hebben als hij zou beweren dat het Wereldmuseum uit de omarming van het NMvW moet worden bevrijd om haar Rotterdamse signatuur te herwinnen, maar het helpt wel als hij daarbij zijn feiten actualiseert en niet vanuit een situatie van zes jaar terug redeneert en nieuwe problemen ongenoemd laat.

III. Opvallend aan de opinie van Slechte is dat hij het landverhuizersmusuem dat Wim Pijbes namens de Stichting Droom en Daad in de Fenix loods realiseert buiten beschouwing laat. Wie een plan voor een nieuwe structuur uitwerkt kan dat niet ongenoemd laten. Thematisch werkt Droom en Daad in dat nieuwe museum samen met Stadsarchief Rotterdam, Maritiem Museum, Museum Rotterdam, Nederlands Fotomuseum en Wereldmuseum.

Behalve dat landverhuizersmuseum noemt Slechte evenmin andere belangrijke Rotterdamse musea, zoals het Nederlands Fotomuseum, de Kunsthal Rotterdam en de presentatie-instellingen TENT en Kunstinstituut Melly.

IV. Maar het grootste bezwaar tegen Slechtes voorstel is het gebrek aan ambitie dat het toont. Is dat de ambitie die past bij de tweede stad van Nederland en de grootse havenstad van Europa? Slechte gaat mee in de realiteit die de Rotterdamse politiek schept door de museumsector stiefmoederlijk te bedelen. Terwijl Amsterdam daarin investeert, staat Rotterdam op de rem van de museumsector. Het politieke gekissebis over de verbouwing van Museum Boijmans is exemplarisch en beschamend.

Rotterdam verdient goede musea die op zichzelf kunnen bestaan en bestaansrecht hebben. Wat de gemeente aan deze musea vooral kan bieden is goede en goedkope huisvesting. Er staan genoeg geschikte gebouwen leeg die musea kunnen huisvesten. Maar daartoe moet de wil van college en gemeenteraad aanwezig zijn. Mede door de scherpe rechts-links tweedeling in de stadspolitiek ontbreekt die wil tot nu toe in Rotterdam omdat musea tot strijdpunten worden gemaakt. Het voorstel van Slechte is het paard achter de wagen spannen door mee te gaan in het gebrek aan ambitie en goede wil van college en raad. Rotterdam verdient meer.

Advertentie

Emphos Project besteedt uitgebreid aandacht aan de ‘business developer’ van het Cobra Museum

Update 1 juli 2018: Of het met dit commentaar van 24 juni 2018 te maken heeft is onduidelijk, maar sinds de plaatsing ervan zijn zowel de 21 korte filmpjes met Bert Mennings op het YouTube-kanaal van Emphos Project als de verwijzing naar hem op de site van emphosproject.eu verwijderd. Waarom en door wie dat is gebeurd is gissen, maar toevallig is het wel. Als herinnering een schermafbeelding van een van de 21 filmpjes met Mennings die Emphos Project op YouTube plaatste voordat ze er na korte tijd weer van verwijderd werden. Deze filmpjes met Bert Mennings op blinksound.com en thexvid.com zijn eveneens niet meer op te roepen.

Bert Mennings is sinds 2012 werkzaam als ‘business developer’ bij het Cobra Museum, aldus opgave van de Amsterdamse Kunstraad. ‘Hij houdt zich daar bezig met nieuwe innovatieve concepten voor publiek private partnerships in de museumwereld’ zo heet het. Hij is tevens lid van de commissie Dans van de Kunstraad.

Het Emphos Project (Empowering Museum Professionals and Heritage Organizations Staff) plaatste op haar YouTube-kanaal de afgelopen weken 21 korte filmpjes met Mennings. Het nieuws is niet zozeer dat Mennings iets nieuws vertelt, maar wel dat het Emphos Project door zoveel aandacht aan zijn woorden te besteden partij lijkt te kiezen voor marketing, marktwerking, rendementsdenken en bezoekcijfers. Dat is een opvallende en volgens velen bedenkelijke richting die de Nederlandse museumsector niet in zou moeten slaan.

Het Cobra Museum in Amstelveen is in zwaar weer terechtgekomen. De vorig jaar aangetreden directeur Xander Karskens is alweer opgestapt. Oorzaak voor de onrust is onenigheid over de koers die het museum moet inslaan. Grofweg gezegd is dat de keuze tussen verbreding en verdieping, tussen tentoonstellingen als doel en als middel, tussen bezoekcijfers, marketing en populisme, en inhoud. En organisatorisch tussen een artistiek beleid dat dienend (business) of leidend (kunstgeschiedenis) is. Zie hier mijn commentaar over de gemeente die wil sturen, de kosten wil drukken en het lokale museum iets toedicht dat het niet in zich heeft.

Cobra Museum in Amstelveen in financiële problemen. Een budgettaire optelsom, of meer dan dat?

