CBS gaat stoppen met gebruik van begrippen ‘westers’ en ‘niet-westers’. Dat is een goede zaak

Schermafbeelding van deel artikel ‘CBS gaat stoppen met begrippen ‘westers’ en ‘niet-westers’ van Wilmer Heck in NRC, 19-20 april 2021.

NRC meldde in een bericht van 19 april 2021 dat het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek) op termijn stopt met de vermelding van de aanduidingen ‘westers’ en ‘niet-westers’.

Aan dit besluit ligt mede een advies van de WRR (Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid) ten grondslag. Volgens de WRR is het onderscheid niet-wetenschappelijk onderbouwd en roept het “negatieve associaties” op. Een andere steen des aanstoots is de Barometer Culturele Diversiteit van het CBS. Daarmee wilden universiteiten onder wie de Universiteit Utrecht de diversiteit onder medewerkers in kaart brengen. Ze worden ingedeeld in Nederlandse, westerse en niet-westerse migratieachtergrond. Daar kwam in Utrecht veel kritiek op.

Radicaal-rechtse politici als Geert Wilders en Derk Jan Eppink (‘We krijgen statistieken zoals ooit in de DDR’) zien het afschaffen van deze begrippen als poging om de schaduwzijde van de multiculturele samenleving onder het tapijt te vegen.

Het is goed dat deze begrippen worden afgeschaft. Ten eerste is de afbakening ervan verwarrend en is die toevallig tot stand gekomen. Zo worden migranten uit landen als Japan en Indonesië als westers beoordeeld en migranten uit grenslanden daarvan als niet-westers. Ten tweede werkt het stigmatiserend en houdt het migranten gevangen in een (oude) identiteit waar ze moeilijk aan kunnen ontsnappen. Ten derde is door de globalisering het begrip ‘westers’ politiek en cultureel van betekenis veranderd en niet meer zo eenduidig als het tot 1991 tijdens de Koude Oorlog was.

Met de afschaffing van de begrippen worden programma’s van positieve discriminatie of de uitvoering van codes diversiteit & inclusie bemoeilijkt. Dit maakt de kritiek erop door radicaal-rechts tamelijk onbegrijpelijk. Want als niet meer geregistreerd wordt wie welke achtergrond heeft, dan wordt het opzettelijk bevoordelen van bepaalde bevolkingsgroepen bij de toelating tot opleidingen of arbeidsplaatsen eveneens lastiger. Radicaal-rechts zou ook kunnen beredeneren dat de afschaffing van de termen het belang van witheid consolideert en niet verder versneld afbreekt.

Uiteraard zal de wens van bepaalde activistische groeperingen om de voorrechten terug te dringen van groepen die zich baseren op hun witheid hiermee niet stoppen. Maar het afschaffen van de begrippen maakt het bedrijven van identiteitspolitiek en in het verlengde daarvan de cancelcultuur waardoor mensen op onduidelijke gronden worden uitgesloten anders doordat de sociale identiteit van een bepaalde groep en de door deze groep gedeelde ervaring van maatschappelijk onrecht minder scherp afgebakend kan worden.

Het verzachten van de felheid van de identiteitspolitiek die de laatste jaren voor maatschappelijke verdeeldheid en onrust heeft gezorgd kan daarom een positief neveneffect zijn van de afschaffing van de begrippen ‘westers’ en ‘niet-westers’. Ofschoon naast etnische achtergrond waar het hier om gaat ook nog de identiteiten seksuele gerichtheid, gender, regionale identiteit of religieuze identiteit bestaan en aangegrepen kunnen worden voor positieve discriminatie om via strijd emancipatie te bereiken. Want de kist van activisten bevat vele middelen om aan de weg te timmeren.

Een te verwachten effect kan daarom zijn dat de identiteitsstrijd over etniciteit of witheid zich geleidelijk zal verplaatsen naar een overigens nu ook al bestaande strijd over gender of religie. Maar ook is mogelijk dat het accent komt te liggen op identiteiten die binnen samenlevingen bestaan en nu mede door het luidruchtig links-radicaal activisme en het ‘culturele’ rechts-radicale antwoord erop buiten beeld blijven en nauwelijks met identiteitspolitiek worden geassocieerd en in de politiek en media onderbelicht zijn: sociaal-economische achtergrond en opleidingsniveau.

