Met verbreekt na kritiek sponsorrelatie met Sacklers. Kunnen Nederlandse musea er een voorbeeld aan nemen en een begin maken met het naleven van een ethische code inzake de relatie met sponsors?

Schermafbeelding van deel artikelMet dropping Sackler name from museum over opioid links‘ (van AFP) opFrance 24, 9 december 2021.

Het Metropolitan Museum of Art in New York zei op donderdag 9 december 2021 in een verklaring dat het de naam Sackler van verschillende tentoonstellingsvleugels zou verwijderen, te midden van aanhoudende controverse over de vermeende rol van de miljardairsfamilie bij het aanwakkeren van de opioïdencrisis. In media werd dit besluit een mijlpaal genoemd. De naam Sackler zal worden verwijderd uit zeven tentoonstellingen, waaronder de vleugel met de Tempel van Dendur, zei de Met in deze gezamenlijke verklaring met de familie.

De VS zucht nog steeds onder een crisis van pijnstillers, de ‘opioïde crisis’. Verslavende middelen die mensen afhankelijk maakt. Sommigen plegen zelfmoord. De Sackler familie die het inmiddels failliet verklaarde bedrijf Purdue Pharma bezat en de middelen verkocht is er rijk van geworden.

Zoals vaak in dit soort gevallen willen de leden van zo’n familie niet bekend staan als ordinaire geldboeren en zoeken ze maatschappelijke acceptatie om hun ware aard te verhullen. In dit geval doen ze dat via het sponsoren van kunst. Een gangbare stap om maatschappelijk prestige te kopen.

Een belangrijk signaal over de onaanvaardbaarheid van sponsorgeld in de kunstsector gaf in 2019 de Britse acteur Mark Rylance toen hij de Royal Shakespeare Company (RSC) verliet omdat het sponsorgeld ontving van ‘big oil‘, van BP. Hij meende toen volgens een bericht in The Guardian dat de sponsorovereenkomst van BP met RSC het bedrijf toestond om ‘de destructieve realiteit van zijn activiteiten te verdoezelen’. Volgens hem bedreigen ze de toekomst van de planeet. Rylance zei niet met BP geassocieerd te willen worden, zoals hij dat evenmin zou willen met een wapenhandelaar, een tabaksproducent of wie dan ook die ‘moedwillig de levens van anderen levend en ongeboren vernietigt’.

Het besluit van Rylance is in lijn met andere acties tegen sponsorovereenkomsten in de kunst met bedrijven die door een toenemend aantal activisten niet langer als ethisch toelaatbaar wordt gezien, zoals de groep Gulf Labor in het Guggenheim Museum. In 2015 was er een rel over het Londense Science Museum toen Shell de inhoud van een tentoonstelling over klimaatverandering probeerde te beïnvloeden. Activist Chris Garrad van ‘bp or not bp’ gaf toen aan dat ‘het Science Museum een belangrijk radartje in de propagandamachine van Shell is’. Kunstenaar Michael Rakowitz weigerde om deel te nemen aan de 2019 Whitney Biennial vanwege de rol van wapenhandelaar Warren Kanders in de Raad van Toezicht van deze instelling.

Nederland kent ook dit soort protesten die echter nauwelijks de publieke opinie halen. Zo is er het volgens vele critici besmette sponsorgeld van cultuurfonds Ammodo dat desondanks door vele musea (Museum Boijmans, Van Abbemuseum, Kröller-Müller Museum, Mauritshuis, Museum Boerhaave, Ons’ Lieve Heer op Solder, Rijksmuseum of Stedelijk Museum) probleemloos en hersenloos wordt aanvaard. Soms werkt protest. Het Van Gogmuseum en het Mauritshuis beëindigden in 2018 de sponsorovereenkomst met Shell na druk van de actiegroepen Fossil Free Culture NL en Fossielvrij NL.

Kunstenaar Nan Goldin die ooit verslaafd was aan een middel van de Sacklers voerde in de VS en het VK geruime tijd actie tegen musea die geld van de Sacklers accepteerden. Een gevolg van dat jarenlange protest is dat de Met de sponsorovereenkomst met de Sacklers verbreekt. Dat is een lastige strijd omdat musea zich grotendeels afhankelijk hebben gemaakt van sponsors. In de VS en het VK is dat gebruik en ook in Europa zijn musea door terugtredende overheden de markt opgejaagd.

In 2019 boekte Goldin een eerste succes toen de National Portrait Gallery in Londen bekendmaakte een sponsorbedrag van 1 miljoen pond van de Sacklers af te wijzen. Musea zijn gewaarschuwd, publiek en kunstenaars pikken niet langer dat musea geld van dubieuze geldschieters aanvaarden. Musea die dat (nog) wel doen kunnen op negatieve publiciteit rekenen.

