Managers van RTV Noord huren columnist Willem van Reijendam niet meer in omdat hij kritiek heeft op managers

Schermafbeelding van deel columnColumn: Verdienen en waard zijn‘ van Willem van Reijendam voor RTV Noord, 12 juni 2021.

Wow, ik kan het bijna niet geloven dat managers van RTV Noord een columnist de wacht aanzeggen omdat hij kritiek heeft op het functioneren van managers. Er bestaat onderhand toch maatschappelijke overeenstemming over het feit dat de handen aan het bed, kortom de werknemers in het veld die vitale beroepen uitoefenen financieel en anderszins ondergewaardeerd worden? In combinatie met de hoge werkdruk. 

Uiteraard is een bepaald percentage managers noodzakelijk, maar de consensus is toch dat er veel overbodige managers zijn? Het blijft doorgaans echter bij mooie woorden omdat managers hun positie goed verdedigen en daarom niet makkelijk ontslagen worden. Want zij zitten zelf aan de knoppen van hun eigen personeelsbeleid en ontslaan zichzelf niet. Maar de kritiek op hun bevoorrechte positie moeten ze zich toch onderhand kunnen laten welgevallen? Of willen ze naast macht en goede arbeidsvoorwaarden ook nog maatschappelijke waardering en aanzien afdwingen? Dat laatste lijkt echter een gepasseerd station en is te veel gevraagd.

Het zal simpel gedacht zijn, maar het geld dat nodig is voor vitale beroepen kan weggehaald worden bij niet-vitale beroepen in de publieke sector en de semi-publieke sector zoals RTV Noord. Dat betreft voorlichters, marketeers, beleidsmedewerkers, projectleiders en managers. Ze zijn in grote mate misbaar. De wildgroei van dit type vage en bij nader inzien overbodige beroepen is afgelopen jaren ongekend geweest. Deze beroepen kunnen zinvol zijn en niet alle individuen hoeven ontslagen of gekort te worden in hun salaris, maar er bestaat overeenstemming over de conclusie dat een meerderheid van dit soort medewerkers in niet-vitale beroepen overbodig is. Dat vraagt om ander beleid.

Waar gaat het concreet over? De column van Willem van Reijendam van 12 juni 2021 zegt over managers:

Schermafbeelding van deel columnColumn: Verdienen en waard zijn‘ van Willem van Reijendam voor RTV Noord, 12 juni 2021.

Dit is een volkomen logische redenering. Van Reijendam herhaalt een standpunt dat maatschappelijk geaccepteerd is en sinds de COVID-19 pandemie van de afgelopen twee jaar alleen maar aan rugwind gewonnen heeft. Die redenering bestaat eruit dat geld dat nodig is voor vitale beroepen bij niet-vitale beroepen weggehaald kan worden.

Van Reijendam reflecteert hiermee op een dubbel maatschappelijk probleem. Het eerste is het bestaan van de wildgroei aan overbodige beroepen die maatschappelijk en economisch niets toevoegen aan het welzijn en de welvaart van Nederland. Het tweede bestaat eruit dat op deze analyse dat het belang van de overbodige beroepen moet worden teruggebracht niets gebeurt omdat de overbodige beroepen dat verhinderen. De kwestie Van Reijendam is een voorbeeld van managers die hun positie verdedigen en zich laten kennen als usurpator. Ofwel, personen die op een illegale wijze bevoegdheden naar zich toetrekken.

In een FB-post van 26 juni 2021 waar Bart Fm Droog me opmerkzaam op maakte zegt Van Reijendam het volgende: ‘Voor wie de wekelijkse zaterdagcolumn mist die ik al ruim zes jaar schrijf voor RTV Noord: die is door het management van deze omroep stopgezet, wegens een ‘ernstige vertrouwensbreuk. In het kort, en in mijn bewoordingen: het management voelt zich ‘geschoffeerd en gekleineerd’ door mijn column van twee weken geleden over (gebrekkige) marktwerking op de arbeidsmarkt, waarin ik vaststel dat ic-verpleegkundigen, waar grote vraag naar is, er geen geld bijkrijgen, terwijl managers, waar je de grachten mee kunt dempen, er niet op achteruit gaan.’  

Maar dan komt het en vervolgt Van Reijendam: ‘Het management van RTV Noord is vooral not amused dat ik managers vergelijk met voortwoekerende schimmel en wenst die vergelijking persoonlijk op te vatten. Het schrijft: ‘… er zijn wel fatsoensgrenzen waar wij ons aan vasthouden. Die grenzen zijn ver overschreden.’ Ik word per direct ook niet meer ingehuurd voor redactionele diensten.’

Het lijkt er inderdaad op dat er fatsoensgrenzen zijn overschreden. Maar niet door Willem van Reijendam die ik overigens niet ken, maar door de managers van RTV Noord die jammergenoeg in deze kwestie anoniem blijven en tot nu toe publiekelijk aan niets of niemand verantwoording hebben afgelegd over deze kwestie. Dat is hun macht die ze nu uitbuiten door een columnist de laan uit te sturen. Is een column in een krant of bij een omroep trouwens niet een vrijplaats waar de ruimte om een afwijkende en scherpe opinie te geven groter is dan in de reguliere verslaggeving? 

