De duistere zijde van een cabaretrecensie. Ivo Nieuwenhuis verwart (identiteits)politiek en wensdenken met humor en meningsuiting

Laat ik vooropstellen dat ik weinig met Nederlands cabaret heb (dat is eufemistisch uitgedrukt), zoals ik ook niets met dominees heb. Maar nog minder heb ik met recensenten die artikelen over de grenzen aan de vrijheid van meningsuiting schrijven met in de kop het woord fatsoen. Zoals Ivo Nieuwenhuis in Trouw: ‘Moeten witte grappenmakers een stapje terug doen of is fatsoen voor buiten het theater?’ Ik zou zeggen, vooral de recensent die zoiets beweert moet een stapje terug doen.

Nieuwenhuis’ verwijzing naar fatsoen is om verschillende redenen ongelukkig, maar ook verhelderend omdat hij ermee uit de kast komt als een moralist. Naast het feit dat het de meningsuiting inperkt en vrijheid vervangt door burgerlijkheid is het ook eens hoogst subjectief begrip waarvan de interpretatie niet bij voorbaat vaststaat. Goede smaak, fatsoen of goede zeden is niet meer dan een normatieve opvatting van een specifieke sociale klasse waar Nieuwenhuis zich tot vertegenwoordiger van maakt.

Cabaret is amusement en geen kunst. Of kleinkunst. Maar ook amusement moet vrijheid van meningsuiting kennen. De verschijningsvorm van cabaret is eerder ironie dan humor. Het verschil daartussen is dat teksten of liedjes verhuld en ingekleed zijn en de toeschouwer ruimte laat om te betekenis ruim op te vatten. Daarom moet men oppassen met de interpretatie van cabaret. Humor is eenduidiger, rechtstreekser en bijtender.

Nieuwenhuis voedt zijn betoog met voorbeelden uit de identiteitspolitiek. Vanuit de neiging om te oordelen komt hij op voor specifieke sociale groepen. Hij vindt dat ze vanuit een positie van onmacht onrecht worden aangedaan. Dat is een verdedigbaar standpunt, maar zegt toch vooral iets over Nieuwenhuis’ gedachtengang over een situatie die hij schadelijk en ongewenst acht en graag veranderd zou willen zien.

Uiteraard is het aan de politiek en niet aan het cabaret om zo’n situatie te veranderen waarvan Nieuwenhuis meent dat die ongewenst is. Cabaret geeft er commentaar op, maar is geen beleidsmaker en moet daarom ook niet als zodanig beoordeeld worden. Juist door de indirecte, ironische opzet van cabaret in een gedramatiseerde als/dan-situatie onderscheidt ook een politiek aandoend betoog van iemand als Theo Maassen of Hans Teeuwen zich fundamenteel van een politiek betoog dat die dubbelzinnigheid mist.

Nieuwenhuis heeft vooral moeite met humor (dat hij als een andere term voor cabaret hanteert) die niet naar boven, maar naar beneden trapt. Dus niet naar ministers en popsterren, maar naar ‘vrouwen die niet kunnen autorijden en homo’s die zich verwijfd gedragen’, zoals hij het uitlegt. Zo laat Nieuwenhuis zijn oordeel over een gewenste politieke situatie zijn oordeel over de toelaatbaarheid van, en de grenzen aan cabaret bepalen.

Nieuwenhuis stelt voorwaarden aan cabaret waarbij hij het in zijn denkraam inperkt en onmachtig maakt. Zijn betoog dat een ‘essay’ wordt genoemd lijkt veelzijdig, maar is zo regulatief dat het in strijd komt met waar meningsuiting of cabaret voor staat. Namelijk een vorm van vermaak die op een ironische wijze zonder de cabaretier, de macht of de onmacht te sparen doorgaans dubbelzinnig commentaar geeft op de wereld.

Nieuwenhuis stelt terecht dat humor nooit onschuldig is, dat het slachtoffers maakt en dat die slachtoffers niet zelden in de hoek zitten waar ook buiten humor om de zwaarste klappen vallen. Dat laatste kan echter het cabaret niet verweten worden. Hij verwijt cabaretiers die zich richten op degenen die in de samenleving de zwaarste klappen krijgen geen oprechte betrokkenheid bij de ­samenleving te hebben. Dat is een ongegronde uitspraak die vooral ontspringt aan Nieuwenhuis’ wereldbeeld en opvatting van identiteitspolitiek.

