Pleidooi voor een debat over financiële ondersteuning van galeries

Een vraag aan kunstenaars, kunstliefhebbers, kunstprofessionals, galeriehouders en openbare bestuurders om mee te denken over de financiering van galeries. In gesprekken met vele galeriehouders in verschillende gemeenten zijn me het afgelopen half jaar zaken opgevallen die me tot de volgende observaties brengen:

1) Galeriehouders voelen zich miskend omdat ze menen geen waardering te krijgen van de overheid. Ze kunnen niet aankloppen voor steun omdat ze als commercieel bedrijf worden gezien. Maar ze beschouwen zichzelf helemaal niet als commercieel. De kosten zijn hoog, met een huur in de grote steden van doorgaans rond de 2000 euro per maand. Vele galeries hebben sinds april 2020 nauwelijks nog inkomsten gehad.

2) De meerderheid van Nederlandse galeries draait verlies of heeft incidenteel een kleine overschot. De meeste kunnen alleen bestaan doordat ze financieel gesteund worden door partners, familie of een bedrijf of instelling dat aan productsponsoring doet.

3) Als er al een contact is van een galerie, of een lokale koepel van galeries die hun krachten gebundeld hebben, met een gemeente verloopt dat doorgaans via de afdeling culturele zaken. Dat is begrijpelijk omdat galeries bijdragen aan het kunstklimaat van gemeentes. Ze zijn de schakel tussen kunstenaar en consument en een belangrijke, zichtbare exponent van dat kunstklimaat. Maar voor een doorbraak naar structurele ondersteuning is het onbegrijpelijk omdat de afdeling economische zaken meer vuurkracht en mogelijkheden heeft om bedrijven te steunen. Ofwel, als een galerie echt als een commercieel bedrijf moet worden beschouwd, dan is het binnen die logica rechtlijnig om het contact primair via economische zaken te laten lopen. De spreekwoordelijke cultuurwethouder of de account-manager van culturele zaken is een aanspreekpunt die geen budget, geen zakelijk denken en geen besluitvaardigheid heeft.

4) Een bijkomstige moeilijkheid is waar de ‘ondergrens’ ligt om galeries te ondersteunen. Het is duidelijk welke galeries kwaliteit bieden en idealiter steun zouden verdienen. Sommige galeries hebben een museale ambitie en doen feitelijk hetzelfde wat een plaatselijk museum doet dat doorgaans miljoenen euro’s subsidie per jaar krijgt. Dat verschil wordt als te groot ervaren door de ambitieuze galeriehouders.

5) Er zijn galeries die de kwaliteit niet bieden en waar het belang van de kunst en de kunstenaar niet centraal staan. Volgens welke criteria dient de lijn tussen de ‘museale galerie’ en de ‘puur commerciële’ galerie getrokken te worden? Deelname aan kunstbeurzen als Art Rotterdam, Art The Hague, de KunstRAI of This Art Fair wordt soms als voorwaarde voor subsidie gesteld, maar dat heeft weer als nadeel dat het de status quo bevriest en experimentele toetreders uitsluit. Hetzelfde onoplosbare probleem doet zich gelden als galeries binnen een gemeente of regio zich in een koepel-achtige constructie verenigen. Hoe wordt het kaf van het koren gescheiden? Het is een taboe dat uit de weg wordt gegaan, maar wel de kracht en eenheid van de ‘museale galeries’ verzwakt.

6) Te bedenken valt dat het aantal serieuze galeries dat steun verdient betrekkelijk klein is. Voor Rotterdam en Den Haag kan dat ingeschat worden op zeven galeries, voor Utrecht op vier en voor Groningen op drie. Een inventarisatie voor heel Nederland (exclusief Amsterdam) komt waarschijnlijk uit op enkele tientallen galeries. Bij een steun van pakweg 25.000 euro per galerie per jaar is dat een totaalbedrag van maximaal zo’n 1 miljoen euro per jaar voor heel Nederland.