Hemeltje, als de feiten kloppen dat voor de managers Van Reijendams column voor RTV Noord de reden was om hem niet meer in te huren, dan laten ze zich van hun kinderachtige kant kennen. Dit lijkt sterk op vergelding. Blijkbaar uitsluitend omdat Van Reijendam een maatschappelijk probleem signaleert, namelijk dat de wildgroei aan overbodige beroepen nog steeds geen halt is toegeroepen. Zonder dat hij overigens iemand bij naam noemt. De managers van RTV Noord worden naar mijn idee meer beschadigd door hun reactie op Van Reijendam, dan door zijn column.

De managers van RTV Noord verschuilen zich achter hun opvatting van burgermansfatsoen die ze Van Reijendam als een norm voorhouden die hij dient te accepteren. Verwijzing naar fatsoen is altijd een zwaktebod van de zittende macht en om verschillende redenen ongelukkig. Het is een hoogst subjectief begrip waarvan de interpretatie niet bij voorbaat vaststaat. De managers van RTV Noord hebben zich echter niet onmogelijk gemaakt omdat ze fatsoensridders zouden zijn, maar omdat ze het diepste wezen van de journalistiek overduidelijk niet begrijpen. Ze kunnen niet tegen tegenspraak en hebben daarom bij een nieuwsmedium niets te zoeken.

Advertentie

DDS’er Michael Van Der Galien begrijpt niet wat censuur is en evenmin dat Trump meer dan een mening heeft

Bij het artikelGeschifte D66’er Kees Verhoeven eist censuur na Capitol Hill-bestorming: ‘Niet waar meningsuiting voor bedoeld is!’’ van 7 januari 2021 op DDS plaatste ik onderstaande reactie:

‘Michael Van der Galien begrijpt niet wat censuur is of hij doet net alsof hij het niet begrijpt. Door zijn verkeerde opvatting van wat censuur is zet hij de lezer op het verkeerde been.

Er is pas sprake van censuur als bepaalde informatie wordt tegengehouden of verboden zodat het achtergehouden wordt en nergens kan verschijnen. Bijvoorbeeld als een staat het alleen voor het zeggen heeft en alle media beheerst. Te denken valt aan autoritaire staten als China, Noord-Korea of de oude Sovjet-Unie die geen pluriform medialandschap kennen of hun nationale internet met een muur van het buitenland afsluiten. Wie de vele verschillende platforms op sociale media ziet tot en met 4chan en Parler weet dat dat in Nederland of de VS niet aan de orde is en een bericht altijd ergens kan verschijnen en door velen gezien kan worden.

Er is dus geen sprake van censuur als Twitter, Facebook of Google een bericht verbieden of een individu van hun platform bannen. Deze commerciële bedrijven hebben hun eigen gedragsregels en kunnen eigenhandig beslissen over wie ze wel of niet toelaten. Ze spreken zich niet uit over andere media. Een aldus verbannen bericht kan makkelijk elders worden geplaatst.

De mening van Kees Verhoeven over de vrijheid van meningsuiting komt niet uit de lucht vallen. Het volgt niet direct uit de bestorming van het Capitool door relschoppers op 6 januari 2021 en de poging tot staatsgreep van president Trump en zijn medestanders. De kritiek die Verhoeven verwoordt wordt al enkele jaren door velen geuit. Het siert Van Der Galien niet Verhoeven iets in de mond te leggen wat deze D66’er niet zegt of bedoelt te zeggen.

President Trump heeft met zijn berichten in de media het vertrouwen in de Amerikaanse democratie beschadigd. Een democratie die weerbaar wil zijn en zichzelf wenst te verdedigen dient daar tegen op te treden. Als daar een beroep op techgiganten bijhoort om Trumps leugens te bannen, dan is dat een toelaatbaar middel.

Het is onjuist om het maandenlang ageren van president Trump tegen de verkiezingsuitslag als ‘een mening’ af te schilderen. Het is meer dan een mening. Trump zaaide zijn twijfels over de uitslag om zijn kas te spekken door donaties aan zijn volgers te vragen en om zijn positie jegens die volgers en binnen de Republikeinse partij te versterken.

Het is ook meer dan een mening omdat Trump een door alle staten en DC op 11 december 2020 gecertificeerde uitslag gestolen bleef noemen. Daarmee ging Trump bewust in tegen de werking van de democratie. Juist een president kan daarover geen mening hebben omdat zijn functie zijn persoonlijke mening overstijgt. Er was dus zeker vanaf 11 december 2020 sprake van opruiing door Trump waarmee hij zich buiten de wet begaf en zijn recht van spreken verloor. Het is juist verwonderlijk dat de techgiganten zo laat ingrepen en Trump alle ruimte gaven voor desinformatie die de democratie beschadigde.

Ik sta net als Van Der Galien op het standpunt dat alles dat niet in strijd is met de wet in het publieke debat gezegd moet kunnen worden. Met slecht éen extra voorwaarde, namelijk dat de aangesprokene in staat is om te reageren. Voor geestelijk gehandicapten, terminaal zieken, hoogbejaarden of kinderen geldt dat niet omdat ze zich niet kunnen verdedigen of geen medestanders hebben die dat voor hen kunnen doen. Deze categorieën behoren daarom extra juridische bescherming te genieten omdat ze niet of onvoldoende aan het publieke debat kunnen deelnemen om hun mening te geven. De vrijheid van meningsuiting kunt dus twee beperkingen: de wet en de mogelijkheid om terug te praten.