Nieuwenhuis besluit zijn essay met de conclusie dat omwille van de gelijkheid de ‘leden van dominante sociale groepen soms een stapje terug moeten doen’. Dat is een griezelige opvatting die voorbijgaat aan de functie van spot die mede dient als uitlaatklep én signaal voor ongenoegen. Maar wat erger is, ermee vermengt hij zijn politieke denken met een maatschappelijke ontwikkeling. Het realiseren van emancipatie en gelijkstelling van recessieve sociale groepen behoort tot het domein van de politiek en niet tot dat van het cabaret.

Nieuwenhuis draait oorzaak en gevolg om. Hij spant het paard achter de wagen. Hoe potsierlijk zijn mening is blijkt als men dat toepast op andere sectoren, zoals religie, krijgsmacht, industrie of koningshuis. Moeten bisschoppen, generaals, CEO’s of staatshoofden vrijwillig een stapje terug doen omwille van de gelijkheid? Dat zullen ze uit zichzelf niet doen, en daarom is het evenmin proportioneel om dat van het cabaret te eisen.

In een reactie op Nieuwenhuis’ artikel weerspreekt cabaretier Micha Wertheim diens beweringen.

Foto: Schermafbeelding van deel artikelDe duistere zijde van humorMoeten witte grappenmakers een stapje terug doen of is fatsoen voor buiten het theater?’ van Ivo Nieuwenhuis in Trouw, 3 oktober 2020.

Advertentie

Theater en religie putten uit dezelfde bron. Reformatorische kringen negeren dat door religie geen schijnwereld te noemen

Update 24 januari 2022: Teun van der Keuken schrijft in zijn Volkskrant-column van 23 januari 2022 dat kunst net als de kerk een uitdrukking van het Hogere is. Hij omschrijft dat ook als het ongrijpbare. Van der Keuken doet een aardige poging om kunst en religie te vergelijken, maar dringt naar mijn idee niet tot de kern door. Zijn framing van het Hogere introduceert onnodige vaagheid. In dit commentaar uit 2018 naar aanleiding van een toen actuele kwestie probeerde ik aan de hand van het ontstaan van theater en religie aannemelijk te maken dat ze twee kanten van dezelfde medaille zijn. Ooit waren ze inwisselbaar, daarna zijn ze enigszins uit elkaar gegroeid, maar nog steeds hebben ze sterke overeenkomsten. Orthodoxe kerkleiders die theater en kunst afwijzen doen dat uit kerkpolitieke redenen. Dat ze geen inhoudelijke (historische) redenen hebben voor deze afwijzing probeer ik in dit commentaar aannemelijk te maken. 

Minister Slob (Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media) gaf vandaag antwoord op kamervragen van Peter Kwint (SP). Het ging over het bericht dat een docent op een reformatorische school mag worden ontslagen om een theaterstuk. Niet vanwege de inhoud, maar vanwege de vorm. Het gaat om leraar Nederlands en SGP’er Arjan van Essen die ontslagen is door het Driestar College in Gouda omdat hij met zijn toneelstuk ‘Kop of Munt’ de schouwburg ingaat. Het ging op 3 november in première. Minister Slob (Christen-Unie) licht toe, maar vergoelijkt de schorsing ook. In een reactie op de affaire Van Essen voert het CIP dominee Meeuse op die meent dat ‘theater niet past bij de reformatorische identiteit’. Maar hij gaat verder dan dat door het theater ervan te beschuldigingen een ongeschikte kunstuiting te zijn en dat het de werkelijkheid tot een spel wil maken. Dat is grof. Hij meent zelfs dat achter de toneelwereld een “schijnwereld” schuilgaat. Dat kan Meeuse allemaal wel vinden, maar hij lijkt voorbij te gaan aan de oorsprong van religie en de gemeenschappelijke kenmerken die het heeft met theater. Mijn reactie op de FB-pagina van het CIP bij bovenstaande posting.

