Museum in wording: immersieve projecties in Almere

Schermafbeelding van deel artikelAlmere krijgt een immersief museum, maar wat is dat?‘ van Omroep Flevoland, 28 februari 2022.

Daar is het weer. Het teistert periodiek de publieke opinie. Namelijk een bericht uit Almere over de plannen voor een museum van internatione allure, groter dan het Stedelijk Museum. Wat is dat?

Matchmakers, cultuurmanagers, wethouders die de wereld over reizen om zich te oriënteren en allerlei ingehuurde project-achtige beleidsmakers zijn al sinds 2013 bezig om een museum in Almere ‘op de kaart te zetten’. De woestijn in de polder is op zoek naar een oase. Dat duurt dus al negen jaar.

Niet toevallig is 2013 het jaar dat Almere Museum De Paviljoens sloot zonder te beseffen dat wat het in de jaren erna in een zoektocht ging zoeken al binnen de gemeentegrenzen had.

Kunt u nog volgen wat Almere bezielt? In de kern gaat het om een identiteitscrisis van Almere dat tussen servet en tafellaken op zoek is naar een nieuwe tafel. Dat is zielig voor de inwoners die steeds weer met groot- en breedspraak over een museum worden geconfronteerd.

Het is niet dat in Almere de (beeldende) kunstsector niet klopt. Want er zijn prachtige Land Art achtige projecten, zoals Marinus Boezems Groene Kathedraal. Maar dat is blijkbaar niet voldoende voor de managers, projectleiders en wethouders. Ze willen meer.

Daarom lezen we nu weer zo’n bericht met deze keer Denise de Boer. Ze is als manager betrokken bij kunstpaviljoen M. en ook bezig om de komst van het museum in Almere voor te bereiden.

De tekst bijt heerlijk in zichzelf. Zoals een hond die de eigen staart najaagt zonder te beseffen wat dat ding is. Het geprojecteerde museum van Almere is als een staart van een hond. De hond blaft om de zoveel tijd en de media doen er netjes verslag van.

De Boer: ‘We hebben heel bewust gekozen voor een immersief museum, omdat dat er in Nederland nog niet is. Immersieve kunstwerken hebben veel ruimte nodig. Die ruimte is er niet genoeg in bestaande musea in het land, maar in Almere straks wel.‘ en ‘Bij ons wordt de ervaring echt gecreëerd door de kunstenaar. De maker wil je daarbij echt iets meegeven. Een surrealistische omgeving die echt wat met je doet.’

Je wordt stil van deze ronkende taal. Hoezo een ‘surrealistische omgeving‘? Hoezo ‘die echt wat met je doet‘? Wat is dat voor marketing waarmee deze manager de boer opgaat? Duidelijk is dat Almere aanhaakt bij de droom en de rationaliteit achter zich heeft gelaten. Almere dompelt zich onder.

Almere heeft in 2013 de geest uit de fles gelaten en is al negen jaar bezig om op spontane wijze een museum te realiseren dat zich van alles onderscheidt. Ook van Almere zelf.

Het artikel van Omroep Flevoland wordt er onbegrijpelijk op door de verwijzing van De Boer naar het werk Wachsraum (1992), een houtconstructie met bijenwas in een smalle gang van Wolfgang Laib (niet Leib) in De Pont. Dat werk wordt door De Boer ingedeeld bij immersieve kunst die de kijker onderdompelt in een ervaring. Het unique selling point in de marketing van Almere. De Boer gebruikt verwijzingen naar De Pont als legitimatie voor het eigen museum. Maar Laib gaat niet voor een surrealistische ervaring, maar voor sacraliteit, natuur en tijdloosheid.

