Gedachten bij foto ‘Alkoholiliike’ (1937)

Alkoholiliike, 1937. [A branch store of Oy Alkoholiliike Ab (Finnish national alcoholic beverage retailing company) in the Weckman house at Sepänkatu 9 in Oulu on May 10, 1937. The store’s staff standing behind the counter]. Collectie: Finnish Heritage Agency.

Een onderwerp waarover men nooit uitgepraat raakt is hoe kunst en samenleving elkaar beïnvloeden. Tamelijk bekend is de wisselwerking tussen de Amerikaanse maffia en films als ‘The Godfather‘-cyclus van Francis Ford Coppola. Het is een dubbele identificatie heen en weer. De echte gangsters van de jaren 1970 zagen het filmbeeld van hun broederschap als zelfbevestiging. En gingen zich ernaar gedragen. Alsof ze pas echt bestonden toen hun leven werd gefictionaliseerd. Met als cadeau een gratis geïnternaliseerd zelfbeeld. Tegenwoordig onderzoeken sociaal-psychologen de beïnvloeding van ons gedrag door ‘nudging‘.

Stuart Kaminsky formuleert dat in het hoofdstuk ‘The White-Hot Violence of the 1970s‘ in zijn boek ‘American Film Genres‘ (1984) zo (p. 107) : ‘And in some way, the viewing of the violence in an aesthetic context contributes to one’s understanding of the action‘. Dat geldt in algemene zin voor het brede publiek, maar in het voorbeeld van ‘The Godfather‘ ook voor de mobsters. Dat is een effect van kunst, of in dit geval films met een artistieke ambitie. Films die zijn bedoeld om te amuseren hebben dat effect niet.

Voorbeelden van films die doorsijpelen naar de samenleving zijn talrijk. Dat loopt van kijkers die zich zo identificeren met hun filmheld dat ze gedrag en uiterlijkheden imiteren tot films die succesvol een onderwerp of een misstand aansnijden die de politiek besluitvorming beïnvloedt.

Still uit ‘Toivon tuolla puolen‘ [The Other Side of Hope], (2017) van Ari Kaurismäki.

Het is niet lastig om het ‘raamwerk’ van de foto uit 1937 van de Finse alcoholwinkel in toneelbeeld en gereserveerd acteren te koppelen aan de films van de Finse regisseur Ari Kaurismäki. Het is dezelfde droge, uitgebeende absurditeit met trieste ondertoon van de films van Wes Anderson en Alex van Warmerdam. Of het toneel van Samuel Beckett. Alfred Jarry, Harold Pinter of Eugène Ionesco. In het beste geval meer dan een opeenvolging van tableaus.

In dramatisch effect slaat de foto uit 1937 het absurdisme van de grootmeesters van de cinematografie en het theater. Het beeld van de sobere drankwinkel met de drie medewerkers als paspoppen verbeeldt Finse melancholie. De treurnis van de weemoed. Portugese saudade in het hoge Noorden. Door deze reflectie erop wordt de relatie tussen kunst en samenleving verder verstevigd.

Still uit ‘Kauas pilvet karkaavat‘ [Drifting Clouds], (1996) van Ari Kaurismäki.

Over genres en generaties binnen de beeldende kunst

Hedendaagse beeldende kunst kent talloze genres die verschillende soorten mensen aantrekken. Kunstenaars en bijpassend publiek vinden elkaar. Genres proberen zich ten opzichte van elkaar te onderscheiden. Het kan confronterend of beeldbestormend zijn. Typisch iets voor de aanstormende generatie. Het kan museaal of kunsthistorisch zijn. Vooral bedoeld om het museum te halen. Typisch iets voor een generatie in opmars. Deze kunst onderstreept zowel zichzelf als een bijkomende opzet die naar de samenleving verwijst.

Dan zijn er de genres waarin kunst een belangrijke bijzaak is. Dan wordt kunst tot halfproduct voor sociale wisselwerking tussen gelijkgestemden. Dan wordt kunst een excuus voor gezelligheid, voor afbakening van de eigen sociale klasse en voor netwerken. Smaakvol en risicoloos zijn hierbij de steekwoorden. Doorgaans gesymboliseerd door ooit krachtige kunstenaars die ingelijfd worden omdat ze het aanzien van rebellie nog in zich dragen, maar die door de jaren heen tandeloos zijn geworden. Typisch voor een gearriveerde generatie vol blablabla die meent van alles verstand te hebben, zelfs van beeldende kunst, maar vooral op zeker speelt.

Dan is er het meest ontwapenende, maar ook wel stakkerige genre van de non-kunst binnen de kunst. Een grensgebied dat samengaat met bezigheidstherapie, miskendheid en gebrek aan kwaliteit. Typisch iets voor een generatie die tussen wal en schip is gevallen, dat beseft maar toch niet erkennen kan. Deze non-kunst is gangbare kunst in lokale galerieën, op kunstmarkten en rustieke molens die knus draaien op de volksgunst.

Soms lopen de vier genres door elkaar heen en begint het spel van dubbele bodems en spiegelingen. Dan verliest de kijker de zekerheid van wat nou wat is. Net als bij onroerend goed gaat het bij kunst om de locatie. Die bepaalt grotendeels de betekenis. Guillaume Bijl die een caravanshow nabouwt in het museum. Of de ZomerExpo in het Haags Gemeentemuseum waarin amateurs een plek in het museum krijgen. Vermenging, grenzeloosheid en fusion worden zo steekwoorden van een zich nieuw aftekenend genre. Is dit een bewuste genrevervaging bedoeld om de afzonderlijke genres weer samen te vatten binnen hetzelfde kader? Het kan zo bedoeld zijn, het samenvoegen oogt soms zelfs wat geforceerd en vaag, maar daarmee zijn de achterliggende sociologische aspecten nog niet doorbroken. Die zijn hardnekkiger dan de grenzen tussen de genres.

134_guillaume-bijl-installation-caravan-show-1989

Foto: Guillaume Bijl, Caravan Show, 1989.