Het merkwaardige aan de opvatting van dominee Meeuse is dat hij negeert dat drama en religie uit dezelfde bron zijn ontstaan en kinderen van dezelfde ouders zijn. Namelijk rituelen en dramatisering. Dat werkt nog steeds door in godsdienst. Wie aanwezig is bij een kerkdienst in een reformatorische kerk ervaart dit met eigen ogen. Vertegenwoordigers van de kerkorganisatie kruipen in de huid van het opperwezen en ‘doen alsof’. Dat is het kernmerk van acteren. Ze bootsen op een zich repeterende wijze een handeling na. Eeuwenlang. Geestelijken treden als het ware buiten de werkelijkheid en streven ernaar om via een verhaal verbinding met iets hogers, iets verticaals aan te brengen. Naargelang het soort religie en het soort theater is dat een combinatie van schoonheid, inzicht, lering, vermaak, instructie of wat dan ook. De bezoekers worden niet als individu, maar als publiek aangesproken zodat ze zich met elkaar kunnen verbinden.

Dominees of voorgangers zijn de vertellers of bemiddelaars die het publiek bij de hand nemen. Een kerkgebouw is identiek aan een theater met een proscenium en de vierde wand die doorbroken wordt. Die gemeenschappelijke bron van godsdienst en theater valt te herkennen in de kerkdienst die in grote lijnen dezelfde opbouw en kenmerken heeft als een traditioneel toneelstuk. De toneeltekst in het theater is het heilige boek in religie. Het kan dat de reformatorische identiteit zich om welke reden dan ook verwijderd heeft van de eigen religieuze en rituele traditie en er nu afstand van neemt door zich te concentreren op het woord en het beeld daaraan ondergeschikt te maken. Maar dat rechtvaardigt niet om het theater afzonderlijk in een kwaad daglicht te stellen.

Dominee Meeuse zeg in een interview met het Nederlands Dagblad dat volgens hem achter de toneelwereld een “schijnwereld” schuilgaat met ‘vaak “een bedrieglijke boodschap die mensen aftrekt van het wezenlijke geluk dat Gods Woord ons voorhoudt.”’ Het is vanuit zijn religieuze overtuiging begrijpelijk dat Meeuwse dat zo ziet, maar tegelijk is het onwaarachtig omdat de wereld van een kerkgenootschap bij uitstek opgevat kan worden als een schijnwereld.

Theater en religie horen heel goed bij elkaar omdat ze twee van hetzelfde zijn en allebei uitgaan van schijnwerelden. Anders gezegd, door fictionaliseren en dramatiseren bouwen zowel theater als religie door afspraken met het publiek een in zichzelf gesloten logica op die buiten de vier wanden van de sacrale plek (kerk, toneelpodium) niet in die vorm bestaat. Alleen in kerk of schouwburg bestaan zulke schijnwerelden.

Het is vreemd dat reformatorische organisaties in Nederland zeggen moeite te hebben met theater als kunstvorm, terwijl kerken bij uitstek de plek zijn waar dat theater gestalte krijgt en wordt vertegenwoordigd door geestelijken die namens de kerk opereren. Zelfs als het uitsluitend zou blijven bij het kale voorlezen uit de bijbel gaat dat nog gepaard met vaste gebruiken, afspraken, toonzetting en compositie. En laat dat nou juist het uitgangspunt van theater zijn. Er worden afspraken met de gemeente gemaakt die identiek zijn aan de afspraken die het theater met een theaterpubliek maakt. Het feit dat de dominees dat alles zelf niet zo zien of benoemen en zelfs ontkennen wil nog niet zeggen dat het niet zo is. Integendeel, hun ontkenning is juist verklaarbaar vanuit hun geloof.

Het is begrijpelijk dat dominees de eigen oorsprong van hun religie ontkennen of in het midden laten omdat dat een specifiek doel dient. Dat is opnieuw een treffende gelijkenis met theater. Het kenmerk van de standaard Hollywood-film of het klassieke toneelstuk is de identificatie van de toeschouwer. Dat wordt bereikt door de ‘montage’ en de dramatisering zoveel mogelijk aan het oog te onttrekken en te verbergen in het lopende verhaal. Het idee daarachter is dat de constructie de vereenzelviging in de weg staat en de betovering verbreekt. Uiteraard zijn er sinds de modernisering van het theater door onder meer Bertolt Brecht ook andere visies op en verschijningsvormen van theater, maar wie de nu gangbare vormen in ogenschouw neemt in schouwburg, bioscoop en op televisie beseft dat het traditionele, verhalende theater waarin de constructie wordt verhuld nog steeds leidend is.