Dan kan het debat over maatschappelijke ongelijkheid eindelijk gevoerd worden zoals het de afgelopen decennia niet gevoerd kan worden door allerlei afleidingsmanoeuvres van zowel links als rechts. Als de afschaffing van de begrippen ‘westers’ en ‘niet-westers’ daar een bijdrage aan kan leveren, dan is dat de winst.

Misverstanden en onduidelijkheden over euroscepsis in EU

Volgens Politico dat zich zegt te baseren op het Europees Parlement hebben in Nederland eurosceptische partijen 33% steun behaald in de Europese Verkiezingen. In 2014 was het 38% volgens deze bron, zodat hoe dan ook deze eurosceptische partijen in Nederland 5% aanhang zouden hebben verloren. Ik pijnig me het hoofd hoe het Europees Parlement tot dit percentage komt en welke partijen het als eurosceptisch beoordeelt. Voor 2014 tellen de volgende partijen op tot 38,3%: CU-SGP (7,6%), PvdD (4,2%) 50PLUS (3,7%), PVV (13,2%) en SP (9,6%). Dezelfde partijen plus het nieuwe FvD tellen voor 2019 op tot 32,9%. Afgerond dus 33%.

Hoe komt het Europees Parlement tot deze cijfers? 50PLUS valt niet aan te merken als eurosceptisch, zoals uit een artikel in De Volkskrant van 16 mei 2019 blijkt indien lijsttrekker Toine Manders de stelling onderschrijft ‘een warm pleitbezorger van de Europese samenwerking’ te zijn en een artikel op DDS dat uitschreeuwt ‘50Plus kiest vol voor Europa: “Stem vóór Europa, koester 75 jaar vrede, welvaart en samenwerking!’’.

Wat ‘eurosceptisch’ is niet op voorhand duidelijk. Want terwijl de CU kiest voor samenwerking in de EU, maar niet voor een superstaat, de PvdD eveneens voor Europese samenwerking is ‘waar het nuttig is‘, en de SP kiest voor ‘een Europese samenwerking waarin de belangen van mensen, dieren en ons milieu weer voorop staan’ wil de PVV de EU verlaten eveneens vermoedelijk FvD. De SGP neemt een tussenpositie in waarin het accent ligt op grondige hervorming en afbraak van de symboliek en niet op het breken van en met de EU.

De grafiek hierboven is zowel verkeerd samengesteld als betekenisloos omdat een duidelijke definitie over euroscepticisme ontbreekt. 50PLUS is geen eurosceptische partij zodat het percentage van eurosceptische partijen in Nederland al daalt tot 29%. Daarnaast is er een tweedeling aan te brengen in de euroscepsis van partijen die de EU willen hervormen (CU, SP, PvdD, SGP) en partijen die de EU willen verlaten (PVV, FvD). Met als complicatie dat FvD-lijsttrekker Derk Jan Eppink zoals een artikel in NRC verduidelijkt eigenlijk niet uit de EU wil stappen. Jean-Marie Dedecker voor wiens partij Eppink in het Europarlement zat zegt: ‘Uit de EU stappen? Daar ben ik niet voor en Derk Jan ook niet. Hij is kritisch over Europa, maar wel voor één Europa’. Als euroscepsis wordt opgevat als ‘een ondubbelzinnige, kritische houding ten opzicht van Europese integratie en de EU als vorm’, dan daalt het percentage daarvan in Nederland tot 3,5%. Dat is het percentage van de PVV.

Kijkt men naar het aantal zetels van de eurosceptische partijen, dus zowel hervormers CU, SP, PvdD, SGP als de harde (PVV) en zachte (FvD) verlaters uit de EU, dan is het percentage 23%. FvD, CU-SGP en PvdD halen samen 6 van de 26 zetels. De meest eurosceptische partij van Nederland de PVV heeft geen zetel behaald.

Wat is de waarheid over statistieken? Ze zouden niet liegen, maar misbruikt worden en zelden de waarheid vertellen. Maar dat is te simpel, ze liegen wel degelijk en zijn bedoeld om te verhullen. In de zin van ‘in te zwachtelen’ en ‘verstoppen’. Of ermee nou wordt gelogen of de waarheid verborgen, bovenstaande statistiek/ grafiek van het Europees Parlement doet aan misleiding. Het raadsel is wat het belang ervan kan zijn om het percentage eurosceptische partijen in Nederland flink hoger voor te stellen dan het in werkelijkheid is.

Foto: Schermafbeelding van deel artikelIn graphics: How Europe voted’ op Politico, 27 mei 2019.

Wie herhaalt Kreins kritiek op Trump door in Nederland afstand te nemen van Baudets ontvankelijkheid voor racistische ideeën?