De uitgebeende soberheid van De Pont is niet wat het museum in Almere nastreeft. Dat is tegelijk de sleutel om te begrijpen waarom het spaak loopt in Almere. De Pont is een particulier museum met nauwelijks personeel dat financieel onafhankelijk is en zich met marketing en schijnbewegingen niet in bochten hoeft te wringen voor subsidie- op opdrachtgevers. De Pont kan zichzelf zijn. In Almere praat iedereen mee, is de marketing leidend en worden de kunstobjecten niet geselecteerd op hun intrinsieke waarde, maar moeten ze passen in een masterplan over de ervaring van de bezoeker die wordt ondergedompeld in een opgeroepen schijnwereld. Intussen lijkt die schijnwereld de plannenmakerij opgeslokt te hebben.

Textielmuseum Tilburg krijgt Museumprijs 2017

Blijdschap bij het personeel van het Textielmuseum in Tilburg. De uitreiking van de Museumprijs 2017 geeft betrokkenen inclusief de BankGiroLoterij en de Nederlandse Museumvereniging een mooi marketingmoment. Zo gaat dat nu eenmaal. Een verdiend resultaat dat in de tijd past van musea die van de politiek de opdracht krijgen over hun eigen grenzen heen te kijken. Uitdaging is dan om genoeg profiel over te houden. Dat is het Textielmuseum gelukt. Het combineert prachtige wisseltentoonstellingen, een interessante vaste opstelling over het productieproces van textiel en een grensverleggend laboratorium waar ontwerpen van kunstenaars worden geproduceerd. Met het nabijgelegen Museum De Pont en het in Oisterwijk gevestigde EKWC kondigt steeds meer een aantrekkelijke kluster aan van drie eigenzinnige instellingen die de omweg waard zijn.

Foto: Still uit videoUitreiking BankGiro Loterij Museumprijs 2017: TextielMuseum Tilburg’ van de BankGiroLoterij.

Eylem Aladogan produceert beeld in EKWC en stelt tentoon in De Pont

Hier in Oisterwijk’ is sundaymorning@ekwc. Niet het bos, het winkelcentrum, een vennetje, het raadhuis, het station of een knutselhoek in Oisterwijk. De journalist hanteert blijkbaar het motto ‘waarom specifiek en nauwkeurig zijn als het ook vaag kan’? Een reportage van ‘iets uit Noord-Brabant‘. Het beeld ‘Heart of Steel’ van Eylem Aladogan is vanaf 21 januari te zien in De Pont te Tilburg op de tentoonstellingThe Arch of Belief‘.

soldiers-guarding-christ-s-tomb-at-the-resurrection-detail-from-the-isenheim-altarpiece

Foto: Fragment van het Isenheimer-altaar van Mathias Grünewald te Colmar waar Eylem Aladogan zich op inspireerde voor het beeld ‘Heart of Steel’.

Joep van Lieshout in De Pont. In het kader van Jheronimus Bosch 500

Joep van Lieshout is vanaf vandaag te zien in museum De Pont in Tilburg. De tentoonstelling SlaveCity wordt gepresenteerd in het kader van Jheronimus Bosch 500. De uitleg die daar aan wordt geven lijkt vergezocht: ‘Deze visionaire schilder hield zijn publiek vijfhonderd jaar geleden al een spiegel voor. In dit ondermaanse tussen hemel en hel streven mensen misschien wel het goede na, maar de duivelse verleiding van hebzucht en wellust kunnen zij zelden weerstaan.’ Wordt dit er niet aan de haren bijgesleept en geldt deze uitleg niet voor elke universele kunstenaar? Hoe dit zich verhoudt tot de industriële uitbuiting van de hedendaagse mens is ook onduidelijk. Alles is recyclebaar, zegt de uitleg. Blijkbaar ook oude thema’s. En daar is niets mis mee.

Brabant Cultuur heeft er een handje van om zich te profileren door stapeling en bundeling, en door het aanbrengen van kaders alles te willen kwantificeren en van bovenaf te willen sturen. Zelfs als dat ten koste gaat van de ongebondenheid en losheid van de kunstenaars of culturele instellingen. Hoe goedbedoeld en lovend de initiatieven ook zijn. De uitleg bij deze tentoonstelling schrijnt omdat Joep van Lieshout met het doorbreken van grenzen juist het tegenovergestelde nastreeft. Maar wellicht moet de verantwoording van de geldschieter die er zo graag het stempel van een historisch programma op drukt niet al te serieus worden genomen. Toch geeft juist bij deze tentoonstelling deze kadrering te denken. Het verdient aanbeveling dat de Brabantse steden en provincie zich eens goed afvragen waartoe hun regelgeving en toetsing precies leidt.