Zoals de constructie van de Hollywood-film ed. tijdens de voorstelling ontkend wordt, zo wordt door geestelijken de constructie van religie ontkend. ‘God’ is een gedramatiseerd, fictief personage die weinig specifieke kenmerken heeft meegekregen van de makers, zodat er volop ruimte resteert voor verbeelding om dat per gemeenschap en per tijdperk in te vullen. Dat is een verstandige, doelmatige en profetische dramatisering door de constructeurs van religie.

Zo wordt met dramatische middelen een optimale identificatie van gelovigen met hun religieuze organisatie bereikt. Vroeger dachten gelovigen zelfs dat God geen fictief personage was, maar de constructeur van de religie waarin God het hoofdpersonage was. Iemand als dominee Meeuwse gelooft dat zelfs nu nog als hij over ‘Gods Woord’ praat als iets dat uit zichzelf buiten de godsdienst is ontstaan en waarvan die godsdienst is afgeleid. Maar dat is een ingewikkelde en onbewijsbare uitleg die niet het meest voor de hand ligt. Een maker kan niet tegelijkertijd op twee abstractieniveau’s optreden als maker en personage. Ook in een ‘reflectief’ stuk als Luigi Pirandello’s ‘Zes personages op zoek naar een auteur’ is de zogenaamde auteur in het stuk uitsluitend een personage. Zo geldt dat ook voor ‘God’.

De tegenstelling tussen theater en godsdienst wordt vanuit sommige religieuze organisaties gecreëerd om de constructie van godsdienst te ontkennen en de afstand tot het theater waarmee religie als constructie zoveel gemeen heeft te vergroten. Als gelovigen dat zelf wensen, dan moeten ze dat vanuit hun religieuze logica en marketing zeker doen, maar het zou oprechter zijn als ze ófwel zouden erkennen dat theater en religie uit dezelfde bron putten en dezelfde soort schijnwerelden zijn ófwel ze dat allebei niet zijn, omdat ze uitsluitend in zichzelf bestaan als gesloten werelden.

Foto 1: Schermafbeelding van posting ‘Waarom theater niet past bij de reformatorische identiteit’ op FB-pagina van CIP, 25 september 2018.  

Foto 2: Schermafbeelding van deel kamervragenAntwoord op vragen van het lid Kwint over het bericht dat een docent op een reformatorische school mag worden ontslagen om een theaterstuk’, 12 november 2018.

Foto 3: Schermafbeelding van deel artikelWaarom theater niet past bij de reformatorische identiteit’, op CIP, 25 september 2018.

Foto 4: Schermafbeelding van prospectus van ‘Schijn bedriegt’ van dominee C.J. Meeuse door boekhandel Den Hertog.

Activiste FEMEN in Frankrijk beboet voor exhibitionisme. Primeur!

fem

Op 5 juni viel Iana Zhdanova van FEMEN Putin aan. Of liever gezegd een wassen afbeelding van de Russische president in het Parijse Musée Grévin. De reden voor de aanval was een ‘symbolische daad tegen de legitimering van een Russische dictator temidden van de leiders van de democratische wereld’. Volgens FEMEN een politieke daad. Het van oorsprong Oekraïense FEMEN ziet de in haar ogen macho Putin niet zo zitten.

De aanval bekoopt de activiste met een boete van 6104 euro. Deze is als volgt samengesteld: 1600 euro boete voor exhibitionisme, 3004 voor materiaalschade aan het wassen beeld van Putin, een geldboete van 1000 euro voor morele schade en 500 euro juridische kosten. Vooral de 1600 euro boete voor exhibitionisme valt op. In de landen waar activistes van FEMEN al enkele jaren met ontblote borsten actie voeren is hun nog nooit een boete voor exhibitionisme opgelegd. Ook in Tunesië, Turkije, Duitsland of Oekraïne niet. Dat wordt volgens FEMEN als burgerlijke ongehoorzaamheid getolereerd. Maar niet in Frankrijk. Advocaat Marie Dose zegt in beroep te gaan, zo mogelijk tot aan het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg aan toe. Dose: ‘In een samenleving als de onze, waar commerciële ‘vertoning’ overal is, is veroordeling voor exhibitionisme een politieke boodschap, het is onzin’. Misschien gewoon een kwestie van Frans puritanisme?