Een relletje over Baudet die in een recensie van de roman Sérotonine van Michel Houellebecq in American Affairs Journal oordelen invoegt die niet direct uit het te bespreken werk volgen, maar er in elk geval wel zijdelings mee te maken hebben. De grens van de recensent die bespreekt en de recensent die zijn eigen mening invoegt is niet duidelijk te trekken. Fictie en non-fictie lopen door elkaar heen in deze recensie. Begrijpelijk voor een politiek tijdschrift waar het niet in de eerste plaats gaat om de literatuur, maar om de ideeën en het gedachtengoed die daar in uitgedrukt worden. Vraag is of daar ook grenzen aan zijn te stellen.

American Affairs is een conservatief politiek tijdschrift dat eens per kwartaal verschijnt en in 2017 opgericht werd door Julius Krein. Het begon als pro-Trump, maar na de rally in Charlottesville in augustus 2017 keerde Krein zich publiekelijk af van Trump in een opinieartikel in de New York Times van enkele dagen later met de duidelijke titel: ‘Ik stemde voor Trump. En ik heb er spijt van.’ In het citaat hierboven neemt Krein afstand van Trump als hij zegt: ‘Het is nu duidelijk dat we onszelf voor de gek hielden. Of de heer Trump is oprecht sympathiek tegenover David Duke types [= voormalig voorman van de KKK], of hij is zo stom dat hij totaal niet in staat is om van zijn ergste fouten te leren. Hoe dan ook, hij blijft zijn felste critici gelijk bewijzen.’

Het is onduidelijk of Baudet Kreins kritiek op Trump volgt en afstand van de Amerikaanse president heeft genomen. Omdat er overeenkomsten zijn tussen Trump en Baudet is het niet ondenkbaar dat Kreins kritiek op Trump ook op Baudet van toepassing is. Reken maar na, Trump en Baudet werden allebei door de gevestigde media aan vrije publiciteit geholpen waarbij hun trivialiteiten en persoonlijk leven centraal stonden en de kritiek op hun politieke denkbeelden doorgaans ontbrak. Ze presenteren zich als apolitieke politici en buitenstaanders. Trump spoorde racisten aan en normaliseerde ze door ze op een lijn te stellen met de critici ervan. Baudet doet hetzelfde, hij doet zelf geen racistische uitspraken, maar spoort degenen die dat wel doen aan. Zo blijft hijzelf buiten schot, maar geeft zijn achterban het signaal waar hij echt voor staat. Baudet en Trump eten van twee walletjes. Critici missen zo een aangrijpingspunt omdat ze het zelf niet hebben gezegd. Het is de politiek van de glibberige mening die veinst en zichzelf door vaagheid beschermt tegen aanvallen.

Een andere overeenkomst tussen Trump en Baudet zijn de meelopers. Hoewel er ook een verschil is, want Trump heeft als levenslange New Yorkse Democraat de Republikeinse Partij overgenomen. Baudet heeft zelf een partij opgericht. Maar alleen door deze opportunisten, meelopers en baantjesjagers kunnen Trump en Baudet hun macht vestigen. De Derk Jan Eppinks, Paul Cliteurs of Robert de Haze Winkelmans wisselen van partij en politieke overtuiging vanwege de kansen die het groeiende Forum voor Democratie biedt waar bestuursfuncties, en zetels in Europarlement. Eerste Kamer of Provinciale Staten zijn te vergeven.

Het wachten is op een Nederlandse Julius Krein die afstand neemt van de denkbeelden van Baudet en toegeeft hem verkeerd te hebben ingeschat omdat hij in de kern een racist is. Niet dat het voor de korte termijn zoveel uitmaakt omdat Baudets achterban zich toch nauwelijks door argumenten laat sturen, maar zweert bij emoties en slachtofferschap. Maar  het verschil maakt het partijestablishment van Forum voor Democratie. Een vis moet in het water kunnen zwemmen, zoals een politieke partij niet kan zonder voetsoldaten en luitenanten. Als dat beseft door wat voor monsterlijke ideeën Baudet gestuurd wordt en zichzelf eens goed afvraagt of het zich daar mee kan verenigen als ‘fatsoenlijke burger’ en ‘democraat’, dan is de betovering doorbroken.

Foto: Schermafbeelding van deel artikelI Voted for Trump. And I Sorely Regret It.’ van Julius Krein in The New York Times, 17 augustus 2017.