7) Uiteraard zijn er via cultuurfondsen tegemoetkomingen in de kosten voor galeries om zich op buitenlandse beurzen te presenteren. Ook hebben galeries gebruik kunnen maken van de zogenaamde NOW-gelden als gevolg van de coronacrisis. Maar dat zijn incidenten. Waar het om gaat is om een structurele basis te leggen onder het voortbestaan van Nederlandse galeries.

8) Als het vanuit het perspectief van het openbaar bestuur niet mogelijk is om individuele galeries met structurele subsidie financieel te ondersteunen, dan kan generieke steun voor de galeriesector uitkomst bieden. Winkels of cafés krijgen evenmin overheidssubsidie. Generieke steun via de tegemoetkoming in de kosten aan de media vanwege een maatschappelijke functie kan hier als model dienen voor de galeriesector. Hoe dan ook lijken de voorwaarden om galeries te ondersteunen minder rigide dan uit de beeldvorming blijkt. Met enige goede wil van het openbaar bestuur kunnen er geitenpaadjes bewandeld worden.

9) Zo zou een gemeente, provincie of de rijksoverheid waar galeries nog niet dik gezaaid zijn (dus Amsterdam uitgezonderd) en er nog ruimte is voor nieuwkomers aan beginnende galeries een ontwikkelsubsidie kunnen verlenen. Daarnaast zou een gemeente een subsidieloket open kunnen stellen voor galeries die een website, een publicatie of een bijzonder project (symposium, presentatie met dure transporten) willen ontwikkelen.

10) Samenvattend kan gezegd worden dat het gezien de positie van galeries die op een commerciële markt opereren begrijpelijk is dat er op dit moment geen generieke steun voor galeries bestaat. Tegelijk kan gezegd worden dat het onbegrijpelijk is waarom die steun niet bestaat omdat met betrekkelijk weinig geld galeries gericht en effectief ondersteund kunnen worden. Het is nodig dat het debat hierover op gang wordt gebracht.

Foto: Peter Koole, ‘On Behalf of All’, 2019. Op de presentatie ‘25 jaar Srebrenica herdacht in Laurenskerk’ in Rotterdam, te bezoeken van 18 juli 2020 t/m 29 augustus 2020.

Nord Stream 2: Jerzy Buzek verwelkomt het voorbehoud van de Europese Commissie

Vooruitzichten van het het gasproject Nord Stream 2 zijn wankel, aldus de Poolse oud-premier en de huidige Europarlementariër Jerzy Buzek naar aanleiding van voorbehoud hierover van de Europese Commissie eerder deze maand. In een bericht zet Polennieuws de politieke ontwikkelingen op een rijtje. Het is een conflict dat ingaat tegen de solidariteit tussen EU-lidstaten. De Visegrad groep die bestaat uit Polen, de Tsjechische Republiek, Slowakije en Hongarije en de Baltische landen zijn tegen Nord Stream 2, en de West-Europese regeringen van landen met belangen in het project (Duitsland, Nederland, Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Oostenrijk) zijn voor. Om het terug te brengen tot een Nederlandse zegswijze: het is de dominee tegenover de koopman. Maar zoals Buzek aangeeft zijn er ook economische bezwaren tegen het project.

In een tweet schetst Anders Aslund de Russische positie. Het wil dat Nord Stream 2 doorgaat, business as usual. Putin is dol op grote projecten, zoals de Sochi Winterspelen, de Kerch brug naar de Krim of het WK Voetbal 2018 die een vierledig doel hebben. 1) Afleiding van dagelijkse economische problemen; 2) Middel om voor de eigen bevolking een beeld van een sterk land te presenteren; 3) Middel om het buitenland af te bluffen en 4) Middel om overheidsgeld door corruptie door te sluizen naar zakenrelaties van het regime.