Foto: Schermafbeelding op FEMEN.org van ‘The court has awarded a fine for a wax dictator’.

Beweringen over aanbidden Jezus sluit andersdenkenden in/uit

Wat aanbidt de cynicus? Het cynisme uiteraard. Kortom, iedereen aanbidt iets. Bewijs? De aanbidder aanbidt het aanbidden. Zie je wel! Met zo’n brede aanzet kun je er vergif op innemen dat het uitdraait op de focus religie. Fout, het draait om Jezus, een hoofdpersoon van het christendom. Niet om de honderden religies die de wereld kent met miljoenen aanbidders die aanbidden. Hollywood-isering van religie is een Amerikaanse uitvinding. Het maakt invoelbaar. Jezus is cowboy, detective, held en private eye van het christendom tegelijk.

De video maakt rare sprongen. Het stelt eerst dat de bijbel zegt dat alle dingen zijn gemaakt door en voor Jezus. Die dus het christelijke verhaal draagt en vormgeeft. Ok, da’s de werkelijkheid binnen de christelijke gedachtenwereld. Dan wordt er geconcludeerd dat dat betekent dat we zijn gemaakt om te aanbidden, want er is er maar een die onze aanbidding waard is. Hoho, nergens blijkt uit dat we zijn gemaakt om te aanbidden. Het geldt hoogstens voor degenen die meegaan in het christelijke verhaal. Voor alle anderen blijkt nergens uit dat ze zijn gemaakt om religie te aanbidden. En al helemaal blijkt nergens uit dat ze zijn gemaakt om Jezus van het christendom te aanbidden. Die claim komt uit de lucht vallen. Vele aardbewoners hebben er niet eens een idee van wie die Jezus zou kunnen zijn. Dus aan het aanbidden van hem komen ze zeker niet toe.

Helder is dat aanbidders van het christelijke verhaal die iedereen in een patroon van aanbidden van Jezus willen vastzetten geen aanbidders van logica, bescheidenheid en tolerantie jegens andersdenkenden zijn. Die laatsten die Jezus niet kennen kunnen volgens de mensen die hun verhaal, positie en beweringen rondom hun hoofdpersoon Jezus construeren hun leven geen invulling geven. Hun claim is dat andersdenkenden die Jezus niet aanbidden geen zinvol leven kunnen hebben. Ook niet als ze wetenschap, kennis, kunst, goede doelen of Boeddha, natuur of de mens aanbidden. Da’s een hardvochtige en strenge aanspraak op het eigen gelijk.

FEMEN zoekt het leven in de dood en valt beeld Putin aan

JUEVa3tUKn

Wie wordt er door een halfblote activiste van FEMEN als een Dracula belaagd? In spiegelbeeld voor het plaatje. Met een staak recht door het hart, nou, eerder richting onderbuik. De beelden van de Spaanse koning, de Amerikaanse en Franse president en de Duitse kanselier kijken passief toe. Het is de Russische president Vladimir Putin die gevloerd ligt. Wat is-ie blond. De aanval vond plaats in Musée Grévin, het Parijse Madame Tussaud. FEMEN verklaart de aanval op Putins wassen beeld als ‘symbolische daad tegen de legitimering van een Russische dictator temidden van de leiders van de democratische wereld’. Dat klinkt zeer ernstig.

Zo’n aanval uit het politieke theater op een wassen beeld is vervreemdend. FEMEN doorbreekt hiermee niet de identificatie van het publiek met de wassen beelden, maar benadrukt die juist. Door het beeld van Putin dood te maken krijgt het bezieling, wordt het geanimeerd. Politieke voodoo anno nu. In de dode Putin zit meer leven dan in de levende Juan Carlos, Obama, Hollande en Merkel. Dat kan ook liggen aan de gelijkenissen die niet treffend zijn. De actie die FEMEN kiest om een dood iets tot leven te wekken om het vervolgens voorgoed te doden hoort thuis in de schemerwereld van vampiers en zombies. Maar het is lastig om door inleving het publiek mee te krijgen in het idee dat het leven uit een dood object gehaald kan worden. Dat beeld is onnozel.

o5Gn7GrOcZ

Foto’s: Activiste van FEMEN belaagt in het Parijse wassenbeeldenmuseum Musée Grévin een beeld van de Russische president, 5 juni 2014.