Waarom kijk ik niet naar politieke debatten die me vervelen?

Op 23 mei 2019 mogen de Nederlanders stemmen voor de Europese Verkiezingen. In de aanloop ervan zenden omroepen debatten uit tussen de lijsttrekkers van de verschillende partijen. Ik heb er geen oordeel over, want ik kijk er niet naar. Hoe goed de kundige politici ook zijn voorbereid en hoe scherp ze uit de hoek komen, het boeit me niet. Ik verveel me. Ik zie in zo’n debat een vertaling van de werkelijkheid die kunstmatig op me overkomt. Dat zegt iets over mij. Ik ben geen scepticus of nihilist die politici het liefst bij het vuil wil zetten, maar juist een liefhebber van politiek. Toch haak ik af als Nederlandse politici hun mond opendoen.

Hoe is mijn onmin ontstaan met de huidige generatie politici die uit een bevoorrechte klasse gemobiliseerd wordt, geen doorsnede van de bevolking is en zich laat sturen door fractiediscipline, spindoctors, politieke assistenten, voorlichters en in dat proces zichzelf verloren is? De generatie politici die de menselijke echtheid, betrouwbaarheid of geloofwaardigheid ingewisseld heeft voor geld of een carrière. Met Derk Jan Eppink als tragisch voorbeeld die in 10 jaar zich heeft gebonden aan drie partijen vanwege de carrièremogelijkheden (LDD, VVD, FvD) en zich als een voetballer laat wegkopen door de meest biedende. Dat is de politiek van de inwisselbare mening die niet voorkomt uit een diepere overtuiging, maar uit eigenbelang en baatzucht.

Ben ik verwend door het historisch geheugen vol grote voorbeelden met de grote verhalen (Churchill, Ghandi, Roosevelt, De Gaulle, Eisenhower, Monnet, Spaak, Drees, Reagan, Palme, Meir, Mandela) waartegen de huidige lijsttrekkers povertjes afsteken? Ik weet niet wat het is, maar ik kan de door deze politici ingestudeerde soundbites en emotionele uitbarstingen niet meer aanzien. VVD’ster Annemarie Jorritsma zei ooit over Frankrijk: ‘Het is een leuk land, maar het is jammer dat er Fransen wonen’. Zo is het voor mij ook met de politiek. In Nederland, maar ook in de VS of het VK. Het is een leuk vak, maar het is jammer dat er politici zijn.

Foto: Still uit het Verkiezingsdebat tussen de Lijsttrekkers voor de Europese Verkiezingen van Nieuwsuur op 13 mei 2019.

Inge van Dijk (VVD Nijmegen) voor WNL Opiniemakers: extreemlinks en extreemrechts zijn beiden extremen

VVD-fractievoorzitter in Nijmegen Inge van Dijk komt in dit fragment van het programma WNL Opiniemakers op 13 oktober 2018 tot een conclusie: ‘zowel extreemlinks als extreemrechts beide extremen zijn waar we rekening mee moeten houden en waar we dus ook heel erg voorzichtig mee moeten zijn en actie op moeten ondernemen’. Een waarheid als een koe. Rekening. Voorzichtig. Actie. Dat klinkt redelijk. Haar aanloop wisselt ze af met suggesties en schijnbewegingen. Met de ‘linkse stad’ verwijst ze naar het college van GroenLinks, D66 en SP. Dat zijn democratische partijen die niet gelijk te stellen zijn met de extreemlinkse Antifa-beweging. Toch suggereert Van Dijk een verband. Nog raadselachtiger is haar verwijzing naar ‘de landelijke verkiezingen van 2016’ omdat die er in dat jaar in Nederland niet waren op de herindelingsverkiezingen van Meierijstad na. Van Dijk neemt het niet zo nauw met de feiten. Het ligt toch in het karakter en de aard van een demonstratie of die toelaatbaar is, niet in de omstandigheid dat die plaatsvond tegen de lokale VVD?

Het is moeilijk om niet spottend te doen over het gehalte van Van Dijks opmerkingen die een politiek doel hebben. Hoewel dat niet duidelijk is door het vrijblijvende karakter ervan. Ze worden geuit in een programma met de volgens oud VRT-journalist Johan Depoortere  extreemrechtse commentator Derk Jan Eppink. De context geeft de sleutel voor interpretatie. Het kan niets anders betekenen dan dat extreemlinks wordt opgevoerd om extreemrechts schoon te wassen of op zijn minst te relativeren. Volgens de AIVD ontwikkelt extreemlinks zich grotendeels in reactie op extreemrechts. Zodat de oplossing simpel is. Als extreemrechts wordt ontmoedigd en bestreden door de overheid, dan verdwijnt vanzelf grotendeels de dreiging van extreemlinks. Extreem is extreem, zo meent Inge van Dijk. Maar de werkelijkheid is complexer dan dat.