Update 23 juni 2018: In een merkwaardig persbericht spreekt het Cobra Museum zich zo aantoonbaar tegen dat het potsierlijk is. De tentoonstellingen eisen een zware tol van de organisatie en de financiële situatie is zo slecht dat er een oplossing wordt gekozen die een zware tol van de organisatie eist. Artistiek directeur Xander Karskens kan zich niet met die koers verenigen en stapt op. Stefan van Raay wordt algemeen directeur ad interim. Het lijkt er sterk op dat de lokale politiek vanwege de knip op de eigen portemonnee en het niet willen vinden van een duurzame, structurele oplossing het bestuur onder druk heeft gezet om de te kiezen voor het museum als tentoonstellingsmachine. In een vlucht vooruit. Waarom dat bij dit museum niet werkt kan iedereen weten. Met een sprong in het duister koopt het museumbestuur tijd. God zegen de greep. 

Aldus de wethouder Financiën namens de VVD Herbert Raat op zijn blog over de slechte financiele positie van het Cobra Museum in Amstelveen. Wat Raat zegt is dat de inkomsten voldoende zijn, maar de kosten te hoog. Zo blijkt uit de jaarrekening 2016 een tekort van 456.305 euro, ondanks een bijdrage van de gemeente Amstelveen van 1.136.000 euro en baten uit eigen fondsenwerving van 664.480 euro. In 2020 loopt de regeling af tussen de stichting die het museum beheert en de gemeente. Dan dreigt sluiting. Raat: ‘Wat gebeurt er nu als het financieel misgaat? Dan kunnen zij de huidige stichting ontbinden.’ en ‘Het Cobra museum staat op een geweldige plek en de gemeente heeft een hart voor cultuur. Dit betekent echter niet dat we ongelimiteerd geld storten.’ Door de betrokkenheid van de wethouder Financiën wordt de kwestie vooral als financieel probleem gepresenteerd. Vraag is of dit het juiste frame is dat een oplossing dichterbij brengt.

Kleine en middelgrote museum hebben het moeilijk. De museumsector is een dure sector. Oud-museumdirecteur Henk Slechte (Deventer Musea) wijst in een ingezonden brief van 14 april in NRC op een weeffout van een sector die in zijn optiek afgelopen decennia is ontspoord: ‘De weg naar de blockbuster was geplaveid met de verzelfstandiging van de musea, waardoor zij subsidies naar eigen inzicht konden besteden. Halbe Zijlstra deed er een schepje bovenop door op cultuur te bezuinigen; musea werden geacht een deel van de kosten te verdienen. Voor het aantrekken van conservatoren om de collectie te beheren en bestuderen was geen geld meer. Het geld dat er was ging naar leuke dingen die de mensen naar het museum moesten lokken. Naar kijkcijfers. Het museum moet weer worden wat het hoort te zijn: een instituut dat cultureel erfgoed verzamelt, beheert, bestudeert en laat zien, geen tentoonstellingsfabriek annex cultureel pretpark.’

Bij musea die nu in financiële problemen komen lijkt dat wat Slechte constateert niet eens het echte probleem. Want het valt niet in te zien hoe het naar achteren schuiven van ‘onzichtbare’ taken als verzamelen, beheren, documenteren en bestuderen tot een tekort leidt op de tentoonstellingsfabriek. Het tekort ontstaat op de tentoonstellingen door te hoge kosten en te hoge ambities. De valkuil bij middelgrote musea zoals het Cobra Museum is een overschatting van eigen kracht. Ze gaan een competitie aan met grote museum die winst maken en in grotere steden zijn gevestigd waar de bijdrage van de gemeente of rijksoverheid fundamenteel hoger is. Ze denken volgens dezelfde formule te kunnen werken om zo een graantje mee te pikken. Maar hun soortelijk gewicht is te klein voor publiciteit, marketing of de uitbouw van een groot netwerk en relatiebeheer.

Raat ziet de oplossing in een ‘nieuw elan van bestuur en directie’. Het is de vraag of dat de valkuil niet nog dieper maakt. Hij legt de oplossing buiten de gemeentegrenzen: ‘Hoe mooi zou het zijn om bijvoorbeeld een samenwerkingsverband te starten met Het Rijksmuseum of met andere musea en geweldige tentoonstellingen naar Amstelveen te halen.’ Hoe logisch en realistisch is dat? Wat hebben Het Rijksmuseum en het Cobra Museum gemeen? Niet veel, zo lijkt het. Raat verklaart zich tot aanhanger van de tentoonstellingsfabriek als hij inkomsten die dankzij tentoonstellingen worden binnengehaald als oplossing voor de financiële problemen van het Cobra Museum ziet. In werkelijkheid ligt het mee willen doen als tentoonstellingsfabriek aan de basis van de oorzaak voor de financiële problemen van het middelgrote Cobra Museum. Misschien kan maar beter met inhoudelijke expertise wethouder Kunst Maaike Veeningen (D66) het voortouw nemen in dit dossier.

Foto 1:  Schermafbeelding van blogpostZorgen over het Cobra Museum’ van Herbert Raat, 17 april 2018.

Foto 2: ‘De CoBrA-kunstenaars in 1948 voor het Stedelijk Museum in Amsterdam. Foto Mw. E. Kokkoris-Syriër.’ Op: cobra-museum.nl.