Nederlandse monarchie heeft behoefte aan smoel met baard

baard

Goede bedoelingen leiden niet altijd tot het goede. Van de andere kant leiden onbeduidende voorstellen niet altijd tot onzin. Er zit soms een diepere waarheid achter. Of in dit geval: onder. De Nederlandse koning heeft onmiskenbaar een blotebillengezicht zonder royale trekken. Ofwel een pudding face. De vorst kan dat met een baard verhullen. Het zou hem een slagvaardiger voorkomen geven. Koningschap is een rollenspel dat om waardigheid vraagt die bij de mythe past. Dat kan als herkenbaar en karaktervol attribuut toegevoegd worden zoals prinses Beatrix haar kapsel gebruikte. In z’n voorkomen moet Willem-Alexander nog zo’n signatuur ontwikkelen. Toch moet ervoor opgepast worden dat de baard geen vlag op een modderschuit wordt. De kort getrimde baard van tsaar Nicolaas II (links op foto) is een voorbeeld dat koning Pils kan doen vergeten.

Zie hier voor grappig bedoelde citaten over baarden.

20100923000611!Tsar_Nicholas_II_&_King_George_V

Foto 1: Schermafbeelding van petitie van Niels Folmer op petities.nlKoning Willem-Alexander moet zijn baard laten staan‘, 27 april 2014.

Foto 2: Tsaar Nicolaas (links) en King George V (rechts), 1913. Neven van elkaar.

Voorbezichtiging ‘Painting XXXL’ in Onderzeebootloods Boijmans

02 Onderzeebootloods_Submarine Wharf_foto Thijs de Lange

Ook wie van een afstand naar de journalistiek kijkt weet dat er persdagen zijn. In een informele sfeer wisselt informatie van eigenaar, worden foto’s genomen, hoofdrolspelers geïnterviewd, en contacten gelegd of bestendigd. Over hun project, hun bedrijf, hun verkiezing, hun kunstwerk of hun gat in de markt. Het is als de smeerolie van het goede contact voordat het wist dat het droogstond. Met als voordeel voor de uitnodigende partij dat de vraag doelmatig in de promotie ingebed wordt. Zo is de opzet. In de amusementsindustrie geeft de streng gecontroleerde press junket dit type produktmarketing een slechte naam. Maar het kan losser.

Er zijn ook persdagen voor bloggers. Zeg maar, voor burgerjournalisten. Hun medium is anders, hun bereik vaak, maar niet altijd kleiner en hun toon losser. Bloggers zijn hun eigen baas. Ze proberen niet te verzeilen in de marktwerking die professionele nieuwsorganisaties afhankelijk maakt van grotere belangen. Ze nemen op de koop toe het risico dat ze de baas van niks zijn. Maar ze weten dat mond-tot-mond-reclame ergens start.

08 Jim Shaw

Vandaag was ik op een persbijeenkomst voor bloggers van museum Boijmans van Beuningen. Relatief nieuw in cultureel Nederland nadat het Stedelijk Museum het vorig jaar probeerde. De bijeenkomst was een aanloop naar de opening op 8 juni van de vierde aflevering in de reeks tentoonstellingen in de Onderzeebootloods. Te Heijplaat aan een insteekhaven aan de Nieuw Maas. Idyllisch gelegen voor een zomerbestemming. Onder de titel ‘XXXL Painting‘ is het te zien tot 29 september. Voordat het koud wordt. Het project is een samenwerking tussen Boijmans en het Havenbedrijf Rotterdam dat hier op het oude RDM-terrein een Research, Design & Manufacturing bestemming realiseert. Zo spreekt Rotterdamse turbotaal die de hemel als ondergrens heeft.

XXXL Painting presenteert drie schilders die gevormd werden in de 80s. Uit Nederland: Klaas Kloosterboer, van de Amerikaanse Oostkust: Chris Martin en van de Westkust: Jim Shaw. Op twee manieren ligt de keuze voor schilders niet voor de hand. In de kunstpraktijk zijn ze in de minderheid vergeleken met ontwerpers, video-kunstenaars, fotografen, tekenaars, keramisten, wilde breiers en alle ruimtelijke kunstenaars. In zekere zin zetten bij de vorige drie edities Joep van Lieshout, Elmgreen en Dragset en Sarkis de ruimte naar hun hand. Ze waren geen pure schilders als Kloosterboer, Martin en Shaw. Tevens vraagt de immense loods van meer dan 100 meter lang schilders om buiten het vlak te denken. Anders verliezen ze het van de ruimte. Of van elkaar.