Bij Nord Stream 2 speelt ook mee dat de reden waarom op 17 maart 2014 door de VS, de EU en Canada een eerste ronde van sancties ingesteld werd na de inname van de Krim in 2014 door de Russische Federatie nog steeds niet zijn weggenomen. Er pleit veel voor gelijk oversteken: als de Russische Federatie de bezetting van de Krim beëindigt, dan stoppen de Westerse landen de sancties tegen dat land. Dit gaat niet alleen om geopolitiek, invloedssferen en de Europese veiligheid, maar om de geloofwaardigheid van een EU die krachtig en zelfbewust opkomt voor eigen waarden en belangen. En zich aan zijn woord houdt. Daarbij komt ook nog dat South Stream met belangen van Italië en Balkanlanden eind 2014 werd afgelast door de Russen wegens belemmeringen over aanbestedingen die de EU stelde. Deze landen namen dit de EU kwalijk.

Zo is Nord Stream 2 een project geworden waarin vele aspecten op een conflicterende wijze samenkomen. Het gaat om de geloofwaardigheid van de buitenlandse politiek van de EU en om de EU als waardengemeenschap, om de solidariteit van West-Europese EU-lidstaten met zowel Oost-Europese als Zuid-Europese lidstaten, om de afweging of in de EU politieke belangen zwaarder wegen dan economische belangen, om de macht tussen de lidstaten en de supranationale EU, om de macht tussen ondernemingen als Shell, Wintershall en Engie en nationale parlementen en Europarlement, om de energiepolitiek van de EU met diversificatie en vergroeiing, en om de politiek van de Russische Federatie dat de EU probeert te verzwakken door zaaien van verdeeldheid.

De Europese Commissie zou er goed aan doen om voor te stellen om Nord Stream 2 op sterk water te zetten onder de voorwaarde dat pas als de Russische Federatie de bezetting van de Krim beëindigt en de Minsk II akkoorden over de Russisch-Oekraïense oorlog in Oost-Oekraïne naar de letter uitvoert, de EU bereid is om constructief met de Russische regering en Gazprom samen te werken voor het vervolg. Maar niet eerder.

Provincie Utrecht vervormt ‘De Stijl’ tot merk van economie en toerisme

pu

De Provincie Utrecht zet het in een besluit van Gedeputeerde Staten van 9 februari 2016. Het AD bericht erover en citeert de volgende zin: ‘Voor de internationale bezoeker zijn de afstanden in Nederland zo klein dat ze vergelijkbaar zijn met de afstanden en reistijden tussen wijken binnen wereldsteden’. Deze zin is weer een citaat dat door de provincie Utrecht geplukt is uit de ‘Voortgangsrapportage Gastvrijheidseconomie’ van eind december 2015 van het ministerie van Economische Zaken. Toerisme dus. Nederland wordt als metropool gepresenteerd door California als norm te nemen: ‘de afstand tussen Anaheim en Malibu in Los Angeles net zo groot als de afstand tussen Amsterdam en Enschede.’ Zo klinken holle frasen van het bestuurlijk denken.

De Stijl dus. Die kunstbeweging uit de eerste helft van de 20ste eeuw met namen als Theo van Doesburg, Piet Mondriaan, Vilmos Huszár, Bart van der Leck, J.J.P. Oud, Jan Wils en Gerrit Rietveld die een hervorming van de samenleving voorstond via de kunst. Honderd jaar na de oprichting wordt het historisch besef aan De Stijl door Nederlandse overheden omgevormd tot een verlengstuk van economie en toerisme. De Stijl als gezonken cultuurgoed is niet langer kunst. Als ‘een fysieke verbinding (landmark) tussen Utrecht en Amersfoort.’ De herinnering aan De Stijl wordt verdrongen door krachttaal en opgesloten in het bestuurlijk denken over promotie, citymarketing en gastvrijheidseconomie. Uiteraard met ‘activatie van het bedrijfsleven’ en subsidie.

Foto: Schermafbeelding van deel ‘OPENBAAR VERSLAG VERGADERING GS UTRECHT 09-02-2016’.

