Voorbezichtiging ‘Painting XXXL’ in Onderzeebootloods Boijmans

02 Onderzeebootloods_Submarine Wharf_foto Thijs de Lange

Ook wie van een afstand naar de journalistiek kijkt weet dat er persdagen zijn. In een informele sfeer wisselt informatie van eigenaar, worden foto’s genomen, hoofdrolspelers geïnterviewd, en contacten gelegd of bestendigd. Over hun project, hun bedrijf, hun verkiezing, hun kunstwerk of hun gat in de markt. Het is als de smeerolie van het goede contact voordat het wist dat het droogstond. Met als voordeel voor de uitnodigende partij dat de vraag doelmatig in de promotie ingebed wordt. Zo is de opzet. In de amusementsindustrie geeft de streng gecontroleerde press junket dit type produktmarketing een slechte naam. Maar het kan losser.

Er zijn ook persdagen voor bloggers. Zeg maar, voor burgerjournalisten. Hun medium is anders, hun bereik vaak, maar niet altijd kleiner en hun toon losser. Bloggers zijn hun eigen baas. Ze proberen niet te verzeilen in de marktwerking die professionele nieuwsorganisaties afhankelijk maakt van grotere belangen. Ze nemen op de koop toe het risico dat ze de baas van niks zijn. Maar ze weten dat mond-tot-mond-reclame ergens start.

08 Jim Shaw

Vandaag was ik op een persbijeenkomst voor bloggers van museum Boijmans van Beuningen. Relatief nieuw in cultureel Nederland nadat het Stedelijk Museum het vorig jaar probeerde. De bijeenkomst was een aanloop naar de opening op 8 juni van de vierde aflevering in de reeks tentoonstellingen in de Onderzeebootloods. Te Heijplaat aan een insteekhaven aan de Nieuw Maas. Idyllisch gelegen voor een zomerbestemming. Onder de titel ‘XXXL Painting‘ is het te zien tot 29 september. Voordat het koud wordt. Het project is een samenwerking tussen Boijmans en het Havenbedrijf Rotterdam dat hier op het oude RDM-terrein een Research, Design & Manufacturing bestemming realiseert. Zo spreekt Rotterdamse turbotaal die de hemel als ondergrens heeft.

XXXL Painting presenteert drie schilders die gevormd werden in de 80s. Uit Nederland: Klaas Kloosterboer, van de Amerikaanse Oostkust: Chris Martin en van de Westkust: Jim Shaw. Op twee manieren ligt de keuze voor schilders niet voor de hand. In de kunstpraktijk zijn ze in de minderheid vergeleken met ontwerpers, video-kunstenaars, fotografen, tekenaars, keramisten, wilde breiers en alle ruimtelijke kunstenaars. In zekere zin zetten bij de vorige drie edities Joep van Lieshout, Elmgreen en Dragset en Sarkis de ruimte naar hun hand. Ze waren geen pure schilders als Kloosterboer, Martin en Shaw. Tevens vraagt de immense loods van meer dan 100 meter lang schilders om buiten het vlak te denken. Anders verliezen ze het van de ruimte. Of van elkaar.

Beoordeling van een werk in uitvoering ruim een week voor de opening is lastig te doen. Toch is al te zien waar deze schilders het zoeken: in de dramatisering. Kloosterboer hangt zijn schilderijen aan een rails hoog in het plafond en beweegt ze langs ons in het midden, en een tableau van werken aan de buitenkant: Tijd. Shaw bouwt een stad van beschilderde decorstukken en vult dat met sculpturen: Plaats. Martin relativeert de ruimte door schaalvergroting en voedt dat met zijn individuele levensverhaal: Handeling. Zo ontvouwt zich een klassiek drama met eenheden van tijd, plaats en handeling. Waarbij de verschillende kunstenaars andere accenten leggen. Vraag is of het geheel ook als eenheid gaat werken. En welke interne spanning dat geeft. Het kan, want de kunstenaars zitten op hetzelfde spoor. Kijkers weten waar ze de komende zomer terechtkunnen.

09 Klaas Kloosterboer

Foto 1: Buitenaanzicht Onderzeebootloods met Nieuwe Maas. Credits: Thijs de Lange en Boijmans.

Foto 2: Jim Shaw: Capitol Viscera Appliances mural 2011. Credits: Simon Lee Gallery/Hong Kong.

Foto 3: Klaas Kloosterboer, 00319, 2000. Collectie Boijmans.