Maar een beroep op het goede fatsoen, de sociale vrede of religieuze dogmatiek is ongewenst en een teken van een te beperkende opvatting van het publieke debat. Dat is doorgaans een verhullend middel om onwelgevallige meningen te verbieden. Dat is een heilloze weg omdat voor iedereen de grenzen aan dat fatsoen, die vrede of religie weer anders liggen. Dat verschil bevestigt juist de pluriformiteit van meningen die in een samenleving bestaan. Dat kan dus nooit door een specifieke norm opgelegd worden omdat dit de verschillen onder valse voorwendsels onderdrukt. Maar in het geschil met Verhoeven is dat niet aan de orde.’

Foto: Schermafbeelding van deel artikelGeschifte D66’er Kees Verhoeven eist censuur na Capitol Hill-bestorming: ‘Niet waar meningsuiting voor bedoeld is!’’ door Michael Van Der Galien van 7 januari 2021 op DDS.

Petitie ‘Strafbaar stellen beledigen van de profeet’ is ongewenst. Voorrechten voor godsdiensten moeten afgeschaft worden

Moslims voelen zich bijzonder vanwege hun profeet. Bovenstaande petitie die oproept de belediging van de profeet strafbaar te stellen is al meer dan 115.000 keer ondertekend. Moslims vragen om voorrechten voor zichzelf. Cartoonist Cortés vindt deze inperking van de meningsuiting vanwege gevoeligheden van gelovigen een slecht idee en zegt volgens een bericht van RTL Nieuws: ‘Je kweekt dan ook een samenleving die wordt aangemoedigd om – figuurlijk – alles met rubberen tegels te bedekken, in plaats van eelt op de ziel te kweken. Ik vind het zorgelijk dat mensen met een imaginair vriendje in de wolken voorrang hebben op gekwetst zijn.’

Deze petitie van Nederlandse moslims kan niet worden los gezien van de uit de VS overgewaaide cancel culture die verboden stelt aan als onaangenaam en onrechtvaardig ervaren uitingen en gedragingen van anderen. In die zin is de petitie een modeverschijnsel. Het is een reflectie van de emancipatie van Nederlandse moslims. Dat gaat niet altijd in een rechte lijn naar burgerschap, relativerings- en incasseringsvermogen. De afwijzende reactie van critici erop dat de petitie die pleit voor het inperken van de vrijheid een zorgelijke ontwikkeling is moet in perspectief worden geplaatst. Het is eerder een poging om actief mee te doen aan de moderne samenleving. Dat moet toegejuicht worden. Dat dit met vallen en opstaan gaat en wellicht het overspelen van de eigen hand is ondergeschikt. Hiermee gaan moslims in gesprek met andersdenkenden.

Een misverstand in de petitie is het beroep op het fatsoen. De petitionaris wil vanwege de dogmatiek van een specifieke godsdienst, te weten de islam grenzen stellen aan de vrijheid van meningsuiting onder verwijzing naar het begrip fatsoen. Deze verwijzing is om verschillende redenen ongelukkig, maar ook verhelderend omdat de petitionaris ermee uit de kast komt als een moralist. Naast het feit dat de petitie oproept om de de meningsuiting in te perken en vrijheid te vervangen door burgerlijkheid is fatsoen ook een subjectief begrip waarvan de interpretatie niet bij voorbaat vaststaat. Goede smaak, fatsoen of goede zeden is niet meer dan een normatieve opvatting van een specifieke groep waar de petitionaris zich een vertegenwoordiger van maakt. Dat kan niet zomaar aan anderen opgelegd worden omdat die andere normen over fatsoen hebben.

De religieuze dogmatiek van een godsdienst over een opperwezen of stichter is voorbehouden aan de gelovigen die zich aan betreffende godsdienst verbonden hebben. De werking van de dogmatiek kan niet uitgebreid worden tot buiten de godsdienst omdat dit een interne geloofskwestie betreft. Een geloof kan niet alleen om juridische redenen niet aan andersdenkenden opgelegd worden, maar psychologisch werkt het niet. Het is onmogelijk om iemand die de dogmatiek van een godsdienst niet gelooft die ondanks dat ongeloof op te leggen. Om deze reden is het strafbaar stellen van het beledigen van de profeet onhaalbaar. Waarschijnlijk weet de petitionaris dit en heeft hij een andere reden om deze petitie op te stellen en openbaar te maken.

De verworvenheid van de Nederlandse pluriforme samenleving is immers dat iedereen een andere kijk op de wereld kan hebben en zijn of haar zegje mag doen over van alles en nog wat. Moslims mogen anderen beledigen en anderen mogen moslims beledigen. Zolang dat geen oproep tot geweld inhoudt is beledigen toegestaan. In dit geval gaat het dan ook nog niet eens om de belediging van een persoon, maar om het bespotten van een godsdienst. De Nederlandse samenleving heeft als politieke filosofie het secularisme. Dat betekent dat alle godsdiensten en levensovertuigingen gelijk zijn en dat leden ervan door de nationale rechtsstaat zijn gegarandeerd om een godsdienst of levensovertuiging te kiezen of niet te kiezen. In theorie heeft een specifieke godsdienst niet meer rechten dan andere godsdiensten en levensovertuigingen.