De coronacrisis zou wel eens een zegen in vermomming kunnen zijn voor de ethische opstelling van musea omdat het de formule van museum als tentoonstellingsfabriek van blockbusters ondermijnt en musea de kans geeft om zich hierop te bezinnen. De toenemende kosten van grote exposities zijn voor steeds meer musea onbetaalbaar geworden. Musea hebben nu de kans om terug te komen op de foute afslag die ze ooit in andere tijden namen door zich over te leveren aan ‘foute’ sponsors. Maar willen ze schoon schip maken?

De verwachtingen en het zelflerend vermogen van Nederlandse musea zijn laag en het opportunisme en het wegkijken blijven groot.

In Nederland klonk in augustus 2021 slechts aarzelende kritiek op flitshandelaar Rob Defares die in Amsterdam een kunstinstelling (geen museum) wil inrichten waarvoor hij van de gemeente een pand en ondersteuning eist. Een publiek debat over de ethiek van het aanbod ontbrak volledig. Er klinkt weliswaar kritiek op dit soort fondsen die een ontwrichtende werking op de Nederlandse kunstwereld hebben, maar dat smoort telkens in berekening. De gevestigde culturele instellingen zwijgen als het om het accepteren van ‘besmet’ geld gaat zodat de kritiek nooit echt landt en tot een publiek debat leidt.

Ethiek in de Nederlandse museumsector is akelig onderontwikkeld als het om de herkomst van sponsorgeld gaat. De Met heeft nu een voorbeeld gegeven hoe het anders kan. Hopelijk leert de Nederlandse museumsector daarvan. Het zal onderhand tijd worden.

Advertentie

Antwoord aan Broos Schnetz: Utrechtse Culturele Zondagen zijn bij het oud vuil gezet omdat ze aan culturele inhoud hadden verloren

Antwoord aan Broos Schnetz die een open brief aan de raadsleden van de gemeente Utrechts stuurt om wat er van de Culturele Zondagen terecht is gekomen. Ik ben het deels eens, deels oneens met de briefschrijver. Ik heb mijn reactie ook geplaatst op de DUIC waar op 30 mei 2020 genoemde open brief werd gepubliceerd:

De poging om de verkeerde framing van de Culturele Zondagen (CZ) aan te pakken levert nieuwe verkeerde framing op. Want er is heel wat voor te zeggen dat Utrecht Marketing (UM) en CZ vreemde bedgenoten zijn die elkaar niet liggen. Dat marketing de cultuur zou wegdrukken viel te verwachten voor iedereen met ook maar oppervlakkige kennis van de kunst heeft. Kortom, de samenwerking van kunst en cultuur met marketing, stadspromotie en toerisme was vanaf het begin ten dode opgeschreven. Dat kon het Utrechtse gemeentebestuur weten.

Maar de auteur wijkt af van zijn koers en maakt het er onnodig verwarrend op als hij zijn pijlen richt op de grote culturele instellingen. De mislukking van de fusie kan echter niet eenzijdig op het bordje van de grote culturele instellingen geschoven worden. Het wordt er zelfs ronduit rancuneus op als hij zegt: ‘Cultuurgeld verdwijnt al voor het overgrote deel in de zakken van de grote culturele instellingen die toch vooral een cultuur faciliterende functie hebben.

Wie spreekt over geld dat verdwijnt in de zaken van culturele instellingen toont vijandschap tegenover kunst en cultuur en bedient zich van een jargon dat aanhaakt bij de haat tegen kunst. Of in elk geval kunst haar rechtmatige plek niet vanzelfsprekend gunt. Deze onnodige opmerking doet afbreuk aan het betoog dat zinnige en waardevolle elementen bevat.

De grote culturele instellingen hebben als ondernemingen hun eigen verantwoordelijkheid. Ze zijn verzelfstandigd en staan alleen nog in een subsidierelatie tot de gemeente. Ze bepalen hun eigen beleid.

Er heeft altijd spanning bestaan tussen het Centraal Museum (CM), de Stadsschouwburg en Tivoli Vredenburg en de rest van de culturele instellingen. Simpelweg omdat ze een andere positie innemen dan de kleinere culturele instellingen of de individuele kunstenaars.

De grotere culturele instellingen zijn verplicht om een steeds groter percentage van hun inkomsten uit de markt te halen. Daarmee komen ze verder af te staan van de gemeente. Het gemeentebestuur heeft niet altijd rechtlijnig geopereerd door de grote culturele instellingen ook nog deelgenoot te willen maken van gemeentebeleid dat tegen het eigenbelang van die grote instellingen inging. Het lijkt alsof ze door het gemeentebestuur en de betrokken beleidsambtenaren nog worden beschouwd als de instellingen die ze voor hun verzelfstandiging waren.

CZ is een voorbeeld van een project waar de grote culturele instellingen niet veel belang bij hebben. Dat valt deze instellingen niet te verwijten en zelfs uiteindelijk niet het gemeentebestuur dat altijd wil bundelen, koppelen en focussen. Overigens hebben de grote culturele instellingen waar mogelijk coöperatief meegewerkt. Het is eerder door de verzelfstandigingen die zich pas tijdens de looptijd van de CZ aankondigden dat er een gebrek aan eenstemmigheid naar boven kwam in de opzet van de CZ omdat die door de tijd achterhaald was.