Zo wordt deze tentoonstelling van Joep van Lieshout onbedoeld een commentaar op het functioneren van de ambtelijk-bestuurlijke Brabantse culturele wereld. Maar laat niemand zich weerhouden om naar De Pont af te reizen. Wie zich de tentoonstelling Infernopolis in de Onderzeebootloods van Boijmans in 2010 herinnert weet wat er te verwachten valt: maatschappijkritiek met humor, fantasieën die de grens tussen goed en kwaad aftasten en de verbeelding van de opbouw van de controlestaat die ons het leven en de vrijheid ontneemt.

Lokale partijen zetten vragen bij Stedelijk Museum ‘s-Hertogenbosch

right_museumkwartier3

Zie voor de brief van de stadspartijen, reacties en een inhoudelijk toelichting onder commentaren. 

Het Stedelijk Museum ‘s-Hertogenbosch (SM’s) wordt over een half jaar zelfstandig. Een museum voor hedendaagse beeldende kunst en vormgeving. Bijzonder door de sieraden en keramiek collectie. Dat laatste met als meerwaarde de synergie die het biedt met de in Den Bosch gevestigde ontwikkelinstelling EKWC die tot de wereldtop op keramisch gebied behoort. SM’s moet een sterk museum ‘in een levendig en aantrekkelijk museumkwartier’ worden. Op 24 mei 2013 vindt de officiële opening van het museumkwartier plaats. Zo heeft de Bossche raad besloten. In een Programma van Eisen worden de details vastgelegd, waaronder de financiën.

De drie partijen Knillis, Leefbaar en Bosch Belang die in 2014 fuseren tot Raadsgroepering Bosch Belang en nu al als een partij opereren stellen kritische vragen aan het college. Naar hun mening is de gemeente veel te gul voor dat museum, schrijven ze in een brief aan burgemeesters en wethouders, aldus Omroep Brabant. SM’s komt onder een dak met het Noordbrabants Museum: ‘Het wordt straks een van de grootste culturele attracties van Nederland. U vindt in dit nieuwe Museumkwartier in hartje Den Bosch en veelheid aan kunst, cultuurhistorisch erfgoed en design onder één dak.’ Er hangt een prijskaartje van zo’n 52 miljoen euro aan.

De brief merkt op dat het SM’s een gebouw in gebruik kan nemen van zo’n 20 miljoen euro. Het dubbele van de oorspronkelijke begroting uit 2005. Het krijgt van Den Bosch een jaarlijkse exploitatiesubsidie van 360.000 euro. De partijen hebben gelijk dat de crisis tot bezuinigen noopt. De investering in de nieuwbouw is echter al uitgegeven. Het enige waarop te korten valt is die exploitatiesubsidie van 360.000 euro. Geen overdreven hoog gedrag voor een provinciehoofdstad. Daarmee komt de kritiek op de financiering in de lucht te hangen.

De brief stelt vragen bij het draagvlak: ‘De beperkte permanente collectie in beschouwing nemend – deze is slechts interessant voor een beperkte doelgroep – is de vraag gewettigd of het SM’s de vergelijking met andere nabijgelegen musea voor hedendaagse kunst aankan.‘ De brief merkt herhaaldelijk op dat het SM’s een te beperkte collectie sieraden en keramiek heeft en dat Den Bosch zich tussen Eindhoven (Van Abbemuseum) en Tilburg (De Pont) beter op cultuurhistorie zou kunnen richten. Vraag of het SM’s met haar collectie die focust op sieraden en keramiek te exclusief is voor Den Bosch is een gerechtvaardigde vraag. Maar wie regelmatig de tentoonstellingen heeft bezocht weet dat de staf meer toont dan sieraden en keramiek alleen. In de oude behuizing haalde het SM’s in 2011 zo’n 32.000 bezoekers. Dat zal naar verwachting meer worden.