Voorrechten voor godsdiensten moeten niet ingevoerd, maar afgeschaft worden. Want dat is in strijd met het uitgangspunt van het secularisme over fundamentele gelijkheid van alle godsdiensten en levensovertuigingen.

Foto: Schermafbeelding van petitieStrafbaar stellen beledigen van de profeet’ van Ismail About Soumayyah op petities.com, 1 november 2020.

De duistere zijde van een cabaretrecensie. Ivo Nieuwenhuis verwart (identiteits)politiek en wensdenken met humor en meningsuiting

Laat ik vooropstellen dat ik weinig met Nederlands cabaret heb (dat is eufemistisch uitgedrukt), zoals ik ook niets met dominees heb. Maar nog minder heb ik met recensenten die artikelen over de grenzen aan de vrijheid van meningsuiting schrijven met in de kop het woord fatsoen. Zoals Ivo Nieuwenhuis in Trouw: ‘Moeten witte grappenmakers een stapje terug doen of is fatsoen voor buiten het theater?’ Ik zou zeggen, vooral de recensent die zoiets beweert moet een stapje terug doen.

Nieuwenhuis’ verwijzing naar fatsoen is om verschillende redenen ongelukkig, maar ook verhelderend omdat hij ermee uit de kast komt als een moralist. Naast het feit dat het de meningsuiting inperkt en vrijheid vervangt door burgerlijkheid is het ook eens hoogst subjectief begrip waarvan de interpretatie niet bij voorbaat vaststaat. Goede smaak, fatsoen of goede zeden is niet meer dan een normatieve opvatting van een specifieke sociale klasse waar Nieuwenhuis zich tot vertegenwoordiger van maakt.

Cabaret is amusement en geen kunst. Of kleinkunst. Maar ook amusement moet vrijheid van meningsuiting kennen. De verschijningsvorm van cabaret is eerder ironie dan humor. Het verschil daartussen is dat teksten of liedjes verhuld en ingekleed zijn en de toeschouwer ruimte laat om te betekenis ruim op te vatten. Daarom moet men oppassen met de interpretatie van cabaret. Humor is eenduidiger, rechtstreekser en bijtender.

Nieuwenhuis voedt zijn betoog met voorbeelden uit de identiteitspolitiek. Vanuit de neiging om te oordelen komt hij op voor specifieke sociale groepen. Hij vindt dat ze vanuit een positie van onmacht onrecht worden aangedaan. Dat is een verdedigbaar standpunt, maar zegt toch vooral iets over Nieuwenhuis’ gedachtengang over een situatie die hij schadelijk en ongewenst acht en graag veranderd zou willen zien.

Uiteraard is het aan de politiek en niet aan het cabaret om zo’n situatie te veranderen waarvan Nieuwenhuis meent dat die ongewenst is. Cabaret geeft er commentaar op, maar is geen beleidsmaker en moet daarom ook niet als zodanig beoordeeld worden. Juist door de indirecte, ironische opzet van cabaret in een gedramatiseerde als/dan-situatie onderscheidt ook een politiek aandoend betoog van iemand als Theo Maassen of Hans Teeuwen zich fundamenteel van een politiek betoog dat die dubbelzinnigheid mist.

Nieuwenhuis heeft vooral moeite met humor (dat hij als een andere term voor cabaret hanteert) die niet naar boven, maar naar beneden trapt. Dus niet naar ministers en popsterren, maar naar ‘vrouwen die niet kunnen autorijden en homo’s die zich verwijfd gedragen’, zoals hij het uitlegt. Zo laat Nieuwenhuis zijn oordeel over een gewenste politieke situatie zijn oordeel over de toelaatbaarheid van, en de grenzen aan cabaret bepalen.

Nieuwenhuis stelt voorwaarden aan cabaret waarbij hij het in zijn denkraam inperkt en onmachtig maakt. Zijn betoog dat een ‘essay’ wordt genoemd lijkt veelzijdig, maar is zo regulatief dat het in strijd komt met waar meningsuiting of cabaret voor staat. Namelijk een vorm van vermaak die op een ironische wijze zonder de cabaretier, de macht of de onmacht te sparen doorgaans dubbelzinnig commentaar geeft op de wereld.

Nieuwenhuis stelt terecht dat humor nooit onschuldig is, dat het slachtoffers maakt en dat die slachtoffers niet zelden in de hoek zitten waar ook buiten humor om de zwaarste klappen vallen. Dat laatste kan echter het cabaret niet verweten worden. Hij verwijt cabaretiers die zich richten op degenen die in de samenleving de zwaarste klappen krijgen geen oprechte betrokkenheid bij de ­samenleving te hebben. Dat is een ongegronde uitspraak die vooral ontspringt aan Nieuwenhuis’ wereldbeeld en opvatting van identiteitspolitiek.

Nieuwenhuis besluit zijn essay met de conclusie dat omwille van de gelijkheid de ‘leden van dominante sociale groepen soms een stapje terug moeten doen’. Dat is een griezelige opvatting die voorbijgaat aan de functie van spot die mede dient als uitlaatklep én signaal voor ongenoegen. Maar wat erger is, ermee vermengt hij zijn politieke denken met een maatschappelijke ontwikkeling. Het realiseren van emancipatie en gelijkstelling van recessieve sociale groepen behoort tot het domein van de politiek en niet tot dat van het cabaret.