Kan Trumps basis ervan overtuigd worden om de bevindingen van de Rusland-onderzoeken te accepteren? De visie van Rob Reiner

Welk verhaal moet er verteld worden om de basis van president Trump van een kleine 40% ervan te overtuigen dat de president te ver is gegaan? Valt die basis er nog van te overtuigen om objectieve feiten en waarheden te accepteren? Dat is de essentie van het gesprek van het ‘Morning Joe’ panel met acteur en filmregisseur Rob Reiner. Hij presenteert zijn film over de Irak-oorlog ‘Shock and Awe’ (2017) vol gelijkenissen tussen de VS onder Bush in 2003 en nu. Ook toen lieten de gevestigde media zich onder druk zetten door het Witte Huis.

Na een jaar onderzoek door speciale aanklager Mueller staat onomstotelijk vast dat binnen Team Trump is samengezworen met het Kremlin. Volgens velen trouwens op zulk een klungelige en amateuristische manier dat Mueller nu tamelijk gemakkelijk het spoor terug kan volgen in zijn veelomvattende onderzoek. Vele voormalige medewerkers van Trump hebben schuld bekend. Daarnaast zijn er nog de vermenging van politiek en zakendoen door Trump, witwaspraktijken via de verkoop van vastgoed van de Trump Organisatie, samenwerking van die organisatie met Russische criminelen, Trumps afkopen van modellen, actrices en pornosterren via geheimhoudingsverklaringen (Non-disclosure agreement), en wat Reiner het meeste zorgen baart de afbraak van de Amerikaanse democratie door Trump. Als Trumps achterban van een kleine 40% niet overtuigd wordt en opgejut blijft worden door straatvechters als Rudy Giuliani die Trump de arena instuurt en rechtse media (ook in Nederland: zie Ellian en Eppink in Elsevier Weekblad) dan dreigt een burgeroorlog. Dat is een reëel gevaar. Russen en Chinezen krijgen wat ze wensen: een verzwakte en verdeelde VS. Dankzij Trump. Deze ‘president-leugenaar’ die voor eigen gewin en ego handelt tegen de grondwet van zijn land in.

Elsevier Weekblad geeft ruim baan aan Ellian en Eppink die Trump in verdediging nemen. Dat is het conservatisme voorbij

Wikipedia zegt over Elsevier Weekblad dat het ‘een Nederlands opinieblad van conservatief-liberale signatuur’ is. Maar het is de vraag of het dat (nog) is. Twee opinie-artikelen van de columnisten Afshin Ellian en Derk Jan Eppink wijzen in een andere richting. Namelijk niet die van het conservatisme, maar van de alt-right beweging. Deze beweging zet zich af tegen het conservatisme binnen de Republikeinse partij, omdat het zich hoe dan ook afzet tegen het establishment. Alt-right voorman en voormalig hoofdredacteur van Breitbart Steve Bannon die aan macht heeft ingeboet sinds hij door Trump aan de kant is gezet had als voornaamste doel om de Republikeinse partij inclusief het conservatisme te vernietigen. Trump wordt overigens door vele critici niet als Republikein of conservatief gezien, maar als een halfwas Democraat uit het New Yorkse Queens die uit opportunisme speelt dat hij Republikein is zonder er iets van te menen. Hij interesseert zich alleen voor zijn eigen ego en zaak. Dus voor wie of wat denken Ellian en Eppink nu eigenlijk dat ze het opnemen?

Amerikaanse (neo)-conservatieve opiniemakers uit de sfeer van de regering Bush zoals Bill Kristol, David Frum of Max Boot of Morning Joe gastheer en voormalig Republikeins afgevaardigde uit Florida Joe Scarborough zijn uitermate kritisch op Donald Trump. Ellian en Eppink nemen het op voor Trump, of liever gezegd tegen de krachten die het tegen Trump opnemen. In dit geval ‘de journalistiek’ en de speciale aanklager Robert Mueller.