Het gevolg was dat de afstand van de gevestigde kunstinstellingen met de CZ werd vergroot. Er ontstond een kader waar de grote culturele instellingen per definitie niet in pasten en de CZ verloor aan culturele inhoud. Met als gevolg dat de per definitie oppervlakkige marketing van UM het gat moest vullen. Dat is de samenloop van omstandigheden. Het is te simpel om dat verband niet te zien.

Acteur Mark Rylance verlaat Royal Shakespeare Company vanwege een sponsorovereenkomst met BP

Een opvallend bericht in The Guardian, de gerespecteerde acteur Mark Rylance verlaat de Royal Shakespeare Company (RSC) vanwege de financiering door ‘big oil’ van de kunsten. Het gaat in dit geval om BP. Rylance meent dat de sponsorovereenkomst van BP met RSC het bedrijf toestond om ‘de destructieve realiteit van zijn activiteiten te verdoezelen’. Volgens hem bedreigen ze de toekomst van de planeet. Rylance zei niet met BP geassocieerd te willen worden, zoals hij dat evenmin zou willen met een wapenhandelaar, een tabaksproducent of wie dan ook die ‘moedwillig de levens van anderen levend en ongeboren vernietigt’.

Het besluit van Rylance is in lijn met andere acties tegen sponsorovereenkomsten in de kunsten met bedrijven die door een toenemend aantal activisten niet langer als ethisch toelaatbaar wordt gezien, zoals Nan Goldin bij de National Portrait Gallery  of de groep Gulf Labor in het Guggenheim Museum. In 2015 was er een rel over het Londense Science Museum toen Shell de inhoud van een tentoonstelling over klimaatverandering probeerde te beïnvloeden. Activist Chris Garrad van ‘bp or not bp’ gaf toen aan dat ‘het Science Museum een belangrijk radartje in de propagandamachine van Shell is’. Kunstenaar Michael Rakowitz weigerde om deel te nemen aan de 2019 Whitney Biennial vanwege de rol van wapenhandelaar Warren Kanders in de Raad van Toezicht van deze instelling.

Nederland kent ook dit soort protesten die echter mondjesmaat doorbreken in de publieke opinie. Zo is er het volgens vele critici besmette sponsorgeld van cultuurfonds Ammodo dat desondanks door vele musea (Museum Boijmans, Van Abbemuseum, Kröller-Müller Museum, Mauritshuis, Museum Boerhaave, Ons’ Lieve Heer op Solder, Rijksmuseum of Stedelijk Museum) probleemloos wordt aanvaard. Soms werkt protest wel. Het Van Gogmuseum en het Mauritshuis beëindigden in 2018 de sponsorovereenkomst met Shell na druk van de actiegroepen Fossil Free Culture NL en Fossielvrij NL.

Rylances optreden bij de RSC is van belang omdat hij de bewustwording over de sponsorovereenkomsten van bedrijven met culturele instellingen vergroot. Altijd moeten die culturele instellingen een tegenprestatie leveren. Soms is dat ethisch aanvaardbaar, soms is dat ethisch onaanvaardbaar. Een debat hierover kan niet los gezien worden van de steun voor de kunsten door de overheid. Want als culturele instellingen voor hun financiering in de richting van bedrijven en de sponsormarkt  worden gejaagd door een terugtredende overheid, dan gaat dat niet gratis. Rylance blijft een witte raaf. Zo is het een zeldzaamheid dat een conservator of museumdirecteur een museum vrijwillig verlaat vanwege een onethisch ingeschatte sponsorovereenkomst met een bedrijf. Dat dit niet gebeurt is bij nader inzien opmerkelijk omdat de over alles een mening hebbende assertieve hoogopgeleiden van nu niet het uiterste gevolg aan hun protest geven als het urgent wordt en hun eigenbelang groot is. Dat roept de vraag op wat die mening dan eigenlijk waard is.

Defensieve domheid van petitie ‘Sterke ondersteuning voor een vitale cultuursector’ gooit boel op slot en verdedigt eigen posities

Aldus het slot van de petitie ‘Sterke ondersteuning voor een vitale cultuursector’ op de site van het Landelijk Kennisinstituut Cultuureducatie Amateurkunst (LKCA) dat liefst 58 medewerkers telt. Alleen dit feit alleen al verklaart de petitie. De eigen positie wordt verdedigd. Er mogen geen nieuwe instituten in het leven geroepen worden. In de economie heet dat kartelvorming of oligarchie. De overheid bestrijdt dat, maar vreemd genoeg niet in de cultuursector waar klustering en stilstand worden bevorderd. Omdat het toch maar kunst is? Concurrentie voor overheidssubsidie wordt uitgeschakeld. Oogluikend wordt toegestaan door overheden dat enkele sectorinstituten de culturele markt verdelen, in bezit nemen en met een vals beroep op het publiek via deze petitie positief in de publiciteit brengen. De eigen pluim wordt via deze petitie nog mooier opgeschikt dan die echt is. De petitie getuigt van een onnoemelijke kortzichtigheid, onverdraagzaamheid en domheid.