Nieuwenhuis draait oorzaak en gevolg om. Hij spant het paard achter de wagen. Hoe potsierlijk zijn mening is blijkt als men dat toepast op andere sectoren, zoals religie, krijgsmacht, industrie of koningshuis. Moeten bisschoppen, generaals, CEO’s of staatshoofden vrijwillig een stapje terug doen omwille van de gelijkheid? Dat zullen ze uit zichzelf niet doen, en daarom is het evenmin proportioneel om dat van het cabaret te eisen.

In een reactie op Nieuwenhuis’ artikel weerspreekt cabaretier Micha Wertheim diens beweringen.

Foto: Schermafbeelding van deel artikelDe duistere zijde van humorMoeten witte grappenmakers een stapje terug doen of is fatsoen voor buiten het theater?’ van Ivo Nieuwenhuis in Trouw, 3 oktober 2020.

Rob de Wijk brengt met zijn claim op eigen morele superioriteit en ‘beschaving’ ten koste van Wilders de rechtsstaat in gevaar

Rob de Wijk speelt de zedenmeester en biedt lariekoek in zijn Trouw-columnWat Wilders deed was ordinaire opruiing, geframed als vrijheid van meningsuiting’ van 31 augustus 2018. Het gaat over de nasleep van Wilders’ afgelaste cartoonwedstrijd. De Wijk heeft het over ‘een zeker gevoel van beschaving’ en suggereert dat Wilders dat niet en hij wel in zich heeft. Dat klinkt hooghartig, schijnheilig en selectief. Dat past in een christelijke traditie van betweters die zich superieur achten aan andersdenkenden. Doorgaans weten de slimmeriken het beter te verbergen dan De Wijk hier doet. Ook in dat opzicht valt hij door de mand.

De Wijk begrijpt niet waar het om gaat of doet net alsof hij het niet begrijpt. Geert Wilders mag binnen de Nederlandse rechtsstaat een cartoonwedstrijd houden. Wat is er onschuldiger dan een cartoon? Wat is er meer bevrijdend dan satire? Het is vooralsnog ook totaal niet duidelijk wat de inhoud van de cartoons zou zijn. We zullen het nu echter niet weten omdat de wedstrijd door Wilders is afgeblazen.

Radicale soennitische moslims ageerden in Pakistan tegen Wilders’ cartoonwedstrijd met als argument dat de islamitische profeet niet afgebeeld mag worden. Maar dat verbod binnen de islam is minder strikt dan De Wijk suggereert. Shiieten en Soefi-moslims kennen een schriftelijke traditie waarbij de profeet wel afgebeeld wordt. En wat hebben niet-moslims sowieso met een halfslachtig verbod van een andere godsdienst te maken?

Het is een loze claim van Rob de Wijk dat Wilders met een cartoonwedstrijd de rechtsstaat in gevaar heeft gebracht. Het is eerder andersom, De Wijk brengt met zijn claim op eigen morele superioriteit ten koste van Wilders de rechtsstaat in gevaar. Daarbij kan de rechtsstaat pas spankracht bewijzen als hij onder druk staat.

Wilders is een voor vele Nederlanders verderfelijke en te radicale politicus die ongenuanceerde meningen over de islam verkondigt. Maar Geert Wilders heeft juridisch die vrijheid zolang hij binnen de wet opereert. In het geval van de cartoonwedstrijd valt niet in te zien dat hij buiten de kaders van de wet zou zijn getreden. Hoe onzuiver Wilders’ motieven ook zijn. Daar gaat De Wijk zomaar vanuit zonder dat te onderbouwen. Om onze eigen tolerantie te waarborgen moeten we boven de ongenuanceerde meningen van Wilders én De Wijk staan.

De Wijk zegt het aan Voltaire toegeschreven adagium ‘Je ne suis pas d’accord avec ce que vous dites, mais je me battrai jusqu’au bout pour que vous puissiez le dire’ (‘Ik ben het niet eens met wat u zegt, maar ik zal tot het einde vechten om het u te laten te zeggen’) te volgen, maar doet in de praktijk het omgekeerde. Juist als het moeilijk wordt haakt hij af. Hij vecht helemaal niet tot het einde voor Wilders’ vrijheid van meningsuiting.

Dat De Wijk daarbij verwijst naar beschaving en fatsoen maakt het er nog ondraaglijker op. Het is het fatsoen dat de lezers van Trouw blijkbaar hongerig en gretig vreten. De impliciete claim is dat De Wijk en de Trouw-lezers beschaafd en fatsoenlijk zijn en gezamenlijk op de bres staan voor de beschaving, en Wilders en zijn achterban dat niet zijn. Fatsoen, die typische ongerijmdheid uit het christelijke gruwelkabinet dat Nederland eeuwenlang geteisterd heeft. De Wijk duwt zijn soort fatsoen listig over de uiterste houdbaarheidsdatum.

Erger dan het radicalisme van Wilders is de schijnheiligheid van De Wijk die argumenten geeft die totaal de plank misslaan. Uiteraard is het Wilders om aandacht te doen. Maar voor welke politicus geldt dat niet? Dat Wilders een loopje neemt met de rechtsstaat betekent niet dat anderen precies hetzelfde moeten doen en hem daarin moeten volgen. Rob de Wijk valt in de morele valkuil die hij voor zichzelf heeft gegraven. De Wijk pretendeert te weten hoe de rechtsstaat werkt, maar geeft in zijn column aan er geen fluit van te begrijpen.