Hedwige-polder moet ontpolderd worden door de macht van de Antwerpse haven en slecht onderhandelen van Nederland

Waarom moet de Hedwige-polder in Oost-Zeeuws-Vlaanderen ontpolderd worden? Het lange antwoord wordt aan de hand van een nauwkeurige reconstructie van de besluitvorming gegeven in de documentaireOnder de oppervlakte’ van Digna Sinke. De film ging in september 2015 in première en werd vanavond op NPO 2 uitgezonden door de VPRO. Op een onbegrijpelijke manier weet het de wel aanwezige essentie toch goed te verhullen. Want verwijzingen naar ‘de huidige generatie politici’ die de politiek uitholt mogen aardig en actueel klinken, maar zijn niet specifiek voor het dossier van de ontpoldering van de Hedwige-polder.

Het korte antwoord is dat door een verdrag tussen Nederland en Vlaanderen een Zeeuwse polder vanwege natuurcompensatie moet worden ontpolderd. Dat verdrag dient het Vlaamse belang, namelijk het economisch belang van de Antwerpse haven.

De verdieping van de Westerschelde die uitsluitend in het belang van Antwerpen is, tast de natuur in het Westerschelde-bekken aan. Merkwaardig is dat volgens Europese richtlijnen de natuurcompensatie die ontstaat door de economisering van de Westerschelde die van een levende rivier een toevoerweg maakt, niet gevonden moet worden op Vlaams, maar op Nederlands grondgebied.

Dat is onrechtvaardig en onlogisch, en een weeffout in het Scheldeverdrag. Nederlandse politici hadden in de onderhandelingen met Vlaanderen natuurcompensatie op Vlaams of Belgisch grondgebied moeten eisen. Ze hadden nooit met de afspraken en voorwaarden akkoord moeten gaan.

Ze hebben in de onderhandelingen met de Vlaamse regering het Zeeuws belang ingewisseld voor ander belang. Dat is de essentie van wat er mis is aan de ontpoldering van de Hedwige-polder.

Nederlandse politici als Henk Bleker, Jan Peter Balkenende of Mark Rutte holden niet zozeer met hun populisme en gebrek aan dossierkennis het politiek bedrijf uit, maar moesten zich in bochten wringen om fouten te herstellen die niet meer te herstellen waren van deskundigen als Cees Veerman en topambtenaren van Rijkswaterstaat die betrokken waren bij de Scheldeverdragen.

Raadsleden moeten zich in de raad niet met buitenlandse politiek inlaten

vb

Ik kan me best voorstellen dat voor raadsleden het debat over stoeptegels, speeltuinen, financiële kengetallen, sociale regelingen en regionale samenwerking maar saai is. Het is sexier om met sexy onderwerpen bezig te zijn. Zoals buitenlandse politiek. Maar die onderwerpen vallen buiten de kaderstelling. In Rotterdam vroegen SP, Nida en GroenLinks in raadsvragen op 18 juni 2015 om geen ‘nauwere banden c.q. samenwerking aan te knopen met Israël’. Een begrijpelijk standpunt, maar volkomen misplaatst in een gemeenteraad. Het debat hoort elders thuis: in een commissie buitenland van een politieke partij, de Tweede Kamer of in de publiciteit. Een gemeente bedrijft immers niet zelfstandig buitenlandse politiek. In elk geval zou dat niet zo moeten zijn.

Wie bepaalt dan uiteindelijk welke landen niet door de beugel kunnen? En volgens welke normen moet dat  worden bepaald? Als nauwere handelsbetrekkingen niet worden aangeknoopt of zelfs worden verbroken dan dient dat niet selectief, maar afgewogen en consequent te gebeuren. Maar raadsleden missen de expertise, het overzicht en gewoonweg de tijd om dat te bepalen. Uiterste consequentie is het verbreken van banden met belangrijke handelspartners als de Russische Federatie en Saoedi-Arabië waar de rechtsstaat en de democratie onder druk staan. Dat is pas principieel, maar gebeurt niet omdat zowel werkgevers (VVD) als vakbonden (PvdA, SP) dat vanuit hun eigenbelang  blokkeren. Blijft over symboolpolitiek over landen die niet het verschil maken en dienen om het gemoed te luchten en de eigen voortreffelijkheid te benadrukken. Maar deze verontwaardiging is ontwijkend en lafhartig omdat het een uit de weg gaan van de echte confrontatie is.