Wijbrand Schaap van het Cultureel Persbureau zette me via een artikel op zijn site op het spoor van deze petitie. Hij leest de petitie zo: ‘De bestaande ondersteuningsinstituten in de cultuursector dringen er daarin namelijk bij de Tweede Kamer op aan om geen geld te steken in nieuwe ondersteuningsinstituten. Daarmee steken clubs als het Landelijk Kennniscentrum Amateurkunst (LKCA), Cultuur+Ondernemen, en de Boekmanstichting een kleine, doch wel tamelijk welgemikte dolk in de rug van hen die aan het lobbyen zijn voor een terugkeer – in enige vorm – van het Sectorinstituut Theater (TIN) en het Muziekcentrum Nederland (MCN) die door Halbe Zijlstra in 2012 de nek zijn omgedraaid.’ Schaap heeft gelijk. Waar is de solidariteit in deze gesubsidieerde cultuursector? Schaap: ‘De petitie kan niet anders gelezen worden dan als een signaal dat de gevestigde orde geen nieuwkomers wil. Zeker niet als dat ten koste gaat van diezelfde gevestigde orde.’ Een toevallig ontstane situatie wordt gefixeerd en gelegitimeerd met het argument dat het historisch gegroeid is. Zoals alles historisch gegroeid is. Mijn reactie op de FB-pagina van Wijbrand Schaap bij dit onderwerp:

Er is geen solidariteit binnen disciplines en evenmin tussen disciplines. Ieder vecht voor de eigen toko en hypotheek. Zo zagen we ook de gezaghebbende en unieke bibliotheek van het Tropeninstituut ontmanteld worden ten koste van steun aan een reeks van misbare en middelmatige instellingen. Het is de schande van zowel het veld als van de politieke besluitvormers dat ze dat billijkten. Waar was het overkoepelende Deltaplan voor de Kunsten dat unieke waarde vooropstelt zonder te ontaarden in paleiskunst door topinstellingen die hun kunstjes vertonen voor de macht? De culturele basisinfrastructuur waar de Raad voor Cultuur over adviseert is dat niet omdat er allerlei politieke, cultuurpolitieke en regionale belangen in gemengd zijn. Het Nieuwe Instituut is inderdaad zo’n instelling die op z’n best als middelmatig kan worden gekenmerkt. Op z’n slechtst als frauduleus en overbodig. Trouwens hoe dan is het nog steeds een raadsel waarom het ooit in de huidige vorm van de grond werd getild. Wie wordt niet moe van die kunstbobootjes die uitblinken in kortzichtigheid en het schrijven van beleidsstukken onder het mom ‘eigen instelling eerst’? De voorspelbare reactie is dat het brede publiek de schouders ophaalt over zoveel opportunisme en gebrek aan solidariteit, en geen begrip opbrengt voor de kunstsector. Dat lijkt nog niets eens onterecht.

Foto: Schermafbeelding van deel petitie ‘Sterke ondersteuning voor een vitale cultuursector’, november 2018.

Stedelijk Museum aanvaardt geld van cultuurfonds Ammodo. Maar zou dit om morele en publicitaire redenen dienen te weigeren

af

Het Stedelijk Museum kijkt samen met Stichting Ammodo naar een nieuwe plek voor het Stedelijk Museum Bureau Amsterdam, aldus bovenstaand bericht op Artforum. Gezien de achtergrond van Ammodo is dit een opvallende ontwikkeling die alles in zich heeft de kunstwereld te beschadigen. ‘Together with Ammodo, we look forward to investigating ways of creating an inspiring place that offers compelling artistic encounters in Amsterdam and contributes to the city’s thriving artistic climate’ zegt directeur Beatrix Ruf. Maar hoe aantrekkelijk is het voor een culturele instelling om met Ammodo in zee te gaan? Het Stedelijk is zeker niet de enige, het rijtje is uitgebreid. Zelfs inclusief het Van Abbemuseum dat zo vaak politiek de nek uitsteekt.

Ammodo heeft een voorgeschiedenis die instellingen als het Stedelijk Museum zouden moeten kennen. Want elke instelling dient zich voldoende te informeren over een geldschieter waarmee het in zee gaat. De geschiedenis van Ammodo is besmet. Het komt erop neer dat ‘pensioenpremies van havenarbeiders in Rotterdam en Amsterdam buiten medeweten en tegen de wil van de spaarders een andere bestemming kregen’, zoals zes hoogleraren in 2014 in een opinie-artikel in de NRC betoogden. Dit wil zeggen dat in 2007 pensioenverzekeringsbedrijf Optas buiten medeweten van werkgevers en werknemers in de havens is verkocht aan verzekeringsmaatschappij Aegon. De Stichting Optas streek hiermee een vermogen op van circa 1,3 miljard euro dat zij nu besteedt aan ‘culturele en wetenschappelijke’ doelen. Hoewel de overdracht juridisch klopt, is het moreel verwerpelijk. Een culturele instelling kan het geld aannemen, maar moet goed beseffen dat het zich kan corrumperen en hiermee de eigen geloofwaardigheid en morele positie op het spel zet.