Foto: Schermafbeelding van deel columnWat Wilders deed was ordinaire opruiing, geframed als vrijheid van meningsuiting’ van Rob de Wijk in Trouw, 31 augustus 2018.

Kunstcentrum in Hengelo toont geen aanstootgevende kunst die in strijd is met goede smaak, fatsoen of goede zeden

heart

HeArtGallery in Hengelo biedt naar eigen zeggen sinds begin 2016 ‘ruime expositiefaciliteiten voor beeldende kunst, maar ook voor vormen van toegepaste kunst en al haar facetten. De organisatie ziet HeArtGallery als de ontmoetingsplaats voor kunstenaars en vormgevers met een breed publiek. Naast expositiefaciliteiten wordt er in het gebouw een kunstuitleen ondergebracht, is er ruimte voor kunsteducatieprojecten, lezingen en workshops en worden producten, gemaakt door kunstenaars en vormgevers, voor verkoop aangeboden.’

Nu heeft HeArtGallery een uitnodiging aan kunstenaars voor de tentoonstelling Hengelo Toont die in maart 2016 opent de deur uitgedaan die haaks staat op wat kunst is en waar het voor dient te staan. De uitnodiging die in een artikel in Tubantia wordt geciteerd meldt dat de organisatie zich het recht voorbehoudt ‘ten alle tijde een werk te weigeren indien deze (…) in strijd is met de goede smaak, het fatsoen of de goede zeden.’ Desgevraagd laat voorzitter Willy Koebrugge aan Tubantia weten dat men ‘daar niets achter moet zoeken’. Koebrugge gaat verder: ‘Alles moet kunnen, in principe. Het is niet onze intentie om kunstenaars aan banden te leggen, kunst is vrijheid. Als het maar niet aanstootgevend is voor het grote publiek.’

Hiermee spreekt Koebrugge zichzelf tegen en maakt hij zich ongeloofwaardig als voorzitter van HeArtGallery. Want het is van tweeën een: Of een culturele instelling geeft de kunstenaars volledige vrijheid of niet. Meer smaken zijn er niet. Zijn verwijzing naar goede smaak, fatsoen of goede zeden is om verschillende redenen ongelukkig. Naast het feit dat het de bewegingsruimte van kunstenaars inperkt en vrijheid vervangt door burgerlijkheid zijn het ook nog eens hoogst subjectieve begrippen waarvan de interpretatie niet bij voorbaat vaststaat. Goede smaak, fatsoen of goede zeden is niet meer dan een normatieve opvatting van een specifieke sociale klasse. Koebrugge en mogelijk ook andere bestuursleden van HeArtGallery hebben zich bij de start van dit initiatief gelijk al onmogelijk gemaakt. Koebrugge is niet de juiste man op deze plaats. Niet omdat hij een fatsoensridder zou zijn, maar omdat hij het diepste wezen van wat kunst is overduidelijk niet begrijpt.

queen2c2c-20152c-242c5-x-21-cm1

Foto 1: Schermafbeelding van artikel ‘Liever geen Hengelose kunst ‘in strijd met goede smaak’’ in Tubantia, 5 januari 2016.

Foto 2: Werk ‘Queen’ (2015) van de in Hengelo wonende kunstenaar Remco Dikken.

Holman en Moorman botsen in Amsterdam over de vrijheid van meningsuiting. En het recht om de islam te mogen bestrijden

th

Twee tegenovergestelde meningen: Parool-columnist en humanist Theodor Holman die gaat voor volledige vrijheid van meningsuiting die niet door fatsoensnormen of gewenst gedrag wordt beperkt, maar alleen door de grenzen die de wet stelt. En de Amsterdamse PvdA-politica Marjolein Moorman die de vrijheid van meningsuiting beperkter opvat. In de pers reageren ze op elkaar op iets wat op een polemiek begint te lijken.

Het standpunt van Holman is verdedigbaar. Discrimineren is het maken van onderscheid beredeneerd vanuit de groep waartoe men behoort. Dat kan functioneel zijn om de groep waarvan men deel uitmaakt positief te onderscheiden door zich af te zetten tegen andere groepen. Holman is zo kies daarvoor kenmerken uit te sluiten waarvoor mensen niet kunnen kiezen, zoals leeftijd, handicap of onveranderlijke lichaamskenmerken (huidskleur, rood haar, klein). Het begrip ras waaruit racisme volgt is een ideologisch-sociale constructie waarop iemand niet definitief vast te pinnen is. Holman kiest ervoor discriminatie te beperken tot religieuze of politieke voorkeuren waarvoor men uit overtuiging kiest. Naargelang de eigen groepering waarvan men deel uitmaakt kan iedereen daarin een individuele selectie maken. Verplicht is dat niet, maar verboden evenmin.

Holman is het te doen om het geloof van de islamieten dat hij niet ziet zitten. Hierover zei hij in een column van 18 december waarop Marjolein Moorman en Sofyan Mbarki vier dagen later reageerden (zie hieronder): ‘Want ik hou zo van mijn vrijheid./ Ben je islamiet en woon je hier,/ geniet – ik zal je geen haar krenken, /maar je wel van je geloof af redeneren. // Mijn wapens zijn de logica en rationaliteit./ Ik zal je vragen mijn ongelijk te bewijzen./ Ik zal niet schelden, maar ik zal de draak moeten steken/ met je god en je godsdienst.