Foto: Schermafbeelding van FB-posting ‘Onwenselijk dat Rotterdam banden aanknoopt met Israël’ op Vers Beton met reactie.

Nederlandse politiek worstelt met energiepolitiek en rol Rusland

sjo

Bij energiepolitiek zijn principes inwisselbaar voor geld als het aan CDA en VVD ligt. Het gaat om de gevolgen van de afnemende opbrengst van het Groninger gasveld vanwege aardbevingen. Hoewel Nederland ook met de verminderde opbrengst nog aan haar contractuele verplichtingen kan voldoen wil het voor de toekomst een rol in de Europese energiepolitiek opeisen door zich te profileren als gasrotonde. Een idee dat ontwikkeld werd onder de kabinetten Balkenende. Maar toen was de opstelling van de Russische Federatie jegens Europa constructiever dan nu. De uitdaging is om dat idee van de gasrotonde zonder Russisch gas te realiseren.

Uit het artikel op nu.nl waarnaar Sjoerdsma verwijst komt een verschil tussen partijen tot uiting over de relatie met Rusland. Dat ligt in Nederland extra gevoelig na het neerschieten van de MH17 dat 193 Nederlanders het leven kostte. Het waarschijnlijkste scenario is dat dit door een onderdeel van het Russische leger gebeurde. Rechtvaardigt dat ‘business as usual’ in een land dat zich met Den Haag profileert als ‘internationale stad van vrede en recht’? In het gewraakte interview met De Volkskrant noemde werkgeversvoorzitter Hans de Boer de MH17 een incident. Nu volgt de VVD. ‘Ethici’ van PvdA (en D66) staan tegenover ‘realisten’ van VVD (en CDA en SP). Waarbij de neo-communisten van de SP Rusland en de neo-liberalen van CDA en VVD multinationals als Shell in bescherming nemen dat deelnemer wordt aan het Russische Nord Stream II project van Gazprom.

Woordvoerder in de Tweede Kamer namens de VVD André Bosman heeft gelijk dat het gas ergens vandaan moet komen. Maar hij bedrijft demagogie door bewust de doelen voor de korte- en lange termijn door elkaar te halen. Zoals gezegd, Nederland kan nog steeds aan alle binnen- en buitenlandse verplichtingen voldoen. Daarbij komt dat hij bij de alternatieven behalve windenergie duurzame energie uitsluit. Weliswaar is dat geen oplossing voor de korte termijn, maar de VVD blijft wel de ontwikkeling van duurzame energie blokkeren.

De opstelling van de VVD is schijnheilig. Het zegt dat buitenlandse politiek en handelsbelangen van elkaar te scheiden zijn, maar weet dat dit niet zo is. Levering van water en energie zijn politieke instrumenten van de toekomst die de politiek van landen beïnvloeden en het gedrag van inwoners bepalen. De VVD valt niet snel te betrappen op een politiek-filosofische houding die dieper gaat dan de eigen portemonnee. Dat is niet erg als er geen principes of rechten in het geding zijn, maar in de relatie met Rusland is sinds de annexatie van de Krim wel degelijk iets fundamenteel veranderd. Dan wreekt zich het wegkijken van de VVD vanwege handelsbelangen. Moeten we dan toch maar op D66 of PvdA stemmen dat zich met minister Bert Koenders standvastiger en principiëler toont dan VVD en CDA die door het bedrijfsleven gestuurd lijken te worden?

warm

Foto 1: Tweet Sjoerd Sjoerdsma (D66), 25 juni 2015.

Foto 2: Schermafbeelding uit artikel NOS VVD en PvdA botsen over gas ‘autoritair’ Rusland‘, 25 juni 2015.