In 2014 schreef Eric Smit een artikel voor FTM over de verkoop van Optas en het geld dat Ammodo nu uitdeelt aan kunsten en wetenschappen. Hij citeert CDA-kamerlid Pieter Omtzigt: ‘Het is pensioengeld dat op slinkse wijze werd omgekat tot een fonds voor goede doelen. Mensen hebben voor dat geld gewerkt, dat moet aan pensioenen ten goede komen. Punt. De ontvangers moeten weten waar het geld vandaan komt en moeten overwegen het niet in ontvangst te nemen’. Uit Smits rondgang langs instellingen blijkt dat ze moeilijk kunnen uitleggen waarom ze geld aannemen van Ammodo. Houvast biedt punt 1.4.6 van de gedragscode (2012) van het Instituut voor Fondsenwerving: ‘Iedereen die organisaties of projecten in de sector wil steunen, met respect voor de belangen van de organisatie en van de consumenten, zal naar algemene fatsoensnormen en met respect voor hun wensen worden behandeld. Ter bescherming van de goede naam van de organisatie en van de sector in het algemeen worden bepaalde donateurs echter bij voorbaat geweerd als het risico bestaat dat de geloofwaardigheid van de organisatie in het geding kan komen.

Robin Hood is de fictieve uitzondering, stelen van de rijken om het aan de armen te geven. In de echte wereld gaat het andersom, stelen van de armen om het aan de rijken te geven. Stelen van havenarbeiders om het aan kunst en wetenschap te geven. Dit voedt de onrust van kanslozen die vinden dat het establishment in een eigen bubbel leeft en zich niets aantrekt van gewone mensen. De logica is dat wie de macht heeft de regels kan stellen. De 1% van Occupy die aan de touwtjes trekt wordt inmiddels de 0,1% genoemd. Zo erg is het. Dat heet in nette termen denivellering. Die ontwikkeling is geen direct gevolg van eerlijke concurrentie of de open markt van het kapitalisme, maar komt voort uit de beschermingsconstructie van het corporatisme. Exact het nadeel van het Nederlandse poldermodel waarin belangenorganisaties, zoals werkgevers- en werknemersorganisaties vooral in het recente verleden met de overheid in vooroverleg afspraken maakten.

Vraag is in hoeverre Nederlandse musea als Museum Boijmans, Van Abbemuseum, Kröller-Müller Museum, Mauritshuis, Museum Boerhaave, Ons’ Lieve Heer op Solder, Rijksmuseum of Stedelijk Museum zich bewust zijn van het verleden van Ammodo. Of doen ze net of hun neus bloedt, zolang het duurt? Er is veel voor te zeggen voor instellingen om op morele gronden geen geld te aanvaarden van Ammodo. Ook om de eigen goede naam te beschermen die zich op enig moment door negatieve publiciteit over Ammodo tegen deze instellingen kan keren. Het verdient ernstige overweging voor instellingen zoals het Stedelijk Museum om voortaan geen geld meer van Ammodo aan te nemen omdat het besmet is. Dan kunnen ze gelijk werken aan het rechtzetten van het hardnekkige beeld dat Nederlandse musea zo behoudzuchtig en ouderwets zijn.

Foto: Schermafbeelding van berichtStedelijk Museum Looking for a New Contemporary Art Venue in Amsterdam’ op Artforum, 24 mei 2016.

Kruse en Finkielkraut zien kunst als fundament van Europa. Waarom breken PVV en VVD geen lans voor Europese cultuur?

Rijksmuseum Amsterdam

In Nederland is er nog steeds niemand in de politiek die het hartstochtelijk opneemt voor kunst. Nederlanders is door vooral vertegenwoordigers van de conservatieve VVD een beeld geschetst dat kunst het verdient bij het oud vuil gezet te worden. Dat kwam in 2011 hard aan. Ook omdat het onverwachts gebeurde en onnodig was. Kritiek kwam vooral van mensen die werkzaam waren in de kunstsector en door sluitingen hun baan verloren, maar ook van maatschappelijk betrokkenen die een breed belang van kunst zagen. En dan waren het nog niet eens de bovenmatige bezuinigingen die het meest stoorden. Van vaak 30% bij culturele instellingen waarvan gezegd werd dat ze nodig waren om door de teruglopende inkomsten het budget in evenwicht te brengen. De neerbuigendheid van een volledige politieke klasse tegenover de kunsten deed meer pijn. Omdat het duidde op onbenul van de beunhazen in de politiek die het belang van cultuur niet meer waardeerden.

Hoe het anders kan tonen twee voorbeelden vanaf de rechterflank aan. De conservatieve Franse filosoof Alain Finkielkraut van wie gezegd wordt dat-ie aanleunt tegen het gedachtengoed van het Front National neemt het in een NRC-interview met Peter Vermaas op voor de Europese cultuur: ‘Tegenwoordig geeft Europa de cultuur echter op aan iets anders, aan de moderne techniek, aan de consumptie. Ik hou te veel van Europa, de Europese beschaving, de diversiteit, het landschap, om haar in de steek gelaten te zien worden door de EU’.