Marjolein Moorman maakt het er in haar antwoord behoorlijk ondoorzichtig op. Want ze bedoelt het voor de islamieten op te nemen, maar zegt: ‘Maar liever geen uitsluiting’. Gelijk heeft ze. Alleen, religie is per definitie uitsluiting en het apart zetten van gelovigen binnen hun religieus kader. Dus feitelijk bedoelt ze hetzelfde als Holman, maar weet daarvoor niet de juiste woorden te vinden. Als zij en Mbarki besluiten: ‘Omdat wij het samen moeten oplossen./ Tegen de angst./Voor de liefde./ Voor de stad.’ dan geeft ze nog steeds geen antwoord op de Holmans aanklacht en probeert ze dat te versluieren door te komen met begrippen als liefde en samen. Maar daar gaat dit debat niet over. Het gaat over de ruimte die we vanzelfsprekend mogen nemen in het publieke debat zonder buitengesloten te worden vanwege onze motivatie. En niet op onze standpunten.

mm

Foto 1: Schermafbeelding deel column in Het ParoolJe kunt rustig zeggen: weg met de PVV, de islamieten en de katholieken’ van Theodor Holman, 30 december 2015.

Foto 2: Schermafbeelding van ‘Geef ons 60.000 moslims, maar liever geen racisme’ in Het Parool van PvdA-raadslid Sofyan Mbarki en fractievoorzitter Marjolein Moorman in reactie op Theodor Holman, 22 december 2015.

Over oude en nieuwe borsten. Naaktfoto’s van Mathilde Grafström verwijderd, maar busreclames niet

76ad6f_c80898589f2c48d18b0a732c4292f83d

Is dit naakt, natuur of kunst? Of feministische zelfverzekerdheid? Of een beetje van dat alles? Het zijn in elk geval foto’s van de Deense kunstenaar Mathilde Grafström die vanaf klein formaat (50 x 40 cm) te koop zijn vanaf 1140 euro. Er is een controverse over ontstaan of over gecreëerd. Dat laatste weet je nooit zeker bij kunsthandel waar publiciteit onmisbaar is voor de verkoop. The Local werkt er grif aan mee in een artikel dat kopt: ‘Politie stopt naakt fototentoonstelling in Kopenhagen’. Het geval wil dat de politie de vertoning van foto’s uit de serie ‘Vrouwelijke Schoonheid’ (Female Beauty) op het Nytorv plein in het centrum van de Deense hoofdstad heeft afgebroken met als reden dat ze onfatsoenlijk zouden zijn. Aanstootgevend dus.

Grafström heeft tegen de verwijdering een officiële klacht ingediend met het argument dat er niks mis is met het vrouwelijke lichaam. Ze vindt het optreden van de politiek verwerpelijk en ‘een totale onderdrukking van haar kunst’. Ze zegt niet te begrijpen waarom haar foto’s aanstootgevend zouden kunnen zijn. Daarnaast verwijst Grafström naar reclame (nye bryster) op bussen van het openbaar vervoer van de Nygart kliniek voor plastische chirurgie die al lang tot controverse leidden, zoals dit bericht uit 2012 laat zien. Grafström zegt: ‘Nygarts borsten zijn plastic. Mijn foto’s zijn een esthetische uitdrukking. Het is schokkend dat mijn foto’s obsceen zouden zijn, terwijl de reclame dat niet is’. In de handhaving is dit zeker een ongerijmdheid.

76ad6f_ac26f4edbf4242d4bde09eb8766e8b2d

Foto’s: Uit de serie ‘Female Beauty‘ van Mathilde Grafström.

Hof oordeelt dat Verschuur beledigde in informele sfeer. Tegen het OM in

De argumenten van advocaat-generaal P. van Zeben namens het Openbaar Ministerie heeft het gerechtshof Den Haag niet gevolgd. Een advocaat-generaal bij een gerechtshof is vergelijkbaar met een Officier van Justitie bij een rechtbank. Het OM pleitte ervoor dat de fractievoorzitter van Beter Alphen Wil Verschuur werd vrijgesproken van belediging van het Boskoopse collega-raadslid Pauline Heijkoop die in november 2014 uit de fractie van D66 werd gezet en nu een eenmansfractie vormt. Advocaat-generaal Van Zeben vindt dat raadsleden politiek onschendbaar zijn tijdens politieke vergaderingen. Maar in een uitspraak oordeelde het hof dat Verschuur geen immuniteit geniet en veroordeelde haar voor ‘eenvoudige belediging’ tot een boete van 150 euro met een strafblad van 5 jaar. In november 2014 veroordeelde de rechtbank Den Haag Verschuur tot dezelfde boete waartegen ze in beroep ging. Ook toen werd zij vrijgesproken van bedreiging. Mogelijk gaan Wil Verschuur en/of OM in cassatie. Het is te hopen, want dit gaat om een principiële kwestie.

