Plofkraak en beveiling museumgoudA roepen vragen op

Museumbeveilingsdeskundige Ton Cremers heeft kritiek op de beloning van 5000 euro die uitgeloofd is voor de gestolen monstrans bij de plofkraak bij museumgoudA. Hij vindt dat er alleen betaald moet worden als de monstrans terugkeert en de daders opgepakt worden. De verzekeringsmaatschappij van museumgoudA looft nu een beloning van 5000 euro uit voor het terugbrengen van de monstrans zonder aanvullende voorwaarden. Het zou tienduizenden euro’s waard zijn en was geleend van de Goudse Parochie H. Antonius van Padua.

Museumdirecteur Gerard de Kleijn beweert in de publiciteit dat de dieven het voorzien hadden op de montrans en dat ze het ook vrij willeurig uit de vitrine hebben ontvreemd. Deze tegenstrijdigheid geeft aan dat er bij het museum nog onduidelijkheid bestaat over de omstandigheden en het onhandig in de publiciteit opereert.

De plofkraak roept vele vragen op voor de museumsector. Het kan op kosten worden gejaagd. Kunnen kostbare roerende goederen beter tegen diefstal beschermd worden zonder dat een museum in een vesting verandert? Dat bij museumgoudA de dieven binnen 30 seconden buiten stonden geeft aan dat er onvoldoende inbraakvertragende maatregelen aangebracht waren. Volgens omwonenden was de politie binnen een minuut ter plekke. Een aangebrachte afgesloten tussendeur of tussenwand had de inbraak kunnen voorkomen.

MuseumgoudA is in een stadskern gelegen en kent een korte aanrijtijd van de politie. Maar hoe is dat op museale buitenplaatsen als Museum Het Loo, Huize Doorn of een beoogd Museum Oud-Amelisweerd? Kostbare roerende goederen hebben een aanzuigende werking op dieven die bij hun kraak veel aan het onroerend goed kapot kunnen maken. Zoals ook in Gouda gebeurde. Bij monumentaal cultureel erfgoed kan de bijkomende schade zelfs vele groter zijn dan die van een ontvreemd object alleen. Zeker makkelijk te verhandelen sculpturen van brons en objecten van edelmetaal vormen een risico voor het onroerend goed.

Foto: Geforceerde voordeur museumgoudA. Credits: Marianka Peters