Grap Openluchtmuseum zorgt voor verwarring. Met correctie

Het is bijna 1 april. De feiten blijken niet uit het verslag. Het Openluchtmuseum zou een boerenhoeve uit de gemeente Loppersum nagebouwd hebben met een trillende vloer en geluidseffecten. Om de vier minuten zou de vloer angstaanjagend bewegen. Een kille wind waait door de hoeve waarvan het dak is ingestort. Wat je noemt ‘een originele topattractie’. (Sociale) media namen het bericht vandaag over. Het zou niet serieus zijn, maar een 1 april grap van het Openluchtmuseum. Niet dus. De Groningers in het aardbevingsgebied vonden de grap smakeloos. Wat dus geen grap was, maar ook weer wel een beetje. Want iemand had het bericht verzonnen en het Openluchtmuseum in de schoenen geschoven. Zoals de woordvoerder uitlegt. Wat weer de vraag oproept of ze met de rectificatie geen mensen op het spoor van de grap zet. Wat dus geen grap is. Of juist wel? Schokkend nieuws was het in elk geval niet. Verwarring alom. Over de werking van de journalistiek.

Afweging om DAB en DAB+ niet naast elkaar te laten bestaan

dab-logo

Update 1 april 2015: In een voorjaarscampagne voor DAB+ wordt in een radiospotje gewezen op ‘de nieuwe manier van radio luisteren’. Maar hoe nieuw is nieuw als DAB al in 1999 in Nederland werd geïntroduceerd en ik meer dan 10 jaar ontvangst via DAB had voordat de NPO met de doorgifte ervan stopte? Dit radiospotje zit me als een ‘graat in de keel’. Iets wordt als nieuw voorgesteld dat helemaal niet nieuw is. Nieuw zou zijn om DAB-doorgifte te hervatten. De Nederlandse omroep is sterker in marketing dan in logica. Domme marketing. 

Ik ben een simpele luisteraar naar de radio. Per toestel, of liever gezegd: knop per toestel, luister ik naar een zender. Wekkerradio’s in keuken en slaapkamer staan afgesteld op Radio 1. Voor het nieuws. Op iMac of iPad luister ik naar de New Yorkse studentenzender WKCR, met vooral jazz en klassieke muziek. Nu juist weer bezig met de jaarlijkse fondsenwervingsactie van deze non-profit zender. In de woonkamer staat een Arcam Solo die FM en DAB ontvangt. De FM staat afgestemd op het Vlaamse Klara, opnieuw met klassieke muziek en jazz, en DAB op Radio 6. Waar ik nauwelijks nog naar luister. Op de digitale Sony-televisie in de woonkamer kan ik tientallen radiozenders ontvangen voor bijzondere gelegenheden.

Er is de afgelopen weken een minieme verandering in mijn luistergedrag gekomen die te maken heeft met de omzetting van DAB (Digital Audio Broadcasting) naar DAB+. Daar kwam ik achter toen ik via DAB op de Arcam Solo naar Radio 6 wilde luisteren, maar niets hoorde. Vreemd, ik vroeg me af hoe dat kwam en ging op zoek op internet. De oorzaak was snel gevonden. De zenders van de publieke omroep die sinds 2004 met DAB-technologie worden doorgegeven zijn sinds oktober 2013 overgeschakeld op de nieuwe standaard DAB+. Mijn Arcam Solo kan geen DAB+-technologie ontvangen of daartoe omgebouwd worden.

Door m’n luistergedrag is de introductie van DAB+ geen ramp, maar voor sommigen wel zoals uit reacties op Dabtuners blijkt. Ook financieel gezien de vaak prijzige ontvangers waar DAB-technologie in is ingebouwd. Daarmee is nu ineens geen digitale ontvangst meer mogelijk. Vaak nog wel ontvangst via FM, maar die is doorgaans minder van kwaliteit. Niemand ageert tegen de overgang naar DAB+. De kritiek richt zich er voornamelijk op dat er niet is gekozen voor een overgangsperiode waarin DAB-technologie naast DAB+ wordt doorgegeven. Waarom heeft de NPO ervoor gekozen om rigoureus met DAB te stoppen? En zegt de cynicus, komt er over een kleine 10 jaar DAB++- technologie die de DAB+-toestellen weer overbodig maakt?