De zaak draait om de context waarin de belediging gedaan werd. Gebeurde dat in een politieke of informele sfeer? Verschuur wordt ten laste gelegd dat zij ‘op of omstreeks 16 juli 2014 te Alphen aan den Rijn opzettelijk beledigend [slachtoffer], in diens/dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden “vuile leugenaar en/of klerewijf en/of tyfuswijf”, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.’ Het hof meent uit de getuigenverklaringen op te kunnen maken dat ‘het overleg van 16 juli 2014 een informeel karakter had’ en dat daarom ‘betreffende vergadering niet aan te merken [valt] als een vergadering van een bestuurscommissie’. Met de gevolgtrekking van de raadsheren L.A.J.M. van Dijk, M.C.R. Derkx en G.J.W. van Oven dat Verschuur tijdens betreffend overleg geen immuniteit had.

Houdt die afweging in cassatie stand? Het ging wel om een besloten vergadering op het stadskantoor met als onderwerp de werkwijze van een commissie, met raadsleden waarbij Heijkoop optrad als voorzitter van de werkgeverscommissie. Is dat echt geen vergadering van een bestuurscommissie volgens artikel 83, lid 1 van de Gemeentewet? Zie hier verdere overwegingen. Volgens sommigen speelt op de achtergrond ook de D66-achtige gezindheid van de rechterlijke macht en het netwerk van Heijkoop dat haar zou beschermen. Zij was van september 2010 tot februari 2015 ambtelijk secretaris van de Tweede Kamerfractie van D66.

Ter aanvulling: Marije van der Laan was in juli 2014 de Officier van Justitie van het Haagse parket die de aangifte van Heijkoop opnam. Zij is kaderlid en fractiemedewerker van D66 in Leidschendam-Voorburg.

Hans Melchers profileert zich in Gorssel met eigen museum

Op 2 juni 2015 gaat het Museum voor Modern Realisme (MORE) in het Gelderse Gorssel (gemeente Lochem) open. Het wordt gevestigd in het voormalige gemeentehuis. Hans van Heeswijk is de architect en gaf een jaar geleden een rondleiding aan Omroep Gelderland. Met de collectie van Hans Melchers die ‘werk bevat van toonaangevende Nederlandse modern realistische kunstenaars van de afgelopen 100 jaar.’ Van Carel Willink, Jan Mankes, Pyke Koch, Dick Ket, Raoul Hynckes, Wim Schuhmacher en Charley Toorop, maar ook van Co Westerik, Philip Akkerman en Erwin Olaf. In 2012 verwierf Melchers 1000 werken uit de DS Art collectie van Dirk Scheringa. In 2015 is de Museumkaart niet geldig en kost een toegangskaartje 15 euro.

Melchers heeft als investeerder en rijke zakenman iets ongehoorzaams en opstandig in zich, zoals zijn Hans Melchers Fonds verduidelijkt dat ijvert voor fatsoenlijke journalistiek. Dit fonds richtte Melchers op na de in zijn ogen onterechte berichtgeving over de ontvoering van zijn dochter Claudia. In 2009 kwam Melchers in conflict met het bestuur van zijn fonds dat Volkert van der Graaf, de moordenaar van Pim Fortuyn financieel had ondersteund in strijd met De Telegraaf. Maar de vraag is welke grenzen hij aan welk fatsoen wil leggen.

Melchers meet zich in de aanloop naar de opening van zijn museum in Gorssel -dat in 2017 in Kasteel Ruurlo een dependance krijgt met 50 werken van Carel Willink- de rol van rebel aan die tegen het establishment schopt. Terwijl hij als rijke zakenman de gevestigde orde symboliseert. Dat doet denken aan die andere weerbarstige ingewijde Joop van Caldenborgh die rond zijn Caldic Collectie met hedendaagse kunst op buitenplaats Voorlinden in Wassenaar het Museum Voorlinden laat bouwen door Kraaijvanger Architekten.

Toch kan de museumsector die van nature behoudend is kritiek en schoppen onder de kont gebruiken. De sector is door financiële problemen en verminderde steun van de landelijke politiek onzeker geworden en schippert in de programmering van tentoonstellingen tussen plat vermaak van het popup-museum (met onder meer Paul de Leeuw en Carice van Houten als gastconservatoren) en kunsthistorische koersvastheid met een beperkt bereik. De gouden formule van een middenkoers die kwaliteit en bereik combineert wordt niet al te vaak gevonden. Hoewel het de vraag is of Melchers of Van Caldenborgh de meest geloofwaardige critici zijn kan het zinvol zijn dat ze vanuit de buitenkant de museumsector de maat nemen. In andere landen is het zeer gebruikelijk dat mecenassen hun eigen museum stichten en daar hun privé collectie in onderbrengen.

In de Volkskrant zegt Melchers vandaag in een artikel: ‘Het is ook wel een bepaalde sfeer bij de musea, een beetje snobbish. Het lijkt wel of ze zich niet realiseren dat het allemaal de overheid is die hun musea bekostigd. Met vele miljoenen per jaar. Die mensen mogen blij zijn! Die vreugde mis ik een beetje. Ik word wel een beetje met argusogen door ze bekeken: zou die man niet ons hele klimaat bederven?’ Dat laatste is logisch en treft nieuwkomers in elke sector. Snobbish’ suggereert een oordeel vanuit de hoogte en sociale exclusiviteit, maar zo is de praktijk van de museumsector allang niet meer. Het gevaar dat de museumsector bedreigt is eerder die van plat populisme en identiteitsverlies. Melchers mag bewijzen dat hij het beter kan.