Beoordeling van een werk in uitvoering ruim een week voor de opening is lastig te doen. Toch is al te zien waar deze schilders het zoeken: in de dramatisering. Kloosterboer hangt zijn schilderijen aan een rails hoog in het plafond en beweegt ze langs ons in het midden, en een tableau van werken aan de buitenkant: Tijd. Shaw bouwt een stad van beschilderde decorstukken en vult dat met sculpturen: Plaats. Martin relativeert de ruimte door schaalvergroting en voedt dat met zijn individuele levensverhaal: Handeling. Zo ontvouwt zich een klassiek drama met eenheden van tijd, plaats en handeling. Waarbij de verschillende kunstenaars andere accenten leggen. Vraag is of het geheel ook als eenheid gaat werken. En welke interne spanning dat geeft. Het kan, want de kunstenaars zitten op hetzelfde spoor. Kijkers weten waar ze de komende zomer terechtkunnen.

09 Klaas Kloosterboer

Foto 1: Buitenaanzicht Onderzeebootloods met Nieuwe Maas. Credits: Thijs de Lange en Boijmans.

Foto 2: Jim Shaw: Capitol Viscera Appliances mural 2011. Credits: Simon Lee Gallery/Hong Kong.

Foto 3: Klaas Kloosterboer, 00319, 2000. Collectie Boijmans.

‘We Steal Secrets: The Story of WikiLeaks’. Wat is het belang?

Alex Gibney kwam afgelopen week met een documentaire die zo afwijkt van de feiten dat de vraag rijst wie er achter steekt. Geen vraag voor complotdenkers. Bij Zero Dark Thirty bleek de CIA invloed op het eindresultaat te hebben. WikiLeaks heeft niet meegewerkt aan de documentaire, maar geeft commentaar bij het script. Het leest als een ‘Who is Who’. Het commentaar laat weinig heel van de onderbouwing van de documentaire die niets onthult. De kracht van film is de suggestie, het aangeven van verbanden en het onuitgesprokene laten spreken. Alex Gibney heeft een slecht geïnformeerde kijker nodig om hem daarin te kunnen volgen.

Blogster Alexa O’Brien die het proces Bradley Manning op de voet volgt, geeft in een analytische recensie aan in welk krachtenveld Gibney opereert. Samenwerking tussen het leger en de amusementsindustrie is in de VS groot. Die wordt nog hechter bij de ontwikkeling van huidige surveillance-systemen. Amusement is media en informatie. Amerikaanse omroepen profiteren van hun schaalgrootte: ‘Volgens de economen Deidre McClosky en Arjo Klamer zijn overreding (‘persuasion‘), reclame, advisering en consultancy goed voor 25 procent van het Amerikaanse bruto binnenlands product. In feite zijn de Amerikaanse media en amusementssector de enige Amerikaanse sectoren die een overschot op de handelsbalans hebben met bijna elke natie in de wereld.’

O’Brien geeft WikiLeaks de context die Gibney mist. Of dat door z’n gebrek aan intellectuele scherpte of moed komt. WikiLeaks is beslissend voor de Amerikaanse regering omdat het een strijd is over de informatie op internet. Daarom is Assange gecriminaliseerd via Zweden en Interpol en werd een verzegelde aanklacht door een geheime grand jury tegen hem opgesteld. Ze zegt: ‘De vervolging van Manning en het federale/militaire criminele onderzoek van WikiLeaks zijn onderdeel van de grotere strijd door de overheid om de controle ‘over‘ informatie in het digitale tijdperk. Het is een strijd die deels gevoerd wordt tegen wat Mike Rogers, voorzitter van het House Permanent Select Committee on Intelligence, de ‘cultuur van openbaring’ van internet noemt.’