De Duitse CDU-parlementariër Rüdiger Kruse breekt in een interview dezelfde lans voor de Europese cultuur. Hij meent dat Europa met ‘cijfers en tekens’ niet te verklaren valt: ‘Het Europese verhaal is cultuur. Met de cultuur als kernelement van Europese zelfdefinitie ontstaat een keten van legitimatie die veel verder teruggaat dan de monetaire unie of hun wortels, of het generatie na generatie uitgewoonde Duits-Franse conflict.’ Kruse meent dat als men de cultuur weer centraal stelt dat de kunstmatigheid die de EU aankleeft de pas afsnijdt: ’Dat we cultuur-Europeanen zijn is makkelijk te begrijpen. Het vereist gewoon een andere perceptie en waardering van cultuur: kunst niet als bouw van de samenleving, maar als fundament.

Er valt heel wat af te dingen op de standpunten van Finkielkraut en Kruse. De Europese cultuur zetten ze niet in om de cultuur, maar instrumenteel als ‘identiteitsvormend’ element dat van alles buiten de deur dient te houden: consumentisme, kosmopolitisme, multiculturalisme of nog erger: Europese eenheidssoep die naar niks smaakt en niemand dient. Waartoe dat uiteindelijk moet dienen is de vraag. Leidt dat tot een opvatting van kunst en cultuur die over grenzen gaat of juist grenzen moet vormen? Maar ze doen in elk geval serieus een poging om verder te denken over het belang van cultuur in relatie tot de EU. Waarom dit geluid in de conservatieve PVV en VVD niet klinkt is het raadsel van de Nederlandse politiek. Juist partijen als de PVV en VVD die nationalisme, identiteit en grenzen belangrijk vinden en zich eurosceptisch uiten zouden deze standpunten kunnen onderbouwen door een lans te breken voor een herwaardering van de Europese cultuur. Maar ze zijn intellectueel niet in beweging te brengen. Lui denken en makkelijk snijden op kunst is het gevolg.

Foto: Rijksmuseum. Amsterdam, 2013.

Volk wordt voorgelogen dat bibliotheek Tropeninstituut is gered

In Nederland worden geen BIBLIOTHEKEN verbrand maar verkwanseld Tropen Bibliotheek_8842746582_l

Update 17 oktober 2014: Oud-directeur van de Tropenbibliotheek Hans van Hartevelt heeft een sleutelroman over zijn voormalig instituut geschreven: ‘De verkwanseling van een kroonjuweel’ dat bij In de Knipscheer verschijnt. De Tropenbibliotheek had gered kunnen worden, maar toch gebeurde het niet. Op het waarom gaat de auteur in. De uitgeverij vat in een toelichting de vragen samen die nooit in het openbaar beantwoord zijn. Tot schande van Nederland: ‘Waarom graven bewindslieden zich in? Is er een rekening te vereffenen? Is hier sprake van een tunnelvisie? Sluimerende conflicten breken uit, toezichthouders kibbelen, bestuurders worden vervangen, cultuur kost geld en moet uit de instelling worden weggesneden als een gezwel.’ 

Update 26 oktober 2013: Jeffrey Shane, bibliothecaris van Ohio University vindt de dreigende vernietiging van een deel van de collectie van het Tropenmuseum een grof schandaal. Hij wil dan ook met collega’s proberen in elk geval de boeken over Zuidoost-Azië te redden, zo citeert het AD Trouw. Een grof schandaal, inderdaad. Wat een ontluistering voor de Nederlandse politici die hiervoor verantwoordelijk zijn.

Wat is de reden dat er in Nederland bovengemiddeld op kunst en cultuur wordt bezuinigd? Veel zonder direct profijt moet weg: erfgoed en talentontwikkeling. Door afnemend historisch besef nu verliest ons land straks z’n historisch geheugen. Da’s het kapitaal dat in vorige generaties is opgebouwd. De gevolgen merken we pas later. Afbraak is een traag proces. Het is door de bezuinigingsdrift en afbraakpolitiek onder leiding van de VVD in gang gezet. Onze politieke brekers besteden liever 30 miljard euro aan banken of 5 miljard euro aan de JSF dan het cultureel erfgoed of de kunsten genereus te steunen. Ze spreken nog met genoegen over hun afbraak ook. Dat zet het in de categorie van de psychose. Wat filmtheoreticus Siegfried Kracauer over de Duitse ziel in de aanloop naar het nazisme ‘Kollektivdispositionen’ noemde. De waanvoorstelling van een volk.