De brief vraagt wat een basisvoorziening is: ‘Is dit in onze stad niet een al te exclusief project, slechts aantrekkelijk voor een kleine groep van bevoorrechte, veelal goed verdienende en ingewijde kunstkenners en liefhebbers? Je moet als liefhebber wel heel veel gevoel voor – toegepaste – kunst hebben wil je voor een beperkte collectie moderne sieraden en keramiek naar ’s-Hertogenbosch komen. Kunstkenners zijn zeker bevoorrecht. Niet om hun salaris, maar omdat ze de waarde van kunst waarderen. Uit de brief spreekt een gebrek aan vertrouwen in de kracht van Den Bosch als winkel-, toeristen- en kunstcentrum. Inclusief de kwaliteit die musea met echte kunst bieden. En de aantrekkingskracht vergroten. De nieuwbouw is inderdaad duur geworden. Een kwestie van vastgoed. Nu gaat het om de toekomst. Den Bosch is een bezoek waard.

Naschrift: Overigens is de manier waarop zo’n brief behandeld wordt door de Bossche griffie opmerkelijk. Navraag leerde dat het een zogenaamde Artikel 39 brief betreft die niet openbaar gemaakt wordt. Uiteindelijk op de langere termijn wel via een persbericht. De brief wordt nu naar bepaalde journalisten gestuurd. Kortom, Den Bosch hanteert selectieve openbaarheid. Op de vraag om me de brief te sturen werd na overleg negatief beslist. Dat dit een merkwaardige gang van zaken is wordt onderkend. De openbaarmaking van dit soort stukken wordt over enkele weken ruimer. Via een van de partijen werd me desgevraagd de brief gestuurd.

Foto: Impressie nieuwbouw; Bierman Henket Architecten.

Hervorming museumsector gevraagd

Commentaar van januari 2011:

Hoe komen entreeprijzen van musea tot stand? Met wat moet je het vergelijken? Is een museum een volledig culturele bestemming of een samengaan van evenement en cultuur? Valt het te vergelijken met een bioscoopkaartje, de toegang van een voetbalwedstrijd, een bibliotheekpas, de entree voor de Efteling of een gratis Studium Generale lezing bij de Universiteit? Is een rendez-vous van twee uur met Van Doesburg hetzelfde als twee uur oogcontact met Kirsten Dunst?

Duidelijk is dat de museumsector niet tot eenduidigheid komt in de prijsstelling. Waar een toeslag van € 2,50 voor de Nachten van Van Gogh redelijk lijkt, komt € 6,00 toeslag voor Van Doesburg in de Leidse Lakenhal buitensporig over. Minder kwaliteit, minder naam, minder museum, maar toch een tweemaal zo hoge toeslag? Alsof een kaartje voor een voetbalwedstrijd in het stadion van VVV of RKC tweemaal zo duur is als Ajax in de Arena.

Hoewel op plaatselijk niveau voor pashouders of doelgroepen regelingen bestaan voor gratis toegang ontbreekt er in Nederland een overkoepelende regeling. Zo weten Fransen op woensdag gratis hun musea te vinden en heeft de Franse president Sarkozy de toegang tot de staatsmusea voor jeugdigen onder de 25 jaar gratis gemaakt. Ook andere groepen als werklozen en mensen die op de bijstand aangewezen zijn hebben gratis toegang. Sociaal beleid stroomt de musea binnen.

Terwijl inkomsten uit de verkoop van toegangsbiljetten doorgaans ondergeschikt zijn, lijken allerlei initiatieven om de drempel voor minvermogenden te slechten in Nederland niet te slagen. Wellicht omdat niemand de rekening wenst te betalen. Deze uitblijvende initiatieven geeft de museumsector geen sociaal en slim gezicht van een organisatie die politieke resultaten boekt.