Kortom, wie de documentaire ‘We Steal Secrets‘ van Alex Gibney wil gaan zien wacht de taak om de vele fouten en onwaarheden te signaleren. Maar de film krijgt meerwaarde als de kijker zich voorstelt wat het economisch belang is van Gibney, wie zijn partners zijn en hoe de Amerikaanse amusementsindustrie en het leger samenwerken. Over WikiLeaks zegt de film niks nieuws, maar over iemand als Alex Gibney des te meer.

wwiip64

Foto: Affiche ‘Stop Him, And the Job’s Done‘ uit de Tweede Wereldoorlog (1941-1945).

Voorbij maar niet vergeten drama in het kort

Soms is het leven simpel. Een vrouw, een man en een kus. Met het raadsel of het om liefde of overspel gaat. Dit verhaal begint in het midden. De vrouw duikt op uit de mist van de televisie sneeuw. In een leeg speelvlak dat alles symboliseert. En niks. Ze is een god uit een machine. Haar beweging is de handeling. Het lijkt vroege videokunst van Nam June Paik, maar is het niet. Het gaat om een Russische soap uit 2000. Maar Georgisch, Duits of Canadees had ook gekund. De context is zo goed als uitgewist. Een kus bezegelt de afloop. Fade Out.

Dramatisering is lastig. Zo ontdaan van bijzaken. Kunstenaars strippen zichzelf tot ongekunsteldheid om dat te bereiken. Found footage van de amateur wordt oeverloos bewerkt en bezwijkt onder loodzware uitleg. Het komt echter nooit aan. De toegevoegde roestlaag oogt niet echt en is nooit meer ongedaan te maken. Vijftien seconden eeuwige roem is het hoogst haalbare. De maker verdwijnt in de onvolmaaktheid van de tijd. Cut. 

Ondraaglijke lichtheid van het Nederlands cabaret: Theo Maassen

15612606-568x378

Er blijkt afgelopen weken in de Nederlandse media een heuse storm opgestoken te zijn. Over een belangrijk iets. Internetactivist Aaron Swartz die in het nauw gebracht door de Amerikaanse overheid zelfmoord pleegt? Nee. De Franse interventie in Mali? Nee. De oorlog in Syrië? Nee. Waarover dan wel? Theo Maassen. Een cabaretier met Brabantse tongval die agressie speelt en oogst. In de ‘als of‘-wereld van de dramatiek dus.

Cabaret is amusement dat onder het mom van een hogere waarheid op een domineestoon het dagelijkse naar een dramatisch niveau tilt door te shockeren, op scherp te zetten of te ontroeren. Cabaret bestaat bij gratie van ontvankelijkheid in de wederzijdse afspraak tussen publiek en cabaretier. Fransen noemen dat zo aardig ‘Épater la bourgeoisie‘ ofwel indruk maken op de burgerij. Die laat zich graag afzeiken om deel te worden van iets groters dat het vermoedt. Cabaret is kleinkunst voor de kleinburger die egalitair geniet van zelfkastijding.

De mediastorm spitste zich toe op een uitspraak van Maassen over de beveiliging van een politicus als Geert Wilders. Hij zegt daartegen te zijn: ‘Misschien dat mensen dan net effe iets langer nadenken voordat ze iets zeggen.’  Da’s een mening die slecht valt bij rechts en links tot bijval verleidt. Ook wordt Maassen verweten door Nausicaa Marbe dat-ie de islam niet hard durft aan te pakken, maar zich confortabel als pseudo-rebel richt op Wilders als symbool van een voorbij verleden. Theo Maassen symboliseert de ultieme kleinburger.

Kritiek gaat voorbij aan het wezen van de ‘als of‘-wereld van dramatiek. Aan de stilzwijgende afspraak tussen acteur en publiek om binnen theaterconventies een gezellig loopje met de werkelijkheid te nemen. Om effect te resulteren dikt een voorstelling in en verdraait. Juist daarom kan een cabaretier alleen afgemeten worden aan het feit of-ie succesvol zijn schijnwereld dramatiseert, maar niet aan de waarde van politieke uitspraken over de echte wereld. Cabaret is immers geen politiek debat. Nederlands cabaret veinst met licht vermaak onder een loodzware mantel van ongeveinsdheid de realiteit, maar zal er per definitie nooit arriveren.

Foto: Theo Maassen in zijn voorstelling ‘Met alle respect’, 2012. Credits: Hollandse Hoogte / Vincent van den Hoogen.