Met Eppink is wat bijzonders aan de hand en hij valt meer uit de toon dan Ellian. In een commentaar schreef ik: ‘De in de VS wonende Derk Jan Eppink is volgens een analyse uit augustus 2017 van gepensioneerd VRT-journalist Johan Depoortere in De Morgengeen “waarnemer” of “analist” maar een (ex-)politicus van rechtse tot extreemrechtse signatuur en een ideologische scherpslijper die werkt voor “een instelling die de Republikeinse partij van reactionair ideologisch voer voorziet”. Eppink is dus geen objectieve waarnemer of analist constateert Depoortere. Toch is Eppink in de Nederlandse media, zoals het radioprogramma Met het oog op Morgen vaak opgevoerd als een objectief waarnemer. Eppink werkt voor het London Policy Center in New York. Naamgever Herbert London was in een politieke campagne in New York in 1994 tegen de Afro-Amerikaanse kandidaat Carl McCall zo openlijk racistisch dat Republikeinen zich van hem distantieerden.’

Volgens conservatieve critici verraadt de regering Trump de conservatieve zaak. Conservatieve fiscalisten die gaan voor een compacte overheid, een lage overheidsschuld en lage belastingen zien met schrik dat in het recente belastingplan de overheidsschuld met 1,5 biljoen (= miljoen x miljoen, 1012) dollar toeneemt en naar de volgende generatie wordt doorgeschoven. Ook vinden critici dat de regering Trump zich wat de nationale veiligheid betreft onbegrijpelijk onvoorzichtig en naïef opstelt jegens de Russische Federatie dat er volgens vele conservatieven op uit is om de VS te verzwakken en de westerse alliantie tussen de Europese landen en de VS af te breken. Het gaat er niet zozeer om om aan te tonen dat ze gelijk hebben, maar wel om aan te tonen dat kritiek op Trumps beleid niet uitsluitend uit linkse hoek komt zoals Ellian en vooral Eppink beweren. De felste criticasters van Trump en zijn fiscaal en buitenlands beleid zijn van conservatieve signatuur.

Een nieuwsmedium mag uiteraard de politieke richting kiezen die het juist acht en opiniërende columnisten dekken niet de hele pluriformiteit ervan af, maar Ellian en Eppink geven in hun verdediging van Trump er wel een aanwijzing voor dat Elsevier Weekblad niet langer eenduidig als een conservatief-liberaal opinieblad valt te duiden. Dat was ooit zo. Mijn reactie op het artikel van Ellian op de FB-pagina van Elsevier Weekblad:

Foto 1: Schermafbeelding van deel artikelDe journalistiek gaat ten onder aan Trump-fobie’ van Derk Jan Eppink in Elsevier Weekblad, 16 mei 2018  (achter betaalmuur).

Foto 2: Schermafbeelding van deel artikelStop heksenjacht van Mueller tegen Trump!’ van Afshin Ellian in Elsevier Weekblad, 16 mei 2018 (achter betaalmuur).

Foto 3: Mijn reactie op het artikel van Afshin Ellian op de FB-pagina van Elsevier Weekblad.

Waarom plaatst De Volkskrant de extreemrechtse, activistische, misleidende en slecht onderbouwde opinie van Derk Jan Eppink?

De in de VS wonende Derk Jan Eppink is volgens een analyse uit augustus 2017 van gepensioneerd VRT-journalist Johan Depoortere in De Morgengeen “waarnemer” of “analist” maar een (ex-)politicus van rechtse tot extreemrechtse signatuur en een ideologische scherpslijper die werkt voor “een instelling die de Republikeinse partij van reactionair ideologisch voer voorziet”. Eppink is dus geen objectieve waarnemer of analist constateert Depoortere. Toch is Eppink in de Nederlandse media, zoals het radioprogramma Met het oog op Morgen vaak opgevoerd als een objectief waarnemer. Eppink werkt voor het London Policy Center in New York. Naamgever Herbert London was in een politieke campagne in New York in 1994 tegen de Afro-Amerikaanse kandidaat Carl McCall zo openlijk racistisch dat Republikeinen zich van hem distantieerden.

Met zijn extreemrechtse opinies en verkeerde voorstelling van de feiten krijgt Eppink om onbegrijpelijke redenen steeds weer toegang tot de Nederlandse media en kan hij daar ongestoord en zonder redactionele disclaimer zijn onwaarheden verspreiden. Vraag is of de redacties van Nederlandse media niet beseffen wat het extremisme van Eppink inhoudt of dat ze wel degelijk weten dat hij aan misleiding en verspreiding van alternatieve feiten doet, maar hem desondanks in hun kolommen of programma alle ruimte geven.