Makers van digitale toestellen spinnen garen bij de overgang naar een nieuwe technologie. Consumenten zijn verplicht hun portemonnee te trekken. Maar het kan anders zoals een commentaar uitlegt: ‘Waarom kan de “gewone” DAB niet in werking blijven, naast de DAB +? Dat gebeurt wel in andere landen waar dezelfde switch is gemaakt (zoals Engeland, Denemarken).Wikipedia zegt: ‘In sommige landen worden dezelfde zenders daarom in zowel DAB (voor luisteraars met oudere ontvangers) als DAB+ (in hogere kwaliteit) uitgezonden.’

De NPO beweert dat DAB en DAB+ niet naast elkaar kunnen bestaan omdat er niet voldoende ruimte ‘binnen de multiplex’ is. En: ‘In overleg met MinEZ hebben we afgesproken gezamenlijk op te trekken en daar past ook deze keuze in. We realiseren ons dat we hiermee een aantal luisteraars duperen en dat is uiteraard vervelend.‘ Weigeren om de DAB-technologie nog langer door te geven lijkt op een bezuinigingsmaatregel van de NPO. Want waarom kan technisch in Engeland en Denemarken wel, wat in Nederland niet zou kunnen?

Het ongenoegen zit diep. Vanwege de financiële strop en de overgang naar DAB+ die als een overval voelt. Simsom stuurde het SP-kamerlid Jasper van Dijk op 21 oktober 2013 een berichtje met de volgende passage: ‘Na een korte google -actie bleek dat de NPO gestopt is met DAB-uitzendingen. Volstrekt onnodig, want er is echt bandbreedte genoeg voor de NPO om dit nog jaren vol te houden. (..) Mijn apparaten kunnen geen DAB+ aan. Ze zijn niet te upgraden. En zo zijn er meer dan 40.000 DAB apparaten in Nederland ineens waardeloos geworden. Dat is meer dan 5,5 miljoen euro aan kostbare apparatuur door deze onbezonnen en onnodige actie. Mag/kan dit zomaar?‘ Kamervragen over dit onderwerp zijn niet terug te vinden. Nog niet.

genevasound-l

Foto 1: DAB+-logo.

Foto 2: Geneva Sound System XL.

SGP: Wie betaalt hoge onderhoudskosten Hedwigepolder?

Een filmpje uit oktober 2012. De SGP is geworteld in Zeeland. Het krijgt er zo’n 8 tot 11% van de stemmen. Vanaf het begin maakt de partij met stevige aanhang onder boeren en vissers zich hard tegen de ontpoldering van de Hedwigepolder. Evenals SP en PVV. De ontpoldering dient uiteindelijk om natuurcompensatie te bieden voor de economische belangen van de Antwerpse haven. Het debat heeft de Zeeuwen nog verder van de Haagse politiek vervreemd. Gezagsgetrouwe Zeeuwen kunnen zich ook rebels opstellen. Daar in de marge. Ze voelen zich geen baas in eigen huis en schatten de argumenten vanuit Antwerpen als vals in. Bij de hoeveelste verdieping stopt de claim van België op de Westerschelde die gebaseerd is op een verdrag uit 1839?

SGP-kamerlid Elbert Dijkgraaf stelde gisteren kamervragen aan staatssecretaris Sharon Dijksma van Economische Zaken. Uit het Ontwerp Rijksinpassingsplan zou blijken dat de Hedwigepolder na ontpoldering snel zal dichtslibben en dat het kosten met zich meebrengt om dat af te graven om een dynamisch ‘intergetijdengebied‘ te behouden. Dijkgraaf wil weten hoe Vlaanderen aan die kosten gaat bijdragen.