Wereldmuseum blijft vertrouwen in de museumsector ondermijnen

imageproxy.asp

Namens het Wereldmuseum reageert conservator (‘Collectie Inhoud‘) Edward de Bock met een ingezonden brief in de NRC op een artikel van Sjarel Ex, directeur van museum Boijmans van Beuningen. De Bock trekt ten aanval maar loopt al na drie zinnen vast in de modder van zijn eigen gedachten. De vraag die na lezing blijft hangen is met welke opdracht hij het veld is ingestuurd en op wie of wat hij eigenlijk reageert. Niet op Ex. Een polemiek wordt het daarom niet omdat het tegenwoord van De Bock dat uitblinkt door humor, fijnzinnige analyse of een originaliteit ontbreekt en zo zijn eigen gelijk -als dat al zou bestaan- volledig om zeep helpt. Ook gaat De Bock voorbij aan de bezwaren van Ex en legt deze van alles in de mond dat-ie niet heeft gezegd.

Het college ruimde in een brief van 6 november bestuurlijke obstakels uit de weg die de plannen van Stanley Bremer, directeur van het Wereldmuseum verhinderden om de Afrikacollectie te verkopen. Dat raakt aan de LAMO-leidraad die de museumsector hanteert om een ethisch kader aan het ontzamelen te geven. Daarmee is afstoting van de Afrikacollectie echter nog geen feit. Rotterdam is eigenaar en feitelijk de verkoper als er tot afstoten wordt besloten. De gemeente trekt in de brief dat initiatief naar zich toe. Het claimt de ruimte om de opbrengst over de musea te herverdelen. Bremers plannen actualiseren de zeggenschap van de gemeente over de gemeentemusea. Ofwel, het Wereldmuseum beïnvloedt de autonomie van de andere musea ongunstig.

In zijn stuk ‘Verkoop geschonken collecties niet‘ van 5 december keert Sjarel Ex zich tegen de plannen van de gemeente Rotterdam om objecten uit de gemeentecollectie om economische redenen af te stoten. Dat doet-ie ter verdediging van de positie van zijn eigen museum. Enkel daarom moest-ie reageren. Ex keert zich niet tegen het ontzamelen als zodanig omdat het inherent is aan een dynamisch museum. Maar doel moet dan wel verhoging van de kwaliteit van de collectie zijn. Da’s in tegenspraak met de plannen van het Wereldmuseum om niet de objecten aan de onderkant, maar aan de top van de verzameling af te stoten. Onvermijdelijk als de Afrikacollectie 60 miljoen euro moet opbrengen zoals het Wereldmuseum naar buiten heeft gebracht.

Edward de Bock gaat niet in op de argumenten van de museumsector tegen de afstotingsplannen door het Wereldmuseum zoals Sjarel Ex die verwoordt. Behalve het oprekken van de LAMO-leidraad door Rotterdam gaat dat over de onherstelbare schade aan het cultureel erfgoed dat de Volkenkundige musea van Leiden en Amsterdam vrezen. In plaats daarvan legt De Bock Ex de woorden in de mond dat vroeger alles beter was. Maar dat zegt de directeur van museum Boijmans van Beuningen niet. Ex wijst juist op een goede afloop als het openbaar bestuur van Rotterdam tot het besef komt dat de plannen van het Wereldmuseum schade voor anderen met zich meebrengen. Daar gaan De Bock en het Wereldmuseum zelfgenoegzaam aan voorbij.

Foto: Spijkerbeeld uit de collectie van het Wereldmuseum. Congo, 19de eeuw.

Het Wereldmuseum: Rotterdam op zijn smalst?

Update 14 april 2015: Eindelijk valt het doek voor directeur Stanley Bremer van het Wereldmuseum. In een rapport is Gitta Luiten vernietigend, volgens NRC. Het museum verkeert in financiële problemen, voldoet niet aan museale normen van beheer en maken van tentoonstellingen. Het is in een neerwaartse spiraal terechtgekomen en heeft geen toekomst meer. Wethouder Visser zegt in een reactie: ‘Het is heel ernstig dat het museum in zo’n kwetsbare positie is terechtgekomen.’ De vraag is door toedoen van wie dat is gebeurd. Een raadsenquête die de rol van zowel raad als gemeentebestuur tijdens het directoraat van Bremer (sinds 2001) tegen het licht houdt lijkt onvermijdelijk. Er zijn door te veel mensen te veel fouten gemaakt met te grote gevolgen. Een gerenommeerd museum is onder toezicht van het Rotterdamse gemeentebestuur afgebroken. Ondanks vele waarschuwingen. Bestuurlijk te ernstig om zonder gevolgen te kunnen blijven.

Het Wereldmuseum hoopt 60 miljoen euro op te halen met de verkoop van de Afrika-collectie. Volgens directeur Stanley Bremer gaat het niet om een gewenste, maar om een noodzakelijke verkoop. Met de gedwongen bezuinigingen en de korting op overheidssubsidies probeert zo het museum het hoofd boven water te kunnen houden. Dit antwoord verergert het probleem. De uitleg rammelt en ik zal aantonen waarom.