Onder deze pose van masochisme en zelfverloochening zit volop berekening. Want zoals gezegd treft het niet de banken of de krijgsmacht, maar wel de voorzieningen van de gemeenschap. Erfgoed en kunsten die met hun indirect belang kwetsbaar zijn worden door de politieke elite als makkelijke prooi opgeofferd. Zodat de politiek van wie altijd blindelings verondersteld kon worden dat het de cultuurhistorie en de nationale identiteit van Nederland beschermde deze nu juist aanvalt. Om dit te maskeren wordt met bombarie en veel sponsorgeld af en toe een Rijksmuseum opgetuigd. Maar daarachter wordt de basisinfrastructuur uitgekleed.

Deze ontwikkeling laat zich goed illustreren aan de verkwanseling van de bibliotheek van het Tropeninstituut. Media kopten dat de bibliotheek gered was. Dit naar aanleiding van de beantwoording van kamervragen van SP’er Jasper van Dijk door minister Jet Bussemaker. In werkelijkheid wordt de bibliotheek echter niet gered, maar om zeep geholpen. Liefst 700.000 titels gaan de container in en de collectie wordt uit elkaar gerukt.

Deze conclusie bereikt sporadisch het publiek. Malou van Hintum in De Volkskrant uitgezonderd. Tegenover haar kritische noot staan tientallen berichten die de voorgevormde mening van het kabinet navolgen. Dat komt omdat de beeldvorming wordt gedomineerd door de overheid en de instellingen die er financieel van afhankelijk zijn. Zoals universiteiten. De journalistiek stelt berichtgeving gelijk aan persberichten van anderen. De spin vanuit het kabinet is erop gericht om een fundamenteel publiek debat niet te laten ontstaan. Dat lukt.

Bewustwording bij het publiek is de sleutel om dit proces van misleiding door de politiek te keren. Het kabinet draait, de journalistiek aapt na, betrokken instellingen zoals het Tropeninstituut stellen interim-managers uit het bedrijfsleven aan die de afbraak uitvoeren en de profijtelijke afdelingen naar de markt brengen. En deze jagen medewerkers met hart voor de zaak op straffe van ontslag angst aan. Managers ontvlechten, stoten af en saneren alsof erfgoed een bedrijf is. Hun opdracht is echter fundamenteel fout. De associatie ‘zuiveren‘ doemt op, de ‘gezonde‘ onderdelen worden gespaard. Het Nederlandse volk gaat mee in de waan. Volgens Omroep Flevoland verhuizen 50.000 boeken van de bibliotheek van het Tropeninstituut naar een opslagloods op een industrieterrein in Urk. En minister Bussemaker durft in haar antwoord te zeggen: ‘Tijdelijke opslag is echter geen oplossing. De waarde van een collectie zit juist in de toepassing van de verzamelde kennis.’

Foto: Tjebbe van Tijen, ‘In Nederland worden geen bibliotheken verbrand‘. 2013.

Cultuurplan Schreurs in Eindhoven afgewezen. D66 doet kunst

Van D66 moeten de culturele instellingen het ook al niet hebben. Dat blijkt in Eindhoven. Een meerderheid van de raad keerde zich gisterenavond tegen het plan van wethouder Mary-Ann Schreurs (D66). Het kwam niet onverwachts. De wethouder wil ‘flexibiliseren‘ met als gevolg dat instellingen geen financiële zekerheid meer gegeven kan worden. Kritiek op Schreurs is dat ze de bodem onder deze instellingen wegslaat. Ze dienen immers gegarandeerd te zijn van enige continuïteit om te kunnen plannen, programmeren en personeel in dienst te houden. De wethouder werd alleen gesteund door haar eigen partij. Wat de aloude vraag oproept wat vertegenwoordigers van D66 van politiek begrijpen en wat ze er eigenlijk in willen bereiken. Schreurs wil door subsidie minder vanzelfsprekend te maken de culturele instellingen dichter op de markt zetten met als doel ze zo te laten professionaliseren. Maar in dit streven gedraagt ze zich als politieke amateur. Zonder draagvlak.

ke

Foto: William Kentridge, ‘The Refusal of Time‘. In het Van Abbe Museum, Eindhoven, 2013.

Tropenmuseum snijdt in wetenschappelijke kennis: Meulenbeld

allesvanwaarde

In het Tropenmuseum vallen zo’n 30 ontslagen. Ondanks de beeldvorming dat het ‘gered‘ is. Een typisch geval van de halflege of halfvolle fles. De museumsector vecht een ongelijke strijd tegen de onverschillige politiek. Niets is meer vanzelfsprekend. Alles van waarde blijkt nog weerlozer dan de dichter al zei. In Trouw deed in een interview met Eildert Mulder Ben Meulenbeld gisteren een boekje open. Hij is conservator Zuid-Azië en wordt ontslagen bij een reorganisatie die het wetenschappelijke hart uit het museum snijdt. Vier van de zeven conservatoren moeten weg. Een onbegrijpelijk groot aantal dat collecties verweesd achterlaat. Over 15 jaar zijn ze voorgoed uit de tijd omdat ze niet meer geactualiseerd zijn, zo vermoedt Ben Meulenbeld.