Een projectgroep van de Museumvereniging concludeert in 2007 dat de Museumkaart een mooi product is voor de musea. De conclusie is dat zelfs zonder sponsor de financiële basis van de Stichting Museumkaart gezond is.

Bij de prijsstelling speelt dat het belang van de Museumkaart voor het Van Gogh Museum op de bedrijfsvoering relatief kleiner is dan bij een provinciaal museum als De Lakenhal, Centraal Museum of Groninger Museum. Door het hoge percentage buitenlandse bezoekers zonder Museumkaart kan het van Gogh Museum de toeslag op de Museumkaart laag houden. Neem de proef op de som en bezoek het Van Gogh Museum op een drukke zomerse dag. De rij voor de binnenlandse kassa voor Museum- en ook ICOM-kaarthouders bedraagt dan een fractie van de buitenlandse rij.

De ongelijkheid in toeslagen werkt verwarrend voor bezoekers. Waarbij het ontbreken van niet-strikt museale instellingen als de Rotterdamse Kunsthal bij het gebruik van de Museumkaart een nieuwe verwarring oplevert voor degenen die niet precies begrijpen wat een museum is. Maar da’s een ander onderwerp.

Oorzaak lijkt dat sommige steden hun gemeentelijke musea in achtereenvolgende bezuinigingsrondes flink hebben afgeknepen. Het ergste moet nog komen. Wat de linkse politiek de PVV terecht verwijt, namelijk rancuneus en kinderachtig gedrag jegens de cultuur kan de PVV terecht terugspiegelen. Middelgrote gemeenten als Amersfoort en Gouda slachtofferen hun musea. Da’s hun eigen prioriteit.

Soms zijn voormalige gemeentemusea op afstand gezet en geprivatiseerd onder de afspraak van een meerjarig contract en subsidie. Waarbij collectie en gebouw in handen van de gemeente blijven als drukmiddel. Of ze zijn nog in naam een gemeentemuseum waarvan de directeur direct rapporteert aan de wethouder van Cultuur.

Maar in beide gevallen zijn museumbudgetten afgelopen jaren verminderd of op zijn best bevroren. Dit terwijl allerlei kosten in de culturele sector bovengemiddeld zijn gestegen.

Daarbij komt dat gemeenten met hun vastgoedbezit avonturen aangegaan zijn en dat willen vermarkten. Waar vroeger kostbare en in het centrum gelegen museumgebouwen pro forma op een balans stonden worden ze nu op een semi-zakelijke markt van het gemeentelijk vastgoedbedrijf ingeboekt. Paradox is dat gemeenten graag een volwaardig en prestigieus museumgebouw willen financieren, maar zich steeds minder vast willen leggen voor de exploitatie met een open eind. Vaak een loze exercitie die ermee eindigt dat verhoogde huurpenningen worden kwijtgescholden. Maar het budget schiet wel de lucht in.

Wat rest is een idee van kapitalisering en een mentale druk op het museum om inschikkelijk te zijn om erger te voorkomen. Met een zwaard van Damocles boven de balans. Het museum is in de val gelopen door te veel te groeien in stenen en mensen en is verregaand inflexibel geworden. Het kan niet meer reageren.

Steeds meer ontbreekt het aan sociaal-democratische wethouders met een hart die een idee van permanente educatie in hun politieke agenda hebben staan. Het ideaal van verheffing van het volk kreeg vroeger gestalte in een royale bijdrage aan het gemeentemuseum. Dat idee ontbreekt nu waar sociaal-democratische wethouders nog meer dan liberale bestuurders gestuurd worden door hun visie van het marktdenken.

Structureel heeft Nederland teveel musea en tentoonstellingen. Hoewel er naar mijn idee maar acht musea zijn die op dit moment regelmatig kwaliteit leveren in hun tentoonstellingen (De Pont, Boijmans, Van Gogh Museum, Haags Gemeentemuseum, Mauritshuis, Van Abbe, Rijksmuseum en op het nippertje, het Stedelijk Museum) staat het land overvol met musea en zuigen vele middelmatige en middelgrote musea een deel van de budgetten weg.