In een brief van 6 november maakt het Rotterdamse college de plannen van het Wereldmuseum om te ontzamelen mogelijk. Dit gaat in tegen de LAMO-richtlijn en is niet volledig in lijn met de VNG-richtlijn. De brief is in strijd met het regeringsbeleid getuige antwoorden op kamervragen van SP-er Van Dijk: ‘Ik ga ervan uit dat gemeenten, provincies en rijksoverheidsorganen de musea die hun collecties beheren in staat stellen die codes na te leven en zelf die codes als kader hanteren bij het verlenen van volmachten om voorwerpen af te stoten.’ Rotterdam leeft de codes niet na. Het is nog afwijkender omdat de wethouder het recht opeist om met de opbrengsten van het ontzamelen te schuiven tussen musea. Met de brief neemt Rotterdam als eerste gemeente afstand van de richtlijnen uit de museumsector. De raad mag er zich binnenkort over uitspreken.

Rotterdam doet het financieel slecht als gemeente. Ondanks de haven die de motor van de Nederlandse economie is. Afgelopen jaren hebben diverse wethouders te veel uitgegeven en zowat alle reserves opgemaakt. Demografisch ontwikkelt de stad zich ongunstig omdat laagopgeleiden en kansarmen blijven toestromen en de relatief vermogenden en vermogenden naar elders vertrekken. Nu zit de stad aan de grond.

Het standpunt van het Wereldmuseum is belastend voor de museumsector. Het precedent van Bremer is direct van invloed op de sector als geheel. In eerste instantie voor andere Rotterdamse musea die eveneens de stad als eigenaar van de collectie hebben, maar ook ver daarbuiten. Bremers opportunisme gaat in tegen het belang van de sector die het moet hebben van vertrouwen en geloofwaardigheid. Verkoop van objecten ontneemt de burgers de zin om financieel bij te dragen en zich betrokken te voelen. Het zet het volume van schenkingen en donaties onder druk. Kortom, het privatiseert het idee van openbaar kunstbezit.

Daarbij komt dat een museumdirecteur niet de expertise van de kunsthandelaar heeft. Ook als een directeur zich laat adviseren door deskundige kunsthistorici, dan blijven museummensen buitenstaanders in de handel. In Gouda verkocht de directeur van museumgoudA in 2011 op een Londense veiling zijn topstuk voor een gegarandeerde prijs die te laag bleek. Hij was verstrikt geraakt in een handel die hij onvoldoende begreep.

Complicatie bij het verhandelen van de Afrika-collectie is dat de handel een kartel is van een beperkt aantal vooraanstaande handelaren die met elkaar de markt verdelen. Ze laten zich door een Rotterdams museum niet uit elkaar spelen. Er is geen open markt. Verder zijn er in de etnografische en tribale kunst veel valse stukken in omloop. Een handelaar heeft zo door de suggestie van valsheid een eenvoudig drukmiddel om de prijs naar beneden te praten. Een ander drukmiddel is de  herkomst, want van veel objecten uit de Afrika-collectie zal niet volkomen duidelijk zijn of ze niet geroofd of in strijd met de Unesco-richtlijnen in Rotterdam zijn beland.

De commissie Asscher-Vonk wijst in een recent advies namens de museumsector naar de noodzaak voor een Museumwet: ‘Voor de musea is het van belang dat er een stabiele en permanente basis ontstaat voor hun functioneren. Het gaat erom dat het museale erfgoed wordt beschermd, net zoals monumenten of archieven beschermd worden.’ Voor de tussentijd is er de aloude Wet tot Behoud Cultuurbezit die in de 19de eeuw opgetuigd werd om het verkwanselen van onmisbaar en onvervangbaar cultuurbezit naar het buitenland te voorkomen. Burgers namen het initiatief waar de overheid het liet afweten. De gelijkenis tussen 1873 en 2012 dringt zich op. Maar vooralsnog is het alleen Rotterdam dat tekenen van vervreemding van de rest vertoont.

Rotterdam kent met Willem Scholten van het Rotterdams havenbedrijf een voorbeeld van iemand die verstrikt raakte in het grote geld. En niet meer begreep wat van hem en wat van de gemeenschap was. Dit type solitair opererende directeuren vertoont zonnekoninggedrag en krijgt onvoldoende repliek. Hun omgeving heeft er geen grip meer op. Zo luistert Stanley Bremer niet meer naar zijn vakbroeders uit de museumsector. Hij meent het beter te weten. Nu trekt-ie ogenschijnlijk het Rotterdamse college mee in zijn plannen. Voorbij ethische grenzen. Maar het is nog niet te laat. De Rotterdamse raadsleden kunnen hun verantwoordelijkheid nemen.

Foto: Object uit Centraal-Afrika. Credits: Arte y Ritual – Ana et Antonio Casanovas