Neem nou een afsluitende opmerking in Eppinks opinieLinks gezaaid, rechts gebaard’ dat vandaag op 31 januari 2018 onder de titel ‘Progressief Nederland moet zich dezelfde zorgen maken als de Democraten in Amerika’ in De Volkskrant werd geplaatst: ‘Progressief Nederland moet zich dezelfde zorgen maken als de Democraten in Amerika. Traditioneel links (socialistisch en groen) krimpt.’ Deze opinie is in strijd met de demografische indicatoren in de VS die exact op het tegendeel wijzen van wat Eppink beweert. Het zijn juist de Republikeinen die met een krimpende basis te maken hebben en niet de Democraten. Dat is een proces dat zich komende jaren voortzet. Het is al meermalen gezegd, Trump trekt zich terug op een krimpende basis van het electoraat dat onder de 40% is gezakt. De Democratische partij kan niet per definitie rekenen op een hoge opkomst van minderheden, hoewel dat bij recente verkiezingen in Alabama en Virginia wel het geval was.

Eppink is om politieke redenen een handelaar in wensdenken en misleiding. Hij stelt feiten bewust verkeerd voor en probeert daar voor Nederland iets uit te concluderen dat niet geloofwaardig is en op de werkelijkheid gebaseerd. Hij stelt de politieke werkelijkheid in de VS verkeerd voor en extrapoleert die verkeerde aanname naar Nederland. Als niet de Amerikaanse Democraten, maar de Republikeinen zich zorgen moeten maken over de steun onder het electoraat, waarom zouden Nederlandse progressieven zich dezelfde zorgen moeten maken als de Democraten die zich geen zorgen hoeven maken? Als noodgreep verwijst Eppink naar ‘links’ en ’socialistisch’, maar omdat dat wat anders is dan ‘progressief’ slaat dat zijn betoog dood. Hij is een politieke manipulator die zich bedient van een slechte argumentatie en begrippen als links en progressief bewust met elkaar verwart. Eppink vervuilt het publieke debat met zijn gekleurde opinies die zo aantoonbaar nonsensicaal en slecht onderbouwd zijn, dat het een raadsel is waarom De Volkskrant het meent te moeten plaatsen.

Foto: Schermafbeelding van deel artikelProgressief Nederland moet zich dezelfde zorgen maken als de Democraten in Amerika’ van Derk Jan Eppink in De Volkskrant, 31 januari 2018. Met tweets.

Een eenzijdige opinie van Derk Jan Eppink over Trump en de media

Derk Jan Eppink is een Nederlands ‘journalist’ die in New York woont. Bij de Europese verkiezingen was hij lijstduwer voor de VVD. In een opinie-artikel in de Volkskrant neemt hij de talking points van rechts over. Dat gebrek aan nuancering en eigen mening is opvallend. Eppink laat zich voor een karretje spannen. Over deze opinie is jammergenoeg geen debat mogelijk op de pagina’s van de Volkskrant. Dat bevordert de tweedeling in de beeldvorming. Daarom deze reactie omdat de opinie van Eppink niet onbeantwoord kan blijven.

Eppink meent dat de media de verliezers zijn van een jaar Trump. Hij verwijt dat ze eenzijdig zijn, zich teveel anti-Trump opstellen en zelfs ‘hysterisch’ zouden zijn over hem. Hierbij gaat Eppink voorbij aan de negatieve opstelling van Trump tegenover de media (‘fake news’) die hij al tijdens de campagne van 2016 gebruikte om zijn basis tegen het establishment op te zetten. Dat was dus ruim voordat de media zich teweer gingen stellen tegenover Trump. Het is andersom, door de steun van gevestigde media die hem miljarden aan free publicity gaf, heeft Trump de Republikeinse nominatie kunnen verzilveren. Illustratief is de opstelling van het MSNBC-programma ‘Morning Joe’ dat in 2016 als kritiekloos doorgeefluik voor Trumps opinies diende voordat de programmamakers Joe Scarborough en Mika Brzezinski pas in 2017 met hun kritiek op Trump kwamen toen ze vonden dat hij de rede voorbijging. Ondermeer door zijn kritiek op de media. Die overigens met onthulling op onthulling komen. Eppink die de kritiek op Trump reduceert tot ‘Progressief Amerika’ moffelt hierbij weg dat een voormalige Republikeinse afgevaardigde als Scarborough en andere gematigde of traditioneel-conservatieve Republikeinen als Bill Kristol evenzeer kritiek hebben op Trumps houding tegenover de media.

