Utrecht wordt volwassen, want het heeft een eigen relletje over kunst. Het gaat over de inrichting van de op 13 maart 2020 te openen Centrale Bibliotheek aan de Neude. Het voormalige hoofdpostkantoor in de stijl van de Amsterdamse School uit 1924 wordt grondig verbouwd. Er is kritiek gekomen op de selectie van vijf witte mannelijke hedendaagse kunstenaars en ontwerpers, te weten Maarten Baas, Willem Deiman, Frank Halmans, Daan Paans en Jop Vissers Vorstenbosch. Waarom de Bibliotheek Utrecht in een bericht trouwens spreekt over ‘vijf prominente Utrechtse kunstenaars’ is een raadsel. Want Maarten Baars kan moeilijk als een Utrechtse kunstenaar beschouwd worden en heeft meer verbinding met Noord-Brabant.
Zoals het bericht van de Utrechtse Bibliotheek meldt zijn externe fondsen bij de financiering en de realisering betrokken: ‘De kunstwerken zijn mede mogelijk gemaakt door: K.F. Hein Fonds, Gemeente Utrecht, BPD Cultuurfonds, Mondriaan Fonds, Fentener van Vlissingen Fonds, Stichting Stokroos en Stichting Het Boellaardfonds.’
Dat laatste is overigens het fonds dat in de clinch ligt (tot een rechtszaak toe) met het Utrechtse Genootschap Kunstliefde over een voorgestelde en als abrupt ervaren huurverhoging van Kunstliefde’s pand aan de Nobelstraat die door het Boellaardfonds werd opgelegd. Het Utrechtse K.F. Hein Fonds meldt in een berichtje op de eigen site het volgende, maar doorklikken levert een dode link op: ‘Door partnerships aan te gaan met een aantal Utrechtse partijen proberen we ondersteuning op maat te bieden én met elkaar te werken aan grote thema’s. Bijvoorbeeld met Bibliotheek Utrecht aan plek voor Utrechtse kunstenaars in hun nieuwe onderkomen (..).’
De witte, mannelijke kunstcriticus van middelbare leeftijd (1957) Rutger Pontzen van de Volkskrant besteedde in een column met de titel ‘Minder witte mannen in de kunst? Sweet dreams!’ op 9 januari 2020 aandacht aan de kwestie. Hij verwijt de vijf witte, mannelijke kunstenaars niet dat ze zijn wie ze zijn, maar zet vraagtekens bij de selectie. Hij geeft vooral het Mondriaan Fonds een veeg uit de pan: ‘Blijkbaar belijdt het fonds iets met de mond dat het met geld lijkt tegen te spreken.’
Maar het is de vraag of het Mondriaan Fonds leidend is bij dit project. Het lijkt er sterk op dat Pontzen het Mondriaan Fonds een te grote rol toebedeelt. Een andere vraag is in hoeverre het Mondriaan Fonds zich kan en moet bemoeien met de selectie van een commissie die werd voorgezeten door de directeur van het Centraal Museum Bart Rutten. Het lijkt logisch om te veronderstellen dat het Mondriaan Fonds een toezegging had gedaan toen de selectie nog niet definitief was.
Toch begrijp ik de kritiek wel. Zo antwoordde tentoonstellingsmaker Trudi van Zadelhoff gisteren op een bericht hierover op mijn FB-pagina. Ze merkte op dat het ‘erg vreemd’ is dat er geen vrouwen tussen zitten. Dat zag ze als een gemiste kans. Zij heeft gelijk, zoals Rutger Pontzen ook gelijk heeft als hij zijn kritiek wat beter zou focussen. Het is tamelijk opvallend, zeg maar gerust wereldvreemd dat de selectie is uitgekomen bij vijf witte mannelijke kunstenaars/ ontwerpers. Maar de kwestie over identiteit is een doos van Pandora die niet straffeloos geopend kan worden. Want gendergelijkheid is bij lange na niet het enige netelige punt.
Wie het debat over identiteit van kunstenaars begint dient ook te spreken over huidskleur, etniciteit, religie, leeftijd, lichamelijke beperking, seksuele geaardheid, herkomst, Nederlandse taalvaardigheid/integratie, politieke kleur of beroepsopleiding. Naast de subsidie-geschiedenis en financiële positie van de kunstenaar. De diversiteit en pluriformiteit van cultuuruitingen waar Pontzen naar verwijst is een streven dat niet vooruit kan lopen op maatschappelijke ontwikkelingen en aan moet kunnen sluiten bij de kunstpraktijk.
Dat laatste is hier geen probleem, maar dat eerste wel. Ga er maar aan staan als selectiecommissie om vijf kunstenaars/ ontwerpers te kiezen die een perfecte maatschappelijke afspiegeling zijn. Vergeleken daarmee is het maken van een rooster voor een school van voortgezet onderwijs simpeler. Dat zal nooit kloppen. De kunstwereld moet aanvaarden dat de som nooit kan kloppen. Maar zoals gezegd, de selectiecommissie, de Bibliotheek Utrecht en het leidende K. F. Hein Fonds hadden wel wat handiger kunnen opereren. Daartegenover kun je ook zeggen dat het de verdienste is van de selecteurs om niet mee te gaan in eenvoudig identitair denken dat één aspect van identiteit ‘oplost’ en de andere aspecten als opgelost beschouwt door ze stilzwijgend te negeren.
Foto 1: Schermafbeelding van deel artikel ‘Bibliotheek Utrecht biedt hedendaagse kunst een prominente plek in nieuw gebouw aan de Neude’ op de site van de Bibliotheek Utrecht, 8 januari 2020.
Foto 2: Bericht over partnership op de site van het K. F. Hein Fonds.
Foto 3: Schermafbeelding van deel column ‘Minder witte mannen in de kunst? Sweet dreams!’ van Rutger Pontzen in de Volkskrant, 9 januari 2020.
Foto 4: Schermafbeelding van FB-bericht van George Knight, 9 januari 2020.