De conservator houdt een krachtig betoog dat de essentie raakt. Juist omdat-ie zich niet verliest in politieke verhalen die altijd weer een antwoord hebben, maar de bezuinigingen vanuit zijn vak benadert. Het gaat over Nederland dat de luiken sluit. Meulenbeld zal het publiek niet langer informatie over het hindoeïsme of India kunnen geven: ‘Ze bellen, mailen, of vragen naar me bij de portier. Datzelfde overkomt de eveneens ontslagen collega’s voor Afrika of Indonesisch textiel‘. Die kennis is straks nergens meer in Nederland te vinden. Deze conservatoren zijn onmisbaar omdat ze een correctie geven op trends en sjablonen die de werkelijkheid reduceren. Over de dalai lama, de Indiase islam of het naar elkaar toegroeien van religies, het syncretisme.

Het ontslag van Meulenbeld en de andere conservatoren past in een beeld omdat zij niet meer in een beeld passen. Een interim-manager die over hun lot besliste sloot ook de bibliotheek. De politiek met toevallig veel direct betrokken PvdA’ers als de ministers Bussemaker en Ploumen en wethouder Gehrels van Amsterdam klopt zichzelf op de borst dat het Tropenmuseum tot 2017 gered is. Maar dat het zo ver moest komen is een schande voor een ontwikkeld land. Dat iemand als Ben Meulenbeld met zijn kennis verdwijnt voor Nederland. En ook voor Zuid-Azië. Want het Tropenmuseum werkte altijd twee kanten op. In de tijd van vroeger. Ooit.

Foto: Lucebert, de dichtregel ‘alles van waarde is weerloos‘ uit het gedicht ‘De zeer oude zingt‘ in neon op de dakrand van de Willem de Kooning academie in Rotterdam.

Cultuur vecht ongelijke strijd tegen onverschillige politiek

Bunker_Hill_by_Pyle

In Nederland zit cultuur niet meer prominent in de genen van politici. Blijkbaar ook niet meer in de opvoeding. Die observatie staat los van een cultuurpolitiek standpunt dat zegt dat er een streep door bezuinigingen moet. Straks zit het ook niet meer in die van het staatshoofd. De nieuwe koning geeft de voorkeur aan hossen met hockeymeisjes boven het kijken naar een schilderij van Mondriaan. De directe kick verdringt de bezinning.

Aan de horizon wacht reeds de netwerkmaatschappij die kantelt naar zelfredzaamheid en kleinschalige initiatieven. Op termijn is het gedaan met de grote bedrijven, de prietpraat van managers en het idee dat alle macht van boven komt. Voor cultuur is het van levensbelang om de crisis ongeschonden door te komen. Die economisch en bijzonder voor Nederland, ook intellectueel van aard is. De professionals in het culturele veld moeten standhouden in een uphill battle om alle kennis en inzichten door te geven aan volgende generaties.

Politici en koning kunnen weglopen van een slag die verloren dreigt te gaan, maar directeuren of kunstenaars moeten standhouden omdat ze beroeps zijn. Het vertragen van de afbraak is de tactiek die de cultuur wacht. Niet de voorhoede, maar de achterhoede bepaalt het voortbestaan. Geen avant-garde, maar arrière-garde. Soms flakkert een oud beeld dat uitdrukt dat de avant-garde de aard weergeeft, maar dat smoort als culturele instellingen verdwijnen of ontaard zijn. De opvatting dat de egalitaire samenleving, het modernisme en het afwijzen van de massacultuur samengaan wordt onbruikbaar als we richting netwerkmaatschappij glijden.

Op 5 en 6 april was in Portugal een conferentie van de ICOM over overheidsbeleid in tijden van recessie. ICOM zelf presenteert de Verklaring van Lissabon als een belangrijke uitkomst. De Belgische, Kroatische, Griekse, Italiaanse, Portugese en Spaanse afdeling hebben ondertekend en roepen andere landen op binnen een maand hetzelfde te doen. Het roept de Europese regeringen op om musea en cultuur met het oog op de recessie te steunen. De volgende zin lijkt met name toegespitst op het Nederlands overheidsbeleid: ‘Blinde automatische bezuinigingen maken geen onderscheid tussen kortstondige initiatieven en permanente instellingen.’

Erfgoed, musea en cultuur worden in crisistijden door beleidsmakers vaak als luxe afgetekend. Omdat de maatschappelijke steun voor cultuur klein is vertaalt zich dat in een gemakzuchtig politiek standpunt. Onder het motto ‘Na ons de zondvloed‘ lopen politici weg. Terwijl de sectoren door de zorg voor talentontwikkeling de kiem van de toekomst in zich dragen. Beleidmakers zouden moeten erkennen dat in ontwikkelinstellingen en musea onderzoek, conservering, verspreiding van kennis en historisch geheugen met elkaar verstrengeld zijn. Momenteel dreigt het Tropenmuseum gesloten te worden en knokt het keramisch topcentrum EKWC dat wereldwijd gewaardeerd wordt maar niet in Nederland zonder vanzelfsprekende steun voor het voortbestaan.

Foto: Howard Pyle, Bunker Hill. Gepubliceerd in Scribner’s Magazine in 1898.