Eppink onderbouwt zijn aanval op de media door een citaat van de Democratische oud-president Carter in een artikel van Maureen Dowd in The New York Times: ‘De media zijn harder voor Trump dan voor enige andere president die ik heb meegemaakt’. Eppink laat na om dat in een context te plaatsen. Jimmy Carter hoopt op een bemiddelingsrol in de kwestie Noord-Korea en is daarvoor afhankelijk van Trump. Op andere aspecten zoals de verbindende rol van de president is Carter overigens kritisch op Trump. En Eppink laat de essentie ongenoemd, namelijk dat Trump harder en vijandiger is voor de gevestigde media dan enige andere president in de moderne geschiedenis. Het is een kwestie van oorzaak en gevolg, waarbij Eppink de oorzaak achterwege laat. Dat leidt tot een merkwaardige selectieve opinie waarvan het een raadsel is waarom de Volkskrant het plaatst of geen ruimte voor kritiek erop laat om Eppink per omgaande van een weerwoord te kunnen dienen.

Het is een breed gedragen constatering dat de Democratische partij (DNC) er bijna even slecht aan toe is als de Republikeinse partij (RNC). Beide partijen hebben de verkiezingen van precies een jaar geleden nog steeds niet goed verwerkt. Dat wordt gecompliceerd door de Rusland-onderzoeken van speciale aanklager Robert Mueller (sinds 17 mei 2017) en het congres. Ze zijn nog niet afgerond en vooral Mueller komt pas op stoom. Ze laten nog in het midden of de inmenging van het Kremlin op sociale media en de (poging tot) inbraak van Russische hackers in de electorale systemen in 39 staten Trump een onrechtmatige verkiezing opleverde.

Terwijl in de RNC het door grote donors en bedrijven aangejaagde opportunisme over belastinghervormingen en het racistisch-nativistisch denken voor de slinkende basis de partij op een hellend vlak heeft gebracht, zijn er binnen de DNC enige lichtpuntjes. In de DNC gaat het om een normale richtingenstrijd tussen de oude corporatistische Democraten uit de school van Hillary Clinton en de meer progressieve ingestelde richting van Bernie Sanders, Elizabeth Warren of Keith Ellison. De RNC staat wel degelijk op instorten omdat de gematigde en traditioneel-conservatieve politici gemarginaliseerd zijn en overspoeld zijn door de rechts-nationalisten die aanschuren tegen het racistisch denken en vuile zaak maken met populistische media als Fox of Breitbart.

Wat zegt de opstelling van Eppink die grossiert in rechtse talking points en die kritiekloos overneemt? Hij is selectief in zijn feitenrelaas. Hij meldt niet dat het Steele-dossier van Fusion GPS in eerste instantie in opdracht van een Republikeinse opponent van Trump is opgesteld. Pas daarna namen de Democraten het over. Als het opstellen van een kritisch dossier over een opponent hetzelfde is als het samenspannen van Team Trump met ‘de Russen’ zoals Eppink suggereert, dan verdwijnen elk onderscheid en elke nuancering.

Eppink poetst de kritiek vanuit het oude establishment van de RNC op Trump weg en probeert het te framen als kritiek van progressieve zijde. Daarbij gaat hij bijvoorbeeld voorbij aan de recente inschatting van oud-adviseur van Trump Steve Bannon dat de president een afzetting door de Republikeinse kabinetsleden via het 25ste Amendement waarschijnlijk niet zal overleven. Het zijn niet de gevestigde media of de DNC waarvoor Trump het meest te vrezen heeft en die hem het hardst bestrijden, maar het gevaar voor Trump loert in eigen gelederen. Bij een big sponsor als Robert Mercer die afstand neemt van het racisme van Trump en Breitbart. Waarschijnlijk uit berekening, maar wel schadelijk voor Trumps geloofwaardigheid. Gevestigde media die dankzij lekkende overheidsdiensten dagelijks met onthullingen komen zijn niet de grote verliezers na een jaar Trump. Dat zijn de modale Amerikanen die lijden onder het spagaat van de culturele mobilisatie door Trump en rechtse media, en hun eigenbelang zoals de zorgverzekering of overheidssubsidies die Trump wil korten. Maar vooral de VS zijn de verliezers na een jaar Trump. Internationaal is de positie beschadigd en verzwakt.

Foto: Schermafbeelding van deel opinie-artikelDerk Jan Eppink: Media zijn de grote verliezers na een jaar Trump’ in de Volkskrant, 8 november 2017.