Dijkgraaf brengt niks nieuws naar voren, maar wijst in tijden van bezuinigingen toch op een kwetsbaar aspect: blijvende onderhoudskosten. In het Ontwerp-Inpassingsplan Hertogin Hedwigepolder uit september 2010 staat op p. 65: ‘Gezien de ligging van het plangebied in een luwe binnenbocht van de Schelde en ten gevolge van het voorkomen van een turbiditeitsmaximum, zal de opslibbing van het plangebied vrij snel verlopen.’ Hij had er nog aan toe kunnen voegen dat slibafzetting in een bocht van de vervuilde Westerschelde tot nieuwe milieuproblemen kan leiden en onduidelijk is wat de compenserende waarde van zo’n natuurgebied is. Het is verstandig dat de SGP zich niet neerlegt bij besluitvorming die landschap en natuur ondergeschikt maakt aan de economische belangen van Antwerpen. Waarom moet daarvoor de eigenheid van Zeeland in de uitverkoop?

hedw

Crowdfunding en crowdfinance: pleidooi voor een onderscheid

Update: In een uitwisseling van gedachten met Stefan Schuyleman die betrokken is bij een crowdfunding platform worden in de reacties de grenzen verkend tussen commercie en non-profit. Wat is redelijk aan kosten die een site in rekening kan brengen en waar gaat het een in het ander over? Transparantie is zowel toverformule, randvoorwaarde als middel tegen alle kwalen. Maar hoe moet het er in de praktijk uitzien? 

Kan een platform anoniem zijn alsof het uit de lucht lijkt te komen vallen? Zonder partners, startkapitaal, initiatiefnemers, partners of belanghebbende organisatie. Crowdfundingsite.nl doet alle moeite om dit idee te wekken en zich onzichtbaar te maken. ‘Over ons‘ ontbreekt. Het wordt niet duidelijk of het een commercieel of niet-commercieel doel heeft. Alles kan crowdfunding worden genoemd. Zonder regulering en bescherming. Douw&Koren somt 76 Nederlandse ‘crowdfunding platforms‘ op, waarvan 25 op het gebied van creativiteit. Zo realiseert Voordekunst kunstprojecten van kunstenaars en kunstinstellingen. Kickstarter werkt internationaal.

Wetenschapper Kristof De Buysere omschrijft crowdfunding aldus: ‘De collectebus is eigenlijk de oervorm van crowdfunding, waarbij bedrijven, instellingen of zelfs particulieren geld ophalen bij een grote groep mensen. Maar internet heeft het mogelijk gemaakt om geldnemers en geldgevers op speciale platforms relatief gemakkelijk bij elkaar te brengen. De fragmentatie is enorm, en ieder platform heeft zijn eigen model‘.

Nederland kent ook Crowdfunding.nl. Dat maakt er geen geheim van wie erachter zit ‘een initiatief van Martijn van Schelven en Edwin Adams.‘ Deze ‘twee oud-bankdirecteuren‘ zitten ook achter geldvoorelkaar.nl. Deze site heeft een ruime doelstelling, ook geld lenen voor de financiering van een auto is mogelijk. Douw&Koren omschrijft het als: ‘het enige Nederlandse platform voor peer to peer leningen. Geldvoorelkaar richt zich op crowdfunding voor het MKB, stichtingen, verenigingen en particulieren‘. Douw&Koren noemt de financiering van kleine (micro)kredieten aan ondernemers ‘crowdfinance‘. Vaak als aanvulling op een regulier bankkrediet.

Achter geldvoorelkaar.nl en crowdfunding.nl zitten dezelfde initiatiefnemers. Mogelijk zitten ze ook achter crowdfundingsite.nl dat dus geen nadere informatie geeft. Deze vermenging van commercieel en non-profit is ongelukkig en zou vermeden moeten worden. Microfinanciering als aanvullende lening op een bankkrediet tegen marktconforme tarieven (zie hier) is wat anders dan crowdfunding zonder commercieel belang van een kunstproject. Voor het vermijden van verwarring en ter bescherming van initiatiefnemers die niet in commerciële handen willen vallen verdient het aanbeveling om onderscheid te maken tussen de begrippen crowdfunding en crowdfinance. Crowdfunding kan dan uitsluitend gebruikt worden voor non-profit projecten en crowdfinance voor projecten op commerciële basis. Economische Zaken zou hierin initiatief moeten nemen.