Sommige topmusea beconcurreren elkaar of zelfs zichzelf door een ADHD-achtige programmering. De befaamde tentoonstellingsmachine die op hol geslagen is en niet meer te temmen valt ten koste van verdieping van de inhoud, de uitvoering en het ontbreken van nazorg voor een tentoonstelling. Want aan de horizon doemt een nieuwe naam op die door de afdelingen publiciteit en marketing moet worden gelanceerd. Of de naam van de conservator of de museumdirecteur moet helpen vestigen. Maar geen enkel museum kan op straffe van weggezakte aandacht afhaken.

Nederlandse musea draaien internationaal niet meer mee zoals vroeger en hebben in het bruikleenverkeer weinig in te brengen. Modes bepalen de agenda. Enkele jaren terug was de landententoonstelling populair. Wat volgt? Een tentoonstelling uit eigen collectie met een paar bijzondere bruiklenen, ingegeven door eigen schaarse middelen? Beter lijken terughoudendheid, reflectie en een betere onderlinge afstemming tussen musea zodat de kwaliteit opgekrikt kan worden en bezoekers weer op adem kunnen komen.

Projectsubsidies moeten het budget incidenteel en structureel ophogen. Da’s een onmogelijke opgave. Want het beroep op de Mondriaan Stichting, een vermogensfonds als het VSB Fonds -met een gehavend budget door de crisis-, het Prins Bernhard Cultuurfonds, een lokaal fonds als het K.F. Hein Fonds of een bedrijfssponsor -waarbij de banken deels weggevallen zijn door de crisis- is te groot geworden. Over het maecenaat is hetzelfde te zeggen. Ook dat brengt niet de volledige oplossing.

De BankGiroloterij ondersteunt Nederlandse musea structureel, dat wil zeggen langer dan drie jaar. Zo krijgen middelgrote musea als het Utrechtse Centraal Museum, het Nijmeegse Valkhof of het Haarlemse Frans Hals Museum een jaarlijkse bijdrage van € 200.000. Musea die geen sluitende begroting hebben vissen achter het net. Wat de kloof tussen de haves en de have-nots in museumland vergroot.

Een voorzichtige conclusie is dat de museale sector via de sectorale Museumvereniging niet de indruk weet te wekken de deelbelangen van de afzonderlijke deelnemers te kunnen overbruggen. Lastig in een veld waar concurrenten moeten samenwerken. Dat verschil uit zich eerder in de sexy programmering dan in overleg over aankopen, registratie of behoud. Afzonderlijke musea gaat het financieel slecht en ze hangen aan een lijntje. De relatie met de subsidieverstrekkende gemeente is er doorgaans een van afhankelijkheid.

Musea moeten zich herpositioneren en een stapje terugdoen om toekomstig onheil af te wenden. Het zou helpen -al is het intern binnen de museale sector of in een miniconvent- als er een onderscheid kwam tussen musea met een internationale, nationale of regionale uitstraling. Waarbij mogelijkheden gekwantificeerd worden aan de hand van kwantitatieve criteria zodat musea uit zelfbescherming niet overambitieus kunnen worden. Een kwart van de musea kan opgedoekt worden, waarbij in de keuze niet de regionalisering die het CDA voorstaat, maar de kwaliteit de doorslag moet geven.

Dan kunnen zelfs afnemende budgetten beter hun weg vinden en wordt de bezoeker beter dan nu gediend met een evenwichtige en kwalitatieve landelijke agenda. En wie weet lagere toeslagen. Passende titel voor een nota hierover zou kunnen luiden De Nederlandse museumsector: Van Wildgroei naar Win-Win. Dat laatste begrip is echter te verschrikkelijk voor woorden. De oplossing is namelijk niet meer management en consultants met hun turbo-taal, maar juist minder van dat alles. Terug naar de werkvloer van de echte professionals. Da’s de oplossing. Wie maakt dat duidelijk aan de museumsector?

Foto: Missiemuseum Steyl, Limburg

Behoudzucht in de beeldende kunst

 

Beeldenstorm in kunst is als een pendule. Soms slaat het links, soms rechts. Een NRC-recensie van politieke affiches uit de jaren ’70 (vdve) toont de houdbaarheid: Eigenlijk maken ze één ding echt duidelijk: dit zijn de jaren van retoriek en van dik hout zaagt men planken. Links-activistische toegepaste kunst die jaren later als overspannen, pathetisch en ongenuanceerd wordt beoordeeld. Niets staat stil, onze mening nog het minst.

Lastig om uit te gaan van goede bedoelingen van beeldenstormers. De praktijk leert dat beeldenstormen altijd uit de hand loopt. Beeldenstormen is per definitie een emotie die uitgaat van intolerantie en tot doel heeft om iets van de ander te vernietigen. Of het sacrale nu het uitgangspunt of het doel is maakt geen verschil. Daar past geen relativering bij die een beeldenstorm goedpraat.

Sooreh Hera zette vanuit haar eigen wereldbeeld een autonoom beeld naast een al bestaand wereldbeeld. Ze vernietigde de illusie van de ander, niet een fysiek beeld. Zij is daarom geen beeldenstormer. Hoogstens een moderne variant die met hedendaagse middelen aanleunt tegen een traditie van iconoclasme in de kunstgeschiedenis. Wat rebelsheid door associatie suggereert. Hoogst fascinerend en van deze tijd, maar Hera bleef aan de nette kant door slechts een illusie te verdringen.

Iconoclasten die anderen hun opinie opdringen door middel van beschadigen of vernietigen van beelden zijn de ware beeldenstormers. Actief geweld tegen een kunstwerk maakt daarbij het verschil. Ze tasten de vrijheid van expressie van de maker aan door deze uit te willen vegen. Onder welk mom dan ook. Het gaat niet om het geweld dat indirect als reactie tegen de maker opgeroepen wordt. Ook Robert Rauschenberg vlakte ooit een tekening van Willem de Kooning uit. Met toestemming.

Religies roepen trouwens door hun hooghartig karakter en hun beroep op het hogere tegengeluiden op. Dat tegengeluid hebben ze nodig om maatschappelijk bij de tijd te blijven en niet te vervreemden in apartheid. Ook daarom moet een tegengeluid als dat van Hera door alle weldenkende mensen onvoorwaardelijk geaccepteerd worden. Het tegengeluid is niet een bedreiging voor religie, maar juist de redding ervan.

Als overigens ooit de overbodigheid en het maatschappelijk isolement van de Nederlandse museumsector is aangetoond, dan was het tijdens de affaire-Hera eind 2007. Een collectieve actie van tien gezichtsbepalende kunstmusea had de geloofwaardigheid van de sector gediend. Al hadden ze maar elk een foto van Hera op zaal gehangen. Maar het bleef bij het kleinere museumgoudA en een standvastige directeur.

Sinds die tijd kijk ik anders naar blauwdrukken, vergadercultuur, megamanifestaties en megamarketing, vertragingen in bouw en kostenoverschrijdingen en de vraag naar steeds meer van deze musea. Ze mogen van mij gesloten worden. Hoe doorleeft kan een kritisch beredeneerd schilderij of installatie zijn of een als maatschappelijk opgezet project als een museum de eigen functie vergeet? De Nederlandse museumsector gaat aan behoudzucht ten onder.

Het Van Abbemuseum is hierop een gunstige uitzondering. Het handzame boekje van Jonas Staal over de vrijdenkersruimte van de VVD is een juweeltje van duidelijkheid en oorspronkelijkheid. En Boijmans, De Pont en het Haags Gemeentemuseum bieden kwaliteit. Daar stopt het voor Nederland. Voldoende?

Foto: ‘Kerkinterieur met beeldenstormers‘ olieverf op paneel door Hendrik van Steenwijck II, omstreeks 1610-1630. Aankoop in 2008 door museum Het Prinsenhof met steun van de Vereniging Rembrandt.